76
den mensch moet volmaken, den heelen mensch, gelijk hij is door natuur en bestemming, moet zij godsdienstig zijn, anders immers is zij niet volledig.
Er is echter veel meer. Het doel der opvoeding kan uit den aard der zaak geen ander zijn dan dat van den mensch zelf. Als de mensch voor God geschapen is, volgt daaruit onmid* dellijk, dat hij ook voor God, d.i. godsdienstig moet worden opgevoed. Ja, het godsdienstige moet de kern, het wezen der opvoeding zijn, waaraan al het overige ondergeschikt is. 'n Opvoeding hoe voortreffelijk overigens, die in het godsdienstige te kort schiet, is 'n mislukte opvoeding. Zoo verstaan het de moeders, die weten wat beminnen is; zoo de Kerk, de moeder der zielen; zoo de groote opvoeders van de menschheid, die haar beminden met een echte moederliefde. »Wat zal het den mensch baten de heele wereld te winnen, als hij zijn ziel ver* liest?« (Matth. 16.) Het verlies van God, welk goed kan dat verhes vervangen? Als de eeuwigheid onze bestemming is, wat geven we dan om een leven vol van bitterheid? Als we geboren zijn om iets meer te wezen dan knappe, beschaafde aard»dieren, verdient dan een opvoeding die gegeven wordt zonder godsdienst, dien naam?
Een leven hiernamaals is noodig om de mysteries en onge* rechtigheden van het tegenwoordige te kunnen verklaren en herstellen; en één van twee, of de anarchie is loffelijk, of de ongodsdienstigheid die haar logisch voortbrengt, is een misdaad. Elke mensch, hij hoeft geen held te zijn, offert op het altaar van een persoonlijken of gemeenschappelijken afgod een zoo kortstondig, vaak ondraaglijk goed als het tegenwoordige leven is, dat elke hoop op een toekomst mist Indien God is weg* genomen Van den horizon van het openbaar en private leven, dan staat de mensch tegenover den mensch, et homo hominis lupus (de mensch is een wolf voor zijn evenmensen). De groote misdaad der eeuw is niet de anarchie, maar de pohtiek«maat* schappelijke opvoeding in de vrijheid der godsdienstloosheid, die rechtspersoonlijkheid geniet en de erkende moeder is van het misdadige anarchisme. Men proclameert absolute vrijheid om dwalingen en ongerijmdheden te onderwijzen, te schrijven en te verspreiden, maar men straft de handige, practische leerlingen