Latijnsche spraakkunst

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

5

INFINITIVUS

De mfinitivus kan in een zin zijn subject of object.

1. Subject is de infinitivus, wanneer van de door den infinitivus uitgedrukte handeling iets gezegd wordt.

Vivere pro patria honestum est, voor het vaderland te leven is eervol.

In het Nederlandsen leidt men dergelijke zinnen gewoonlijk in met het onpersoonlijke het, b.v. : Het is een groote eer consul te worden. Wij kunnen dus zeggen, dat de infinitivus als subject staat bij impersonalia en bij esse (videri) + praedicaatsnömen.

2. Is eèn hulpwerkwoord met een praedicaatsnomen het subject van een zin, dan staat het praedicaatsnomen in den accusativus.

Consulem fieri (esse) honor est, consul te worden (te zijn) is een eer. Decet fortem esse, het past dapper te zijn.

Ojm. Bij Ucet met een datiet komt het praedicaatsnomen in geslacht, getal en naamval meestal met dit bij licet staande woord overeen. Non licet vobis timidis et ignavis esse, het is u niet geoorloofd bevreesd en laf te zijn. Zonder vobis luidt de zin : non licet timidos et ignavos esse.

3. Object is de infinitivus, wanneer de infinitivus dient als aanvulling van het gezegde van den zin, b.v. : Ik spoor aan te gaan; ik belet te vertrekken ( = het vertrek). In het Latijn kan een dergelijke aanvullingsinfinitivus alleen staan achter de werkwoorden :