Nota over het rekest en betoog der Deliplanters vereeniging aan den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië naar aanleiding van het ontwerp van Mr. A.F. van Blommestein
M.
De vraagpunten, waarover de leden na het debat gestemd hebben, waren deze:
„I. Is het met goede rechtsbeginselen bestaanbaar, „dat de Staat in sommige gevallen de nakoming van „civiele verbintenissen door strafbepalingen waarborgt?
„Ha. Ingeval de verbintenis betrekking heeft tot den „publieken dienst?
„ö. Behoort in dit geval de strafbepaling beperkt te „worden tot tijden van oorlog, van dreigend oorlogsgevaar of van gevaar voor de algemeene veiligheid van „personen of goederen?
„e. Wordt ook buiten het geval sub a aangeduid „dergelijke strafbepaling voldoende gerechtvaardigd „door andere eischen van algemeen belang?
„d. Behoort zij te worden uitgebreid tot contracten „tusschen werkgevers en werklieden?
„e. Behoort zij te worden uitgebreid tot contracten „tusschen meesters en dienstboden?".
Alhoewel in het begin van het debat de voorzitter verklaarde, dat in het vraagpunt II d alleen bedoeld werden contracten tusschen werkgevers en werklieden in Nederland, en daardoor het debat, voorzoover het over dit vraagpunt liep, tot die contracten in Nederland beperkt werd, is toch, om het groote gezag van de juristen, die aan hot debat deelnamen — onder wie de hoogleeraren in het strafrecht Mrs. Modderman (Leiden) en Pols (Utrecht) (1), in het Bomeinsch Eecht Mr. J. E. Goudsmit (Leiden), en Mr. J. A. Levy —, alsmede om het' groote gezag, dat aan de uitspraken van de Nederlandsche juristenvereeniging pleegt te worden toegekend, aan hare op 26 Augustus 1876 ter zake gegeven uitspraken en de daaraan voorafgegane redevoeringen ook voor Indië groote waarde toe te kennen.
Naar aanleiding van vraagpunt I gaf Prof. Modderman zijne meening aldus te kennen: „De Staat heeft al de „bevoegdheden, zonder welke Hij Zijne roeping niet kan „vervullen, en die roeping bestaat vóór alles hierin, dat „Hij het onrecht beteugele, het recht handhave. Door „zachte middelen als het kan, door strenge als het moet. „Daartoe heeft hij, onder andere, het strafrecht, de groote citadel, die het geheele gebied beheerscht. Het „geschut van die citadel worde met de meest mogelijke „langmoedigheid aangewend, maar als de maatschappelijke behoefte het eischt, dan mag het, tot beteugeling van het onrecht, welk ook, gebruikt worden.
„Ik ben waarlijk geen voorstander van uitbreiding „der reeks van strafbare handelingen. Maar ik vindiceer „voor den Staat in beginsel de bevoegdheid om „wegens elk onrecht straf te bedreigen en toe te passen, „zoo dikwerf het maatschappelijk belang het eischt. De „plicht, de roeping van den Staat om het recht te handhaven is voor de noodzakelijke straf een voldoende rechtsgrond".
Uitdrukkelijk sloten zich Prof. Goudsmit en Mr. Levy bij deze zienswijze aan, en met acclamatie werd vraagpunt I bevestigend beantwoord.
Ook in de toelichting van het ontwerp wordt deze zienswijze weergegeven. Op blz. 75, al. 3 aldaar wordt toch, o. a. met verwijzing naar de Handelingen van de gemelde vergadering der Nederlandsche juristenvereeniging, er op gewezen dat men het er tegenwoordig vrij-
(*) Prof. Gr. A. van Hamel was niet aanwezig.
17