CORRESPONDENTIE VAN DE STADHOUDERLIJKE FAMILIE 1795—1820 Uitgaven vanwege het Koninklijk Huis-Archief uitgegeven onder de leiding van Dr. N. JAPIKSE Directeur van het Koninklijk Huis-Archief II CORRESPONDENTIE van de STADHOUDERLIJKE FAMILIE 1795—1820 UITGEGEVEN DOOR JOHANNA W. A. NABER DERDE DEEL (1795—1799) ’S-GRAVENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1933 CORRESPONDENTIE van de STADHOUDERLIJKE FAMILIE 1795—1820 UITGEGEVEN DOOR JOHANNA W. A. NABER DERDE DEEL (1795—1799) ’S-GRAVENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1933 INHOUD DERDE DEEL INLEIDING ix CORRESPONDENTIE 1795 1 „ 1796 91 „ 1797 159 „ 1798 225 „ 1799 272 INVENTARIS DER BEWERKTE ARCHIVALIA . . 298 LIJST DER BRIEVEN 299 NAAMREGISTER 301 INLEIDING De inleiding tot dit nieuwe deel van de uitgave der Correspondentie van de Stadhouderlijke Familie kan kort zijn, daar voor de uitéénzetting van het plan van uitgave, voor de kenschetsing der bewerkte archivalia, voor de indeeling der stof, voor de wijze van rangschikking der brieven, voor den aard van taal en spelling, voor de bedoeling der annotatie en der hier en daar tusschen den tekst geplaatste hoof dj es mag worden verwezen naar de mede voor de vervolgdeelen in het algemeen geldende inleiding tot het eerste Deel. Daarnaast moet ter inleiding van het tweede stuk in het bijzonder worden opgemerkt, dat dit bevat de Gezinscorrespondentie van onzen laatsten Erfstadhouder, die begint met de aankomst in Engeland op 20 Januari 1795 en loopt tot aan de mislukking der laatste poging om hetzij door diplomatieke onderhandelingen hetzij door wapengeweld, het Erfstadhouderschap in de Republiek te herstellen, tot aan de mislukking van de Engelsch-Russische landing in Noord Holland in October 1799. Gedurende de tusschenliggende jaren zijn de leden van het Erfstadhouderlijk Gezin uitééngedreven, verspreid naar Engeland, naar Brunswijk, naar Pruisen, naar Oostenrijk, naar Noord-Italië, maar het oude, innige gezinsverband is in die jaren juist door afstand en scheiding nog versterkt. De onderlinge briefwisseling van ouders en kinderen, van zuster en broeders werd een te wezenlijker behoefte, naarmate het persoonlijk verkeer zeldzamer en het schriftelijk verkeer bezwaarlijker werd, zoowel tengevolge van den oorlogstoestand, die tal van verbindingswegen afsloot, als wegens de gebrekkige, van wind en weder afhankelijke verkeersmiddelen. Bij tegenwind was de verbinding van het vasteland met Engeland verbroken en bleef het, als er ijs in de Elbe was, soms maanden lang. Dikwijls werd weken, maanden lang niets ontvangen en dan weder 8 tot 9 brieven van denzelfden afzender tegelijkertijd. Om al die hindernissen werden de brieven steeds veelvuldiger geschreven. Geen enkele postgelegenheid, geen enkele kans om brieven aan vertrouwde handen mede te geven werd ooit verzuimd. De familie-correspondentie der Oranje’s is in de ballingschapsjaren wel het levendigst geweest. Zij is ook over die jaren het zorgvuldigst bewaard gebleven als te kostbaarder bezit om het verlangen, waarmede er naar was uitgezien. Vandaar dat bij de samenstelling van dezen tweeden brievenbundel, meer nog dan bij den eersten, de overstelpende overvloed van materiaal dwong tot strenge beperking, tot een nauwlettende keuze, tot een zeer spaarzaam gebruik van de volumineuse, semi-officieele correspondentie van den Erfprins met zijn Ouders, waarvoor trouwens kan worden verwezen naar wat daaruit reeds is gepubliceerd door Dr. H. T. Colenbrander in diens uitgave: Gedenkstukken der Algemeene Geschiedenis van Nederland (Dl. 11, III), terwijl over de organisatie van het Rassemblement van Osnabrück, over de Engelsch-Russische landing in Noord Holland in 1799, waarover reeds is gehandeld door generaal G. J. W. Koolemans Beynen, over de Hollandsche brigade op Wight, te dezer plaatse niet meer is opgenomen dan noodzakelijk scheen om het onderling verband der brieven tot een doorloopend geheel te bewaren en te laten uitkomen, hoe de scherpte van meeningsverschil tusschen Vader en Zoon het gezinsverband niet heeft kunnen verbreken. Toch is het ook zóó om practische redenen noodzakelijk geworden, het oorspronkelijke plan eener trilogie op te geven en de brieven over het tijdvak 1795—1820 te verdeelen niet over twee maar over drie deelen, ieder voor zich van geringeren om vang dan die van het Eerste stuk. Hoofddoel is gebleven het Gezinsbeeld, het leven der Oranje’s zelven in hun eigen kring, in hun onderling verkeer. Dat Gezinsbeeld werd voor het Eerste Stuk opgebouwd uit een als kinder-correspondentie begonnen en aanvankelijk met enkel paedagogische bedoelingen voortgezette briefwisseling van ouders en kinderen, een gezinscorrespondentie welke aantoonde niet alleen, hoe de correspondenten zich hebben doen kennen onder den loop der omstandigheden, maar ook hoe bij drie van de vijf, in den aanvang nog kinderen, de persoonlijkheid tot ontwikkeling is gekomen onder aanhoudende, doelbewuste zorg. De in dit Tweede stuk opgenomen brieven toonen ons het Stadhouderlijk Gezin als in een vuurproef met name wat betreft de Gezinséénheid. Die bleef vóór de ballingschap tot in de moeilijkste oogenblikken als van zelf, zonder onderlingen strijd, bewaard, omdat de nauwlijks volwassen kinderen nog kritiekloos tegenover de ouders stonden en omdat het snelle verloop der gebeurtenissen geen tijd liet voor de behandeling van beginselvragen, maar boven alle andere dingen gold het verweer tegen den vreemden indringer, de strijd om het bestaan zelf. In de correspondentie der Stadhouderlijke Familie zooals die is opgenomen in dit derde Deel der geheele uitgave, zien wij de kinderen, gerijpt tot bewuste persoonlijkheden, staande tegenover de ouders met eigen opvattingen, eigen plannen, eigen in- zicht, de ouders stellende voor het moeilijke probleem van den omgang met tot vollen geestelijken wasdom gekomen zoons en dochter. Het meeningsverschil tusschen ouders en kinderen is uitteraard het scherpst aan het licht gekomen bij de vraag, wat te doen of niet te doen om te komen tot herstel van het Erfstadhouderschap in de Republiek. Zooals uit de hier achter volgende brieven blijkt, heeft prins Willem V voor zich persoonlijk herstel in zijne stadhouderlijke ambten en waardigheden niet begeerd. Reeds dadelijk na het bekend worden der voorwaarden van het Haagsche Verdrag van 8 Mei 1795, waarbij de Republiek vrede met Frankrijk sloot, schreef de Prins aan zijn Dochter: „si les conditions marquées dans les papiers publics „sont acceptées, et quela paix générale soye conclue sur ce pied, je „renonce pour jamais au Stadhoudérat, car il ne peut être utile a un „Pays démembré et ruiné, et je ne puis rentrer en fonction que dans „le but et avec I’espoir d’être utile a ma Patrie”. In een volgend, zeer vertrouwelijk schrijven van 15 Mei 1795 aan prinses Louise verklaarde hij nog nader: „si vous me demandez, si je désire le rétablisse„ment du Stadhoudérat? je vous direz que, ne consultant que mon „agrément personnel, je souhaite que non. Je crois, que le hien-être de J’Etat plus que celui de la Maison I’exige”. Op 9 Juni 1795 schreef de Prins ook nog: „Je vous dirai naturellement que je désire pas pour „mon individu de rentrer dans la carrière oü j’ai été, mais plutót de „ne pas reprendre sur moi les fonctions pénibles et difficiles de mes „charges dans la République”. Hoog plichtsbesef deed hem daaraan echter toevoegen: „d’un autre cóté, si je puis servir ma Patrie, je „suis toujours a son service” (16 Juni 1795). Het was hem hooge ernst, toen hij den Erfprins den 24sten Juli 1797 op diens pertinente vraag, of het al dan niet in zijn bedoeling lag, in de Republiek terug te keeren, indien de oude Constitutie er kon worden hersteld, ten antwoord gaf: „oui, c’est mon devoir, moyennant que ce rétablisse„ment ne soye pas un jeu, et que la République puisse être vraiment „libre et indépendante.... S’il y avoit chance de chasser les Fran„9ois du Pays, et que je pusse avec le secours des Puissances Garantes „du Stadhoudérat et de celles qui viendroient s’y joindre, assembler „une armée, je ne devrois pas balancer a me mettre k la tête, et de „tacher d’être avec I’aide de Dieu le libérateur de ma Patrie au „risque de ce qui pourroit arriver, füt-ce au péril de ma vie”. Zeer merkwaardig zijn voorts in dit opzicht van de hier achter opgenomen brieven de Nrs. 15, 124 en 129. Prins Willem V had een scherp oog voor de heerschende machtsverhoudingen, voor zijne eigene volstrekte machteloosheid, verstoken als hij was van ieder middel om den eisch van zijn goed recht klem bij te zetten. Hij doorzag van den beginne de futiliteit der on- derhandelingen en plannen van den Erfprins, die met een optimisme, waarover zijn Moeder en zijn Zuster zich verbaasden zonder het te deelen, telkens opnieuw, in eigen goede trouw meenende zich te kunnen verlaten op overleggingen en berekeningen, gegrond op een bij anderen veronderstelde goede trouw, ook telkens opnieuw werd „la dupe de sa confiance et de sa bonne foi”, gelijk zijn Vader het uitdrukte. Verzet tegen de Fransche suprematie in de Republiek noemde prins Willem V voor zich „la lutte du pot de terre avec le „pot de fer”, enkel leidende tot nutteloos bloed vergieten. „Je serois „faché que nos amis s’exposent sans raison”, schrijft hij telkens. Logisch en klemmend is wat hij te dezer zake aanvoert in de brieven, opgenomen onder de Nrs. 50, 59, 124. Aan de organisatie van het Rassemblement van Osnabrück, van den Engelsch-Russischen inval in Noord Holland heeft prins Willem V nog schoorvoetend en onwillig deel genomen (vgl. No. 188); maar sedert heeft hij beslist geweigerd, zich verder te leenen tot de rol van Pretendent of tot eene expeditie „k la Quibéron” (No. 171). „Pour la