CORRESPONDENTIE VAN DE STADHOUDERLIJKE FAMILIE 1777—1830 Uitgaven vanwege het Koninklijk Huis-Archief uitgegeven onder de leiding van Dr. N. JAPIKSE Directeur van het Koninklijk Huis-Archief V CORRESPONDENTIE van de STADHOUDERLIJKE FAMILIE 1777—1820 UITGEGEVEN DOOR JOHANNA W. A. NABER VIJFDE DEEL (1807—1820) ’S-GRAVENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1936 CORRESPONDENTIE van de STADHOUDERLIJKE FAMILIE 1777—1820 UITGEGEVEN DOOR JOHANNA W. A. NABER VIJFDE DEEL (1807—1820) ’S-GRAVENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1936 Copyright 1936 by Marlinus Nijhofj, The Hague, Netherlands AU righls reserved, including the righi to translate or to reproduce this book or paris thereof in any form PRINTED IN THE NETHERLANDS INHOUD INLEIDING vu CORRESPONDENTIE 1807 1 1808-1809 18 „ 1810 45 1811 53 „ 1812 67 „ 1813 155 „ 1814 245 „ 1815 260 „ 1816 279 „ 1817 280 1818 294 „ 1819 295 „ 1820 296 INVENTARIS DER BEWERKTE ARCHIVALIA . . 299 LIJST DER BRIEVEN 300 NAAMREGISTER 301 INLEIDING Met dit vijfde deel verschijnt het slot der uitgave van de Correspondentie der Stadhouderlijke Familie, welke, gelijk bij de Inleiding van het eerste deel werd aangegeven, hare beteekenis niet ontleent aan het inzicht, dat zij ons schenkt in het toenmalige groote en tragische gebeuren van staatkundigen en maatschappelijken aard, den val van het Erfstadhouderschap, den ondergang onzer Republiek, de Fransche Overheersching, de Napoleontische oorlogen, de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden onder het Koningschap van het Oranjehuis, – want dat inzicht wordt ons ook elders wel geschonken. De onderlinge briefwisseling der leden van het Stadhouderlijk Gezin, welke hier thans het licht ziet, ontleent hare bijzondere beteekenis aan het zeldzame feit, dat zij ons laat slaan een blik op het leven in een echt Hollandsch gezin uit het einde der 18de en het begin der 19de eeuw: nu eens niet op een verdichtsel of op een reconstructie met behulp van moeizaam bijeengebrachte gegevens, maar op het onbedriegelijke werkelijkheidsbeeld van een Hollandsch gezin, dat werkelijk heeft bestaan en dat zich zelf, als automatisch, heeft afgeteekend in brieven, geschreven in een geest van wederzijdsche intimiteit, in een stemming van volkomene vertrouwelijkheid zonder eenige terughouding: op het leven in een gezin van drie geslachten, ouders, kinderen en kleinkinderen, in wezen het zoo geliefde type onzer hedendaagsche roman-litteratuur. (Dl. I, pag. IX). De eerste twee deelen dezer brievenuitgave, welke in haar geheel loopt van het jaar 1777 tot het jaar 1820, dus over een tijdsbestek en welk een tijdsbestek! van een groote veertig jaren, gaan tot het jaar 1795, tot den intocht der Franschen in Den Haag en den uittocht der Oranje’s, de ballingschap tegemoet. Die eerste twee deelen omvatten derhalve de periode, waarin de persoonlijkheden der Correspondenten, drie van hen bij den aanvang nog kinderen, zich vormen en ontwikkelen, zich in hunne brieven ook steeds bewuster gaan uitspreken, de ouderen zoo goed als de jongeren. Begonnen als een kinder-correspondentie, gelijk er vermoedelijk geen tweede bekend is, mag de briefwisseling van ouders en kinderen, welke is opgenomen in het Eerste Deel dezer uitgave, belangrijk worden geacht voor wie studie maken van kinderopvoeding en kinder-psychologie, omdat zij ons bekend maakt met aard en wezen van 18de-eeuwsche jonge kinderen, van opgroeiende jongens, van een aankomend meisje, van zorgzame, bedachtzame opvoeders: omdat zij ons laat zien wat aan het einde der IBde eeuw door kinderen van 6 tot 12 jaar op epistolair gebied en dat nog wel in een andere taal dan de gewone dagelijksche omgangstaal kon worden gepraesteerd en ons stelt voor de vraag of de kinderen onzer 20ste eeuw met al onze verbeterde onderwijsmethoden, waarbij wij ons beijveren, hen analphabeet te laten blijven tot het zesde, zevende jaar, en waarbij wij het Fransch van het leerplan der Lagere School hebben geschrapt, hetzelfde nog zouden kunnen praesteeren ? Van de zijde der Ouders is die briefwisseling aanvankelijk voortgezet met zuiver paedagogische bedoelingen, een zóó schoon, zóó harmonisch gezinsverband als deze brieven-serie ons van begin tot einde te aanschouwen geeft, is niet maar als van zelf gegroeid, het heeft zich gevormd onder de aanhoudende, doelbewuste zorg van Vader en Moeder beiden; en in het eerste deel zijn de brieven dan ook meest gewijd aan bijzonderheden van intieme huislijkheid om dan hun hoogte-punt te vinden in de prachtige brieven, welke prinses Wilhelmina als Bruidsmoeder heeft gericht tot hare Dochter als Bruid, brieven, welke nog niets van hunne actualiteit hebben verloren. Meer en meer gaan de brieven vervolgens ook wedergeven wat er in de nadagen van het Stadhouderschap, buiten den besloten gezinskring der Oranje’s, omging in het algemeen maatschappelijk leven van dien tijd, in de wereld van het tooneel, van de muziek, van de kunst, waarin Ouders en Kinderen een levendig belang stelden; voorts ook wat men las, dacht, hoopte en vreesde bij de opkomst van staatkundige en maatschappelijke beginselen, welke zouden uitloopen op de omverwerping van het oude régime, maar waarvan men toen de uitkomst nog slechts kon gissen. In het Tweecle Deel lezen wij dan van een intens beleven der geweldige gebeurtenissen, welke de Revolutie van 1795 ten onzent hebben ingeleid; maar wij lezen er nog niet van een ingaan op de beteekenis der groote beginsel vragen, waar het destijds om is gegaan; dat zullen wij eerst doen in het derde deel, omdat de destijds nog nauwlijks volwassen kinderen onvatbaar waren om de draagkracht er van te beseffen, bovendien nog kritiekloos tegenover de Ouders stonden, zich nog geen eigene zelfstandige meening hadden kunnen vormen. Er blijkt uit de brieven, opgenomen in het tweede deel, niettemin duidelijk, dat de Oranje’s allerminst onvoorbereid door den wervelstorm der Omwenteling zijn overvallen. Er blijkt daaruit ook, dat de Oranje’s, de Prinsessen zoo goed als de Prinsen, onverschrokken heb- ben stand gehouden tot het uiterste om eindelijk, moedig en fier erkennende, dat de strijd, hun laatste heldenstrijd want een heldenstrijd is de campagne van 1794—1795 onloochenbaar geweest over de geheele linie was verloren, kalm en rustig, met open oogen den ondergang, de ballingschap tegemoet te gaan. Het Derde Deel, dat begint met de aankomst der ballingen in Engeland in het eind van Januari 1795, toont ons evenals de beide voorafgaande deelen het leven der Oranje’s in hun eigen gezinskring, in hun onderling verkeer, maar thans als in een vuurproef wat betreft de gezinséénheid, daar de Kinderen, door al het ondervondene snel gerijpt tot persoonlijkheden, zich plaatsen tegenover de Ouders met eigen opvattingen, eigen plannen, eigen inzichten, de Ouders stellende voor het moeilijke probleem van den omgang met tot vollen geestelijken wasdom gekomen kinderen. Het meeningsverschil tusschen Ouders en Kinderen heeft zich uitteraard toegespitst in de vraag: wat te doen of niet te doen om te komen tot herstel van het Erfstadhouderschap in de Republiek. Het allerscherpst is dit meeningsverschil natuurlijk aan het licht gekomen tusschen den Erfstadhouder en diens oudsten Zoon, den Erfprins. Prins Willem V, van wien prinses Louise, al had ook zij hare oogenblikken van opstandigheid, nog in later jaren bleef getuigen: „Personne ne voit mieux les „choses que mon Père, personne ne met plus d’honnêteté dans sa conduite”, prins Willem V doorzag van den beginne de futiliteit der plannen en berekeningen van zijn Zoon, die met een onverwoestbaar optimisme, telkens opnieuw meenende in eigen goede trouw zich te kunnen verlaten op een bij anderen veronderstelde goede trouw, ook telkens op nieuw werd „la dupe de sa confiance et de sa bonne foi”, gelijk zijn Vader het uitdrukte. Onwillig en schoorvoetend heeft Prins Willem V zich nog geleend tot het Rassemblement van Osnabrück in 1795, tot de Engelsch-Russische landing in Noord-Holland in 1799; maar sedert de mislukking daarvan heeft hij beslist geweigerd, zich verder te leenen tot de rol van Pretendent dan wel eigen verantwoordelijkheid van zich af te schuiven door die rol over te dragen aan zijn Zoon. „Pour la Hollande et les Hollandois, je crois les „connoitre”, schreef hij den Erfprins; en zijne kennis van de Hollanders en van de in Holland heerschende geestesgesteldheid deed hem verklaren: „I’on ne peut que se retirer de sa Patrie et ne pas donner la „main a un arrangement par lequel la République des Provinces „Unies seroit entièrement dépendante de la République Frangoise, et „ne pas faire des démarches qui pourroient troubler Ia paix dans sa „Patrie. On attendra qu’elle soye revenue a elle-même, et alors on ne „se refusera jamais a la servir, si on peut lui être utile”. De brieven, opgenomen in het derde deel, toonen ons, hoe zwaar het den Erfprins is gevallen om zich te voegen naar zijns Vaders beslisten wil, die overigens met verloop van tijd geheel de zijne is geworden. Die onderlinge strijd der meeningen, waarbij ook prinses Louise en prins Frederik ieder een eigen standpunt innamen, heeft de gezinséénheid echter niet kunnen verstoren. Deze is onverzwakt uit die vuurproef te voorschijn gekomen, misschien wel meest dank zij het feit, dat prinses Wilhelmina zich in dien strijd onveranderlijk aan de zijde van haren echtgenoot is blijven stellen. „Quand même", schreef zij haren Zoon, „quand même je différerois par ci par la d’opinion de votre Père, „cela n’empêchera pas que je suive son sort”. De brieven, opgenomen in het derde deel, doen ons ook medegevoelen het groote leed, dat in het erfstadhouderlijk gezin is geleden om het verlies van het jongste lid, prins Frederik. welk verlies voor de geheele Familie wel het zwaarste is geweest om te dragen in de lange reeks van verliezen, welke hare onderlinge briefwisseling tijdens de ballingschap maakt tot zulk een aangrijpend relaas van een telkens op nieuw teleurgestelde hoop, van een vervliegen van alle verwachtingen, van een mislukken van alle plannen, van een falen van alle berekeningen, van een volslagen machteloosheid tegenover onrecht en kwade trouw, van altijd weder nieuwe verliezen, waar niets meer te verliezen scheen. Het dan volgende Vierde Deel doet ons in de brieven zien, hoe op de mislukking van de Engelsch-Russische landing in Noord-Holland in 1799 voor de Oranje’s is gevolgd een periode van wachten, van lijdelijk, werkeloos afwachten zonder verwachting onder een langzaam maar zeker afsterven van alle betrekkingen met de Republiek, tot eindelijk, in het laatst van het jaar 1801, de algemeene vrede in Europa voor een oogenblik in zicht komt maar zonder dat door Engeland of Pruisen ook maar eenige rekening wordt gehouden met de door hen bij herhaling gegarandeerde erfrechten van het Huis van Oranje. Het toont ons, hoe prins Willem V daarop, wijkend voor de onverbiddelijke macht der feiten, na overleg met zijn Zoon, in smartelijke berusting, met hoog vorstelijk gebaar de gewezen Hollandsche Regenten van den aan hem afgelegden eed van trouw heeft ontslagen, en dat eer omtrent eventueele schadeloosstellingen van zijn Huis ook nog maar iets was besloten. Op het stuk dier schadeloosstellingen, zooals die sedert zijn vastgesteld bij het Verdrag van Parijs (23 Mei 1802), is het vervolgens tusschen Vader en Zoon gekomen tot een botsing zoo fel als nog nimmer te voren. Een onherstelbare breuk scheen een oogenblik onvermijdelijk; maar toen is het prinses Louise geweest, die het verzoenende woord heeft gesproken en de gezinséénheid heeft gered. De brieven, welke zij destijds heeft geschreven aan haren oudsten Broeder, wiens vertrouwde zij was, gelijk zij het die van haren jongsten Broeder was geweest, behooren