DE AVONTUREN VAN HILDA ZUIDERTUIN
59
vandaag had zijn vroeger zoo sympathiek, jong gezicht opeens een kwaadaardigen grijns gekregen. Een schavuit was hij, dat wist ze zeker.
„We kunnen nog schrijven of hy het ons wil terugsturen," bedacht Annie nuchter en practisch „of nog beter, we gaan er samen naar toe."
Riek keek haar bijna verbluft aan.
„Zou jy dat durven?" vroeg ze verwonderd.
Zelf had ze minstens eenmaal per week heimelijk een pelgrimstocht naar het Rokin gemaakt en het gebouw aangestaard, waar ze wist dat de bureaux van Eigen Haard moesten zijn, een paar maal was ze zelfs de openstaande voordeur binnengeslopen en de trap een eindje opgeloopen, en had dan het gevoel gehad, dichter bij een dierbare vriendin te komen, maar naar het redactiebureau zouden geen zeven paarden haar gesleept hebben.
„Waarom niet?" vroeg Annie onverstoorbaar. Ze kon niet inzien waar ze bang voor had moeten zijn. „We gaan samen naar binnen en zeggen, dat juffrouw Zuidertuin- ons stuurt om te vragen of haar roman nog geplaatst wordt en dat ze hem anders graag terug wil hebben. Daar kan toch niemand boos om worden?"
Nee, dat was waar. Maar Riek, die aan de Noordpool op ijsbeeren zou hebben willen schieten, was nu eenmaal als de dood voor het meneertje in het grijze colbertje.
„Ik kan ook wel alleen gaan," zei Annie die het aan haar bedenkelijke gezicht zag. Maar dat was Riek's eer toch te na, en de vriendinnen spraken af den volgenden dag na vieren samen den tocht te wagen.
Het trof slecht dat het juist i April was. De meisjes op school waren in een dolle bui, en byna moest de heele klas school blijven, omdat Fraulein niet klaar was gekomen met het bespreken van de nieuwe les.
Grapjes als: „Pas op, je laat je zakdoek vallen" of „Fraulein, er wordt geklopt" werden zoo dikwijls herhaald, dat niemand er