Hollande et les Hollandois, je crois les connoitre”, verklaart prins Willem V ook nog en al de verhalen, waarmede men tot hem kwam aangaande den wrevel en den onwil, door het Fransche bestuur gewekt, konden hem daarom niet overtuigen, dat die wrevel en die bitterheid ook zouden beteekenen een terug verlangen naar het oude régime, en een dienen onder een andere Constitutie dan die welke hij had gezworen te zullen handhaven, zou voor hem een onmogelijkheid zijn geweest. „Je ne veux pas me parjurer”, was zijn wachtwoord. Nooit heeft hij de oppositie in het gevlei willen komen (No. 134). Blind voor de gebreken der oude Constitutie is prins Willem V zeker niet geweest (vgl. de Nrs. 15, 185, 186), maar in zijn hoog en zuiver conservatief bewustzijn meende hij, dat veel daarvan kon worden verbeterd zonder te raken aan het wezenlijke. Zoo dacht hij zich bij de handhaving der Hervormde Kerk als Staatskerk, waarvan hij krachtens zijn eed niet af laten wilde, een verdraagzaamheid, welke hem de bepaling, dat de Roomschen geene kerken aan den openbaren weg mochten bouwen, kortweg „absurde” deed noemen, en den Joden wilde hij volle maatschappelijke vrijheid gunnen. De eisch der 18de-eeuwsche Patriotten, door Elizabeth Wolff-Bekker in haar geschriften zoo vurig bepleit: geen verdraagzaamheid maar gelijkstelling van alle gezindten voor de Wet, moge ons, kinderen van den door de 18de-eeuwsche Patriotten voorbereiden tijd, nog zoo rechtmatig, ja van zelf sprekend schijnen, wij mogen toch niet vergeten, dat in de werkelijkheid, in de praktijk, tengevolge van de geleidelijk zich wijzigende openbare meening, welke ten slotte den geest van de Wetgeving bepaalt, deze meest vóór is, de suprematie der Hervormde Kerk in de Republiek aan het eind der 18de eeuw toch niet zóó zwaar meer drukte, of vervolgden om den geloove, van welke gezindte ook, vonden er een veilige wijkplaats. Meer nog, de Fransche Protestanten, die door hunne betrekkingen met de réfugiés ten onzent de toestanden en verhoudingen in de Republiek zeer goed kenden, hadden vóór de Revolutie geen hooger ideaal dan om in Frankrijk te worden behandeld, gelijk de Roomschen het werden in de Republiek der Vereenigde Provinciën. Tot een Constitutie, die van het Stadhouderschap slechts een eereambt, een schijnvertooning maakte, heeft prins Willem V beslist geweigerd, zich te leenen. „Uniquement je consentirai a rentrer, „si je puis être utile, et je suis convaincu que le Stadhoudérat, si on „met des hornes a son influence, devient une charge pour I’Etat et „rien d’autre”. Allerminst heeft prins Willem V zijn Zoon willen machtigen om, gelijk deze wilde, tot herstel van het Stadhouderschap steun te zoeken bij Pruisen, ja zelfs bij Frankrijk, liever dan bij Engeland. Mocht de Erfprins al meenen, dat deze opvatting enkel leidde tot niets doen en dat „le plus mauvois parti étoit celui de ne rien „faire”, de Prins bleef daarop antwoorden: „ce qu’il faut faire?.... „Si on ne peut effectuer le bien, ne pas au moins se prêter au mal. „L’on ne peut que se retirer de sa Patrie, et ne pas donnerlamainè.un „arrangement par lequel la République des Provinces Unies seroit „entièrement dépendante de la République Frangoise, et ne pas faire „des démarches qui pourroient troubler la paix dans sa Patrie. On att)tendra, qu’elle soye rendue d elle-même, et alors on ne se refusera ja„mais a la servir, si on peut lui être utile”. Hoe zwaar het den Erfprins is gevallen, zich aan den beslisten wil zijns Vaders te onderwerpen, kunnen wij lezen in den brief, hierachter opgenomen onder No. 131. Toch is hij gaandeweg, zooals uit zijne latere correspondentie blijkt, diens inzicht gaan deelen. Heeft hij niet, door de ervaring geleerd, na zich in 1807 geheel van Pruisen te hebben los gemaakt en al zijne Fransche sympathieën te hebben verloren, in een schrijven van 25 Maart 1812 op zijne beurt betoogd: „Le seul espoir pour que la Maison soit tót ou tard rétablie ou indem„nisée ne peut se fonder que sur I’intérêt que I’Angleterre voudra „nous accorder k la paix générale” ? De vraag is ook gewettigd, of het niet is geweest gedachtig aan de waarschuwing van prins Willem V; „Je connois les Hollandois. Ils laisseront plutót gouverner un „Stadhouder despotiquement par influence que de lui donner des „droits comme Souverain; et ils seront beaucoup plus jaloux de leur „Souverain que du Stadhouder, et veilleront beaucoup pluskdimi„nuer son pouvoir, crainte qu’il n’empiète; voila ce que je désire. „I’authorité nécessaire pour faire le bien et faire marcher la Con„stitution et non un vain titre sans pouvoir”, dat de Erfprins in November 1813 heeft geaarzeld om de Souvereiniteit, die men hem opdrong, te aanvaarden? De uitkomst heeft prins Willem V ook in het gelijk gesteld en heeft aangetoond, dat diens meening, namelijk de meening, dat Oranje zijn tijd moest beiden, de juiste is geweest. Wij kunnen onzen laatsten Erfstadhouder slechts dankbaar zijn, dat hij zijn Zoon geen vrije hand heeft gelaten, maar dezen heeft weerhouden van ontijdige actie, van ieder compromis met de wisselende partijgroepeeringen in de Republiek, van toezeggingen of beloften van welken aard ook, van elk politiek verdrag met andere Mogendheden, met Frankrijk vooral, hem er voor heeft bewaard partijhoofd, partijleider te worden. Het is dank aan prins Willem V, gelijk diens hierachter volgende gezinscorrespondentie aantoont, dat toen eindelijk, na jaren van afwachting, de tijden waren vervuld en de verhoudingen gerijpt: toen Patriotten en Prinsgezinden tot éénheid waren gekomen onder den harden druk van een vreemden overheerscher, die met vasten wil en krachtige hand het oude, vermolmde Staatsgebouw tot op den grond had weggesloopt en plaats gemaakt om een nieuw te bouwen: toen de Natie, naar het woord van prins Willem V „étoit „rendue k elle-même”, de Erfprins, niet gebonden door vroegere eeden of beloften, onafhankelijk van eenig voorafgaand compromis van welken aard ook, van ieder politiek verdrag met andere Mogendheden, in volle, ongerepte persoonlijke vrijheid, gezocht en geroepen, alleen en ongewapend, zonder eenig militair vertoon, wat niemand minder dan Gijsbert Karei van Hogendorp hem als een moedig stuk is blijven aanrekenen, gehoor heeft kunnen geven aan de spontane, algemeene uiting van den vrijen Volkswil, die Oranje terugriep, niet aan het hoofd van den ouden Statenbond met zijn Staatskerk en zijn bevoorrechte standen en gezindten, maar aan het hoofd van den nieuwen Eénheidsstaat, gegrond op het beginsel der gelijkstelling van allen voor de Wet. Het is dank aan prins Willem V, onzen laatsten Erfstadhouder, dat het Koningschap der Oranje’s, gesticht door Gijsbert Karei van Hogendorp, den Prinsman, en Joan Melchior Kemper, den Patriot, van de oprichting af vrij is kunnen blijven van ieder verband met eenige bepaalde politieke partij, dat geene enkele onzer poütieke partijen dat Koningsschap kan opeischen als hare schepping, dat dit Koningsschap nog altijd in ons door partijverdeeldheid verscheurd Vaderland staat in het midden van en boven de partijen, tot op heden de drager der Volkséénheid. Prinses Wilhelmina heeft bij alle meeningsverschil tusschen V ader en Zoon de zijde van haren echtgenoot gehouden. In de laatste, moeilijke dagen vóór het vertrek uit de Republiek, dagen vol onzekerheid, vol twijfel, vol tegenstrijdige raadgevingen en plannen, stond dit ééne bij haar vast, dat haar zonen; „devroient suivre le sort de leur „Père quel qu’il fut” (No. 1). De altijd nieuwe plannen en berekeningen van den Erfprins ontlokten haar de verzuchting: „on pense plus „è, ce que Ton voudroit qui fut, qua ce qu’il est possible de procurer, „et pour avoir la fin je n’ai encore trouvé personne qui put indiquer „des moyens calculés sur ce qui existe. Quand on presse Ik dessus, on „n’obtient que duvague, et cependant on se plains de ce que I’on ne „fait pas ce que I’on voudroit faire. On s’abandonne même è. des „soupgons, a la malveillance sans que personne puisse indiquer le „vrai remède” (No. 55). Toen het meeningsverschii tusschen Vader en Zoon was geworden tot een conflict, schreef zij den Erfprins: „je „pense comme votre Père sans précisément pousser aussi loin que lui „les scrupules sur la rentree dans la République qu’il accroche è, tant „de choses qu’elle en devient impossible.... Vous comprendrez, mon „cher, qu’après tout ce que votre Père vous écrit, vous ne pouvez pas „aller en avant sans lui. Si jamais vous pouviez oublier ceci, et don„ner dans des plans erronnés de ceux qui cherchent a diviser la „familie et, sous le spécieux prétexte de soigner un établissement „pour vos enfans, voudroient vous détacher de nous, et vous faire „travailler dans des principes opposés a ceux de votre Père, je vous „avertis, mon ami, que quand même je différerois par ci par la d’opi„nion de votre Père, cela n’empêcherois point que je suive son sort, „et ne puisse en ce cas approuver votre conduite. Souvenez-vous de „ce que je vous dis lè, mais n’interprétez pas mes paroles comme si „vous deviez en conclure que je vous crois capable de ceci, et que je „suspecte un instant vos intentions. Non, sürement pas. Je vous „rends parfaitement justice, mais si vous pouviez changer, moi je „ne changerai pas de principe sur ce point quoi qu’il arrivé”. Eerder nog dan de Erfprins heeft prinses Louise aan actie gedacht en het eerste begin van organisatie van wat is geworden het Rassemblement van Osnabrück is haar werk geweest (No. 24). Den wrevel van den Erfprins om de lijdelijke houding van haar Vader heeft zij aanvankelijk gedeeld en er klinkt een onmiskenbare toon van opstandigheid en verzet in haar brieven van 19 Februari 1796 en 23 Februari 1796 (Nrs. 51 en 61). Zij is echter reeds spoedig het