tot de schoonste der opgenomene. De brieven schilderen ons in het vierde deel dan verder ook nog een nieuwe, aanvankelijk zeer goede periode in het leven der Oranje’s, een periode, waarin dezen hunne toekomst zijn gaan zoeken in Duitschland, op den eigen grond en bodem, die met den algemeenen vrede van Amiens weder bereikbaar voor hen was geworden, een periode, waarin zij zoowel hun voorvaderlijke erfgoed Nassau als hun nieuwe bezit Fulda zienderoogen met trouwe toewijding tot bloei brengen. De brieven geven er ons een zeer aantrekkelijk beeld van. „Dans le fond mes lettres sont a présent assez „insipides, n’ayant rien de particulier a vous mander, et les grans „événemens auxquels nous avons été accoutumés depuis plusieurs „annees ayant cessés, graces a Dieu. La position de mes „enfans sera un jour assez agréable, si de nouveaux bouleversemens „ne renversent point de nouveau les espérances auxquelles sans cela „il est permis de se livrer”, schreef de Erfprins in het jaar 1803 aan zijne Zuster. Maar reeds drie jaren later, in 1806, zijn de Oranje’s als zoovele andere Regeerende Duitsche Rijksvorsten medegesleurd in den val van het Heilige Roomsche Rijk. Na de toewijzing van Nassau aan de omwonende, tot het door Napoleon opgerichte Rijnverbond toegetreden vorsten, een toewijzing door prins Willem V gelukkig niet meer beleefd, zag de Erfprins, thans op zijne beurt prins van Oranje, ook nog zijn nieuw verkregen bezit Fulda met de dépendances daarvan verloren gaan om bij den vrede van Tilsit, in Juni 1807, beroofd van zijn voorvaderlijk erfgoed, van alle nieuw verworven bezit, van Vorstenrang, van ieder aandeel aan het openbaar staatkundig leven van zijn tijd, zijn levens-actie te zien inkrimpen tot die van een Poolsch landedelman, onderdaan van Frederik August koning van Saksen, thans ook Groothertog van het door Napoleon geschapen Groothertogdom Warschau, waarbij de Poolsche particuliere bezittingen van den prins van Oranje werden ingedeeld. Prinses Louise, toen zelve met hare Moeder eene voortvluchtige, klaagt dan: „Ce „qui m’afflige et m’inquiète presque le plus pour vous, c’est I’espèce „d’oisiveté a laquelle votre nouveau sort vous condamne et qui „convient si peu a vos habitudes et a vos capacités”. Thans na dit zeer globaal overzicht van den gezamenlijken inhoud der voorafgaande vier deelen, welk overzicht noodig was om dien inhoud in zijn onderlingen samenhang en in zijn verband tot één geheel met dit laatste, vijfde deel in het licht te stellen, nog een kort woord over de samenstelling van dit Vijfde Deel in het bijzonder. Voor de uitéénzetting van het plan van uitgave, voor de kenschetsing der bewerkte archivalia, voor de indeeling der overrijke stof, voor de wijze van rangschikking der opgenomen brieven, voor de karakteriseering van de beteekenis, welke de Brief in het leven der 18de-eeuwers en daarmede in het leven der Oranje’s heeft gehad, voor de bedoeling der annotatie en der hier en daar tusschen den tekst geplaatste hoofdjes, voor den aard van spelling en taal mag worden verwezen naar de mede voor de vervolgdeelen in het algemeen geldende Inleiding bij het Eerste Deel. Alleen moet, wat de taal betreft, ten opzichte van dit vijfde deel nog worden opgemerkt, dat met den dood van prins Willem V het gebruik van het Hollandsch als spreektaal in het gezin der Oranje’s schijnt te hebben opgehouden. Prinses Paulina sprak nog Hollandsch, had ook nog Hollandsche verzorgsters; maar prinses Marianne had eene Nurse en sprak Engelsch. Persoonlijk beijverde de prins van Oranje zich wel om zijn Dochtertje Hollandsche woordjes te doen stamelen (No. 63), maar de woordjes, welke prinses Louise haar nichtje in den mond legt, zijn Engelsche kinderwoordjes. Wel blijven de Correspondenten met voorliefde Hollandsche uitdrukkingen door hun Fransch vlechten. Als de Prins een mooi cadeau geeft, schertst zijne Moeder; „le proverbe a bien raison „qui dit: hoe kaler hoe royaler”. Hij zelf schrijft van een lang gerekt feest: „Cela a duré een wijsertie rond”. Prinses Louise meldt bij een gift: „ce n’est pas beaucoup, maar alle beetjes helpen.” Bij de voorbereiding van een ontvangst van gasten vermaant zij: „il faut de tout abondam„ment maar sonder pragt”. Dit is echter niet zoo zeer der vermelding waard als wel het feit, dat juist nadat het gebruik van het Hollandsch als spreektaal, door prins Willem V nog gehandhaafd, schijnt te hebben opgehouden, de schrijftaal meer nog dan vroeger den stempel gaat dragen van te zijn geen Fransch maar in het Fransch vertaald Hollandsch. Zoo lezen wij van een herstellenden zieke: „il est de„nouveau sur la jambe”. Bij een ontmoeting, na jaren, van oude vrienden heet het: „nous nous étions séparés tristement il y avoit „quinze années, et maintenant cela ne regarde pas mieux dehors”. Van een vervelenden aanhouder klaagt men: „il est pesant sur la „mam”. Na eenig oponthoud verklaart men: „je n’ai pu venir pret”. Men heeft den wensch „de faire connoissance avec” den een of ander. Van iets, dat men liever niet wil doen, gelooft men: „qu’on peut Je laisser". Men hoopt, dat dit of dat „sera trouvé bon”. Men verzoekt: „de soigner pour un logement”. Men merkt op: „qu’il est tran„quile sur la me”. Ik heb de voornaamste dezer Hollandismen in den tekst aangegeven met (!), na mij te hebben vergewist, dat dergelijke zinswendingen en woordvoegingen in den Dictionnaire de VAcadémie Frangoise (Ed. 1811), en in den Grand Dictionaire Universel de Larousse niet voorkomen. De onderlinge correspondentie der Oranje’s is, gelijk dit vijfde en laatste deel doet zien, tot op het einde der groote veertig jaren (1777- 1820), waarover zij gaat, met onverflauwde levendigheid en onge- stoorde regelmaat voortgezet. Dit blijkt uit de tot 24 Mei 1820 in volledige reeks op het Koninklijk Huis-Archief bewaard gebleven brieven van koning Willem I aan Moeder en Zuster, in welke brieven tot aan het slot met de oude traditioneele nauwkeurigheid aan het hoofd van ieder schrijven de laatstelijk ontvangen brieven worden gememoreerd. Maar van die brieven der Prinsessen aan Zoon en Broeder is, jammer genoeg, na 21 Maart 1813 nog slechts één enkele van prinses Louise, in dato 13 Mei 1813 (No. 73), meer aanwezig. Het totaal gemis van ééne zijde der briefwisseling gedurende de laatste zeven jaren van de dertien (1807-1820), waarover de brieven in dit vijfde deel loopen, geeft daaraan onvermijdelijkerwijze iets fragmentarisch, dat te meer treft in vergelijking met de voorafgaande deelen, waar vraag en antwoord, slag en tegenslag geregeld op elkander volgen dank aan het zelden voorkomende feit, dat in deze brievenverzameling van ieder der Correspondenten de inkomende en de uitgaande brieven bij elkander zijn bewaard gebleven. Bovendien is de briefwisseling tusschen Moeder en Dochter met beider in het jaar 1806 ingetreden weduwschap en met hare daarop gevolgde samenwoning geheel opgehouden om enkel nog maar voor eenige weken te worden hervat in den zomer van 1817, tijdens een bezoek van prinses Louise aan hare verwanten te Brunswijk. Ook moet er mede worden gerekend, dat prinses Wilhelmina, prinses Louise en de prins van Oranje sedert den vrede van Tilsit in 1807 alle drie woonachtig waren te Berlijn en sedert den terugkeer naar het Vaderland te ’s-Gravenhage, daar dus dagelijks gelegenheid hadden tot mondeling verkeer, zoodat de briefwisseling enkel werd gevoerd als de prins van Oranje van huis was en bij diens terugkeer weder werd gestaakt. Maar de prins van Oranje was veel van huis, later ook als koning Willem I, en zoo geeft ook dit laatste, vijfde deel, ondanks zijn fragmentarisch karakter, ons een ontroerend getuigenis van de kracht, welkeer tot het einde voor het Oranje-Huis is blijven uitgaan van het door prins Willem V en prinses Wilhelmina beiden met zorg en toewijding gekweekte gezinsverband. Ja, men kan zelfs zeggen, dat dit vijfde, laatste deel van dat gezinsverband de apotheose laat zien, er de climax van is en dat het als zoodanig een waardig sluitstuk vormt van de vier voorafgaande deelen. Want het toont ons, dat het zijn geweest de zorg voor zijn gezin, het verkeer met Moeder en Zuster, de trouwe aanhankelijkheid der zijnen, welke den prins van Oranje hebben bewaard voor een moedeloos versagen en hebben gesterkt in de verzoeking; „de jetter la manche après la cognée, comme „j’ai souvent été ten té de le faire” (No. 1, pag. 7), gelijk deze aan zijne Moeder beleed, gedurende het half dozijn troostelooze jaren van 1807 -1813, dat beslissend is geweest voor de innerlijke vorming van onzen Eersten Koning, meer dan diens biografen tot nog toe wel hebben laten uitkomen. Immers de brieven toonen ons, hoe de man, die meende met het leven te hebben afgerekend, die, als veertigjarige, er voor zich niets meer van verwachtte, in dat zestal jaren van gedwongen werkeloosheid, van eenzaamheid en afzondering op zijne Poolsche goederen, in welke jaren hij moest klagen: „les princes d’Orange sont „appellés a autre chose que de vivoter et de mener un Schaferleben qui „est trés joli dans les idyles, mais ne sauroit I’être longtems en réali„té, surtout quand on se sent propre a quelque chose de mieux et „qu’on a un nom a soutenir qui impose de grandes obligations” (No. 72), is gelouterd tot „un sage et un Chrétien”, gelijk prinses Louise van haren Broeder getuigt (No. 56, pag. 139). Als altijd nieuwe tegenslagen blijven volgen en, zwaarst van al om te dragen, uit Spanje iedere tijding wordt gemist omtrent zijn daar in het Engelsche leger strijdenden Zoon, dien hij van zich moest laten blijven om hem te vrijwaren voor de gevolgen der flauwhartige, onbetrouwbare politiek van den koning van Pruisen, ja zelfs voor het gevaar van, ingedeeld bij het Pruisische leger, daarin te moeten optrekken met het Fransche tijdens den Russischen veldtocht van het jaar 1812 (No. 34), dan schrijft de Prins als eindelijk, eindelijk goede berichten omtrent den Erfprins inkomen, aan zijne Zuster (No. 55,) „laissant aller les choses „au gré de la Providence, dans les plus grandes adversités, et au „moment oü I’on croyoit ne pouvoir supporter les coups du sort, I’une „ou I’autre circonstance ou événement fait reprendre courage, donne „des nouvelles forees et convainque qu’il y a encore des objets de „satisfaction dans ce monde. J’en ai fait de nouveau I’expérience. „L’extrait que ma Mère m’a fait parvenir”, een couranten-uitknipsel met een eervolle vermelding van den Erfprins in den slag bij Salamanca, „est bien fait pour remonter la machine et donner le „nerf requis pour persévérer dans la voye tracée. La certitude que ce „qui m'intéresse le plus est bien, et que la continuation répond aux „débuts et remplit les espérances, est assurément un beaume de vie „dont je ressens tous les effets”. Wat nu den zakelijken inhoud van dit vijfde, laatste deel betreft, uit de brieven blijkt, dat de prins van Oranje, sedert hij als uiting van protest tegen de Franschgezinde politiek van den koning van Pruisen en tegen de van diens zijde ondervonden trouwelooze behandeling tijdens zijne gevangenschap op parool, zijn ontslag uit den Pruisischen militairen dienst had aangevraagd en dit ook had verkregen, de vestiging van zijn gezin te Berlijn beschouwde als een harde noodzakelijkheid, omdat behalve zijne Poolsche bezittingen, waar hij om de daar nog heerschende middeleeuwsche toestanden zijn gezin niet kon onderbrengen, nog enkel maar zijn hotel Unter den Linden hem in onbet wisten eigendom was gebleven. En daar hij voor zich den omgang met zijnen koninklijken zwager liefst vermeed, terwijl de aanwezigheid van een Fransch bezettingsleger binnen Berlijn hem een onoverkomelijke ergernis was, vertoefde hij meest op zijne Poolsche bezittingen, zich beijverende om die tot bloei te brengen, wat