Ruize-rijmen

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    35

    Zoo wordt de slachting voorbereid. En na het winnen van een strijd, Zegt A: „slechts God zij dank gewijd!" Tijgt vol van vrom' erkentlijkheid

    Ter kerk, in diepen ootmoed; En knielt, de handen vouwend, neer, Al preevlend: „God alleen zij d' eer! Het is 't besluit — dat blijkt alweer — Van Onzen („onzen") Lieven Heer,

    Dat onze vijand dood moet."

    Maar B gevoelt zich martelaar, En zegt: „Die A is een barbaar, Hij zocht den krijg, die huichelaar!' En A weer: „God, het is niet waar,

    B lastert, 't Is verfoeilijk!" O, A en B, en B en A! Nu vraag 'k je. Is dat logica? Kom, laat die race-in-'t-bidden na! Het brengt geen voordeel, 't brengt geen scha,

    Je maakt het God maar moeilijk.

    'k Wou, dat je allebei dit onthield:

    God ziet op d' aard, waar 't menschdom krielt,

    Millioenen A's ter neer geknield,

    En evenzooveel B's, bezield

    Met hoop op steun van Boven; En A geeft God zijn eerewoord, Dat hij slechts voor den Vrede moordt, Voor de Beschaving, enzoovoort... Als God van B nu 't zelfde hoort,

    Wien moet Hij dan gelooven?

    Daarom, Partijen, A en B, Spreek ik nu ook een woordje mee, Eenvoudigweg, en recht door zee, Ik zeg het tegen alle-twee,

    Omdat ik zoo neutraal ben; Partijen, A en B dus, hoort Naar mijn neutraal en nuchter woord, Behartigt het en zegt het voort, ('k Hoop niet dat 't onzen Vrede stoort,

    Pardon, dat 'k zoo brutaal ben!):