onmogelijke van den al te ongelijken strijd gaan inzien en latere berichten van verzet van aanhangers en vrienden konden haar slechts afdwingen de verzuchting: „je voudrois, qu’ils se tinssent tranquiles” (No. 101). In October 1795 schreef zij ook reeds; „il y a de bonnes gens „qui voyent déjk la contre-révolution, et se flattent de I’accomplisse„ment de leurs voeux dès que I’horizon est un peu moins noir. C’est „comme les émigrés Franfois et cette ressemblance me fait peur”. Prins Frederik heeft dadelijk na de mislukking van het Rassemblement van Osnabrück gemeend, de Republiek enkel nog maar indirect te kunnen dienen en dat door dienstneming in het Oostenrijksche leger als in het eenige, dat den strijd tegen Frankrijk, den eigenlijken vijand der Republiek, nog metterdaad volhield (Nrs. 56, 94). „Aussi „longtems”, schreef hij aan zijn Zuster in dato 3 December 1796, „aussi longtems que je ne vois pas qu’il y ait moyen de soutenir ef„ficacement des soulèvemens populaires, je trouve qu’ils font plus „de mal que de bien, puisque, opérant dans le fond aucun change„ment, ils ne servent pour lors qu’è. rendre plus de personnes mal„heureuses par les mesures de rigueur auxquelles cela doit naturel„lement engager le Gouvernement actuel”. De Gezinscorrespondentie van onzen laatsten Erfstadhouder, zooals die hier achter volgt, werpt ook een helder licht op de groote plaats, welke Nassau in het leven der 18de -eeuwsche Oranje’s heeft ingenomen, een veel grooter plaats dan wij, die hen zoo geheel voor ons zelven plegen op te eischen, gemeenlijk wel realiseeren, omdat de Prinsen uit de jongere Nassausche linie, waarvan ons Koningshuis afstamt, waren regeerende Vorsten van Nassau-Dietz, wat de Prinsen der oudere linie, welke met den Koning-Stadhouder Willem 111 uitstierf, niet waren geweest. Bij den dood van graaf Willem den Rijke waren diens Nassausche bezittingen overgegaan niet op den oudsten zoon, prins Willem I van Oranje, maar op den tweeden zoon, graaf Jan van Nassau, bij wiens overlijden die Nassausche bezittingen werden verdeeld onder de zonen van dezen. Toen de oudste daarvan, graaf Willem Bodewijk, in 1620 kinderloos was gestorven, werd hij als Stadhouder van Friesland opgevolgd door zijn jongeren broeder Ernst Casimir, die zich naar het hem toegevallen vaderlijk erfdeel graaf van Nassau-Dietz noemde. Dit graafschap Nassau-Dietz was een mooi land, zeer gunstig gelegen met een rijken, vruchtbaren bodem, maar het was verarmd en vervallen. De bevolking was er verwilderd, landbouw en veeteelt waren er ten onder gegaan door de aanhoudende brandschattingen, plunderingen, inlegeringen van bandeloos dóórtrekkend, bevriend en vijandelijk krijgsvolk gedurende de wisselende kansen van den 30-jarigen oorlog. De wolven zwierven er tot vóór de dorpen. Het voortdurende absenteïsme, geslachten lang, van den in den vreemde gevestigden Vorst, reeds Juliana van Stolberg klaagt in haar brieven over verval van het land door de voortdurende afwezigheid van haar zoon, graaf Jan, zou voor het ongelukkige land nog een bijkomende ramp zijn geweest, indien niet, bij ontstentenis van den Vorst, drie Vorstinnen achtereenvolgens met krachtige hand en wijs beleid er het bewind hadden gevoerd. Eerst Sophia Hedwig van Brunswijk-Lüneburg, weduwe van Ernst Casimir, die namens haar meerderjarigen maar als Stadhouder van Friesland te Leeuwarden resideerenden zoon, Willem Frederik, tien jaren lang, van 1632—1642, als Gouvernante in Nassau-Dietz heeft geregeerd en dat onder het hevigst woeden van den 30-jarigen oorlog, waarbij zij moedig en onversaagd het kasteel te Dietz stelde tot een wijkplaats voor de weerlooze bevolking, voor de vrouwen, voor de kinderen, voor het vee, hen tot in de hachlijkste oogenblikken, in de uiterste verwarring, toen niemand meer wist, wie vriend wie vijand was, beschuttende met het indrukwekkende prestige harer persoonlijke tegenwoordigheid, niettegenstaande den aandrang, waarmede haar zoon haar trachtte over te halen, tot hem in Leeuwarden terug te keeren. Men leze het eens in bijzonderheden na in het werk van Robert Heek, Die Regentschaft der Grafin Sophie Hedwig von Nassau-Dietz, Herzogin von Braunschweig-Lüneburg. Vervolgens Albertina Agnes, tweede dochter van prins Frederik Hendrik, die van het jaar 1664, als weduwe van den Frieschen Stadhouder Willem Frederik opgetreden als Regentes namens haren minderjarigen zoon Hendrik Casimir, sedert diens meerderjarigheid dezen als Gouvernante bleef vervangen te Dietz, waar zij ook geregeld vertoefde en er de schatten uit haars Vaders rijke nalatenschap grootendeels bezigde tot herstel van het uitgemergelde land door verbetering van landbouw en veeteelt naar het voorbeeld van op hare kosten overgekomen Hollandsche kolonisten en tot den bouw van het prachtige slot Oranienstein aan den linkeroever van de Lahn in de nabijheid van Dietz, een bouw, die tal van handen arbeid schonk en waarvan de kostbare inrichting velen kunstenaars werk verschafte. Eindelijk Amalia van Anhalt, weduwe van Hendrik Casimir, die, sedert 1696 regeerend in Friesland als Regentes namens haren minderjarigen zoon Johan Willem Friso, na diens meerderjarigheid door dezen werd benoemd tot Gouvernante van Nassau-Dietz en toen, voor goed gevestigd op het kasteel Oranienstein, dit slot nog voortdurend uit eigen middelen deed vergrooten en verfraaien, den uitbouw der stad Dietz bevorderde naar op hare aanwijzingen ontworpen en onder haar toezicht uitgevoerde plannen, terwijl zij het geheele omliggende land tot bloei bracht door er na de herroeping van het Edict van Nantes aan uit Frankrijk weg vluchtende Hugenoten een veilige wijkplaats te verzekeren en gelegenheid om onder bescherming van verschillende privilegiën nieuwe takken van industrie in Nassau inheemsch te maken. Naber, Correspondentie II Een rijk, bloeiend, welvarend land was het dus, dat Amalia van Anhalt deed erven aan haar kleinzoon prins Willem IV en voortdurend is diens verlangen blijven uitgaan naar het mooie, rijke Duitsche erfland, waar de bevolking in dankbaar herdenken der Vorstinnen, waaraan zij zoo veel had te danken, haar Vorst met trouwe aanhankelijkheid was toegedaan, zoo geheel anders dan in de Republiek, waar men er steeds op bedacht bleef, hem den voet dwars te zetten. Niet minder dan zes malen heeft hij er een bezoek gebracht en met zijne gemalin, prinses Anna van Hannover, vertoefde hij dan soms maanden aanéén op het slot Oranienstein. Toen door het vóór en na uitsterven der door de andere zonen van zijn stamvader graaf Jan gestichte zijlinies van het Huis van Nassau, die van Nassau-Dillenburg, van Nassau-Hadamar, van Nassau-Siegen, nagenoeg de gezamenlijke erflanden der overoude Nassau-Ottonische linie aan hem waren gekomen, vereenigde hij de vijf Nassausche vorstendommen Dietz, Hadamar, Beilstein, Dillenburg en Siegen met het hem eveneens toegevallen graafschap Spiegelberg tot één Vorstendom, waaraan hij den naam gaf van Nassau-Oranien met Dillenburg als hoofdstad. Onder de langdurige minderjarigheid van prins Willem V werd Nassau-Oranien door diens voogden en door voortreffelijke bestuurders niet alleen in bloei bevestigd maar nog uitgebreid en afgerond door aankoop uit ’s Prinsen eigen middelen van omliggende bezittingen. Het Regeeringsdepartement voor de Nassausche zaken was gevestigd te ’s Gravenhage onder leiding van den Raad de Passavant en had prins Willems warme belangsteoling. Robert Heek geeft in zijn werk Diezer Regenten een belangwekkend overzicht van wat onder prins Willem V en op diens initiatief voor Nassau is gedaan. Hoe nauw het verband van de Nassausche bevolking met die der Republiek is geweest, hoe diep de belangengemeenschap van weerszij den werd gevoeld en hoe tal van Nassauers met eere in de Republiek hebben gediend, aan onze universiteiten werden leerstoelen bezet door Nassausche geleerden, Nassausche officieren (admiraal van Kinsbergen was van Nassausche afkomst), dienden in het Staatsche leger, mijnbouwkundigen uit Siegen bevorderden den mijnbouw op Sumatra —, heeft Dr. Hans Kruse nog onlangs voor de Vereeniging Oranje-Nassau Museum uitvoerig vermeld in zijn studie Wilhelm I von Oranten und seine Stammlande. Zoo goed als zijn Vader heeft prins Willem V er bij herhaling ernstig over gedacht, de Republiek te verlaten en zich te vestigen in Nassau. Hij overwoog die mogelijkheid in zijne correspondentie met zijne zuster prinses Carolina van Oranje vorstin van Nassau-Weilburg; en in de eerste dagen na zijn aankomst in Engeland schreef hij aan zijn Dochter: „vous savez qu’en 1784 et depuis, jusqu’è, ce „que mon honneur ne me permettoit plus d’abandonner la partie, „j’ai souvent désiré de passer le Hertsteegpoort”, de stadspoort van Nijmegen op den weg naar Kleef, „et de planter Ih le Stad„houdérat” (No. 7). Alle leden van het erfstadhouderlijk gezin gevoelden trouwens, dat Nassau, hun 'patrimonium, hun eigenlijk tehuis was. In den aan vang der ballingschap betuigden zij éénstemmig: „si „nous étions en Allemagne, nous ne serions plus émigrés” (Nos. 6,9). Als prins Frederik na de mislukking van het Rassemblement van Osnabrück de rekening der hem gebleven levenskansen opmaakt, gaat hij uit van de praemisse, dat zijn maatschappelijke positie is die „d’un „fils d’un Prince Regnant de I’Empire” (No. 37). Prins Willem V heeft ook niet gewild.dat de Nassauers zouden lij den onder de revolutie in de Republiek, en van den beginne heeft hij den Erfprins strengen last gegeven, wel toe te zien, dat na de ontbinding van het Rassemblement van Osnabrück het verdere onderhoud der troep in geenerlei vorm ten laste van Nassau zou komen (Nos. 49, 59). Voor prins Willem V bleef Nassau echter langen tijd onbereikbaar. Het land werd afgeloopen door