in die onrustige dagen telkens uitliep op een mislukking. Prinses Wilhelmina en hare Dochter daarentegen pasten zich gemakkelijk aan bij het leven in de koninklijke Residentie. Zij gevoelden zich daar gelukkig en op hare plaats. Met haren tegemoetkomenden, opgewekten aard, haren zin voor veel gezellig verkeer, hare levendige belangstelling in al wat die dagen brachten op het gebied van tooneel, van muziek, van kunst, van litteratuur, maakten zij des winters hare woning in de Behrensirasze te Berlijn en des zomers het in de onmiddellijke nabijheid der Residentie gelegen landgoed Schönhausen tot een zeer aantrekkelijke plaats van samenkomst voor altijd talrijke bezoekers. Zij hielden er open hof voor de prinses van Oranje en hare kinderen, prins Frederik en prinses Marianne, voor de haar verwante leden van het Koninklijk Huis, voor de reeds vroeg half verweesde koninklijke kinderen, die er vroolijkheid vonden in hunne sombere jeugd, voor de leden der te Berlijn gevestigde Hollandsche kolonie, voor doorreizende Hollanders maar zonder dat, wat deze laatsten betreft, in hare brieven van vóór einde Maart 1813, ik wees er reeds op, dat latere ontbreken, ooit ook maar iets blijkt van eenige pohtieke bijbedoeling. Prinses Louise vooral hield in de jaren na den vrede van Tüsit in hare vrij wel dagelijksche brieven haren Broeder in diens afzondering op zijne Poolsche goederen trouw op de hoogte van al wat er in die veel bewogen dagen omging, namelijk voor zoo ver zij er kennis van droeg uit de nieuwsbladen of bij geruchte, want wat er in de Regeeringskabinetten werd verhandeld, ging geheel buiten de Oranje’s om en directe betrekkingen in Holland hadden deze niet meer. De scheiding tusschen hen en het Vaderland was volkomen geworden. Het is dan ook teekenend, dat de Prinsessen de eerste berichten van woelingen in de Hollandsche Departementen na den terugtocht der Franschen uit Rusland hebben ontvangen van een harer Duitsche verwanten, prinses Louise van Pruisen vorstin Radziwill (No. 66, pag. 176). De brieven, welke prinses Louise in de Berlijnsche jaren, en althans in de jaren 1811 en 1812, aan haren Broeder heeft geschreven, geven bij al hunne soberheid zonder eenige jacht op effect een aangrijpend beeld van wat er toen is geleden in de steden en op het platteland, bij den troep en door de burgerbevolking, door vrouwen en door kinderen, door hoog en door laag, een beeld, dat te denken kan geven aan wie, enkel afgaande op vaag, subjectief gevoel, zonder eenige sys- tematische vergelijking van feiten, den laatsten oorlog noemen den afschuwelijksten, die er ooit is geweest. De heden ten dage zoo vaak gehoorde klacht over „den chaos, waarin Europa dreigt weg te zin„ken”, is dan ook toen reeds met geheel dezelfde woorden geslaakt door prinses Wilhelmina; en als men in de brieven der Oranje’s uit den tijd der groote Napoleontische oorlogen leest over de werkeloosheid van toen, over het te gronde gaan van vroeger bloeiende industrieën, over deprecieering der valuta, over toenemende zedeloosheid en verwildering, over armoede en bedelarij, waarvan het tegenwoordige geslacht zelfs geen voorstelling meer heeft, over een tariefmuur als dien van het Continentaal Stelsel, over conscripPe en tierceering, dan durft men onze huidige modewoorden crisis en malaise nauwlijks meer op de lippen nemen. Willem Frederik van Oranje heeft in het jaar 1813 hier de Regeeringstaak moeten aanvaarden onder omstandigheden, waarbij vergeleken de Regeeringstaak in onze dagen van maatschappelijke verarming en maatschappelijken achteruitgang licht is te noemen. Niemand minder dan Zijne Excellentie Minister Colijn heeft daarop openlijk gewezen bij gelegenheid van het aftreden van Dr. van Aalst als Directeur der Nederlandsche Handelmaatschappij, die grootsche schepping van koning Willem I. Gevraagd mag ook worden of prinses Louise in hare brieven ten onrechte telkens opwierp de vraag of er niet minder zoude zijn geleden, indien men toen niet altijd weder opnieuw den vrede hadden willen koopen tot eiken prijs, tot te duren prijs? Als men den verdedigingsoorlog had aangedurfd ? De onderlinge correspondentie der Oranje’s toont ons dan ten slotte, dat de Prins reeds in Februari 1813 met den Pruisischen Staatskanselier baron van Hardenberg heeft overwogen de mogelijkheid om met financieelen steun van Engeland zich te stellen aan het hoofd van een legioen, te vormen door de thans in massa uit het terugtrekkende Fransche leger deserteerende Nassauers en Hollanders, „une „légion qui put”, schrijft hij, „servir sous ma bannière et par lequel je „fusse a même de prendre une part active aux opérations militaires „qui permit de profiter des occasions qui se présenteroient par le „succès des armées, en nationalisant les efforts qui ont lieu pour „détruire le joug sous lequel I’Europe est courbé” (No. 65). Maar toen de politiek van koning Frederik Willem 111 met den dag bleek te veranderen, het geheele Pruisische leger werd gemobiliseerd en aansluiting van Pruisen bij de coalitie van Engeland, Rusland en Zweden verzekerd scheen, heeft de Prins gemeend liever tot zijnen koninklijken zwager te moeten richten het verzoek om hem weder in actieven Pruisischen dienst te laten treden. Hij ontving op dit verzoek echter „le refus le plus complet” (No. 72, pag. 206), waarop hij, zijn eerste plan weder opnemende, heeft getracht czar Alexander van Rusland, en door diens bemiddeling ook den koning van Pruisen, te winnen voor zijn denkbeeld van organisatie van een Oranje-legioen, bestaande uit Nassauers en Hollanders. Met instemming van deze beide Vorsten reisde hij vervolgens over Zweden naar Engeland in de hoop, daar te kunnen verkrijgen den financieelen steun, welken de andere leden der Coalitie hem niet wilden of niet konden verleenen. Zijne hierachter opgenomen brieven aan Moeder en Zuster geven als een dagverhaal van die reis en van zijn oponthoud te Londen gedurende circa 9 maanden met al de daaraan verbonden grievende teleurstellingen, meest wel om de werkeloosheid, waartoe hij zich zag gedoemd, nu het Engelsche Gouvernement, dat de zaak aan zich wilde houden, die sleepende hield op een wijze, welke hem dwong in Engeland te blijven vertoeven niettegenstaande zijn brandend verlangen om terug te keeren naar Duitschland en zich te begeven naar het oorlogsterrein. De brieven vermelden dan verder, hoe de Prins, toen Engeland eindelijk, aarzelend en onwillig, eenigen maar geheel onvoldoenden steun toezegde, zijn geheele hem nog gebleven familie-bezit te gelde wilde maken voor de uitrusting van een Oranje-legioen (No. 76, pag. 228). De brieven toonen ook duidelijk aan, hoe volkomen alle betrekkingen tusschen de Oranje’s en de voormalige Republiek waren afgestorven, hoe volstrekt onkundig de Prins is geweest van wat er omging bij een Van Hogen dorp, bij een Falck, bij een Kemper en bij nog zoo vele anderen. De onbevangen, vertrouwelijke brieven van den Prins van Oranje aan de zijnen bewijzen, dat deze zelfs nog op 15 November 1813 (No. 76, pag. 232), niet in het minst is bedacht geweest op de mogelijkheid, dat Holland reeds twee dagen later, op 17 November 1813 in de Oranje-Boven-proclamatie van Van Hogendorp zijne vrijheid zou hernemen uit eigen, vrijen wil, zonder ruggespraak met Engeland of met welke andere Mogendheid ook, en dat zonder eenig voorafgaand overleg met hem zelven, op eigen gezag, werd gezegd, dat de regeering hem zoude uitroepen tot Hooge Overheid: dat op den 20sten November Gijsbert Karei van Hogendorp en Van der Duyn van Maasdam op eigen verantwoordelijkheid, zonder daartoe van te voren door hem te zijn gemachtigd, buiten voorkennis of opdracht zijnerzijds, in zijnen naam, tot zijne overkomst het Algemeen Bestuur zouden aanvaarden. Na het geheime dienst-telegram op 20 November 3 uur p. m. van het admiraliteitskantoor te Yarmouth: „Complete Revolt in Holland. Dutch baron on his way to Prince of „Orange. Texel fleet in mutiny”, is de aankomst te Londen op 21 November van Jacob Fagel en Hendrik de Perponcher om den prins van Oranje namens een reeds geconstitueerd en opgetreden Algemeen Bestuur te verzoeken, onverwijld te willen overkomen om zelf het Hoog Bewind in handen te nemen, voor dezen een volkomene verrassing geweest. Voor het Engelsche Gouvernement, dat, het spel in eigen handen willende houden, zich dit op het onverwachtst uit handen nemen zag, trouwens niet minder; en het is bijna vermakelijk om in de brieven te lezen, hoe houding en toon der Engelsche Ministers tegenover den prins van Oranje dan als op slag veranderen. Willem de Clercq teekende half December 1813 in zijn Dagboek aan: „Kemper heeft aan Bosscha verhaald, dat de Prins hem op den dag zijner intrede gezegd heeft, dat hem alles volmaakt een droom „was: dat er om zoo te spreken geen oogenblik was geweest, dat hij „minder had gedacht om zoo spoedig weder, door het Hollandsche ”volk geroepen, terug te keeren als toen de Heeren Fagel en de Perponcher deze gelukkige gebeurtenis waren komen berichten . W ant de eigen plannen en berekeningen van den Prins reikten blijkens diens vertrouwelijke brieven aan zijne moeder en die aan zijne Zuster, welke laatste hier in deze uitgave voor het eerst het licht zien, op 15 November 1813 nog niet verder dan om in het voorjaar van 1814 aan het hoofd van een Oranje-legioen met het Zweedsche leger op te rukken naar de Nederlanden, in de hoop daar een opstand uit te lokken en dan de uitspraak te laten aan het Volk. Maar dank aan het door Van Hogendorp genomen initiatief heeft Willem Frederik van Oranje reeds op 30 November 1813 te Scheveningen kunnen landen alleen, ongewapend, zonder eenig militair vertoon, wat niemand minder dan Van Hogendorp hem nog in later jaren als een moedig stuk is blijven aanrekenen, en dat hij gehoor heeft kunnen geven aan de vrije uitspraak van den algemeenen, onverdeelden Volkswil, omdat de Natie, waarin onder den harden druk eener vreemde overheersching Prinsgezinden en Patriotten eindelijk tot éénheid waren gekomen, „rendue „a elle-même” naar het woord van prins Willem V, tot zich terugriep wel niet hem persoonlijk, want men kende hem zelfs niet meer, maar in hem het Oranje-Huis, waarop de Prins, zijns Vaders belofte vervullende, „ne s’est pas refusé a la servir”. En dat hij het heeft kunnen doen niet als partijhoofd, als partijleider, maar in volle ongerepte persoonlijke vrijheid, ongebonden door eenig compromis noch met vreemde Mogendheden noch met een der binnenlandsche partijgroepeeringen, is geweest, gelijk wij weten uit de brieven, gepubliceerd in het derde deel, te danken aan het wijze inzicht van onzen laatsten Erfstadhouder, die, eigen verantwoordelijkheid niet van zich willende afschuiven, zijnen Zoon nimmer vrije hand heeft willen laten, maar dien heeft weerhouden van iedere ontijdige actie, van beloften, overeenkomsten en toezeggingen. Het is dank aan prins Willem V, dat het Koningschap der Oranje’s, gesticht door Gijsbert Karei van Hogendorp den Prinsman en door Joan Melchior Kemper den Pa- triot, van de oprichting vrij is kunnen blijven van ieder verband met eenige politieke partij: dat geen enkele onzer politieke partijen dat Koningschap kan opeischen als hare schepping: dat dit Koningsschap nog altijd in ons door partijverdeeldheid verscheurd Vaderland staat in het midden van en boven de partijen, tot op heden is de drager der Volkseenheid (Deel 111, pag. XIV). „Les détails sur la révolution en Hollande et ses commencemens „sonts des plus curieux”, schreef prinses Louise eenige weken later aan een ouden Oranje-vriend, den generaal de Constant Rebecque de Villars. „Les détails sur la révolution en Hollande et ses commence„mens sonts des plus curieux, puisque ce ne fut qu’avec des cocardes „d’Orange et des cris d'Oranje