con
100
con
context, o., samenhang, redeverband.
contextuur, v., verband, samenweefsel, ï
contiguiteit, v., begrenzing.
continent, o., vasteland.
continentaal, wat het vasteland betreft; „continentaal stelsel" : afsluiting van het vasteland voor den Engelschen handel, door Napoleon I.
continenter, onafgebroken; ingetogen.
continentie, v., onthouding, matiging.
contingent, o., rechtmatig aandeel ; verplichte bijdrage; bepaald getal troepen, dat geleverd moet worden.
'continuatie, v., voortzetting, voortduring.
Oontinueel, voortdurend, onophoudelijk.
continueeren, voortzetten, voortduren.
continuïteit, v., onafgebroken duur; samenhang van de deelen.
continuo, (muziek) aanhoudend.
oonto, (mv. conti) o., rekening; „a conto" : op rekening ; „conto corrente": rekening-courant, loopende rekening; „conto di tempo": rekening pp tijd; „conto finto": gefingeerde rekening; „conto a meta": voor halve rekening; „conto nuovo": nieuwe rekening ; „conto senarato": afzonderlijke rekening • „conto vecchio" : oude rekening.
contorsie, v., vertrekking, verdraaiing, verwringing.
contour, m., omtrek (van een teekening).
contra, tegen.
contra-appèl, o., buitengewoon
appèl (in de kazerne), contrabande, v., sluikhandel,
smokkelhandel.
contraboek, o., tegenboek; boek, waarin de controle der rekeningen wordt gehouden; ook: waarin de uitgetrokken loten der staatsloterij staan opgeteekend.
contract, o., verdrag, verbintenis ; ook: beperkt, eng, smal.
contractant, m., met wien een contract is gesloten.
contracteeren, een verdrag sluiten.
oontraetibllitelt, v., samentrek-
baarheid.
contractie, v., samentrekking.
contractueel, volgens . overeenkomst.
contractuur, v., samentrekking, verlamming.
contradiceeren, tegenspreken.
contradicent, m., bestrijder, tegenspreker.
contradictie, v., tegenspraak; tegenstrijdigheid.
contradictio in terminis, tegenspraak in woorden.
contradictoir, strijdig, tegenstrijdig.
contrafact, o., of contrafactie,
v., namaaksel, nadruk.
contrahage, v., afspraak voor een tweegevecht; ook: uitdaging.
oontraheeren, samentrekken.
contrahent, m., hij, die een over- ' eenkomst sluit.
contra-indioans, o., of contra-in- 1 dlcatie, v., tegen-aanwijzing.
contraire of contrarie, tegenovergesteld ; rampspoedig; tegen- , werkend; ,,contrair-boek", o.: tegenrekening-boek.
contr' alto, v., altstem.
contramandeeren, afbestellen, afzeggen.
contra-marsch, m., marsch m tegenovergestelde richting.
contra-merk, o., bewijs, dat den schouwburgbezoeker wordt gegeven, als hij onder de voorstelling den schouwburg ver-