strijdende Fransche en Keizerlijke troepen en het gevaar van er te worden opgelicht om in de Republiek terecht te staan, was allerminst een denkbeeldig gevaar (No. 18). Ook ’s Prinsen verhouding als regeerend Duitsch Rijksvorst tot den Keizer van Duitschland bracht groote moeilijkheden met zich. „Ma „position comme Prince de I’Empire devient trés embarrassante”, schreef hij op 22 Mei 1795 aan zijn Dochter (No. 15). „Je suis entre „l’enclume et le marteau, mes devoirs se combattant. Si j’accepte la „neutralité”, namelijk die tegenover Frankrijk en Oostenrijk, welke den Duitschen Vorsten door bemiddeling van Pruisen werd aangeboden binnen een bij den vrede van Basel vastgestelde demarcatielijn, „et que je retire ou fasse des démarches pour retirer mon contingent de I’armée de I’Empire, dans le cas oü les Autrichiens ayent „des succès comme des nouvelles disent qu’ils en ont prés de Mayence, „mes Etats ne seront pas épargnés en cas de passage de troupes impériales. Si je nelefaispas, et que les Framjois ayent I’avantage, je „sens trés bien, que je puis perdre mon Pays”. De Prins heeft ten slotte als Vorst van Nassau de hem aangeboden neutraliteit niet willen aanvaarden. Hij heeft zijn troepen-contingent in het Duitsche Rijksleger gelaten (Nrs. 104 en 113) en bij den overhaasten terugtocht der Oostenrijkers in den zomer van 1976 is het Nassausche contingent geheel vernietigd. Evenmin als prins Willem V de neutraliteit als Vorst van Nassau tegenover Frankrijk heeft willen aanvaarden. heeft hij het bezit van Nassau willen koopen met een erkenning der Bataafsche Republiek. Als de Erfprins (No. 79), als prins Frederik (No. 82), als de Nassausche Raad van Regentschap bij hem aandringen om toch, evenals zoovele andere Duitsche Vorsten het reeds hadden gedaan, voor zich vrede te sluiten met Frankrijk en zoo uit den hopeloozen, verwoestenden krijg, waarbij Nassau te gronde ging, ten minste te redden wat misschien nog te redden was, antwoordt hij den Erfprins (No. 83), „il y a des cas oü I’on se voit „forcé k des démarches qu’on ne feroit pas dans un autre tems, et oü „le devoir et le soin que I’on doit prendre des intéréts de ceux dont le „sort nous est confié, nous obligent k des choses qui peuvent être „nuisibles, et dont vous n’attendez pour vous-même aucun avantage. „.... Je vois, qu’il faut se décider et tacher de faire une paix séparée „pour le Pays de Nassau, puisque toute l’Allemagne I’a faite, que „mon Pays est envahi, et que je n’ai plus rien a perdre, mais je n’at„tends rien de bon de cette négociation.... Cependant je ne crois „pas, devoir entrer en négociation touchant le Stadhoudérat ni re„connoitre le Gouvernement actuel de la République des Provinces „Unies comme légitime. Voila les conditions sous lesquelles je me „prête au désir de ma Régence. Vous comprendrez comme moi que „je ne puis faire plus et que, dussent les Frangois piller tout ce qui me „reste, je ne puis me prêter k la reconnoissance du Gouvernement ac„tuel de la République des Provinces Unies. Je me tiens assuré que „les l’exigeront, mais alors la négociation tombe d’elle„même”. In al de onbevangenheid harer volstrekte intimiteit geeft de Gezinscorrespondentie van onzen laatsten Erfstadhouder ons ook een levendig beeld van de toenmalige samenleving met al de eigenaardigheden van deze. Zoo bijvoorbeeld van de zonderlinge danswoede, die destijds allen en iedereen had bevangen en van het uithoudingsvermogen daarbij van de dansers. Als prins Frederik in den winter van 1797, na zijne inneming van de vesting Kehl, te Darmstadt feestelijk wordt ingehaald, is er te zijner eer een hofbal, dat begint om zes uur in den namiddag en eindigt om vijf uur in den volgenden morgen. „J’avoue, que j’en ai été tout k fait éreinté”, schrijft prins Frederik dan aan zijne Moeder (No. 99). Aan het Engelsche hof werd geregeld drie maal ’s weeks gedanst en dan tot twee ure in den morgen. Dat prins Willem V er tot veertien contre-danses op één avond danste, is bekend en is hem genoeg verweten. Maar prinses Wilhelmina, die zich eerst wat gereserveerd had betoond (No. 14), danste weldra veel en gaarne mede, niet alleen op de hofbals doch ook op de feesten van den adel, ja zelfs op de bals de souscription in de herberg bij Hampton Court (No. 42). Aan het Pruisische hof werd evenals aan het Engelsche vrij wel om den anderen dag gedanst en dan niet tot twee maar tot zes uur in den morgen (No. 155). Bovendien waren er nog thés dansants en déjeuners dansants. „D’ici je puis vous donner de bonnes nouvelles de la santé de ceux qui „vous intéressent”, schreef de Erfprins op 18 Maart 1801 uit Berlijn aan zijn Moeder. „Cependant le train de vie actuel est bien propre è. „rendre malades, étant en fêtes continuelles sans avoir pour ainsi „dire le tems de se reposer entre deux. Effectivement nous eumes „avant-hier un bal k la Cour Ferdinand qui dura jusqu’a quatre „heures et demie du matin et a midi un déjeuner dansant k Mon „Byou chez la Reine-Mère. Aujourd’hui c’est le jour de naissance de „la Reine Regnante et de suite grand bal a la Cour”. Als koningin Louise van Pruisen haar echtgenoot vergezelde naar de groote manoeuvres, werd er geregeld lederen avond tot over elven gedanst en had men toch om vijf uur des morgens in den zadel te zitten (No. 163). In den winter van 1802 danste de Erfprinses met haar broeder, den koning van Pruisen, en diens gemalin in een ballet, waarvoor dagelijks bij de Koningin werd gerepeteerd van 10 uur in den morgen tot 4 uur in den namiddag en dat weken aanéén, „ainsi qu’a peine „Mimi a le tems pendant sa toilette d’écrire a son mari et de voir „ses enfans. Quelquefois il y a des jours oü elle n’a pas pu le faire”, bericht prinses Louise. Aan het Brunswijksche hof werd feitelijk iederen avond gedanst. Men danste meest contre-danses (countrydances), als Frangaises en Allemandes, soms nog den menuet en dien dan wel eens geblinddoekt. De wals kwam weinig voor. Prinses WUhelmina meende, dat men dien dans enkel kon dansen met echtgenoot of broeder. „Ce n’est pas cependant”, schrijft zij, „que j’y trou„ve un mal réel, mais en général cela donne lieu a des réflexions qu’il „vaut mieux éviter”. Prinses Louise verklaarde echter, nooit te walsen, omdat zij den wals een vervelenden dans vond. „Samedi nous „eumes grand monde”, meldde zij haren Vader, „et comme on n’avoit „pas encore assé dansé pendant la semaine, et que les musiciens de „Prague nous donnoient un concert pendant le soupé, cela donna „envie a la société de sautiller, et après avoir fait partir la table, „nous remplimes ce désir, et je vous assure, mon bon Papa, que ce „petit bal fut fort gai et fort animé. II finit vers six heures du matin „par un menuet les yeux bandés. Demain il nous attend encore un „bal. Vous voyez, que depuis quelque tems nous menons une jolie „petite vie, car il faut savoir, que Mercredi nous eumes encore un thé „dansant chez Md. de Munchhausen. Si vous me demandez, mon „cher Papa, ce qui nous mets ainsi en train de nous amuser? je serai „fort embarrassée k vous répondre, puisque sürement tout ce qui se „passé autour de nous, ne nous y invite pas trop, mais nous sommes „comme piqués de la Tarantule” (No. 152). Het gezelsschapspel had dan ook nog zijn vaste plaats in ieders dagelijksche tijdverdeeling. Het is prinses Louise hoog aan te rekenen, dat zij in haar zeer afhankelijke positie aan het Brunswijksche hof, en in haar kinderloos huwelijk zonder eigenlijke bestemming voor haren tijd, niet is vervallen tot tijd verbeuzelen. Integendeel. In haar brieven blijkt zij zich door haar ongemeene belezenheid, door haar fijnen smaak, door haar levendig gevoel voor kunst, voor muziek, voor tooneel te hebben gevormd tot de verstandige, warm voelende, juist oordeelende vrouw, die het waard was, de vertrouwde te zijn van haar beide ouders, van haar beide broeders, het geliefde middelpunt van de te Brunswijk gevestigde Hollandsche kolonie, de gevierde gastvrouw in een wijden kring van vreemdelingen van allerlei landaard, die Brunswijk, met zijn veilige ligging binnen de demarcatie-lijn, binnen stroomden tot hertog Ferdinand van Brunswijk, om Frankrijk te believen, allen émigrés het verblijf op zijn gebied ontzegde (No. 152). In haar verlangen om haren ouders de vereenzaming op Hampton Court, de scheiding van kinderen en kleinkinderen te helpen verzachten, heeft prinses Louise ook in haar bijna dagelijksche brieven ontwikkeld een levendigheid van verhaaltrant, een aanschouwelijkheid van voorstelling, een fijnheid van opmerkingsgave, waardoor vele harer hierachter volgende brieven niet onder doen voor die van de markiezin De Sévigné, van de hertogin van Orleans, Elisabeth Charlotte van de Palts. In die brieven heeft zij het ook gebracht tot een zeer groote hoogte in portret- en karakterteekening, een epistolair genre, waarvan in Frankrijk in de 17de eeuw veel werk werd gemaakt en waar voor, behalve de boven reeds genoemde schrijfsters, toen ook Mlle De Montpensier, de markies De St. Simon, de graaf De la Bruyère een groote vermaardheid bezaten. Een politieken zin heeft prinses Louise niet ontwikkeld en evenmin een politieke activiteit, maar haar warme belangstelling in het gebeuren om haar heen schonk haar een diep inzicht in personen en verhoudingen. Hoe vroeg reeds heeft zij den onvermijdelijken ondergang der Pruisische monarchie voorzien (No. 169)! Interessant zijn in de hierachter opgenomen brieven de kijkjes, welke deze ons geven op laat 18de-eeuwsch kinderleven en op wat men toen van een normaal kind meende te kunnen vergen. Prinses Louise schrijft van haar neef Guillot, toen deze vier en een half jaar oud was: „on ne le fatigue pourtant pas trop, puisqu’il ne doit lire „tous les jours que huit lignes, ce qui