Boven! que I’ennemi armé, et ayant du „canon, fut chassé de ces parages, frappé d’une stupeur panique; et „cependant on n’ensanglanta pas ces premiers momens et on „aucun acte de vengeance. Cela est beau et fait honneur au nom Hol„landois. L’arrivée de mon Frère tout seul, tandis qu’on étoit encore „sur la brêche, et la confiance qu’il a témoigné par la a ses compatrio„tes, achevèrent la révolution et la consolidèrent, la Providence qui „ne I’a pas abandonné, permettant que le lendemain de son arrivée „les Russes d’un cóté et les Prussiens de I’autre vinrent a son secours „et Ie tirèrent de sa position précaire, et belle cependant parl'affec„tion touchante qu’on lui témoigna”. „Vous ne vous faites pas d’idée, ma trés chère Mère”, schreef de Prins op 3 December 1813 aan zijne Moeder, „vous ne vous faites pas „d’idée de la réception que j’éprouveet de la joye que la Nation me té„moigne d’être délivrée des Frangois et de mon retour dans la Pa„trie. Tout le monde témoigné désirer que je sois revêtu de „la Souveraineté. Hier Amsterdam a donné I’exemple de me traiter „en Souverain, et partout I’on considère cela comme nécessaire et „utile. J’ai donc cédé au désir National, mais sans accepter le titre de „Roi, croyant que pour le présent ü vaut mieux garder le nom d’Oran„ge et de me qualifier de Prince Souverain des Pays Bas. Sous ce titre „j’ai accepté la Souveraineté et tacherai avec I’assistance Divine de „remplir la tache que I’amour et la confiance de la Nation m’impo„sent. Je ne me cache ni les difficultés ni les déboires, mais je crois „agir par devoir, et avec I’aide de Dieu mon unique but sera toujours „de remplir le moins mal possible la place que le voeu National „m’impose. N’ayant pas le tems d’écrire a ma Soeur, veuillez I’em„brasser de ma part et lui communiquer ma position. File y prendra „part. Priez ensemble pour moi, car je ne saurois assez implorer Dieu „de ne point m’abandonner dans la situation épineuse oü Ses voyes „m’ont placé". De brieven laten dan verder nog iets zien van de reuzentaak, welke de Souvereine Vorst zich op de schouders had getild. „Tout récréer, „reconstruire dans un Pays épuisé n’est pas une bagatelle”, verzuchtte prinses Louise. „Cependant je conijois si bien que cette multiplici„té d’affaires soit préférable au far niente auquel mon Frère fut con„damné a Berlin”. Wij lezen in de brieven ook nog van de verwezenlijking van ’s Vorsten schoonsten droom, eigenlijk reeds van diens jongenstijd (vgl. Dl. 11, no. 47), de vereeniging van alle Nederlanden maar tot den zwaren prijs van afstand van het Nassausche erfgoed. De brieven doen ons voorts nog iets medevoelen van de spanning, gewekt door Napoleons terugkeer van het eiland Elba, van de onrust der Honderd Dagen, en daarin toch ook de voldoening over de verheffing van den Souvereinen Vorst tot het Koningschap, van de dankbaarheid om de uitredding door de overwinning bij Waterloo, van de vreugde om de geboorte van den lateren koning Willem 111. Het slot is dan eindelijk het rustige, vredige heengaan, eerst van prinses Louise op 15 October 1819 en acht maanden later, op 9 Juni 1820, ook van prinses Wilhelmina, wier verscheiden, als van de laatste der oudste generatie in den keten van drie geslachten: Ouders, Kinderen en Kleinkinderen, dat drievoudig snoer heeft verbroken en zoo een einde heeft gemaakt aan de Correspondentie der Stadhouderlijke Familie. Ik wensch dit werk te besluiten met de woorden, waarmede Mr. G. Groen van Prinsterer het eerste deel van zijne uitgave der Archives ou Correspondances inédites de la Maison d’Orange Nassau opdroeg aanZ.M. Koning Willem I: „La Maison d’Orange Nassau peut libre„ment ouvrir ses Archives et justifier par la même le haut rang „qu’Elle a depuis longtems occupé”. JOHANNA W. A. NABER. 1807 Door den vrede van Tilsit op g Juli iBoy uit zijne gevangenschap op parool bevrijd, haastte de prins van Oranje zich om uit Oost-Pruisen, waar hij sedert zijne deportatie over de Oder op 25 December 1806 doelloos en werkeloos had moeten rondzwerven, terug te keeren tot de zijnen te Berlijn. Zijne Moeder en Zuster wilden voorloopig nog in Sleeswijk het verdere verloop der gebeurtenissen blijven afwachten. 1. De prins van Oranje aan Moeder en Zuster. Aan prinses Wilhelmina. Berlijn. 25 Juli 1807. Etant parti le 17 au soir de Memel, j’arrivois le 19 au matin è, Königsberg oü je ne m’arrêtois quelques heures. Le lendemain, le 20 au matin a deux heures, je me suis remis en route et arrivois en 93 heures et sans accident le 23 a onze heures ici, après avoir fait 36 milles en Korbwagen pour hater ma venue. Je trouvois mon épouse encore levée, et vous jugerez aisément, ma trés chère Mère, de la satisfaction réciproque que nous avons éprouvés en nous revoyant. Elle ne s’attendoit pas a me voir aussi promptement de manière que ce fut une parfaite surprise. Je vis hier matin les gargons qui me visitèrent a mon réveil. Ils ont tous les deux grandis considérablement, mais surtout Guillaume qui sera bientót aussi grand que moi, s’il continue de la sorte, et qui a a mon avis en général beaucoup changé, étant beaucoup plus formé que lorsque nous nous quittames. Les deux enfans ont trés bon visage et jouissent d’une parfaite santé. II semble que leur constitution se roidit contre les malheurs qui frappent la Maison et dont ils sont les principales et innocentes victimes. II Naber, Correspondentie V 1 est impossible de les considérer sans attendrissement en songeant a la différence du sort qui leur paroit réservé en différentes époques. Au reste il ne faut jamais se laisser abattre par la, espérer le mieux et s’en remettre a la Divine Providence qui peut encore tout mener a bien. Mimi m’a assuré être maintenant tout a fait bien et elle ne se plaint encore que de foiblesse. J’ai trouvé cependant que les circonstances semblent avoir fait une plus profonde impression sur elle, étant encore fort maigre et un peu plus pale qu’a I’ordinaire. Au reste il est aussi possible qu’a ce dernier égard elle paroisse moins bien qu’elle ne I’est effectivement, n’ayant point mis de rouge, ce qui lui donne un tout autre air. Aan prinses Louise. 28 Juli 1807. J’ai été bien charmé d’apprendre que vos sentimens sont a I’unisson des miensx). C’est une vraie consolation pour moi et une satisfaction que j’ai toujours reconnue que quand même chacun de la familie a ses propres opinions sur différentes circonstances et petits objets, dans les grandes occasions tout ce qui se nomme Orange a la même opinion, et qu’en suivant la Conduite que I’honneur et le devoir semblent dicter, I’on peut être sur de rencontrer les idéés de ses proches. A I’égard de notre situation il n’y a rien de nouveau. Aan prinses Wühelmina. 30 Juli 1807. Depuis mon arrivée en ces lieux j'ai cherché a me procurer des renseignemens sur les opinions existantes a I’égard de mes intéréts et de la conduite qui paroitroit la plus convenable d’être tenu pour sauver les débris de la fortune de la Maison ou faire un essay pour prévenir I’anéantissement de son existence politique qui semble inévitable et n’est cependant pas expressément prononcé. Mon épouse avoit écrit a I’Empereur par le général Bentinck 2). II n’a J) Prinses Wilhelmina aan haar Zoon. 23 Juli 1807: „Soyez au reste bien persuadé, „mon cher Guillaume, que nos sentimens sur ce qui se passé et sur le sort qui se prépare pour nous, sont entièrement k I’unisson, et que nous tacherons d’imiter le bel ex„emple de résignation que vous nous donnez. Je vois par ses lettres que la chère Mimi „fait de même, et de cette quoi qu’il arrivé, du moins nous restera-t-il la consola„tion de savoir suporter les épreuves par lesquelles la Providence trouve bon de nous „faire passer”. 2) Zie dien brief, in dato 4 Juli 1807, bij H. T. Colenbrander, Gedenkstukken Vll, png. 773. pu remettre en personne la lettre dont il étoit chargé et est revenu sans réponse, la lettre n’ayant pu être remise que le jour du départ de Napoléon *). II est cependant certain que celui-ci s’est encore réservé les moyens d’être juste a mon égard, puisque d’après les informations regues il n’a point été encore disposé de Fulde, tandis que la Hesse a été donnée a Jéróme 2) qui prendra sa résidence a Cassel, et que I’on assure que Brunswic est réuni au royaume de Westphalie. Je n’ai pas vu encore le général Clarke 3). Néanmoins il continue a nous donner des conseils, paroissant éviter I’entrevue pour prévenir une explication sur la conduite tenue I’hiver dernier a mon égard 4). Par contre j’ai vu et parlé ici le prince de Neufchatel5). Je savois que celui-ci s’est trés bien montréaTilsit. En conséquence je Ie consultois sur la probabilité ou la possibilité d’obtenir encore de I’Empereur quelque restitution favorable par laquelle je fusse rétabli dans mes Etats et rendu par la a mes enfans leur précédente existence, et c’est d’après son avis que j’adressois une lettre a Napoléon 6) qu’il s’est chargé de lui faire parvenir. Tandis que par cette démarche qui est considérée comme un dernier effort pour nous sauver, j ’ai taché d’obtenir la restitution de mes Etats et par conséquent des Souverainetés dont j’étois en possession au commencement de la guerre 7), une autre conduite a paru devoir être tenu a I’égard des Pays médiatisés 8) par la Confédération du Rhin, et il semble pré- *) Uit Dresden terug naar Parijs. 2) Hieronymus Bonaparte, jongste broeder van keizer Napoleon, thans koning van Westphalen. s) Henri Jacques Guillaume Clarke, toen commandant van Berlijn, later hertog van Feltre. 4) De door hem bevolen deportatie van den prins van Oranje over de Oder, vgl. Dl IV, pag. 284, 297. 6) Maarschalk Berthier, die toen als Chef van de Staf te Berlijn zijn hoofdkwartier had. 6) Zie dien brief, in dato 27 Juli 1907, Gedenkstukken Vll, pag. 775. 7) Namelijk Fulda met bijbehoorende bezittingen. s) I.e. onttrokken aan het Duitsche Rijksverband en gebracht wat betreft Nassau-Dietz onder de vorsten van Nassau Usingen en NassauWeilburg en wat betreft Nassau Hadamar, Nassau Dillenburg, Nassau Siegen onder den groothertog van Berg. Weingarten was aan den koning van Wurtemberg gekomen. Volgens het Statuut van het Rijnverbond konden onttroonde Vorsten hunne domeinen en hunne persoonlijke bezittingen behouden. férable de chercher a s’entendre avec les nouveaux Souverains k I’amiable sur la restitution des domaines, se réservant des démarches auprès de la France pour les y obliger dans le cas ou ils ne voulussent prêter I’oreille a un arrangement raisonnable. A I’égard du grand-duc de Bergues x) je n’ai encore pu prendre une décision sur la manière de m’adresser a lui, puisque I’incertitude sur le lieu actuel de son séjour ne le permet point, mais quand a Wurtemberg et Usingue ü nous semble que le meilleur est de m’aboucher en personne avec les intéressés et de leur demander comme une chose toute naturelle et qui parle d’elle-même (!) la levée du séquestre. En conséquence je me suis déterminé a me mettre incessamment en route pour tacher d’effectuer ces restitutions le plutót possible, et assurément que ces deux points une fois obtenus, la subsistance des enfans seroit assurée d’une manière agréable, si même elle ne fut rien moins que brillante. Comme le prince de Weilbourg 2) se trouve a Paris, je puis sans affectation me bomer a m’aboucher avec celui d’Usingue. J ai tout lieu de croire que ma restitution a Weingarten 3) ne souffrira point de grandes difficultés. En général Talleyrand 4) a donné a connoitre être d’opinion que ces propriétés médiates me restoient, et que c étoit 1 intention de I’Empereur. II n’y a que les domaines du Pays de Nassau qui me paroissent pouvoir bien ne pas être compris dans cette disposition, puisque je ne sais pourquoi la rente des 60.000 fl. B) m’a été accordé, et cela n’est en tout cas pas un motif pour négliger de faire des démarches pour en recouvrir la possession, si cela est encore faisable. Maintenant permettez-moi, de vous demander quels sont vos projets pour I’avenir. Estes-vous d intention de rester a Schleswick ou bien quel autre séjour trouvez vous bon k choisir ? II n’y a pas de doute que, si vous donnez la préférence a 1) Joachim Murat, maarschalk van Frankrijk. 