voortdurend gekoesterden eigen wensen, stelde hij zich weder beroepbaar.
In 1926 vertrok hij naar Groesbéek's pastorie.
Aldaar hielp hij een „kinderarbeid": „Morgenrood"oprichten.
Zijn in 1930 verschenen bundel: „Wrakhout", is literair zrjn belangrijkste werk. Niet alleen met groote üefde geschreven, doch fel van visie. Het boek bevat een aantal schetsen over gedegenereerden - wrakhout op de kust van het leven.
BIBLIOGRAFIE:
Romans en Novellen:
1906 „Van de arme Friesche heide".
1908 „Uit het land van ouwe Lutske".
1908 „De reuzen van Walroo" (in 't „Vischnet").
1910 „Schemerdal".
1911 „Toen de heide riep".
1916 „In Efratha's velden".
1917 „Ochtendgloren". 1925 „De halsketen".
? „De zoon van den roofridder", 3e druk 1925.
1928 !;DetShertog van Lancaster" (vervolgverhaal in 't Zondagsblad van „De
Rotterdammer"). 1930 „Wrakhout" (novellen). 1930 „Kingjum".