est une affaire d’une grosse „demie heure” (No. 122). Het kind was nog geen vijf jaar oud, toen het zijn Moeder verraste met uit een in haar kamer gevonden exem- plaar van de Henriade van Voltaire een willekeurig aangewezen versregel vlot op te lezen. Prins Willem V schreef daarentegen na zijn aankomst te Bronswijk en zijn eerste kennismaking met zijn toen ruim vierjarigen kleinzoon, prins Frederik; „le Petit est un bon en„fant. Son physique est fort bien, mais son esprit n’est pas fort avan„cé pour son age. II ne sait pas encore I’Alphabet”. Als prinses Wilhelmina voor haar kleinkinderen spel- en leesboekjes overzendt, zijn het die van den abt Aloïsius Gautier, den Franschen bewerker van een methode van spelend onderwijs. Het vele voortreffelijke van dien aard, dat aan het einde der 18de eeuw in de Republiek verscheen, als in 1774 Instructions d’un Père d son Fils, een reeks van allerliefste samenspraken met kinderen door den Utrechtschen baron Willem Eméry de Perponcher, onder den titel Onderwijs voor Kinderen in 1862 door Jacob van Lennep op nieuw bewerkt voor een later geslacht, als in 1777 De Catechismus der Natuur van J. F. Martinet, als in 1778 de eerste Kindergedichtjes van Hieronymus van Alphen, als in 1779 Elizabeth Wolff’s vertaling uit het Duitsch van J. C. Raff’s Aardrijkskunde voor Kinderen en als nog zoo veel meer, schijnt geheel aan de Prinses te zijn voorbijgegaan. Eigenaardig is het bewust, gewild gebruik, dat men toen bij de kinderopvoeding maakte van de drijfveeren van ambitie en emulatie, drijfveeren, waarvan onze tegenwoordige paedagogie niet meer weten wil. Heeft men niet zelfs de prijsuitdeelingen afgeschaft? „Nous sommes établis a la „campagne depuis hier”, schrijft de Erfprins op 2 Juni 1801 uit Schönhausen aan zijn Moeder, „et cette époque a été également le „terme de la première enfance de Fritz. II a été habillé en garqon a „son anniversaire” (zijn vierden op 28 Februari 1801), „et mainte„nant il a quitté la chambre d’enfans, et est avec son frère auprès de „Glaser” (de précepteur der beide prinsjes). „II est trés satisfait de ce „changement, car tout ce qui peut flatter son ambition, et qui lui „marqué qu’ü se rapproche de son frère lui fait plaisir. Guillaume est „des plus heureux d’avoir son frère avec lui. II est extrêmement „doux et son attachement pour Fritz lui fait trouver grand plaisir „a I’avoir avec lui. II a promis de lui donner en toutes choses de bons „exemples, et je lui ai recommandé de ne pas permettre que son „frère I’égale, mais de soigner qu’il conserve toujours I’avance que „ses années lui donnent, tout en me servant du stimulant de Fritz „de regagner I’avance que son frère a sur lui”. Dat de verhouding tusschen ouders en kinderen niet zoo stijf en vormelijk was, als men thans wel meent, blijkt uit menig allerliefst kindertafereeltje, dat in de gezinscorrespondentie der Oranje’s staat geboekstaafd. Het dier heeft in de hier achter opgenomen brieven ook zijn plaats als behoorende mede tot het Gezinsbeeld. Ten einde ook dit Tweede stuk, bij alle verband met het Eerste, toch te maken tot een op zich zelf afgerond geheel, is hier als No. 1 opgenomen de brief van prinses Wilhelmina aan haar Dochter, geschreven in den eersten nacht na de aankomst in Engeland, welken brief de Prinses begint met een kort overzicht van de laatste spannende dagen in de Republiek, zoodat de lezer op slag midden in het tooneel der handeling wordt geplaatst. De volgende brieven schilderen ons de eerste indrukken van land en volk op de ballingen, de kennismaking met het koninklijk gezin, koning George 111 en koningin Charlotte met hun zes dochters, een kennismaking die reeds spoedig leidde tot een zeer vriendschappelijk en druk verkeer. Men dacht zich aanvankelijk het verblijf in Engeland als een zaak van weken, hoogstens van maanden. Zoo de Republiek al gesloten bleef, men rekende toch op een vestiging in Nassau of anders op een verblijf in Brunswijk. In afwachting wilde men zich dadelijk den tijd te nutte maken door zich te verdiepen in wat het vreemde land den Oranje’s met hun levendigen zin voor kunst, voor muziek, voor tooneel, voor den omgang met merkwaardige persoonlijkheden had te bieden. Het theater, waar toen de beroemde Engelsche acteurs Kean, de beide Kembles, Mrs. Siddons (David Garrick was reeds overleden), hun triomfen vierden, werd trouw bezocht. Prins Willem V genoot te Londen van de door koning George 111 georganiseerde uitvoeringen van antieke muziek. De bezienswaardigheden van Londen werden tot in bijzonderheden bezichtigd. Men woonde gaarne de Parlementszittingen bij en leefde het Engelsche staatkundige en openbare leven met volle aandacht mede. Weer wat later, toen het voorloopige verblijf in Engeland was geworden een oponthoud voor onbepaalden tijd, volgden bezoeken aan den adel op diens groote landgoederen met hun rijke kunstverzamelingen, aan de fabriekssteden om zich op de hoogte te stellen van de vorderingen der Engelsche nijverheid, aan werven en dokken, en vreemd doet het aan, in een brief van prins Frederik aan prinses Louise te lezen, dat hij er zich zoo in verheugt, in Portsmouth een vloot te zullen zien (No. 9). Bezichtiging van de vermaarde oude cathedralen, van de universiteitssteden Oxford en Cambridge werd evenmin verzuimd en daarmede gepaard gingen kruistochten in alle richtingen door geheel Engeland, tot in het toen nog zeer ontoegankelijke Wales toe. Wel mocht prinses Louise, aan wie de Prins steeds een uitvoerig dagverhaal van zijn tochten zond, in 1798 aan haren Vader schrijven: „vous avez vu'des „choses bien curieuses et bien intéressantes, et peut-être peu d’An„glois connoissent leur Pays aussi parfaitement que vous, car depuis „les trois ans que vous I’habitez, vous I’avez bien parcouru”. De belangstelling der Oranje’s ging toch in de eerste plaats uit naar het verloop van zaken op het vasteland, in de Republiek vooral. De groote moeilijkheid om weder in contact te komen met aanhangers en vrienden werd diep en pijnlijk gevoeld. Het werklooze, doellooze leven werd trots alle afleiding den beiden jongen Prinsen ondragelijk en werd prins Frederik nog verzwaard door zijne in het intieme ongedwongen verkeer met de koninklijke familie ontwaakte liefde voor prinses Maria van Engeland, een liefde door deze wel beantwoord, maar toch hopeloos om de uitspraak van koning George III: „les Princesses d’Angleterre ne peuvent appartenir è, un cadet” (No. 40). Zijn benoeming tot Commandant van wat is bekend gebleven als het Rassemblement van Osnabrück, zag prins Frederik reeds spoedig uitloopen op een mislukking en in de overtuiging, voor de Republiek toch niets te kunnen doen zoolang de invloed van Frankrijk er overheerschte, nam hij dienst in het Oostenrijksche leger als in het eenige, dat den strijd tegen Frankrijk nog voortzette. Vóór de ballingschap zijn prins Frederiks bijna dagelijksche brieven aan zijn Vader, zijn militairen chef, van overwegend technischmilitairen aard en inhoud, maar de brieven welke de Prins tijdens zijn dienst in het Oostenrij ksche leger aan zijn verwanten heeft geschreven, werpen over zijne werkzaamheden en bevindingen als militair geenerlei licht. Daarvan verneemt men alleen iets in de brieven van prinses Louise, die haren Ouders trouw overbriefde wat zij maar over haren broeder kon te weten komen en die zich zoo innig verheugde in den roem, welken deze zich gaandeweg verwierf. „II „est trés vrai”, schreef zij met zusterlijken trots aan haar Moeder, „qu’on regarde mon frère comme un des meilleurs généraux Autri„chiens, puisqu’on est sur de son zèle, de sa bravoure, de son in„corruptibilité, ce qui n’est pas peu de chose dans cette armée” (No. 114). De legende wil, dat, ware prins Frederik blijven leven, Napoleon in hem zijn evenknie zou hebben gevonden. Het is natuurlijk niet te zeggen,wat de Prins misschien nog had kunnen worden, maar Napoleons organiseerend talent, diens scheppend genie had hij toch zeker niet. Den tijd om te toonen wat hij kon, heeft prins Frederik trouwens ook niet gehad. In het laatst van September 1798 benoemd tot opperbevelhebber van het Oostenrijksche leger in Italië, overleed hij reeds drie maanden later, 6 Januari 1799, nog in vredestijd, nog vóór de hervatting der vijandelijkheden tusschen Oostenrijk en Frankrijk, juist 25 jaren oud. Waarschijnlijk wordt prins Frederik het best als militair gekenschetst door zijn Vader, wanneer deze schrijft: „je regarde Fritz comme une vraye perte, „non seulement pour nous, mais j’ose dire pour la bonne cause, et „I’Empereur aura de la peine è. Ie reraplacer, non pour I’expérience „et les talens, mais pourle zèle et I’amour de bien faire” (No. 180). Prins Frederiks vertrouwelijke brieven aan zijn verwanten leeren ons hem kennen als een mensch met een uiterst fijn besnaarden geest. Aandoénlijk is zijn trouw aan prinses Maria van Engeland en niet minder zijn manmoedige berusting, zonder wrok en zonder bitterheid, in een leed, dat nu eenmaal gedragen moest worden. Oorlog, „cette misérable guerre”, zooals hij dien in zijn brieven noemt, was hem tegen. Hij voelde dien reeds aan op de wijze van onzen tijd als iets, dat niet moest zijn. Telkens stelt hij in zijn brieven de vraag, of inzet en uitkomst waard waren „de verser tant de sang”. Groot is op zijne marschen zijn genot in een mooi landschap maar niet minder groot zijn leed om de verwoesting, welke de oorlog er bracht. Een andere uitweg dan de militaire dienst was er echter niet voor hem. De Republiek was voor hem gesloten. Pruisen heulde met Frankrijk. Nassau was onbereikbaar. Op zijn wensch om over te gaan in Engelschen dienst ging koning George 111 niet in (No. 156). Werkloos vegeteeren op Hampton Court kon hij ook niet, „I’oisiveté