67
voogd benoemd worden door den kantonrechter, tenzij de benoeming
aan de arrondissementsrechtbank is opgedragen.
Door de arrondissementsrechtbank wordt de voogdij opgedragen: 1<>. na echtscheiding of ontbinding des huwelijks na scheiding
van tafel en bed;
2°. na ontheffing of ontzetting van beide ouders, uit de ouderlijke
macht en
3°. na ontheffing of ontzetting van een voogd.
In alle gevallen, waarin niet reeds op wettige wijze in de voogdij is voorzien of de voogdijbenoeming niet aan de arrondissementsrechtbank is opgedragen, geschiedt deze door den kantonrechter, zoodat in het algemeen de voogdijbenoemingen aan den kantonrechter zijn opgedragen, *) en wel aan den kantonrechter der woonplaats van den minderjarige.
Zoo deze geen woonplaats heeft binnen het koninkrijk of zoo zijn woonplaats niet bekend is, geschiedt de benoeming door den kantonrechter van zijn laatste woonplaats aldaar en indien ook deze ontbreekt door den rechter van het eerste kanton te Amsterdam (art. 417, 2e lid).
De formaliteiten, welke de kantonrechter bij deze benoeming in acht moet nemen, zijn vermeld in de artt. 414 en volgende.
Opdat de kantonrechter zou weten, wanneer er voorziening in de voogdij noodig is, moet de ambtenaar van den burgerlijken stand volgens het derde lid van art. 417 hem onverwijld kennis geven van het overlijden van alle personen, die minderjarigen hebben nagelaten.
Ingeval meerdere kantongerechten gevestigd zijn in een gemeente en de ambtenaar van den burgerlijken stand de zekerheid mist aan welk van die kantongerechten hij de kennisgeving heeft te richten, moet de kennisgeving aan al die kantongerechten gedaan worden.
Het is een bekend feit, dat art. 417 door de ambtenaren van den burgerlijken stand over het algemeen slecht nageleefd wordt, hoewel in dit opzicht na de wijziging en aanvulling bij de wet van 6 Februari 1901 (stbl. no. 62) eenige verbeteriug valt op te merken. Dat aan deze wetsbepaling niet beter de hand gehouden wordt, is te betreuren. De kennisgeving van art. 417 veroorzaakt weinig moeite en kan krachtig medewerken tot het verzekeren van de belangen der minderjarigen. Bovendien hangt den ambtenaren van den burg. stand
Artt. 413, 422 en 424.