regelmatig als een levend persoon" en met behulp van barytwater, waarin men Bien Boa liet blazen, kon men de aanwezigheid van koolzuur in de longen vaststellen.
Weer een belangrijk gegeven, waaruit blijkt, dat aangezien het fantoom ademde, er een ademhalingssysteem aanwezig moest zijn, en dus het hier weer een georganiseerd fantoom betrof, en niet slechts een „in vorm uitgedrukt".
De materialisatie-verschijnselen kunnen dus in twee categoriën verdeeld worden, waarvan de eene de andere aanvult. Tot de eerste groep behooren die, welke onstaan door een „vormende kracht" in dienst van een onderbewuste gedachte van het medium, welke kracht levenlooze voorwerpen kan voortbrengen, of hoofden kan uitbeelden, in platte- of reliëfvorm. De tweede groep omvat die verschijnselen, welke door een „organiseerende kracht" worden voortgebracht als: materialisaties van lichaamsdeelen, normaal gevormde hoofden en menschelijke organismen van min of meer volledige samenstelling.
Welke ook de opvattingen van Sudre hieromtrent zij, hij eindigt zijn beschouwingen met de conclusie, dat de materialisatie-verschijnselen volkomen te verklaren zijn met behulp der Ideoplastie, in combinatie met de prosopopesismetagnomie. Hij zegt dit als volgt:
„Men kan dus logisch vaststellen, dat alle materialisatieverschijnselen, van de levenlooze voorwerpen, de kleederen der fantomen af, tot aan de meest volmaakte verschijningen toe, hierin hun ontstaan vinden. De gelijkenis welke deze laatsten soms kunnen bieden met personen, welke op aarde geleefd hebben, komt voort uit de herinneringen van het medium of de aanwezigen. Dit is een geval van cryptomnesie gevolgd door een „uitdrukking in de stof"."
Zooals men ziet lost Sudre het geweldige probleem op met een... eenvoud van middelen, eenvoudig verbijsterend. Jammer dat zijn conclusies nergens op lijken en slechts zinlooze uitdrukkingen zijn; zij toonen, dat de schrijver er niet aan gedacht heeft een vergelijkende analyse der feiten, welke hij bespreekt, toe te passen.
Er blijft mij dus over te bewijzen, op grond der feiten, dat de volkomen gevormde materialisaties geen „in de stof