ne me „convenant nullement”, gelijk hij schrijft. Overwinning liet hem in den grond der zaak onverschillig om de door Oostenrijk gevolgde baatzuchtige, onbetrouwbare politiek, welke, zoodra hij die had doorzién, hem met weerzin zich deed afvragen, of het dan zijn lot moest zijn „de servir d’instrument a un pareil sistème de rapines” (No. 156) ? Als op 6 April 1797 het onder aartshertog Karei voor Napoleon vluchtende Oostenrijksche leger zich nog juist intijds in veiligheid heeft kunnen brengen, dank aan prins Frederik, die de dekking der achterhoede op zich had genomen, schrijft deze aan zijn Moeder, zonder zelfs maar te zinspelen op de gelukkige uitkomst van zijn schitterend wapenfeit: „Dieu veuille seulement nous accor„der la victoire, afin de voir terminer promptement cette malheu„reuse guerre, et que ceux qui ont été chassés de leurs foyers, ayent „la liberté d'y retourner, quand même ce ne seroit pas avec les mêmes „avantages d’auparavant. Ce sont Ik les voeux que je forme bien sin„cèrement, et je crois qu’un chacun doit les former, quand il a vu de „prés les maux qu’une pareille guerre entraine” (No. 109). Het verlies van prins Frederik is voor de Erfstadhouderlijke Familie wel het zwaarste verlies geweest in de lange reeks van verliezen, welke haar correspondentie tijdens de ballingschap maken tot zulk een aangrijpend relaas van teleurgestelde hoop, van een vervliegen van alle verwachtingen, van een mislukken van alle plannen, van een falen van alle berekeningen, van machteloosheid tegenover onrecht en kwade trouw, alles als bezegeld door de mislukking van de poging tot herstel van het Erfstadhouderschap in de Republiek door middel van een Engelsch-Russische landing in Noord Holland, met welke mislukking, die alle hoop op herstel vernietigt, dit Deel sluit. De voortzetting van de uitgave der Correspondentie van de Stadhouderlijke Familie zal in een volgend Deel doen zien, hoe op de mislukking van de Engelsch-Russische landing in Noord Holland voor de Oranje’s is gevolgd een periode van wachten, van afwachting zonder verwachting onder een langzaam maar zeker afsterven van alle betrekkingen met de Republiek tot in het najaar van 1801 de algemeene Europeesche vrede voor een oogenblik tot stand komt, maar zonder dat door Engeland en Pruisen ook maar eenige rekening wordt gehouden met de door hen bij herhaling gegarandeerde erfrecht en van het Huis van Oranje, en hoe daarop prins Willem V, wijkend voor de onverbiddelijke macht van voldongen feiten, moedig erkennend, dat hij den strijd over de geheele linie verloren heeft, in smartelijke berusting bij schrijven van 23 December 1801 (let wel, eer omtrent de in uitzicht gestelde schadeloosstellingen ook nog maar iets was besloten), met hoog vorstelijk gebaar de gewezen Regenten van den aan hem afgelegden eed van trouw ontslaat. De scheiding tusschen Oranje en de Republiek was daarmede bezegeld, en van dat oogenblik hebben de Oranje’s gemeend, hun toekomst verder te moeten zoeken in Duitschland, in Nassau, op den eigen grond, die met den algemeenen vrede weder bereikbaar was geworden. De brieven verhalen dan verder van een nieuwe periode, waarin de Oranje’s als Duitsche Rijksvorsten den ondergang van het Heilige Roomsche Rijk hebben medegemaakt, van een periode, waarin prins Willem Frederik van Oranje na het verlies van Nassau, door prins Willem V gelukkig niet meer beleefd, ook nog de aan zijn Huis toegekende schadeloosstellingen deels ziet verloren gaan, deels ziet uitblijven en ten slotte beroofd van alles, van zijn erfgoed, van Vorstenrang, van ieder aandeel aan het openbaar staatkundig leven van zijn tijd, zijn levenssfeer, zijn levens-actie ziet inkrimpen tot die van een Poolsch landedelman, onderdaan van Frederik August 111, koning van Saksen en groothertog van het door Napoleon gevormde groothertogdom Warschau, waartoe sedert den vrede van Tilsit de Poolsche goederen van den prins van Oranje behoorden. Naar de brieven in het laatste Deel dezer uitgave zoo welsprekend zullen getuigen, is het toen geweest het oude, innige gezinsverband, de zorg voor de zijnen, het verkeer met Moeder en Zuster, die den Prins hebben bewaard voor een moedeloos versagen gedurende het troostelooze half dozijn jaren van 1807 tot 1813, toen deze eindelijk, op het alleronverwachtst, toch nog is geroepen tot de Regeeringstaak, tot Staatsbestuur, tot den Koningsrang, omdat de Natie, „rendue a elle- „même”, naar het woord van prins Willem V, in algemeen verlangen en goed vertrouwen tot zich heeft terug geroepen het Oranjehuis, waarop de Prins, zijns Vaders belofte vervullende, „ne s’est pas re„fusé a la servir”. JOHANNA W. A. NABER. ’s Gravenhage, 1933. 1795 Prinses Wilhelmina was 18 Januari uit ’s-Gravenhage vertrokken en 19 Januari te Yarmouth geland. Reeds in den daaraanvolgenden nacht zette zij zich tot een verslag aan haar Dochter niet alleen van de reis maar ook van de laatste dagen in de Republiek. 1. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter 2). Yarmouth. 20 Januari 1795. Me voilé, bien éloigné de ma bonne et chère Loulou sans savoir quand cette lettre lui parviendra, mais en attendant je commence par lui écrire et c’est une consolation pour moi dans ces tristes momens. Je vais tacher, ma toute chère Loulou, de vous faire un narré exact des derniers jours de mon séjour a La Haye et de mon voyage jusques ici. Avant tout je vous dirai, que celui-la a été aussi heureux qu’il pouvoit I’être. Le Ciel nous a encore une fois favorisé. II nous a donné du beau tems. La traversée s’est faite promptement sans aucun accident. Je commence ma narration depuis ce Dimanche3) avant notre départ. Ce matin-la lord St. Kelens4) vint nous annoncer la retraite de Mr. de Walmoden 5); ilen étoit aussi touché que nous I’étions nous-même et je lui doisla justice, qu’il n’a rien négligé de ce qui dépendoit de lui pour nous rendre service. Ce même soir les Etats-Généraux s’assemblèrent *) Frederika Sophia Wilhelmina van Pruisen, prinses van Oranje. 7 Aug. 1751—9 Juni 1820. 2) Frederika Louise Wilhelmina prinses van Oranje, erfprinses van Brunswijk. 28 Nov. 1770—15 October 1819. •) 11 Januari 1795. ‘) Alleyne Fitzherbert baron St. Kelens, 1753—1839, Engelsch gezant bij de Republiek. ‘) Johan Ludwig von Walmoden, Hanoversch generaal, sedert het vertrek van den hertog van York opperbevelhebber der Engelsche hulptroepen; vgl. Deel I, No. 225. Naber, Correspondentie 111 1 extra-ordinairement et il fut résolu de prier lord St. Helens d’engager Mr. de Walmoden a nous céder au moins pour couvrir la Hollande 2 a 3 mille hommes et votre Père *) fut prié d’écrire au généralAlvinzy2) de nous envoyer 5a 6 mille Autrichiens. Le Lundi Mr. Walmoden écrivit de nouveau que, vu le dégel, il avoit suspendue sa marche, et I’ambassadeur se flatta qu’il lui persuaderoit de garder sa position tant que dureroit ce dégel. Colchester. 23 Januari 1795. Cette lettre fut interrompue d’une manière bien inopinée et bien agréable. Figurez-vous, ma chère Loulou, que je vous I’écrivois dans la nuit, de mon lit, paree que c’étoit le moment oü je pouvoit jouir de plus de tranquilité et qu’en même tems je n’empêchois pas mes gens de dormir. Cette nuit j’attendois de retour un exprès que j’avois envoyé a Mr. de Nagel3). Je crus que c’étoit lui, lorsque j ’entendis grand bruit a la porte de la maison; mais point du tout. Je fus bien agréablement surprise quand je vis entrer dans ma chambre notre bon Guillaume 4) qui étoit heureusement arrivé avec votre Père et Fritz B) a Harwich oü un exprès que j’y avois envoyé a lord St. Helens 6), leur appris que j’étois débarquée a Yarmouth. Guillaume s’étoit dabord mis en route pour venir nous joindre et il nous invita de venir ici oü votre Père et Fritz alloient aussi se rendre. C’est sur la route de Londres et nous y sommes mieux qu’a Harwich ou Yarmouth oü également nous ne pouvions pas rester. Tout de suite il fut résolue que le lendemain nous viendrions ici, c.a.d. Mimi7), le Petit8) et moi avec une tres petite suite; les gros bagages suivront peu a peu. J’étois d’autant plus charmé de savoir votre Père et vos frères en süreté, qu’en quit- *) Willem V prins van Oranje, 8 Maart 1748—9 April 1806. !) Joseph Alvinczy, Oostenrijksch generaal. •) Anne Willem Carel baron van Nagell, gezant der Republiek in Engeland. *) Willem Frederik erfprins van Oranje, 24 Augustus 1772—12 December 1843. 6) Willem George Frederik prins van Oranje, 15 Februari 1774—6 Januari 1799. 6) Lord St. Helens was eveneens in den vroegen ochtend van 18 Januari naar Engeland scheep gegaan; maar was te Harwich geland. 7) Frederika Louise Wilhelmina van Pruisen, erlprinses van Oranje, 18 November 1774—12 October 1837. 