Gemeente ten tijde Bataafsche republiek.
Gemeente onder lodewijk Napoleon
Gemeente
tijdens
Fransche
over-
heersching
in vele opzigten ontoegankelijk voor de wet en het algemeen belang; het waren, in zooverre, souvereine corporatiën in den Staat; maar de Staat was dan ook zelf niet meer en niet anders dan een samenstel van souvereine corporatiën, genootschappen en personen, een foederatie zonder eenheid en werkzaam gezag."
De staatsregelingen ten tijde van de Bataafsche republiek maakten afwisselend de gemeenten tot zuiver adniinistratieve lichamen, zonder onderscheiding in steden en dorpen (1798), en tot instellingen (steden, dorpen en districten), welke de vrije beschikking hadden over haar huishoudelijke belangen, met bevoegdheid daarvoor de benoodigde verordeningen vast te stellen (1801).
Onder de regeering van koning Lodewijk Napoleon bleef van de zelfstandigheid der gemeenten bijna niets over, al bepaalde dan ook de constitutie van 1806 in art. 63, dat de bevoegdheid der gemeentebesturen om hun huishoudelijke belangen te regelen door een wet zou worden omschreven.
En tijdens de Fransche overheersching verdween de gemeentelijke zelfstandigheid geheel en al. De Conseil municipal diende den maire alleen van raad en deze was volledig • ondergeschikt aan het centraal gezag.
Sterke centralisatiezucht vierde hoogtij en zóó vond, nadat Nederland het Fransche juk had afgeschud, de nieuwe regeering geen spoor van zelfstandig gemeentelijk leven meer aanwezig.