Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van Middeleeuwen en Rederijkerstijd

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

479

vooral de versvöordracht) en de kostumeering1). Ten opzichte van deze heeft het nageslacht Punt gestempeld tot vertegenwoordiger van den otidën en Corver van den nieuwen tijd, en ook zeker terecht, ofschoon het verschil tusschen beiden inderdaad niet zóó aanmerkelijk is geweest, als men het later wel heeft voorgesteld.

Wat het repertoire betreft, zijn wij toevallig in staat tusschen dat van Punt en dat van Corver eene betrouwbare vergelijking in te stellen. Wij weten namelijk, welke stukken er door Corver in den Leidschen schouwburg gedurende de eerste helft van 1774 zijn gegeven, daar wij ze aangekondigd en besproken vinden in de „Rijswijkze Vrouwendaagze Courant", waarvan men beweerde, dat zij uit Corver's eigen koker kwam; en kennen de door Punt in datzelfde halfjaar te Eotterdam gespeelde stukken uit programma's, die daarvan in de Verzameling-Dijkman bewaard gebleven zijn. De vergelijking zal ons leeren, dat het verschil in beider repertoire niet' van veel beteekenis is geweest.

Van de 68 stukken, door Corver vertoond, was een derde oorspronkelijk. Bij Punt, die in denzelfden tijd tien stukken meer vertoonde, is de verhouding van oorspronkelijk en vertaald slechts een weinig gunstiger, en vooral merkbaar bij het treurspel, want Corver gaf zes en Punt elf oorspronkelijke treurspelen. Toevallig is er geen stuk van Vondel bij, maar wij weten reeds, dat Punt die op het programma van zijn sociëteit-theater had, en dat hij reeds in 1778 meermalen de „Gysbreght" gegeven had, zooals Corver later zou doen, die bovendien in 1776 de sinds vele jaren niet meer gespeelde „drie deelen van Joseph" het vertoonen.

Dat Punt geen enkel treurspel van Nomsz vertoonde, is te begrijpen. Corver gaf de „Amosis" en de „Zoroaster", ofschoon hij ze

l) Voor zoover de strijd van Pont en Corver niet van persoonlijken aard was, maar ook een beginselstrijd van twee richtingen in de tooneelspeelkunst, is* hij duidelijk geschetst ia de redevoering'van J. -L. Wftlch, Punt ere Corver, Leiden 1918, vooral in verband tot een zelfden strijd in Frankrijk, dien Corver omstreeks 1761 hierheen overbracht. In Frankrijk dagteekende het verzet tegen de oudere speelwijze reeds van omstreeks 1750. Het ging daar, onder aansporing van Marmontel, uit van Mad. Clairon en ten deele ook van Lekain, gesteund door den Engelschen acteur Garrick, toen deze in Frankrijk kwam, spelen. De beteekenis van dat verzet leert men het best kennen uit de „Mémoires" van Mad. Clairon en van anderen, opgenomen in het zesde deel van Barrière's Bibliothèque des Mémoires, relatifs a Vhistoire de trance pendant le 18e siècle, Paris 1857 en uit de geschriften van Marmontel (o. a. zijn artikel over de voordracht in de „Encyclopédie") en van Diderot, wier nieuwe dramaturgie met de nieuwe speelwijze in nauw verband stond. Zie ook Louis Bertrand, La fin du classicisme et le retour a Tantique, Paris 1897.