8) Willem Frederik George Lodewijk van Oranje, gen. Guillot, 6 December 1792 tant La Haye, je ne savois pas encore pour sür, ce qu’ils feroient. Nous nagions k eet égard dans les plus bombies incertitudes et irrésolutions et au demier moment, que je les quittois, il étoit question d’un grand et beau projet.maisdangereux et si difficile qu’après cela il s’est trouvé impossible. Tout ceci, ma chère, devoit faire partie de ma narration des derniers jours de La Haye, mais comme j’ai beaucoup d’autres choses intéressantes a vous dire, je passerai seulement rapidement sur ces tristes jours. J’en étois restée au dégel du Lundi, mais cela ne dura que 24 heures. La gelée revint avec un redoublement de force et tout de suite Mr. de Walmoden annonga qu’il alloit effectuer sa retraite. Dans la nuit une députation des Etats d’Utrecht arriva chez votre Père pour annoncer qu’au moment que les Anglois les quittoient, eux enverroient une députation aux pour capituler et leur livrer leur Province. Sur ces entrefaites on avoit pris des arrangemens pour que Mimi et moi nous puissions partir pour Le Helder sur une frégate qui depuis longtems étoit préparée pour nous. L’intention étoit de nous rendre dans un port d’Allemagne, mais le Ciel en décida autrement et non seulement ceci ne put pas se faire k cause des vents contraires, mais nous ne pümes pas du tout sortir du Texel ni d’aucun port de la République a cause des glacés qui avoient été dispersées, mais que le retour subit et violent de la gelée avoit tellement augmentées qu’aucun vaisseau ne pouvoit sortir. Du cóté de la terre I’ennemi nous barroit le chemin et quoique les counters passassent encore, personne n’osoit plus prendre sur soi de nous le conseiller. On avoit attendu trop longtems, ce qui n’avoit pas été ma faute. J’avois conjuré votre Père de nous laisser aller en Gueldres a tems, mais il ne me fut pas possible de I’obtenir, pas même après que nous savions Le Helder fermé. Du cóté de Helvoet il y avoit la même impossibilité de sortir. II ne nous restoit ainsi que d’aller chercher fortune sur un Pinkje a Scheveling. Quelque désagréable que düt être cette navigation, nous ne balangames pas a prendre la résolution de nous y exposer, mais même cette manière de nous sauver nous devint difficile et pendant 4 jours il fut impossible de partir. Dabord k cause d'un vent d’Est trop violent pour qu’aucun batelier voulüt mettre en mer. Ensuite Ie vent tourna a I’Ouest. Heureusement pas pour longtems, car s’il avoit gardé cette direction, nous eussions dü rester a La Haye et y attendre les Carmagnols. Jugé ainsi de notre situation pendant ce tems, ma bonne Loulou! Je vous fais gnices, mon enfant, de toutes les irrésolutions qui règnèrent sur le parti que votre Père et vos frères devroient prendre et des différens plans qui furent proposés. Vous pourrez un peu vous représenter ceci. Je vous dirois seulement en gros, que quant a moi deux choses me parurent bien décidées: c’est que vos frères devoient suivre le sort de leur Père, quel qu’il fut; et secondement que celui-ci ne pouvoit pas attendre les Framjois conquérans a La Haye. S’il y avoit eu moyen, qu’il se retira dans une autre Province et y attendit les événemens ou bien qu’il se mit k la tête des débris de I’armée et se fit jour a travers les ennemis, en se portant avec les troupes du cóté de I’Overissel et de la Frise, cela auroit été le mieux, mais cela fut impossible dans I’exécution. De la Zélande nous étions coupés et pour se rendre en Frise, il falloit passer sur les glacés du Zuiderzee en Eisschuitje, ce qui étoit soumis aux plus grandes difficultés et jugé des plus dangereux par des gens qui pouvoient en juger. II falloit d’ailleurs passer au travers des plus violens Patriotes pour arriver a Enkhuizen, d’oü il falloit partir pour Staveren. Et quant au dernier plan, le rassemblement des troupes, il ne pouvoit plus s’effectuer au moment qu’il fut résolu, et on n’avoit pu I’entreprendre que lorsque tout espoir de défendre la Hollande étoit perdue. Votre Père partit, lorsque les Députéz de cette demière Province furent nomméz pour aller faire leurs soumissions aux Frangois a I’exemple de ceux d’Utrecht; et pour preuve combien il en étoit tems, je puis vous dire que le même jour des membres bien disposés jusque lè. des Gecommitteerde Raden vinrent chez votre Père pour lui dire, qu’il feroit bien de songer a sa süreté personnelle, puisque, si le général Frangois ou les Représentans du Peuple *) demandoient qu’on leur livra votre x) De Volksrepresentanten, die sedert het verraad van Dumounez als vertegenwoordigers van het Comité du Salut Public het leger vergezelden, Vgl. Dl. INo. 220. Zie aangaande hunne onbeperkte macht over de legeraanvoerders Sabron, De Oorlog van 1794—1795, Dl. If pag. 52. Père, ils ne pouvoient répondre des événemens. Vous m’avouerez, qu’après ceci ü ne restoit plus que le Pinkje a choisir ? Aussi votre Père s’embarqua Ie même jour. II resta 40 heures en mer au bout desquelles il arriva avec sa suite a Harwich. Nous eumes un meilleur vent et ce fut dans 24 heures que nous fimes le trajet jusqu’a Yarmouth qui étoit la rade la plus proche, oü on nous re) Koninklijk lustslot, vooral beroemd om zijn botanische en zoölogische verzamelingen. et Rotterdam et qu’a Harlem et Leyden on porte la cocarde tricolore. De La Haye je ne sais rien depuis Mercredi. Kew. 30 Januari 1795. Je vous écris pour vous donner signe de vie. Vous estes mieux informé de ce qui se passé, que je ne puis I’être ici. Ainsi je ne vous en écris rien, mais je désirerois ardemment avoir de vos nouvelles, n’ayant aucunes nouvelles de vous depuis prés de quatre semaines. 3 Februari 1795. Je vous écris encore sans savoir, quand ma lettre vous parviendra. La gelée ne veut pas nous quitter. II fait un fort vilain tems aujourd’hui. Je ne vous écris rien d’Hollande, n’en ayant pas de nouvelles directes, mais vous serez surprise, quand je vous dirai que de tous les Mrs. de la Cour le seul qui s’est offert pour me suivre a été Heertx), et que j’en avois demandé deux pour aller avec moi qui ont refusé. L’un étoit le quartier-maitre général Bentinck et I’autre Mr. de Waliën 2). Le dernier a une femme et 3 enfans; sa femme étoit malade; il a cru ne devoir pas la quitter. J’apprens que le petit Capellen 3) seroit venu, si je I’avois demandé, mais après ces deux refus je n’avois plus le courage de demander personne. Le général de Larrey 4) est venu avec votre Mère. Le général Drevon 5) étoit fort malade depuis quelques mois; Mersay 6) en Suisse; Boetzelaer 7) employé a I’armée; Henri van der Duyn 8) prisonnier de guerre. Je dois aujourd’ hui faire la connoissance du Ministère de Sa Majesté. Je n’ai vu encore que mylord Grenville.9) 10) Nous tacherons de l) Thimon Cornelis graaf van Heerdt tot Eversberg. 2) Walraven Robert Evert baron van Heeckeren van Waliën, 1759—-1833. 8) Theodorus Frederik van Capellen, 1762—1824, kapitein ter zee. *) Haag in La France Protestante noemt drie zonen van Thomas Isaac de Larrey: Antoine, geb. 1735, Charles Henri, geb. 1742, Charles Edouard, geb. 1743; geen verdere nakomelingschap. ‘) Opperstalmeester. *) Graaf de Mersay St. Georges, hofmaarschalk. ’) Karei baron van Boetzelaer. s) Willem Hendrik baron van der Duyn, 1755—1832, krijgsgevangen sedert de overgave van Sluis na dappere verdediging. •) Toen minister van Oorlog. •°) Weggelaten het journaal. voir ce qu’il yaa voir a Londres et profiter de notre voyage. Je crois que dans les désagréables circonstances oü nous sommes, cela a été une direction de la Providence qui nous a envoyé ici et que c’est un bonheur que nous y sommes. Soyez assurée que c’est avec la plus tendre affection que je suis pour la vie, ma trés chère fille, votre tout dévoué et trés affectionné Père. G. Pr. d’Orange. 4. Prins Frederik aan zijn Zuster. Colchester. 27 Januari 1795. Je n’ai pas voulu me refuser au plaisir de vous annoncer notre heureuse arrivée ici, ma trés chère soeur. II auroit certainement bien mieux valu que n’eussions point été dans la nécessité de venir ici, mais enfin, comme il a fallu passer par la, nous sommes encore heureux d’être échappés de la sorte aux Carmagnoles. Comme ma Mère vous fait le joumal de tout ce qui s’est passé depuis notre départ de La Haye, je ne vous ennuyerois point par d’inutiles répétitions. Tout ce que je vous dirois, c’est que la manière de voyager en Pinkje est fort désagréable et que, si vous venez jamais dans ce Pays-ci, je vous conseille de ne point faire le voyage dans un batiment pareille. x) Quoique nous ne pouvons que nous louer de la manière dont nous sommes regus ici, Sa Majesté nous défrayant entièrement, je n’espère point cependant que nous nous arrêtions longtems dans ce Pays-ci, mais j’espère qu’au moins pour ce qui me regarde, j’aurois bientót I’occasion de retourner dans notre Pays, quand même ce ne seroit point en Hollande au moins dans la Frise, Groningue ou Zélande, afin de tacher par la suite de pouvoir aussi de nouveau rentrer dans la Hollande, car je ne trouve rien de plus affreux que de jouer le róle d’Emigré. Pensez de tems en tems a celui qui ne cessera d’être votre bien bon ami et frère. Fr. Pr. d’Orange. ') Weggelaten de opdracht aan prinses Louise van de zorg voor zijn achtergebleven bedienden en equipages. 5. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter. Kew. 29 Januari 1795. Nous sommes ici depuis hier, ma bonne Loulou; nous partimes avant-hier de Colchester pour aller coucher è, Chelmsford et hier nous arrivames ici. 30 Januari 1795. Je fus interrompue ici hier, ma bonne Loulou, et je continue actuellement ma lettre, et cela en I’air, sur un livre, pendant que I’on me coëffe; ainsi vous excuserez, si elle est fort griffonnée. Nous aurons aujourd’hui I’honneur d’être présentés a LL. MM. au palais de la Reine x) et de diner avec Elles, tout a fait en familie, ce qui est vraiment une faveur. Au moment de notre arrivée a Kew le duc et la duchesse d’Yorck a) vinrent nous voir et nous firent le plaisir de diner avec nous. La Duchesse n’est point du tout changée et je la trouve mieux qu’a ses noces3). Elle se rend avec nous auprès de LL. MM. pour la présentation. Kew est un fort joh endroit; c’est un assemblage de plusieurs maisons qui appartiennent presque toutes au Roi et sont occupées par LL. MM. et leur familie quand Elles sont ici. Celle du Roi et de la Reine que I’on peut qualifier de Palais, nous a parue fort jolie; les autres sont fort petites et meublées avec simplicité. Dans celle que j’occupe, on dinne et j’y suis avec le Prince et Mlle. de Wassenaer 4); le reste de la familie est dans une autre maison. On loge aussi Mr. de Larrey. C’est toute notre suite dans ce moment, mais nous attendons encore Md. de Munchhausen 5); le ‘) Charlotte Sophia van Mecklenburg-Strelitz. *) Frederik Augustus hertog van York, 2de zoon van koniug George 111, gewezen opperbevelhebber van het Engelsche hulpleger in de Republiek, gehuwd met Frederika van Pruisen, dochter van koning Frederik Willem II en diens eerste gemalin Elizabeth van Brunswijk-Wolfenbuttel, dus oudere halfzuster van de Erfprinses van Oranje en tante-zegster van prinses Wilhelmina. Het verkeer der Oranje’s met den hertog en de hertogin van York was van den beginne levendig en vriendschappelijk. •) Het huwelijk was in 1790 te Berlijn voltrokken tegelijk met dat van haar halfzuster prinses Wilhelmina van Pruisen met den Erfprins van Oranje. Zie Dl. I, No. 90. *) Isabella Jacoba Elizabeth gravin van Wassenaer van Starrenburg, hofdame van prinses Wilhelmina; zij was het die gemeenzaam werd aangeduid als Balletje en niet Mlle. Guicherit, gelijk abusievelijk werd vermeld Dl. I, No. 86. 