Handboek voor den burgerlijken stand

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

61

binding aanknoopt met de particuliere instellingen, eenerzijds ter verkrijging, anderzijds ter verstrekking van hulp en voorlichting.

Er zijn gevallen, waarin zonder nadeel voor een minderjarige, niet mag worden gewacht met diens onttrekking aan het over hem gestelde gezag, totdat in de benoeming van een nieuwen definitieven beschermer zal zijn voorzien. *) In die gevallen is aan den voogdijraad de voorloopige zorg — niet de voogdij — opgedragen, terwijl de uitoefening van het bestaande gezag wordt geschorst, totdat de nieuwbenoemde het zal kunnen overnemen of de geschorste weder in dit gezag zal zijn hersteld. 2)

De samenstelling van den voogdijraad, het aantal voogdijraden, hun ressort en zetel, de administratieve voorschriften, die noodig zijn voor de vervulling van hun taak, alsmede de wijze, waarop de door hen gemaakte kosten door den staat zullen worden betaald en verantwoord, dit alles is geregeld bij koninklijk besluit van 15 Juni 1905 (stbl. no. 207), strekkende tot uitvoering van het laatste lid van art. 3856.

Het eerste lid van dat artikel zegt nog, dat aan den voogdijraad, behalve de in het burgerlijk wetboek 3) of in andere wetten , uitdrukkelijk genoemde bemoeienissen is opgedragen de zorg voor de minderjarigen, die bij rechterlijke uitspraak, ingevolge de artt. 269, 3740", 5e lid, of 439, 3e lid, aan zijn zorg worden toevertrouwd, alsmede voor die, welke door den officier van justitie krachtens artikel 374/" of 439a te zijner beschikking worden gesteld.

De opdracht van de zorg voor den minderjarige aan den voogdijraad, krachtens de artikelen 374/" of 439a schorst de uitoefening van de ouderlijke macht of de voogdij, voor zooveel het den persoon van den minderjarige betreft.

Over de artikels 269, 374a" en 374/" is gesproken in paragraaf 4 van hoofdstuk V, terwijl in paragraaf 7 van dit hoofdstuk de artikels 439 en 439a ter sprake komen.

Bij de huwelijkstoestemming worden enkele van deze artikels ook nog wel behandeld.

Van alle rechterlijke beschikkingen, welke van belang zijn voor het beantwoorden der vraag, wie over minderjarigen de ouderlijke

1) Zie bldz. 55, 56, 57.

2) Vergelijk de memorie van toelichting bij de vret van 6 Februari 1901 (stbl. no. 62.) *> Zie ook de artt. 374cjf— 374fr en 421», 2e lid.