2) Frederik Willem vorst van Nassau Weilburg, zoon van Carolina van Oranje, zuster van prins Willem V. Zie over de vervreemding tusschen de Oranje’s en de Weilburgers ontstaan Dl. IV. a) Zie vorige pag., noot 8. t) Charles Maurice de Talleyrand, Fransch minister van Buitenlandsche Zaken. ») Een rente den prins van Oranje toegewezen bij den vrede van Tilsit om te worden uitbetaald door den koning van Westphalen Hieronymus Bonaparte, door wien deze rente nimmer is uitgekeerd. Oraniënstein *) et que vous voulussiez y reprendre votre précédent établissement, cecipourraavoirlieuincessamment. Je pense que vous ne voudrez pas vous exposer a y demeurer (en Danemarc) 2) en cas de guerre 3), et pour lors il faudra obter 4) entre le passage de la mer 5) et un établissement sur le continent dans un local qui semble promettre de la tranquilité, ce qui a lieu a Oraniënstein qui est fort éloigné de tout théatre de guerre dans Ia présente situation de I’Europe. J’ai écrit a Heerdt6), pour qu’il mette ici un peu I’ordre dans la maison7). Je ne peux encore former de projet sur le lieu oü je m’établirai, puisqu’il faut dabord savoir quelle sera ma position, et cela ne presse aussi point, vu que Guillaume a encore prés de deux ans a rester al’Ecole Militaire, de sorte que, si je me décide aussi a quitter dans la suite entièrement Berlin, je désirerai y pouvoir garder au moins jusqu’a cette époque mon établissement principal8). Je le considère comme un point central duquel je tacherai de régler et de mettre en ordre tout es mes différentes affaires sauf les courses et voyages qui pourroient être requis, et les terres Polonoises 9) que j’ai du négliger depuis plusieurs années a cause de I’attention donnée a mes Etats Allemans, exigent aussi que je m’en occupe particulièrement. Depuis *) Oraniënstein behoorde tot de domeinen, waarover de prins van Oranje meende de beschikking te hebben behouden, en was door prins Willem V testamentair aangewezen als douairie voor prinses Wilhelmina. *) Het hertogdom Sleeswijk was in 1773 door versterf aan koning Christiaan VII van Denemarken gekomen. 8) Napoleon had te Koningsbergen een embargo laten leggen op alle Deensche eigendommen, wat een breuk tusschen Frankrijk en Denemarken verwachten deed. é) Op ter. B) Een uitwijken naar Engeland. *) Timon Cornelis baron van Heerdt tot Eversberg, gewezen hofmaarschalk van prins Willem V, als zoodanig overgegaan in dienst van den prins van Oranje. 7) Kasteel en inventaris hadden zwaar geleden door herhaalde inkwartiering van Fransche officieren, vgl. Dl. IV. 8) In het hotel Unter den Linden, 36, in 1803 door den prins van Oranje betrokken en in 1804 van den koning van Pruisen gekocht, vgl. Dl. IV. Het was trouwens het eenige etablissement, dat den Prins in onbetwisten eigendom was gebleven. Het Engelsche jaargeld was hem ook gebleven, zie Dl. IV. •) Goederen in 1797 door den Prins aangekocht in Pruisisch Polen en met den vrede van Tilsit gekomen onder den koning van Saksen in diens kwaliteit van groothertog van Warschau. Zie over hun aard en samenstelling Dl. 111 en IV alsook Mr. J. A. van Hamel, *s Erfprinsen Toevluchtsoord in Bijdragen voor Vdderlandsche Geschiedenis, 7de Reeks, Dl. 11, pag. 219. que je suis ici, j’ai effectué le projet de demander ma démission au Roi de son service militaire. Malgré les sujets de plaintes que je crois avoir contre S. M. 1), et quoiqu’il est a prévoir que dans le présent état de choses il n’y a guères ni gloire ni agrément a attendre pour le service Prussien, je ne puis nier que eet espèce d’abandon nécessité de sa cause me fait une vraie peine, et plus on prévoit des malheurs plus on voudroit être a même 'd’aider a les détourner, mais a eet égard mon expérience de dix ans ne donne, hélas, qu’une conviction trop fondée que cela n’est pas possible, et la relation existante entre S. M. et moi doit me faire croire qu’il sera charmé que je renonce a une place dans laquelle je pourrois I’embarrasser, et quejenedoislerefroidissement de son amitié qua la franchise avec laquelle je I’ai prévenu de ses dangers, ayant été malheureusement un trop bon prophéte. Du reste le Roi me fait une grande peine. 2) Le tout promet un bien triste et facheux avenir pour le Roi et sa Familie, et quand on lui est bien sincèrement attaché, cela est assurément bien douloureux surtout quand il est impossible d’aider et qu’on ne peut concidérer les malheurs passés, présens et futurs que comme une suite nécessaire de tout ce qui a eu lieu sous le Règne actuel et de la fausse politique du Cabinet du Roi. 4 Augustus 1807. C’est ce soir même que je pars, hatant mon voyage afin de tacher d’être de retour dans deux a trois semaines, tems vers lequel il seroit possible que je resus des réponses aux lettres écrites a Paris 3). Je me propose d’aller dabord d’ici par Frankfort a Biberich pour m’aboucher avec cette Cour 4), et d’après les circonstances et les informations que j’y recevrai, j’y bornerai ma course ou je visiterai les autres Cours avec lesquelles j’ai des affaires a traiter. Le prince de Weilbourg et Gagem 5) sont a Paris. 1) Om de ontrouw van koning Frederik Willem 111 aan zijn belofte den Prins door uitwisseling uit zijn gevangenschap op parool te bevrijden. Vgl. Dl. IV. 2) Weggelaten eene beschouwing over de momenteele positie van den koning van Pruisen. 3) Het schrijven door bemiddeling van maarschalk Berthier aan Napoleon gezonden. Vgl. pag. 3. 4) Van Nassau Usingen. 5) Hans baron von Gagern, Nassausch diplomaat, meer bijzonder in dienst der vorsten van Nassau Usingen en Nassau Weilburg. Aan prinses Louise. Frankfort. 8 Augustus 1807. II est certain que I’Empereur n’a pas encore disposé de ce qui m’appartientx). Je ne peux donc perdre entièrement I’espoir qu’il sera juste a mon égard, et qu’il sera possible de récupérer mes possessions. Aan prinses Wilhelmina. 11 Augustus 1807. Je peux avoir I’honneur de vous marquer que j’ai été è. Biberich et que je m’y suis abouché avec le duc de Nassau sur les objets sur lesquels je désirois I’entretenir, que le séquestre, mis sur les domaines de la principauté de Dietz et dépendances, sera levé, et un arrangement conclu a I’égard des divers objets de revenus qui pourroient être un objet litigieux. J’ai lieu d’être tout a fait satisfait de la manière dont le Duc s’est exprimé vis a vis de moi et en général des dispositions dans lesquelles je trouvois la Cour de Biberich. Jeprendrai en tout cas a cette occasion 2) des informations exactes au sujet d’Oraniënstein, ainsi que du tems nécessaire pour le rendre de nouveau habitable. Dans les circonstances actuelles ce séjour me semble vous procurer du moins pour une partie de I’année les agrémens de la tranquilité que vous pouvez désirer. Vous y avez I’avantage de vous y trouver chez vous, et c’est ce qui m’engage a vous répéter la proposition que j’ai déja °sé vous présenter depuis Berlin, d’y rétablir votre demeure. II est certain que vous y aurez de tems a autres des souvenirs facheux, mais ou ne pas y être exposé! D’ailleurs I’intérêt que vous prenez a ces contrées et les soins que vous donnez au bien-être de la ville de Dietz et è. I’éducation de la jeunesse, donnent aussi des momens agréables qui ne pourroient être racheté par un nouvel établissement dans une terre étrange et oü les mêmes liens ne sauroient exister avec les habitans du pays. Aan prinses Louise. 14 Augustus 1807. Dans la conduite de la Cour de Biberich il s’est effectué quelque changement, puisqu’après m’avoir témoigné le Dimanche vouloir 1) Namelijk Fulda. 2) Bij gelegenheid van een bezoek, dat de Prins van Oranje verwacht van Chelhis. tout restituer x) et de I’empressement a entrer en matière è. eet égard, ils ont voulu tirer ensuite la chose en longueur quand Arnoldi2) a parlé le lendemain préalablement sur les bases è. établir. II semble que la crainte est fortement a I’ordre du jour, et que celle-ci plutót que d’autres motifs occasionne cette vacillation. Aan -prinses Wilhelmina. 15 Augustus 1807. A Stutgart je me flatte obtenir une connoissance exacte des intentions de S.M. Wurtembourgeoise 3) a I’égard de Weingarten dont je me propose de lui demander la réintégration sur le pied oü les choses étoient avant la demière guerre. J’attache grand prix a cette possession. Aan prinses Louise. 22 Augustus 180 Mon voyage a Stutgart n’a pas eu le succès que la justice de ma cause me permettoit d’attendre. Pour le moment le Roi se refuse a lever le séquestre mis sur Weingarten. Aan prinses Wilhelmina. 24 Augustus 1807. Graces a lui 4) j'ai conservé une parcelle de mes possessions, et par conséquent je peux dire avoir une chaumière au bord du Lac de Constance, car effectivement ce n’est guères davantage, la maison de Hagenau étant fort petite et seulement destinée pour I’amusement du Prélat de Weingarten qui y passoit quelques jours pendant les vendanges. Hier je fus a Biberich pour y prendre congé avant de quitter ces environs et pour m’y aboucher encore sur quelques objets. Ils paroissoient ne point avoir connoissance de ce qui sera déterminé è. Paris sur le sort de I’Allemagne, et I’on s’attendoit a une déclaration impériale qui fixeroit en gros les objets. En attendant le séquestre ou la prise de possession au nom de I’Empereur des domaines des pays dont il n’a pas encore été disposé, prouve I’intention de séparer ceux-ci de la Souveraineté, et qu’il est question de gratifier encore des militaires Francjois, L) Namelijk de domeinen. *) Nassausch zaakgelastigde van den prins van Oranje. *) Koning Frederik I. Hij had in 1805 met Napoleon gesloten een overeenkomst, tengevolge waarvan het hertogdom Wurtemberg bij den vrede van Presburg was verheven tot een Koninkrijk. *) Hertog Karl Friedrich, wien door Napoleon in 1806 de titel van Groothertog van Baden was verleend. Hij was de grootvader van Maria van Baden, hertogin van Bronswijk Oels. ainsi que cela a eu lieu déja en Pologne. D’après ce dont il a été convenu, les conférences 1) commenceront incessamment pour fixer les objets qui dans la partie du Païs de Nassau tombée aux Nassau doivent m’être rendu, et je serai conséquemment remis en possession des domaines et revenus domainiaux. Au reste jesuistellement accoutumé aux contrairiétés et a ce que tout aille dans le sens inverse de ce qui me paroit probable, que rien ne m’étonne plus et que j’agis avec la conviction que tout est inutile. Néanmoins comme père de familie il ne m’est pas permis de jetter Ia manche après la cognée 2) comme bien des fois j’en ai été tenté, et a quoi je n’eus certainement pas résisté comme gargon. J’ai I’honneur d’être, ma trés chère Mère, votre trés humble et tout dévoué serviteur et fils G. F. Pr. d’Orange. 2. Dr Prinsessen aan den prins van Oranje. Prinses Wilhelmina. Sleeswijk. 