Verslag van de commissie voor de bepaling der waarde van de tot het domein van den lande terug te brengen gedeelten der Pamanoekan- en Tjiasemlanden
61
Maatschappij gegeven. In den brief nl. van 13 Augustus 1917 No. 19/43 van den Vertegenwoordiger der Maatschappij aan den Controleur van Soebang staat vermeld als nieuwe sawah uit de Tambakdahan-leiding, aangelegd in 1914/'15, een oppervlak van 276 bouw. Met dit cijfer voor oogen, en verder met de wetenschap dat de verbeterde bevloeiingstoestand ook elders in 't Tjigadoeng-bevloeiingsgebied heeft aanleiding gegeven om naast de bestaande nieuwe gronden in ontginning te nemen (in 1915/'16 o.a. in de desa's Tegaloeroeng, Bobor, Legonkoelon en Majangan alleen al tot een oppervlak van ± 90 bouw) lijkt de veronderstelling niet gewaagd, dat vanaf de openstelling der Tjigadoeng-werken in 1911/'12 tot aan 1916 in totaal een 500 bouw sawah onder stimulans der nieuwe irrigatie-werken is aangelegd, en de gekapitaliseerde netto-opbrengst van deze 500 bouw alleen al overtreft het waardebedrag der irrigatiewerken ad ƒ 112 000.—.
Wordt de verbetering voor het bestaand sawahgebied ad 8500 bouw mede in rekening gesteld, en met name o.a. gedacht aan den verbeterden watertoevoer, welke voor de 1100 bouw sawah tusschen de Tjigadoeng en de Tjipoenegara, door den bouw van het kunstwerk Kebontjaoe in de beneden-Tjigadoeng (dit is een der Tambakdahanwerken), bereikt werd, dan behoeft het niet twijfelachtig te ziju, dat de Maatschappij in haar tjoeké-opbrengst van 1916 reeds voldoende revenu had voor de betrokken irrigatie-uitgaven.
Tenslotte nog de diverse kleine irrigatie-werken, waarvoor geclaimd wordt. Kan van de tevoren besproken irrigatie-werken gelden, dat zij niet alleen met 't oog op de nooden van het heden, maar ook in ruime mate met 't oog op de eischen v$n de toekomst, ontworpen zijn, voor deze kleine werken kan datzelfde niet opgaan. Dergelijke werkjes worden alleen geëntameerd, wanneer daardoor df een dadelijk zichtbare verbetering bereikt wordt, öf wanneer zij in elk geval in de eerste jaren na hun voltooiing een aan de bestede uitgaven geëvenredigd resultaat opleveren. Op grond van de overtuiging, dat een particulier landheer dergelijke kleine verbeteringsen uitbreidingswerken niet aanlegt, tenzij hij zeker is daar in een paar Jaar tijds behoorlijk revenu van te zien, kan m.i. weiaangenomen worden, dat in 1916, gemimmeld 5 jaar na de voltooiing dier werkjes, dat behoorlijk revenu wel bereikt zal zijn, m.a.w. dat in de tjoeké-opbrengst van 1916 wel een bedrag van ƒ 29 000.—
= ƒ 1700.— zit,
17
dat als rechtstreeks resultaat van de uitgevoerde werken is te beschouwen.
Als conclusie van de voorgaande beschouwingen kan gelden, dat volgens inzicht van o.g. bij vergoeding aan de Maatschappij op grondslag van tjoeké-cijfers van 1916, daarmede tevens voldoende schadeloosstelling wordt betaald voor de uitgaven, welke de Maatschappij zich voor irrigatie-aanleg getroost heeft.
III. Het oppervlak der mogelijke s a w a h u i t b r e i d i n g e n op de Pamanoekan- en Tjiasemlanden.
In Schedule VIII van de Claim der Maatschappij zijn opgegeven de uitgestrektheden grond, welke volgens haar in de toekomst sawah zouden worden, en aan dit feit een hoogere waarde ontleenen, dan aan andere woeste gronden toekomt. De Maatschappij verdeelt de gronden in drie categoriën, en wel:
1. de in 1916 onbeplante gronden, welke volgens haar in de eerste plaats voor nieuwe bebouwing in aanmerking zouden komen. Voor de drie benedendistricten, waar deze onbeplante gronden in hoofdzaak voorkomen, zou het gezamenlijk oppervlak in 1916: 5355 bouw bedragen hebben;
2. een oppervlak aan woeste gronden van 17400 bouw, waarvoor irrigatie-werken reeds voorhanden zouden zijn;
3. een oppervlak van 6274 bouw woeste gronden, waarvoor nog geen irrigatie-werken aanwezig zijn, maar welke geirrigeerd kunnen worden, en zoo tot sawah omgezet.
1. Wat de eerste catagorie van gronden betreft, blijkens een verbeterde opgave van 24 Juli 1917 No. 19/41 zou het "totaal oppervlak ervan eigenlijk 5644 bouw bedragen, maar tevens bleek toen, wat, althans volgens de Maatschappij, de redenen geweest zijn voor het onbeplant blijven dier velden. Gespecifieerd voor de drie districtten zijn zij aldus:
Verslag.
Reasons. Pamanoekan. Pegaden. Tjiasem.
| | 1 ■
Fl00dB 682 682 943
Want of rain 171 337 3gl
Want of bibit _ 2 263
Galangans 583 594 ■ 1021 •
Want of money 55