zal het eerder den adolescent tot goed dan tot kwaad drijven.
Meer zelfbewust en bekommerd om zijn persoontje heeft de adolescent een zeer sterk persoonlijk eergevoel en een ridderlijkheid, die aan het kind onbekend waren. Hij is waarheidslievend en rechtzinnig, behalve wanneer een bepaalde groepsmoraal het liegen tegenover sommige volwassenen, als normaal en gewoon heeft aanvaard. De adolescent voelt alles dieper. Hij is werkelijk gevoelig voor liefde en vleierij, hij is kwetsbaar, uiterst kwetsbaar, waarbij de vechtlust van den 12 jarige geleidelijk verandert in wraaklust. Die kwetsbaarheid is zoo groot, dat hij nog jaren de indrukken van geleden onrecht bewaart. In sommige gevallen willen adolescenten zich wreken, nog jaren later op een leeraar, en dat voor dingen die deze laatste al een uur nadien vergeten was.
De jongeling wordt gedreven door een hoog zelfbewustzijn en gevoel van eigenwaarde. Daar hij anderszins zijn minderwaardigheid aanvoelt, wordt hij schuchter en onbeholpen. Die schuchterheid is geen lafheid maar een bewijs van innerlijken strijd tusschen het kinderlijk gevoel van afhankelijkheid en minderwaarde en het zelfbewustzijn van den aankomenden man. Hij vreest niets zoozeer als niet op de hoogte te zijn van de omstandigheden en voelt zich „onbegrepen” door de groote menschen. Toch heeft de adolescentie er groote behoefte aan, „begrepen te worden”. Schuchterheid is gansch normaal tusschen 14 en 18 jaar. De adolescent verliest den durf en de zekerheid van het volwassen kind, in dingen die wij zouden bestempelen als waaghalzerij. Als het kind vrees heeft, zal het dat gewoonweg bekennen. De adolescent reageert er tegen. Hij wil moedig zijn, hij wil man zijn, maar is onbeholpen. Die schuchterheid mag niet verward worden met schaamtegevoel in sexueele aangelegenheden, een natuurlijke beschermer van de kuischheid.