14 Augustus 1807. Le résultat pour le Danemarc en pourroit être que les profitassent de I’occasion et s’emparent des Duchés 3) sous prétexte de les défendre contre les Anglois. II y a deux ou trois jours que nous eumes une vive allarme. On prétendoit savoir que Ie prince de Ponte Corvo 4) se préparoit a y venir a la tête d’un corps de 20.000 hommes. Comme cette nouvelle sembloit positive, nous fimes nos paquets et nous primes dabord des informations sur les moyens de passer Ia mer, ceci étant notre demier et seul azyle; tant que cette crise dure, je ne pourrois d’ailleurs maintenant sortir d’aucun port Danois. Vous me demandez, mon cher ami, quels sont mes projets pour mon établissement futur et vous me proposé Oraniënstein! Si c’étoit pour m’y établir avec vous ou prés de vous et des vótres, je ne balancerai pas a vous ’) Van den vorst van Nassau Usingen met Arnoldi, den zaakgelastigde van den prins van Oranje. *) I.e. se rébuter, abandonner totalement une affaire, une entreprise par dégoüt ou découragement. Gr. Dict. Un. de Larousse. *) Sleeswijk en Holstein, bezit van het Deensche Koningshuis, waarheen de Prinsessen gevlucht waren in goed vertrouwen op de neutraliteit van Denemarken. 4) Jean Baptiste Jules Bernadotte, maarschalk van Frankrijk, thans prins van Ponte Corvo. faire ce sacrifice, mais du moment que le Pays de Nassau n’est pas a vous, il me seroit odieux d’y fixer mon établissement. Quand aux démarches que vous venez de faire d’après les conseils recueillis a Berlin 1), je vous avoue franchement que je n’en attend rien. A Paris cela me paroit moutarde après diner, et les Princes vos Souverains 2) seront, je crois, fort embarrassés vis a vis de vous. Sous-mains les meilleurs voudront bien vous favoriser, mais haut a la main je doute qu’ils le puissent, et ils trembleront de la simple idéé d’être compromis par la chez Napoléon, si on apprenoit que vos cousins ont été moins rapaces vis a vis de vous qu’ils ont dü le paroitre. Toute chose égale je préférerai de me fixer dans votre voisinage si ce n’est au même endroit, mais si tout reste aussi précaire que cela l’est actuellement, je ne voudrois du moins pas me hater sans nécessité de m’y3) rendre. S’il ne fait plus sur ici, et que je le puisse, je crois devoir m’y 4) rendre quelque peine que j’éprouverois de partir sans vous revoir ni votre familie, mais c’est pour vous que j’irai travailler, et puis je ne considère cela non plus que comme un voyage d’oü, s’il plait a Dieu, je puis revenir, si le continent reprend son assiette naturelle, au lieu qu’une fois passé I’Elbe, je suis au pouvoir de eet homme qui nous déteste et de ses satellites. 6) Vu tout I’ensemble nous sommes moins mal ici pour attendre que la paix se consolide. Si la confusion augmente au lieu de diminuer et que les Frangois viennent ici ou que la guerre recommence, je désire pouvoir passer en Angleterre, mais si cela ne se peut pas, il faudra me résigner a demander des passe-ports Frangois pour le Mecklenbourg et de la peut-être jusqu’a Berlin. Voila pour le présent tout ce que j’en puis dire. J) Bij generaal Clarke en maarschalk Berthier, vgl. pag. 2. 2) De vorsten van Nassau Usingen en Nassau Weilburg en de groothertog van Berg, wier onderdaan de prins van Oranje zoude worden voor zoo ver hij zijne domeinen mocht behouden. 3) Naar Berlijn omdat die stad ook na den vrede van Tilsit nog door de Franschen bezet bleef. De Garde van Napoleon was er gelegerd en maarschalk Berthier had er zijn hoofdkwartier als Chef van de Staf, waarom het Hof voorshands evenmin in zijn hoofdstad wilde terugkeeren. 4) Naar Engeland. 5) Weggelaten politieke beschouwingen en berekeningen. Zie voor dat gedeelte van dezen brief Gedenkstukken Vll, pag. 778. Prinses Louise. 15 Augustus 1807. Ma Mère vous détaillera mieux ses plans que je ne saurois Ie faire, mais il me semble, mon aimable et cher Guillaume, que je ne puis en avoir d’autres que les siens, que mon devoir me dicte de rester avec elle quoi qu’il arrivé, de ne pas I’abandonner, et j’ai Ia ferme conviction que vous m’approuverez. Quoique tout soit pour ainsi dire pacifié, tout ce qui s’est fait me paroit si précaire que je ne crois pas que cela se soutienne, et que je m’attends que les flammes de la discorde pourront derechef être d’un moment a I’autre embrasés au continent par la plus petite étincelle. Alors je serois bien aise au moins de n’avoir pas a trembler pour vos jours, puisque vous avez quitté le service, et je pense qu’avec votre familie vous vous éloigneriez du théatre de nouvelles guerres. Votre pauvre Roi me fait une peine extréme ainsi que toute la familie royale. Ah! Je suis bien triste. En fait de meubles je fais tout vendre (a Brunswic) . J’ai cependant encore mes chevaux dont je me déferois a la première occasion, et cela me fera encore gagner deux gens qui sonts réellement de bons sujets que je vous recommande au cas oü vous en auriez besoin. Si je vais de vos cótés, je garderois provisionellement mon équipage pour le transport des bagages, mais si nous allons vers I’autre rive, je m’en défais, et je ne nie pas que ce seroit encore un sacrifice, mais la raison doit prendre le dessus en toutes choses en ces tems-ci oü il faut se bomer aux choses de strictes nécessités. En partant de Brunswic j’abandonnois Md. de Stamford a son mari et voila que maintenant qu’il n’est plus 1), je ne puis la planter la, et de même la Stettin 2) qui est seule dans le monde, n’a aussi que moi pour secours, mais c’est tout, et je ne prends personne avec moi au dela. Constant3), désespéré, fait des rêves et des cha- *) Generaal van Stamford was in het voorjaar van 1807 gestorven en zijne weduwe Wilhelmina van Heiden—Reinestein, gewezen grootmeesteres van prinses Louise, had daarop met haar dochtertje, Milou de Stamford, peetekind der Prinsessen, bij dezen een toevlucht gezocht en gevonden. Zij hertrouwde echter reeds het volgend jaar met eenen graaf van Bötticher. 2) Hofdame van prinses Louise. 3) Guillaume Anne de Coustant Rebècque, gewezen generaal in het Staatsche Leger, sedert 1795 uitgeweken naar Brunswijk en na de bezetting dier stad door de Franschen, gevlucht naar Hanau. teaux en Espagne pour se consoler, et il voit déja le petit Guillaume époux de ma nièce Charlotte x) et ainsi une nouvelle carrière pour sa Maison qu’il voudroit y voir établie. Ah! Alors j’y irois passer le reste de mes jours sans peine! Je plains tous ces malheureux peuples dont on dispose comme de troupeaux de boeufs. 24 Augustus 1807. On nous invite a Dobberan 2). On nous invite a Weimar. Vous nous conviez a Oraniënstein, mais le coeur nous porteroit dabord a Berlin, si cela se pouvoit, pour revoir toute la familie, puisqu’il est dit que Mimi ne peut être tirée de la. Cependant si nous prenions ce parti, il faudroit faire un établissement semblable X celui que nous avons en ces lieux, afin de n’être a charge a personne, et pour cela il faudroit encore qu’on put trouver a louer une maison, et qu’ü n’y eüt pas tant de troupes a héberger 3) que c’est le cas maintenant. Quoi qu’il en soit, cela nepourroit être que I’affaire de quelques mois d’hyver, et puis on verroit vers I’été, si on pourroit se résoudre è. retourner a Oraniënstein. En attendant et malgré la guerre4) nous sommes fort bien ici; mais il est sur que lorsquetouslesWeimarsserontpartis, le vuide sera considérable, et nous vivrons tout seuls. La Grande-Duchesse 5) s’est finalement décidée a retourner avec sa Belle-Mère *), et je pense que cela aura déjè, lieu la semaine prochaine. Les Anglois ont mis bon ordre è, son voyage par mer 7) et celui par *) Prinses Charlotte van Engeland, geb. 1796, vermoedelijke erfgename der Engelsche kroon als eenig kind van den prins van Wales en diens gemalin Carolina van Brunswijk. 2) Zomerresidentie van Friedrich Franz I hertog van Mecklenburg Schwerin, die als zoovele vorsten in het najaar van 1806 was uitgeweken naar Sleeswijk met zijn gezin, dat daar met de Oranje’s zeer bevriend was geworden. 8) Vgl. pag. 10, noot 3. •) Tusschen Engeland en Denemarken. •) Grootvorstin Maria van Rusland, zuster van czar Alexander I, gehuwd met den erfprins van Saksen Weimar. •) Louise van Hessen Darmstadt, echtgenoote van den hertog van Saksen Weimar Karei August. 7) Voor Pruisen en Rusland had de met Frankrijk gesloten vrede ook beteekend een bondgenootschap met Frankrijk in den oorlog met Engeland en doorvoering van het Continentaal Stelsel door afsluiting van alle havens aan de Oostzee, zoodat alle maritiem verkeer moest stilstaan. terre pour Petersbourg n’étoit pas faisable dans son état de santé. II faut donc qu’elle se borne a gagner Weimar. 31 Augustus 1807. Mon Beau-Frère est allé rejoindre sa femme a Pyrmont d’oü il et sa Familie iront tous ensembles prés de la margrave2) a Bruchsal et je trouve qu’ils prennent le meilleur parti. La Grande Duchesse nous quitte demain, et c’est une véritable affliction. Sa belle-Mère I’a précédée et nous quitta Samedi. Quant a nous, nous sommes toujours en place provisoirement sans avoir formé de plan fixe. Je suis a jamais T. a V. L. 3. De prins van Oranje aan Moeder en Zuster. Aan prinses Louise. Berlijn 31 Augustus 1807. Je me suis déterminé a me rendre un peu de vos cótés et je me fais une vraie fête d’avoir Ie bonheur de vous embrasser et de vous voir au moins quelques instans. Vous savez que mes courses sont toujours promptes, mes séjours courts et le retour déterminé par des autres considérations, et tel sera vraisemblablement le cas de nouveau cette fois-ci. Cependant il dépendra ensuite des arrangemens dont on conviendra, oü, quand et comment on se reverra. La nécessité de s’entendre sur ces points est un des objets que je crois pouvoir mieux traiter de bouche que par écrit, et il faudra peser ce que les inclinations, le bien-être, les agrémens rendent préférable. Pour nous nous ne pouvons encore prendre de parti que de conserver provisionnellement I’établissement qui nous reste 3), et faire face aux affaires et aux arrangemens que ma position entraine après elle, et de profiter du tems que nous devons y donner pour réfléchir mürement au parti qu’il nous conviendra d’embrasser ensuite. ') Frederik Willem hertog van Brunswijk Oels met zijne echtgenoote Maria van Baden en twee zoontjes. Zie over hen Dl. IV. 1) Amalia van Hessen Darmstadt, markgravin van Baden, weduwe van den erfprins van Baden, moeder van de hertogin van Brunswijk Oels. s) Het hotel Unter den Linden 36, vgl. noot 8 bij pag. 5. Aan prinses Wilhelmina. 1 September 1807. Quand a des nouvelles si je devais p. e. juger par I’article que le Gazettier de Hambourg a inséré a mon égard au sujet de mon retour ici II a notamment marqué que j ’étois reparti de Francfort pour Berlin, puisque je n’avois pu avoir des passeports pour Paris, et ceci est bien faux, n’ayant pas été dans le cas d’avoir a eet égard refus ou difficultés, vu que je n’en ai pas demandé et n’étois pas d’intention d’y aller. Aan prinses Louise. 5 September 1807. Mon départx) est fixé a demain vers le soir. Je meflatte être Mardi soir a Hambourg, en repartir le Mercredi et m’arrangerai de manière a être le Jeudi matin a Schleswick. Je descendrai directement a la maison de ma Mère et prie qu’il soit soigné pour(!) un quartier. Heerdt m’accompagne, dureste personne. Pour I’agrément du séjour de Schleswick le départ de la Grande-duchesse Marie est assurément une grande perte, et il est vrai qu’il n’y a guères d’apparence que I’hyver prochain y fournit les agrémens dont vous jouissiez le précédent. Aussi je ne vois pas la nécessité que vous y restiez, et peut-être puis-je le considérer comme un bien que les relations y formées sont rompues par le départ des autres, vu que par la vous vous déterminerez peut-être plus aisément a prendre un autre parti. Au reste nous en parlerons. Ainsi basta sur cette matière. Recevez les assurances du trés parfait attachement avec lequel je ne cesserai d’être votre tout dévoué frère et ami G. F. Pr. d.Orange. Overeengekomen werd, dat de Prinsessen den winter van iBoy op 1808 zouden gaan doorbrengen te Berlijn na onderweg eerst nog een bezoek te hebben gebracht aan de hertogelijke familie in Weimar, terwijl de Prins zijnerzijds vóór het intreden van het winterseizoen nog een inspectie wilde houden op zijne goederen in Polen, welker belangen hij in de laatste jaren weinig *) Naar Sleeswijk. had kunnen behartigen en waarvan de opbrengst door wanbeheer aanzienlijk was teruggeloopen. 