of menschen die mooie boeken lazen, maar, als schrok ze van 't verraad tegenover haar eigen klein plaatsje, vertelde ze hem van de kerk, de mooie oude kerk dicht bij haar huis, en den toren, den mooien toren die als een vader over 't stadje waakte, die, zooals zij meende, 'n ziel had...
Daar wilde hij graag van hooren van de kerk en van dien toren die 'n ziel had en er was immers 'n mooi orgel, zou hij daar niet eens kunnen spelen ? O, ja, zeker, natuurlijk, dat zou wat heerlijk zijn en hij zelf zou genieten van 't mooie orgel.
Weer zwegen ze en gingen verder en liepen midden in 't blije geluk, goud leek 't om haar heen; de lucht was zoo fijn boven de huizen — er waren tierige geluidjes van vogels in de kale boomen. Het leven was heerlijk en deze stonde was een mooie, een uitblinkende om vast te houden, om te doorleven met heel diepe ademhaling, met vollen teug!
Hij bracht haar tot de brug van de Veenkade en daar voelde Riekje zich licht en vlug gaan, van de brug af naar 't oude grachtje toe met leelijke burgerlijke huizen, maar de zon scheen en alles had iets vriendelijks.