Valck, gemacht hat, die ihn angeblich völlig ruiniert hat und mit seinem letzten Gelde durchgegangen ist. Verbittert sagt er, dass er jetzt (1681) unglücklich in Leeuwarden sitze. 1688 ist er noch in Amsterdam nachzuweisen. Wahrscheinlich ist er auch identisch mit dem fleer Jacob de Hennin aus Amsterdam, gewesen Capiteyn ten dienste deser landen, der am 25. Juli 1688 im Haag mit zitternder Hand eine Urkunde unterzeichnete *).
Der Anlass zur Inventarisierung war der Tod von de Hénnins erster Frau, Maria Macharis.
Op den twaelfden October Anno 1669 compareerden (im Haag) .... Maria Catharina Hamakers en Marya van der Meulen, priseersters .... en taxeeren alle de goederen die ST.'Jacob de Hennin met Marya Macharis sa: int gemeen hebben beseten en by haer metter doot ontruymt en naergelaten.
Ansehnlicher Hausrat in einem grossen Hause mit etwa 9 Zimmern.
Ten voorschreven dage hebben Symon de Putter, kunstverkoper, en Nicolaes Lissant, Mr. Schilder, de naargespecificeerde Schüderyen getaxeert als agter yder derselver is uytgedrukt. In de camer.
(1) .2) Twee stukken van Berghem .... ƒ 120.—
(2) . Brie stuitjes, een van d'Hennin, een
van Mr. Cornelis (van Haarlem) en copie van Lucas (van Leiden) ...»
(3) . Een stuk van Hondekoter met vogels . „ 22.
(4) . Een vogel van Crabbetjes (sic! Asselyn). „ 9 —
(5) . 5 stuckjes, 2 kaersligjes (Szenen bei
Kerzenlicht), ee« tronitje en een kleyn rondetje (von) van Goyen. .. . • • » 1®-
(6) . Een zeetje (Marinebildchen). . . i „ H—
(7) . Een stukje van Jacob de Hennin in
een vergidde lyst j>
1) Prot. Not. J. Stael, den Haag.
2) Die in ( ) beigef ügte Nummerierung ist im Original nicht vorhanden.