4. De prins van Oranje aan Moeder en Zuster. Aan prinses Wilhelmina. Berlijn. 22 September 1807 Je n’arrivois que Ie matin de Lundi entre 4 et 5 heures. Nous trouvames tout le monde profondément endormi, mais dans le matin j’eus le plaisir de revoir Mimi et les enfans et de les trouver en bonne santé. Tout le monde se réjouit beaucoup de I’espoir de vous voir dans quelques semaines parmi nous, et dès aujourd’- hui nous nous occuperons de la manière de vous loger le moins mal possible. Aan prinses Louise. Berlijn. 3 October 1807. J’ai rarement entrepris une course avec moins de plaisir que Ia prochaine, vu le mauvais état dans lequel je m’attends a trouver toutes choses. Si je me trompe, tant mieux, mais je doute qu’il sera possible de justifier I’envoy de 400 R. comme le produit d’une année. Au reste je considère ce voyage comme une affaire de nécessité et de devoir envers les enfans dont ces terres deviennent le patrimoine. Depuis avant-hier Heerdt a pris la direction du ménagex), et je me flatte qu’il y mettra beaucoup d’économie, et assurément il sera difficile a la longue de joindre les bouts de I’année ensembles. Ragotten 2). 10 October 1807. Ici nous sommes extrêmement tranquiles et aux livraisons prés qui continuent et les réquisitions de voitures I’on ne se douteroit pas a Ragotten que depuis tous ces demiers tems il se soit rien passé de nouveau. Demain je me rends a Czeszewo et puis Widzim. Ensuite je reviendrai ici pour y résumer ce que j aurai vu, trouvé et remarqué, et puis j’agirai et prendrai les résolutions que les circonstances exigeront. Ce ne sera que pendant mon séjour de Widzim que je pourrai commencer a éclaircir beaucoup de choses qu’il m’est impossible de traiter *) Als hofmaarschalk. 2) De namen der Poolsche goederen waren: Ra?otteu, Stenziwo, Widzim en Czeszewo. auparavant et particulièrement d’approfondir le grand déficit qui a eu lieu dans I’envoy des argens. Widzim. 17 October 1807. Les gazettes de Hambourg vous auront dé ja informée de la nouvelle perte que j’ai éprouvée par le bombardement de Coppenhague 1), et que les caisses qui y avoient été déposées, ont brülés avec le magasin du négociant2) auquel elles ont été confié. II paroit qu’une partie des brillants 3) ont été trouvés dans les cendres, et peut-être que je pourrai encore avoir quelques débris de retour, mais ma perte sera toujours trés considérable, toutes mes obligations ayant été dans ces caisses desquelles je ne peux me flatter revoir aucun débris. L’argenterie des enfans étoit également parmi les effets déposés 4). Ravotten. 24 October 1807. Je me défais d’un couple d’employés dans I’espoir que eet exemple influera sur les autres, et il y en a encore dont le sort est incertain, celui-ci dépendant des rapports que j’attends sur I’état de leurs caisess. Je vous embrasse et suis pour la vie T. a V. G. F. Pr. d’Orange. 5. Prinses Wilhelmina aan haar Zoon. Weimar. 18 October 1807. Le train de vie a quelque rapport avec celui de Brunswic, mais il y règne plus d’aisance et moins de gêne a certains égards. Le Dimanche est aussi le grand jour pour voir le monde, et celui-la est absolument comme a Brunswic 5). La société est assez nom- *) Door de Engelschen. 2) De koopman Detiger, bij wien de prins van Oranje nog allerlei uit Dillenburg, Diez en Fulda in veiligheid meende te hebben gebracht. Vgl. Dl. IV. >) Na den dood van prins Willem V had prinses Wilhelmina de beroemde familiejuweelen (Vgl. Dl. IV, no. 10), overgedragen aan haar Zoon. De prins van Oranje aan zijn Moeder. 27 Mei 1806: „quoique je sente parfaitement les motifs qui vous portent a „trouver une espèce de satisfaction et de tranquilité k avoir terminé cette affaire (des „byoux), j’eusse été charmé que vous eussiez voulu en les gardant prévenir le renou„vellement continuel de souvenirs bien tristes”. *) De jonge prinsen hadden naar oud gebruik op hunnen verjaardag geregeld van Ouders en Grootouders een stuk tafelzilver ten geschenke ontvangen. ») De hertogin-moeder Amalia van Brunswijk, een oudere zuster van den hertog van Brunswijk, was in Mei 1807 overleden. Zij was de bezielende geest van het Weimar – sche Hof geweest. breuse a proportion de la ville, mais on dit que depuis un an x) eUe a beaucoup diminué. Du reste on ne s’apercpoit plus de ce que ce pays et cette ville ont souffertes. Je vois quasi tous les jours Wieland 2) et j’ai peine a me persuader que eest lui, tant il est simple dans la conversation et annonce peu ce qu’il est. Goethe 3) est plus marquant. Je ne I’ai vu qu’une fois. Alors il étoit fort aimable. II fait grand bien au spectacle, surtout pour la déclamation qui est la meilleure que j’aye entendue sur un théatre Allemand. Parmis les acteurs je n’ai pas trouvé cependant de trés grands talens, mais il y a beaucoup d’ensemble. 25 October 1807. Mercredi on donne Le Comte d’Egmont4), tragédie de Goethe, qui est belle et qu ils jouent, dit-on, trés bien. Je suis fort curieuse dè Ia voir. Le sujet d’ailleurs étant intéressant pour nous par luimême. Nous y verrons paroitre notre ancêtre le prince Guillaume lier. Samedi nous aurons aussi un beau spectacle. C’est Camille 5) avec la musique de Paër 6). Md. Jagersman 7) y jouera pour la première fois devant nous, ayant été absente et puis malade. Je me réjouie de I’entendre, car on la dit trés bonne actrice et fort agréable chanteuse. 1 November 1807. Cette semaine nous avons vu jouer trés bien deux pièces de Goethe qui ont de la réputation, Le Comte d’Egmont et Iphigénie en Tauride8) de Goethe. Cette demière pièce m’a fait beaucoup de plaisir. Eüe fut extrêmement bien joué. Dans Le Comte d Egmont il y a de belles scènes, mais d’autres qui ne me plaisent 1) Sedert de inneming der stad door de Franschen na den slag bij Jena op 14 October 1806. 2) Christoph Martin Wieland. 1733—1813. s) Johau Wolfgang von Göthe. 1749—1832. *) Verschenen in 1788. ') Opéra bouffe met woorden van Martolier en Carpaui op muziek van Paër voor het eerst opgevoerd te Parijs in 1804. ‘) Ferdinando Paër, Italiaansch componist. 1771—1839. p Henriette Carolina Frederika Jagersman, beschermelinge van Amalia van Brunswijk. hertogm-moeder van Saksen Weimar. Zij was de glorie van het Weimarsche theater. ‘) Verschenen in 1788. Naber, Correspondentie V 2 pas et qui s’écartent entièrement de I’historique qui dois faire le fond du sujet. 7 November 1807. Votre estafette est arrivé avant-hier, et I’on m’a remis votre lettre, mon cher ami, a mon réveil. Elle m’a fait beaucoup de plaisir en m’apprenant votre heureux retour a Berlin et I’empressement que vous voulez bien mettre è.nousy voir. Enconséquence, mon cher Guillaume, nous avons pris nos arrangemens pour nous mettre Mardi en route de grand matin pour aller coucher a Leipzig, le lendemain nous espérons arriver de bonne heure a Dessau et le surlendemain, s’il plait a Dieu, partir de la aussi de bon matin, c.a.d. dans la nuit, et aller ensuite d’une traite jusqu’a Berlin. Si j ’avois voulu céder aux vives instances que I’on a bien voulu me faire ici, j’aurois encore prolongé mon séjour, mais quelque agréable qu’il soit, je me réjouit certainement beaucoup de me réunir a vous, mon cher ami, et aux vótres et je sens vivement tout le prix d’une telle réunion de familie avec I’espoir que bientöt aussi nous y verrons le Roi et le reste de la Familie Royale, comme on nous en flatte. J'embrasse cette demière (Mimi) bien tendrement . J’embrasse aussi vos diers enfans ainsi que leur Papa dont je resterai toujours la fidéle et bien bonne Maman W. 1808—1809 In het voorjaar van 1808 betrokken de Prinsessen te Berlijn in de met Unter den Linden parallel hopende Behrenstrasze een hotel, gelegen vlak achter dat van den prins van Oranje, waarmede het aan de achterzijde een verbinding had. Zoo waren de Oranje’s ruim anderhalf jaar in ongestoord dagelijksch samenzijn bijeen en bleef de correspondentie beperkt tot enkele brieven, gewisseld tijdens een paar inspectiereizen van den Prins naar diens Poolsche goederen, tot in April 1809, bij de hervatting der vijandelijkheden tusschen Frankrijk en Oostenrijk, de Prins naar het Oostenrijksche leger vertrok, hopende daar in actieven dienst te zullen kunnen komen. Terstond daarop hernam de briefwisseling van weerszijden haar oude karakter van een stelselmatig en geregeld bijgehouden dagverhaal. 6. De prins van Oranje aan Moeder en Zuster. Aan prinses Wilhelmina. Scharding. 17 April 1809. Je peux avoir Ia satisfaction de vous marquer, ma trés chère Mère, que nous *) sommes arrivés ce matin en ces lieux après avoir passé Vienne oü je ne me suis arrêté qu’un demi-jour. J’ai eu 1 honneur de faire ma cour a S. M. I’Empereur 2) qui m’a re809: „Notre perte en hommes a été ”échaDDéSmer – me P°rte f°rt Wen 6t 3i’ grSceS è Dieu> heureusement „echappe, maïs j ai perdu le 5 au soir deux chevaux qui out été tués sous moi” ) Wapenstilstand van Znaïm. land Naar 06 CoUranten hadden gemeld- was de Erfprins op 16 Juni te Yarmouth ge- Naber, Correspondentie V 3 15. Prinses Wilhelmina aan haar Zoon. Schönhausen. 14 Juli 1809. Je vous écris, mon cher ami, dans un moment trés pénible. II courre de facheuses nouvelles de vos cótés. Elles viennent de Glatz et portent malheureusement I’apparence de la vérité, mais elles ne sont pas officielles et, comme vous pouvez croire, ne parlent qu’en gros des échecs essuyés et de la retraite de I’Archiduc. Ainsi nous ignorons ce que vous faites. Dieu veuille avoir pitié de nous. *) Le Cte. Goltz promet une bonne occasion pour soigner ce paquet, Dieu sait oü il vous trouvera, pourvu que ce soit sain et sauf, alors je pourrai tout supporter et que vous ne soyez pas non plus prisonnier de guerre, car cela pourroit rendre votre situation encore pire que si vous étiez blessé. Du iy Juillet. Jepuisavoirl’indicibleplaisirde vous dire que je viens de lire votre lettre du 7 è. la chère Mimi2) qui arrivé a I’instant et que je remercie la divine Providence du fond de mon &me de vous avoir conservé! Nous avons pleurez de joye ensembles comme des enfans, savoir Mimi, Loulou et moi. Je ne puis dire ce que j’ai senti en revoyant de votre écriture! A présent je ne pense plus k la perte de la bataille. 18 Juli 1809. Vous jugez bien combien principalement la nouvelle de I’armistice 3) nous a attérez, parceque s’il est suivit de sa suite ordinaire, c’est absolument le coup de grace pour I’Autriche et a peu prés le monde entier! Est-ce lè, le résultat de ces belles proclamations qui électrisoient tous les coeurs oü il reste encore quelques grains de loyauté et d’amour pour I’ordre et la justice? Et tous ces sacrifices que I’on a fait déjè. et ces flots de sang répandus et ces malheureux peuples qui d’un moment a I’autre attendent leur délivrance comme les Juifs le Messie, tout cela sera-t-il perdu? Et les peuples jettés dans I’esclavage de Bonaparté, triomphant au moment oü peut-être il n’a jamais été si i) Weggelaten een uitvoerig relaas van financieele moeilijkheden. 2) Van de correspondentie van den prins van Oranje met diens gemalin is niets aan wezig. s) Van Znaïm. pres de sa chüte 1), si on avoit voulut de bonne foi soutenir une lutte a mort, comme on n’a cessé de Ie dire et de I’écrire ? Si on ne reprend les armes incessamment la Monarchie croulera immanquablement, et ici on 2) dira; Je l’avois hien prévus que cela iroit comme cela. Je sait que cela ne sauvera pas la Prusse, mais cela servira d excuse a ceux qui n’ont pas mit Ia confiance qu'ils auroient dü, dans les paroles de I’Autriche. Je n’en dis pas davantage, mon cher, j’ai un pressentiment que cette lettre ne vous trouvera plus, et que vous estes en route pour venir ici nous voir pendant ce malheureux armistice. Nous sommes toutes dans cette idéé, et cela nous console des malheurs arrivés. 