Schetsen uit Twenthe's verleden

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

Wie nu eens een tochtje van Delden naar Beckum maakt en de mooie weiden ziet in den Beckumer Plaai zal moeilijk kunnen gelooven welk een wildernis deze streek was, nu ruim een kwart eeuw geleden. Maar onze tocht ging verder. We marcheerden door de Torenlaan, zoo genoemd, omdat de Deldener toren precies in de as van dezen weg staat en we naderden Beckum, welks torentje reeds in de verte groette. Om ons heen, slechts heide en gagel, met hier en daar een poel of een dennenbosch. Langs dezen weg reed ook eens een heer van Twickel, Drost van Twente om de freules van Beckum gevangen te nemen wegens ketterij.

Dicht bij het huis zonder schoorsteen — net zoo één, als onze buurman Völker vroeger had en waarin men het van rook niet kon uithouden — commandeerde baas Ter Boo: „halt!". Hier moest onze arbeid een aanvang nemen. Twickel heeft hier ter weerszijden van den weg eigendommen liggen en de weg zag er allerellendigst uit. Een vierhonderd meter weg diende netjes in orde te worden gemaakt. Met de karren werd het noodige zand aangevoerd en met de kruiwagens werd het verder ter plaatse gebracht waar het noodig was. In een paar uur zag de weg er toonbaar uit en ging de tocht verder. Hier moest een stuk weg geëgaliseerd worden, daar diepe wagensporen gevuld, of hoogten afgegraven. Tegen 12 uur kwamen wij bij het café Munnink waar de mjddagboterham werd verorberd. Daarna werd Beckum bezichtigd.

De biele van Beckum.

Veel was er — en is er nog — in Beckum niet te zien, maar we hoorden er een eigenaardig verhaal, een oud volksverhaal, dat we hier willen vertellen.

Indertijd, toen de freules van Beckum verbrand zouden worden, werd in het Beckummerbosch een flinke esschentak gekapt en daaruit werd een „bielenhelf" (steel voor een bijl) gesneden waarmede het hout voor den brandstapel, waarop de freules den dood vonden, zou zijn gekapt. Dit „bielenhelf", was later weer in Beckum terecht gekomen. Een daghuurder van den Heer van Beckum had bij het bosch ,,'t bielenhelf" weer in den grond gestoken en daaruit was een bijzonder soort esschenboom gegroeid, welke in den tijd, dat wij er waren, door den arbeider Asseleiner nog kon worden aangewezen.

We zijn, met een zeven of acht jongens, dien middag met