Bijdrage tot de kennis van het Engelsch tusschenbestuur van Suriname, 1804-1816

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

predikant van Curagao benoemd 1). De Staatssecretaris verzocht Bentinck voor diens ontvangst de noodige maatregelen te willen treffen 2).

Voorts merken wij uit dezelfde Notulen op, dat Bentinck tot eersten Raad Fiscaal C. J. Karseboom had aangesteld. Hierdoor werd M. S. Schuster uit die functie ontheven en weer tot Secretaris van het Hof van Politie en Crimineele Justitie benoemd. Tot tweede Raad Fiscaal, tevens praeadviseur van het Hof werd J. D. Croese aangewezen en tevens werd hem het ambt van Landsadvocaat opgedragen. Door ontslagaanvrage van den Ontvanger der Modique Lasten, C. Steffens, werd J. Pringle zijn opvolger. In diens plaats werd tot Gouvernements-Secretaris N. W. de Reus benoemd. Door deze mutaties zien wij een kring van Hollandsche ambtenaren in vooraanstaande functies rondom den Gouverneur geschaard.

Wat ons opvalt, is, dat Bentinck met de kolonisten goed kon opschieten en gespaard bleef voor de critiek, die op zijn voorgangers steeds werd uitgeoefend. Daar hij niet de mentaliteit had van van Imbyze van Batenburg van Berbice en Antony Beaujon van Demerary, die door Engelsch goud beïnvloed, deze Koloniën totaal vervreemdden3), bleef Suriname zijn specifiek Hollandsch karakter behouden.

De eerste politieke verwikkelingen, waarmee de landvoogd te kampen had, was de kwestie van een Engelschman Thomas Maxwell, die in Bentinck een ondermijner van het Engelsch gezag meende te zien. In een brief4) van dezen Maxwell aan den Staatssecretaris lezen wij: „that he Maxwell without previous notice or information, marched as a criminal" voor het Hof van Crimineele Justitie, dat hem streng ondervroeg.

„I briefly informed those Persons (of the Court), that I should not therefore either submit my case or plead to their

4) Brief van 18 Febr. 1809 aan Bentinck (A.R.A.).

2) Pol. Notulen. 23 Juny 1809 (A.R.A.).

3) P. M. Netscher, Gesch. van de Koloniën Essequebo, Demerary en Berbice, pag. 286—288. ('s-Hage 1888).

4) W.O. 1/153. 13 October 1809. (P.R.O.).