25 Juli 1809. Des nouvelles venues hier de bonne part disent que les troupes ont eu de grands désavantages en Espagne et I'expédition Angloise prête a agir, dit-on, oü on I’aurait voulu 3) doit être Ia plus conséquente que I’on ait jamais embarqué. Mais a quoi tout cela sert-il maintenant? Compté toujours sur votre bonne et fidéle Maman W. 16. De prins van Oranje aan Moeder en Zuster. Aan prinses Wilhelmina. Leitomischl. 17 Juli 1809. J ai déjè. 1 assentiment du Généralissimé pour profiter de I’armistice, mais mon départ est remis jusqu’après I’arrivée des lettres attendues de I Empereur et qui décideront, si j’ai encore le tems de faire le voyage on s’il faut y renoncer pour tirer promptement 1 épée. Recevez cependant mes remerciemens, ma trés chère Mere, pour la manière dont vous estes venue a I’aide de la caisse générale dans ces momens de désastres oü la faillite de C. de Vos 4) a causé tant d embarras a Boyer 6), et oü vous-même essuyez des pertes sensibles. ‘) Door het opkomen eeuer algemeene volksbeweging en door de tegenslagen in Spanje. 2) De koning van Pruisen. J Eene expeditie der Engelschen in Zeeland, ondernomen geheel buiten de Oranje s om. ) Welke firma dit was, heb ik niet kunnen vinden. 5) Er was een geheel geslacht van Boyers, vaders en zoons, broeders en neven bij de verschillende Oranje’s in dienst als secretarissen en tresoriers. De hier bedoelde was financie-raad. Aan prinses Louise. 21 Juli 1809. Les affaires finantielles exigeant ma présence a Berlin, je suis obligé de m’y décider. Ainsi attendez-vous a me voir sans y trop compter. Demain soir ou après demain la chose se décidera. Ainsi je suivrai casu quo ma lettre de trés prés sans pouvoir fixer encore le moment du départ et par conséquent celui de I’arrivée. Je vous embrasse en idéé. Je suis pour la vie votre tout dévoué frère et ami G. F. Pr. d’Orange. 17. Prinses Wilhelmina aan haar Kleinzoon. Schönhausen. 1 Augustus 1809. Vous vous représenterez, mon cher enfant, I’extrême plaisir que nous avons ressentit en revoyant Papa. Cela nous afflige cependant que ce soit un annistice qui nous I’ait ramenez, mais d’après ce qu’il nous dit, il paroit que dumoins il n’y aura pas de paix a moins que I’on puisse en obtenir une bonne, ce qui n’est pas probable. Je trouve bon visage a mon fils quoiqu’il ait maigris. L’uniforme Autrichien lui sied trés bien. Vous serez bien aise d’aprendre que Mrs. de Lestocq et Tauenzien x) sont réhabilité et qu’ils ont repris I’uniforme. Savez-vous qu’on dit que votre nom a aussi parus dans les procédures ou que dumoins il y a été question de vous et de moi également? C’est le bal du lier Mai qui doit être la cause et I’occasion. Pour ce qui me regarde, je ne me sens pas dutout coupable, car mon bal étoit commandé avant que je scjusse le départ de Schill2), et comme je n’ai pas aprouvé celui-ci, je n’ai rien dit qui put donner I’envie a mes danseurs de suivre son exemple. Quand a vous, mon cher, mettez la main sur la conscience et rappellez-vous, si vos discours a votre petite table avec vos anciennes connoissances de I’Ecole Militaire ont pu exciter leur zèle (sans doute louable quoiqu’un peu mal placé), k décamper le lendemain comme effectivement cela a eu lieu? Pour *) Bogislaw Frederik Emmanuel Tauenzien en Anton Wilhelm Lestocq, Pruisische generaals, waren geschorst, omdat zij de desertie van majoor von Schill niet hadden voorkomen. 2) Op 25 April 1809. moi je n’en puis juger, car j’ignore ce qui a pu se dire chez vous dans un moment de gayeté. Je ne I’ai pas entendu. Je n’ai été témoin que de votre gayeté et du tendre congé que vous prites d’eux après table. Ce qu’on nous a assuré, c’est que cela a donné lieu a des propos oü Papa s’est trouvé compromis, paree que on I’a confondu avec vous. Papa veut aller a la source pour savoir au juste ce qui s’est dit, et moi, mon cher Guillaume, je vous en fais part, paree que je crois que vous devez le savoir, ne füt-ce que pour vous donner une preuve, combien il importe de peser ses paroles, et combien aisément on peut être compromis, car sürement vous ne pouvez pas avoir eu I’intention d’engager ces jeunes gens a faire une sottise, et vous n’avez pas prévu les conséquences que votre admiration pour le brave Schill a pu avoir dans ce moment-la 1). A présent, si vous y repensez, vous conviendrez, je crois, que si Schill avoit été aussi sage et prévoyant qu’il etoit brave, il eüt pu rendre de grands services en ne décampant pas avec son corps si mal a propos, et peut-être vivroit-il encore, dumoins n’auroit-il pas fait le malheur de la plupart de ses amis qui I’ont accompagné et qui ont été sacrifié pour rien. Voilé., mon cher, ce que vous sentirez comme moi, ainsi je n’en dirai pas davantage la-dessus. Tous ceux qui vous intéressent de noscótés.se portent bien. Je vous suppose maintenant tout établi a Oxford oh je sais que vous estes allé le lier Juillet. J’ai été une fois dans cette ville qui m’a parut fort belle. Bien des complimens a Mr. de Constant. Sa familie seporte fort bien. Que Dieu vous bénisse, mon trés cher enfant. Toujours la même WILHELMINE. Na den slag van Wagram had de hertog van Brunswijk, zijn hoop om een algemeene volksbeweging uit te lokken verijdeld ziende en dus tot den terugtocht ge- De Erfprins aan zijn moeder. Lissabon. 27 Juni 1811: „Quistorze vint me faire vi„site. J’eus un bien grand plaisir è le revoir. II est è présent au service Espagnol avec grade de capitaine. II m’a assuré que je n’ai point été la cause de son départ de „Berlin, et cela I’a beaucoup étonné d’apprendre qu’on m’en avoit accusé. Je vous „serois fort obligé de me faire savoir qui proprement est la personne charitable qui „m’a mêlé dans cette affaire”. noopt, het bestaan om met een keurkorps uit zijn troep zich door te slaan van de grenzen van Bohemen naar de Noordzee. Op 31 Juli iBog bereikte hij Brunswijk en slaagde er vervolgens in, zijn troep aan den mond van de Weser te doen scheep gaan op een Engelsch eskader. Het was een koene tocht geweest, die Napoleons onverholen bewondering wekte. 18. Prinses Louise aan haar Broeder x). Schönhausen. 21 Augustus 1809. Au sujet de mon Duo j’ai encore appris qu’il a soupé dans mon appartement, et que les bonnes gens de la vüle sonts venues le voir dormir sur sa paille au bivouaque oü il étoit entouré de ses houlans 2), couchés autour de lui et qui recommandoient qu’on ne fit pas de bruit, puisque leur Père n’avoit pas dormi de trois nuits, et effectivement on observa la plus grande tranquilité. Cependant il se réveilla et, k moitié endormi encore, il leur tendit les mains et s’entretenoit avec eux un moment. II ne demanda rien pour sa troupe, ce qui fit d’autant plus d’effet que les Westphaliens, et les Hollandois surtout qui leur succèdèrent, furent insatiables et ruinèrent ceux qui furent obligés de les héberger et de leur donner tout ce qu’ils demandèrent. Le Duc a eu 14 chevaux tués sous lui dans les différentes affaires et point d’autre mal, ce qui est bien heureux. A Hanovre il a été porté sur les mains et encore mieux que dans sa propre capitale. II a quelques cavaliers de Schill avec lui, auxquels il a laissé leur uniforme. 24 Augustus 1809. Plusieurs lettres de Königsberg mandent que le Roi dolt avoir parlé von seiner nahen Reise nach Berlin, et qu’on fait déja quelques préparatifs de départ, mais j ’avoue que, tant que de vos cötéslagrandequestiondelapaixou de la guerre nest pas décidée, je serois étonnée de ce voyage, surtout met sak en •pak. *) De prins van Oranje was op 16 Augustus weder van Berlijn naar het Oostenrijksche hoofdkwartier teruggekeerd. 2) Uhlanen. 1 September 1809. Vous saurez, mon ami, que pour la seconde fois les Frangois et Allemands ont été chassés du Tyrol1), ces braves habitans se deffendant en vrais héros et faisant usage de pierres et d’arbres 1& ou la poudre ne suffit pas. Cela leur fait le plus grand honneur. Les contingens de Cobourg, Weimar et Gotha ont été abimés par eux. J’en suis fachée pour les families de ces malheureux, mais aussi: ~Qu’alloient-ils faire dans cettegalere2)’’ ? Et pourquoi faut-il qu’Allemands se battent contre Allemands ? Nous avons eu ici un des gens de confiance de mon Beau-Frère 3) qui a été pris avec ses bagages und die ganze Dienerschaft. II a eu le bonheur de s’échapper. Les choux 4) ont dü s’embarquer le 27, et Dieu les conduise sans accident prés de leurGrand’Maman 6) .Ce 2. Avec I’aspect qu’offre I’Espagne, le Brabant et même la France 6), il n’est pas douteux qu’on ne doive désirer la prolongation de la guerre, mais je crains qu’en vrai Satan on n’offre un tel pont d’or, sauf a ne rien exécuter, qui fasse conclure une pacification qui nous rejette bien en arrière de ce que nous étions. 18 September 1809. Mais venons en, mon bon ami, a ce qui vous intéressera davantage, savoir les contes bleus7) de Mr. Boyer8). Le petit ‘) Volgens de bepalingen van den wapenstilstand van Znaïm (12 Juli 1809) hadden de Oostenrijkers Tirol moeten ontruimen, Andreas Hofer en de zijnen vertrouwden, dat dit slechts een tijdelijke maatregel zou zijn; maar toen de Fransche generaal Lefebvre desniettemin met 40.000 man het Tiroolsche land binnenviel, riep Hofer op nieuw de Tirolers op tot verweer. Op 5 Augustus werd een geheel regiment Saksers in de rotskloven van het Eisackdal vernietigd, bedolven onder vallende rotsblokken en gevelde boomstammen en na nog ook een nederlaag te hebben geleden op 13 Augustus aan den berg Isel, moest het bezettingsleger weder aftrekken. 2) Jean Baptiste Poquelin, gen. Molière, Les Fourberies de Scapin. Acte 11, scène XI. 8) De hertog van Brunswijk had zich niet met zijn troep ingescheept, maar was nog aan land gebleven. De vijfjarige Karei en de driejarige Willem van Brunswijk. De beide moederlooze prinsjes, neefjes van prinses Louise, hadden een toevlucht gevonden bij hunne grootmoeder van moederszijde Amalia van Hessen Darmstadt, markgravin van Baden. 5) Augusta van Cornwallis hertogin-weduwe van Brunswijk, schoonmoeder van prinses Louise, die naar Engeland was geweken, vgl. Dl. IV. 6) Door allerlei oproerige bewegingen. ’) I.e. récits imaginaires et sans vraisemblance. Gr. Dict. Un. de Larousse. 8) Secretaris van prinses Louise, die met verlof een bezoek had gebracht aan Den Haag en aan Amsterdam. Vgl. noot 5 bij pag. 35. bonhomme a eu un trés heureux voyage et paroit trés content d’avoir revu sa Patrie oü tont le monde lui a dit qu’il étoit fou de repartir: „dan in zes weeken of twee maanden zijn ze allen hier”. Voila I’opinion générale, jointe aux voeux du peuple. Mais avec cela on reste les bras croisés. On ne s’oppose a aucune mesure prise pour la deffense 1), on y obéit même quoique sans énergie, et il n’y a que la menace de percer les digues qui pourra peut-être réveiller de ce sommeil léthargique, une peur devenant alors plus forte qu’une autre et emportant la balance. Le soi-disant Roi2) est méprisé par son peuple, les Amsterdammois disant tout haut en le voyant promener d’une fenêtre a I’autre 3) d’un air occupé et peiné; „Ja, hij wenschte al weg te zijn, laat hem maar hopen". Mon petit bonhomme a entendu ceci lui-même et a la-dessus demandé, si c’étoit la S. M. qu’il appercevoit ? „Jawel, mijnheer, je kent ons gelooven, dat is hij”. Tous ceux qu’il a vu, I’ont chargé de les mettre a vos pieds et de vous parler de leurs voeux et de leurs espérances. On a déja arrangé que La Maison du Bois étoit toute prête a recevoir toute la familie. Elle doit être fort embellie de ce qu’elle fut, étant maintenant meublée dans la plus grande magnificence 4). Au milieu du jardin on a fait un grand bassin. La maison en ville 5) est dans un état pitoyable de fa