De goddelijke waanzin

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    lijfelijke verschijnselen, welke de zielsbeweging vergezellen. De primitieve mensch pleegt in het algemeen op een inwerking van buiten heviger te reageeren dan de mensch op hooger trap van ontwikkeling. Er is slechts weinig toe noodig om hem het hoofd op hol te brengen, om bij hem een waanzinnigen angst te verwekken. Het „verstijven van schrik", het „zich dood schrikken", waarbij soms werkelijk de dood na korter of langer tijd volgt1), is bij de natuurvolken niets ongewoons. En van de Eskimo's lezen we, dat een slag met de vlakke hand op hun tent voldoende was om hun in den letterlijken zin van het woord „de stuipen op het lijf te jagen!" Dezelfde verschijnselen derhalve van verstarring van het lichaam (katalepsie), van schijndood en van toevallen, welke we in het volgende hoofdstuk als hchamelijke verschijnselen van zoo menige ekstase zullen leeren kennen.

    Het zoo even genoemde „verstijven van schrik", het „zich dood schrikken" behooren tot die tallooze voorbeelden van het voortleven als versleten gemeenplaats in onze beeldspraak van wat eertijds was een werkelijke beleving 2). En een dergelijk „overleefsel" is ook het hongeren en dorsten naar God, waarvan de 54ste psalm spreekt. Het verlangen van den natuurmensch naar het heilige had werkelijk iets van „apenliefde". De mensch meende niet beter deel te kunnen krijgen aan het goddelijke dan door het te verslinden! Zoo placht hij bij het offermaal de godheid in den vorm van het heilige offerdier te verteren. En uit tal van uitingen der mystieken blijkt nu, dat deze oertendenz ook hen in de ekstase vervulde. Aldus sprak Ruusbroeck van een hongerige en begeerige ziel, welke op God toesnelde, als wilde zij hem verslinden. Santa Teresa wenschte als voedsel alleen „het heerlijk brood van den tegenspoed". Saint Jean deea

    J) Zie o.a. Max Bartels, Die Medicin der Naturvölker, S. 51; J. G. Frazer, The Golden Bough, p. 204 en The belief in immortality, vol. II p. 46, 231; O. Leroy, l.c. p. 187.

    2) „Affekte, die im höheren Seelenleben ganz scharf in ihrer Besonderheit heraustreten, wie das Liebesbegehren oder der Nahrungstrieb: also Hunger und Eiebe, haben im primitiveren seelischen Vorgang eine enge Verflochtenheit miteinander". Heinz Werner, Einführung in die Entwickelungspsychologie, S. 59. Das „Airffressen aus Liebe" hat seinen realen Hintergrond: geliebte Personen will man nicht verlieren und versucht daher ihre Seele durch Verzehren des Körpers an sich zu bannen. Niemals tötet der Australiër, um Kannibalismus zu treiben: wohl aber verzehrt sogar die Mutter das Fleisch ihres gestorbenen geliebten Kindes und schleppt die sauber hergerichteten und rot gefarbten Knochen ihres Lieblings mit sich". H. Klaatsch, Der Werdegang der Menschheit und die Entstehung der Kultur, S. 234.