Handboek voor den burgerlijken stand

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    58

    kinderen, als het vonnis tot afwijzing van den eisch in kracht van gewijsde is gegaan en bij toewijzing van den ëisch, als een maand verloopen is, na het onherroepelijk worden van de beschikking tot voorziening in de voogdij.

    Deze tijdstippen zijn zoo gekozen, omdat het mogelijk kan zijn, dat in het belang der kinderen een der ouders of beiden alsnog van de ouderlijke macht of de voogdij moeten worden ontzet, aangezien eerst daarna de voogdij aan een derde kan worden opgedragen; immers volgens art. 284 *) moet na echtscheiding een der ouders, zoo die althans niet is ontheven of ontzet, tot voogd worden benoemd.

    De beschikking van den officier van justitie,. bedoeld in art. 374f werkt, totdat door den rechter in de ouderlijke macht of de voogdij zal zijn voorzien of door hem zal zijn beslist, dat geen voorziening noodig is en deze beschikking kracht van gewijsde zal hebben verkregen, terwijl art. 374(2 zegt, dat de daar bedoelde beschikkingen van de rechtbank haar kracht behouden, totdat de uitspraak omtrent de ontzetting kracht van gewijsde heeft verkregen.

    Zooals is' opgemerkt, wijkt, indien een geding tot echtscheiding aanhangig is, de beschikking van den president der rechtbank betreffende de minderjarige kinderen (art. 820, wetboek burg. rechtv.) voor die van de rechtbank (art. 269). Uit het bovenstaande blijkt, dat dergelijke bepaling niet bestaat omtrent de verhouding tusschen de beschikking van den officier van justitie (art. 374/") en die van de rechtbank (art. 37id). Ik ben daarom met ma. C. M. Star Busmann 2) van gevoelen, 'dat men zal moeten aannemen, dat de beschikking van den officier onverzwakt blijft gelden, naast die van de rechtbank en dat deze alleen bij wijze van aanvulling voorziening kan treffen voor de goederen der kinderen, waarvoor de officier niet bevoegd is maatregelen te nemen.

    ') Zie bldz. 64.

    a) Zie Land—Stak Busmann. Verklaring burg. wetb., 2e druk, deel I, bldz. 492.

    Zie ook het supplement op het eerste deel er handleiding van Asskb en van Heusde, door Mr. 3. Limburg, bldz. 109.