driftigheid
droog
hasty; 2 ^ afloat, adrift; worden, zich ~ maken, fly into a passion; Ilarfpassionately.
driftigheid, v passionateness, quickness (of
temper), hastiness of temper.
driftkop, m hothead, spitfire, F tartar. drijfanker, o & drift-anchor.
drijf beitel, m ^ chasing-chisel.
drijfhamer, m X chasing-hammer, mallet, drijfhout, o drift-wood, floating-wood. drijfijs, o drift-ice, floating-ice, floe-ice. drijfijzer, o ^ driving-bolt.
drijfjacht, v drive, battue, beat.
drijfkracht, v i ^ propelling-force; 2 fig
driving-force, moving power.
drijfnat, sopping-wet, soaking-wet.
drijfnet, 0 drift-net, hang-net.
drijfrad, 0 X driving-wheel, fly.
drijfriem, m ^ driving-belt, driving-band. drijftol, m whipping-top.
drijfveer, v motor-spring, moving spring2; fig masterspring, main-spring; wat was zijn ^ tot die daad?, by what motive was he actuated?
drijfwerk, 0 1 chased work; 2 ^ gearing, drijfwiel, 0 ^ driving-wheel, fly.
drijfzand, 0 drift-sand, quicksand.
drijven, I vi 1 float [on or in liquid], swim [on the surfacej; be afloat, be adrift [at the mercy of wind and tide], waft [through the air]; 2 (meegevoerd worden) drift, be drifted; 3 F be dropping water (perspiration); be soaking wet; II vt 1 drive2, propel2, impel2, fig actuate, prompt [to an actionj; 2 (en-) chase [gold, silverj; tem. in de engte press one closely; het te ver carry (push) it [economy, the thing] too far; het tot het uiterste push things to the last extremity (to extremities); iemand 0 tot het uiterste drive one to extremity; d III va be fanatically zealous [in some d cause].
drijver, m 1 driver, drover [of cattle]2 chaser [in metal]; 3 fig zealot; 4 float [of a fishing-line]. ^
dril, m 1 drill; 2 zie ook lil.
drilboog, m drill-bow. ^
drilboor, v drill, wimble.
drillen, vt 1 drill, bore; 2 drill [soldiers &]. drilmeester, m ^ drill-instructor, drill-ser- d drilschool, v F cramming-school. [geant2. d dringen, I vi crowd, push, throng; II vt crowd, push, throng; press [against d something]; dring {mij) niet zool, don't di crowd there!; wanneer het hart (u) tot di spreken dringt, when your heart urges di (prompts) you to speak; ze drongen hem de straat op, they hustled him out into the street; lil vr in: zich in iemands geheimen penetrate into a man's secrets. dringend, aj (& ad) urgent(ly), pressing(ly).
drinkbaar, drinkable, potable. drinkbaarheid, v arinkableness, potability. drinkbak, m drinking-trough, wateringdrinkbakje, 0 (bird's) trough. [trough. drinkbeker, m cup, goblet.
drinkebroer, m toper, tippler, pot champion. drinken, I vt drink [water &]; (have) take [a glass of wine with a personj; II vi drink; op iemands gezondheid drink (to) one's health; veel drink deep; III va drink; IV 0 drinking [is bad]; beverage; zie ook eten.
drinker, m (great) drinker, toper, tippler. drinkgelag, 0 drinking-bout, carousal. drinkgeld, 0 1 drink-money; 2 gratuity, tip. drinkglas, 0 drinking-glass, tumbler, drinklied, 0 drinking-song.
drinkwater, 0 drinking-water.
® droef, sad, afflicted.
droefenis, v grief, sorrow, affliction. droefgeestig, melancholy, gloomy, wistful. droefgeestigheid, v melancholy, gloominess. droefheid, v sadness, affliction, sorrow. droes, m 1 (goedaardige) strangles;
2 (kwade) glanders; (in huid) farcy. droesem, m dregs, lees, draff.
droesemig, dreggy, footy, grouty.
droevig, sad [man]; doleful, mournful, rueful [countenance]; pitiful,sorry [sight]. droezig, glanderous, glandered.
drogbeeld, 0 illusion, phantasma, chimera. droge, in: op het on dry land.
drogen, I vt dry; wipe dry; II vi dry. drogerij, v drying-place; ^en, druggist's drogist, m druggist, dry-salter. [wares. drogisterij, v druggist's shop, dry-saltery. drogreden, v sophism.
drogredenaar, m sophist.
drogredeneering, v sophistry.
drom, m throng, troop, crowd.
dromedaris, m dromedary.
drommel, m deuce, de vil; de ~, the deuce, the devil; wat ^!, what the deuce!; om den ryj niet !f not for Joe!; hij is om den • ' niet dom, he is by no means stupid. drommels, ij & ad 1 the deuce!; 2 < devilish.
drommeIsch,a; devilish, deuced, eonfounded. dronk, m draught, drink [of water &]; een
^ instellen, propose a toast.
dronkaard, dronkelap, m drunkard.
dronken, [predicatief], drunk; [attributief], drunken, tipsy, dronkenmanspraat, m drunken twaddle. dronkenmanswaanzin, m delirium tremens. dronkenschap, v drunkenness, inebriation. droog, I aj dry2 [ bread, cough, humour, &], arid2 [ground, subject, &]; parched Pips]; fig dry as dust; hei zal wel ~ blijven, the (dry) weather will continue; geen <—> brood verdienen, not earn enough for one s bread and cheese; hij is nog niet