De zeereizen van doctor Dolittle

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

juist toen hij die plaats overstak, een smerige kerel met een wagen aangereden, die het aschvat wegnam. Ik veronderstel dat het zijn eigendom was.

De oude heer keek toen naar iets anders rond, waarin hij ons gooien kon, en het had er een oogenblik veel van, of we op de grond terecht zouden komen, maar vermoedelijk bedacht hij dat dit de plaats verontreinigen zou en dus deed hij het niet. De spanning was ondraagbjk. Hij liep de plaats af, en het hart ontzonk me opnieuw, toen ik bemerkte dat hij ons in de straatgoot wilde smijten. Doch 't geluk was dien dag wel mèt ons: een lange man in een blauwe pak en bbnkende knoopen weerhield hem nog op 't uiterste oogenbbk. Naar de booze manier te oordeelen, waarop de blauwe man hem de les las en een korte dikke stok zwaaide, was het tegen de regels van de stad, doode visschen op straat te gooien.

Tot onze overgroote blijdschap keerde de oude heer ten slotte om en liep naar de haven. Hij bep zoo langzaam, al maar in zichzelf mompelend en met een schuin oog naar de man in 't blauw kijkende, dat ik hem dolgraag in zijn vinger had gebeten om hem tot wat meer haast aan te sporen, want Cbppa en ik waren werkebjk op 't punt onze laatste adem uit te blazen.

Eindelijk bereikte hij de zeemuur, en na een laatste bedroefde bbk op ons geslagen te hebben, bet hij ons in 't water van de haven vanen. Nooit, neen nooit hadden we nog een gewaarwording doorleefd als de zahge ontroering van dat oogenbbk, waarop we voelden hoe het zilte nat zich boven onze hoofden sloot.

207