5) Douairière von Munchausen, geb. gravin van Hardenberg, eerst gouvernante, daarna grootmeesteres van de erfprinses van Oranje. reste de la suite est encore a Yarmouth et a Colchester. Voilé, mylord et mylady Auckland J) qui viennent m’interrompre; je ne pourrois pas continuer ce matin. 2) Votre Père vient de recevoir une résolution de L.H.P. du 19 ou 20, par laquelle Elles approuvent son départ a cause des raisons qui I’ont motivé. Ce sont les seules nouvelles directes que nous ayons regmes. Indirectement nous savons que les Frangois affectent de dire qu'ils viennent en amis et que c’est la Nation qui fait la révolution. Celle-ci s’opère fort tranquilement, dit-on, par les Patriotes et la présence des troupes y met le sceau. De I’Allemagne nous n’avons pas la moindre nouvelle. Je désirerai tant d’en avoir de vous, ma bonne enfant! 6 Februari 1795. De toute japon on fait pour nous tont ce qu’on peut faire et LL. MM. et toute la familie royale ont milles et milles bontés et attentions pour nous. Le Roi me rappelle infiniment sa soeur la Duchesse3). II est impossible d’être plus gracieux qu’il ne I’est et de mettre ceux qui ont I’honneur de I’approcher plus a leur aise qu’il ne le fait. II en est de même de la Reine qui a toujours quelque chose d’obligeant a dire a tout le monde. Hier j’ai été pour la première fois a leur cercle et on nous a fait I’honneur de nous traiter comme si nous étions de la familie royale 4). Ces cercles commencent a 2 h. de I’après-midi et il n’étoit pas loin de 6 h. quand cela a été finis. L’appartement est antique, mais on m’avoit tant dit de sa laideur que je I’ai trouvé presque beau. On a trouvé qu’il y avoit beaucoup de monde, mais je crois qu’il y en avoit pour le moins autant a nos cercles de La Haye. Les habillemens sont en général magnifiques et recherchéz ici a ces occasions, c’est a dire principalement ceux des Dames, et aux tailles courtes prés5), que *) William Eden, na een missie in Spanje verheven tot lersch pair met den titel van lord Auckland, was van 1789 tot 1793 Engelsch gezant in de Republiek geweest. De eigen naam van lady Auckland was Eleanor Elliott. 2) Weggelaten aanwijzingen voor de opzending van brieven. *) Augusta van Cornwallis hertogin van Brunswijk, schoonmoeder van prinses Louise. *) Prins Willem V was trouwens, evenals koning Georgelll, zelf een kleinzoon van koning George 11. s) Het opkomende Directoire-costuum. Vgl. dl. I, No. 146. je n’aime pas encore, je trouve qu’elles se mettent de bon goüt. Nous nous sommes déja conformés au costurne et je vous assure qu’hier nous étions trés belles, Mimi et moi. Quand nous serons k Hampton Court, nous vivrons plus en retraite, mais pour ici nous sommes toujours par voye et par chemin. C’est comme si nous étions a Londres. Aujourd’hui nous dinnons chez la duchesse d’Yorck, Mimi et moi. Votre Père et vos frères dinnent chez le duc de Clarence 1). Ce soir nous soupons chez le Roi. Mardi nous avons dinné et soupé chez le duc de Galles 2). Le soir il y avoit concert. 10 Februari 1795. Nous sommes toujours sans aucune nouvelle de votre part, ma bonne Loulou, De Zélande nous en avons par différentes occasions, mais point de Hollande ni d’aucune autre Province depuis celles du 20 Janvier qui nous portèrent la résolution approbatoire de L. H. P. sur la voyage du Prince et de sa familie. De depuis nous savons qu’ils ont envoyéz ordre aux commandans des places fortes, ainsi qu’a ceux de l’armée et de la flotte, de ne plus faire de résistance et de capituler avec I’ennemi. Aux Etats de Zélande la même recommandation a été faite, et quoique les dispositions y fussent bonnes, comme les vaisseaux Anglois qui avoient été envoyéz au secours de cette Province, n’y ont pu aborder a cause des glacés, ils ont été obligés également a se soumettre au général Michaut3) qui commandoit en Flandres et qui est venu sommer la Province. Ainsi en voila trois de perdues; nous ignorons le sort des autres. Vous ne sauriez croire, combien il est désagréable d’être sans nouvelles directes, et surtout combien nous languissons d’en recevoir de vous. LL. MM. nous ayant fait I’honneur de nous venir voir, je n’ai pas pu continuer cette lettre et je ne pourrois a présent qu’y ajouterquelques mots, afin qu’elle ne manque pas la poste. Samedi dernier nous avons fait une grande promenade avec LL. MM. dans les jardins *) Willem hertog van Clarence, 3de zoon van koning George 111, later koning Willem IV. !) Later koning George IV. !) Claude Ignace Michaud, Fransch generaal. de Kew et de Richemont qui sont trés beaux. Nous y avons vu de singuliers animaux qui sont venus de Botany-Bay; on les nomme gangaroes. Pour ce qui regarde les curiosités de Londres, je n’en ai encore vu aucune. Avant-hier nous avons été pour la première fois a I’église, c’est a dire vos frères et moi. Votre Père va a I’église Anglicane; nous allons a la chapelle Allemande de St. James, oü nous avons entendu un bon sermon; les prières s’y font aussi selon le rite Anglican. Quant aux spectacles je ne puis rien en vous dire, n’en ayant vu aucun, mais pour la musique nous en avons entendu de la trés bonne aux soupés oü nous avons été chez LL. MM., chez le prince de Galles et chez le duc d’Yorck; toutefois ce n’étoit que de la musique instrumentale. 13 Februari 1795. Tout est de nouveau couvert de neige, ce qui me fait bien craindre que ce retour d’hiver ne referme derechef les ports et arrête encore I’arrivée des lettres. Nous jouons bien de guignon de toutes les fa£ons. Le pauvre Greffier 2) nous quitte aujourd’hui. II veut se rendre a Hambourg, d’oü il écrira en Hollande pour tê,- cher de savoir au juste, ce qui s’y passé. S’il peut y être de quelque utilité, il y retoumera; si non il demandera sa démission et il tachera d’en tirer sa femme et ses soeurs et je pense qu'ils s’établiront quelque part en Allemagne. Je ne serai pas surprise que vous ayez leur visite è, Brunswic. Quand aurez-vous la nótre ? Dieu le sait! II y a un voile bien obscur qui couvre encore notre sort futur. Demain en buit on croit que nous pourrons aller occuper les appartemens que I’on nous destine dans le chateau de Hampton Court, et alors notre suite qui est encore dispersée, se rassemblera. Je ne sait, si je vous ai déjè, nommé ceux qui sont venus avec nous; en tout cas je vais le faire è, présent. Outre Mlle. de Wassenaer qui s’est dabord déclaré vouloir me suivre, j’ai Mlle. de Reede s) avec moi. J’ai laissé le choix a Mlle de Hompesch 4) en déclarant, ‘) Kangaroes; weggelaten de uitvoerige beschrijving. 2) Hendrik Fagel. Hij was op het laatst van October 1794 naar Engeland gezonden om daar bij de Regeering den noodtoestand, waarin de Republiek verkeerde, toe te lichten. Vgl. Dl. I. No. 211. •) Maria Wilhelmina gravin van Reede-Ginkel, hofdame van prinses Wilhelmina; om haar bezittingen in lerland werd zij dikwijls the lady Mary genoemd. ‘) Gharlotte L. W. H. Hompesch, hofdame van prinses Wilhelmina. que je ne prendrai pas plus de 2 de mes dames. Cela a mis la dernière dans un état réellement digne de pitié. Elle étoit combattue entre le désir de m’accompagner et celui de rester avec son frère et sa soeur; d’ailleurs en prenant le demier parti, elle craignoit la misère et puis elle se faisoit conscience d’empêcher Marie d’aller, qu’elle croyoit plus exposée è. cause de ses liaisons avec les émigrés. De tout cela il est résulté, qu’elle a tiré au sort avec Marie et le sort a été favorable è, cette demière. Vos frères ont été si longtems chez moi, ma chère Loulou,que mon tems s’est passé a babiller. Je ne puis a présent continuer cette lettre. Je I’ai commencée hier pour avoir plus de tems et pourtant je n’ai pu vous écrire que peu de lignes. Je ne sais comment cela se fait; mais quoique nous dinions tard et que nous ne soupions pas, la joumée finit en moins de rien et je ne fais pas la moitié de ce que je voudrois faire. 16 Februari 1795. Ce matin nous avons été voir Hampton Court, Mimi et moi. C’est un immense chateau. Les appartemens du Roi et de la Reine sont trés beaux quoique antiques. Les appartemens que nous occuperons, me plaisent beaucoup; je ne les troquerois par contre les Grands Appartemens. Quoique bien moins vastes et moins magnifiques, ils sont beaucoup plus rians, du moins le mien qui est celui que je préfère. Ma chambre a coucher est trés jolie et ellea unecharmante vue. Des promenades je ne puis juger encore, le tems nous n’ayant pas permis de promener, mais pour autant que j’ai pu en voir et après ce que j’en ai entendu, le jardin et les parcs doivent être trés beaux. On passé en y arrivant un des parcs, celui oü le roi Guillaume 111 chassoit, qui paroit trés grand et beau. 17 Februari 1795. Enfin nous avons des nouvelles directes de la Hollande par un officier Anglois qui a rapporté des gazettes Hollandoises, mais pas de lettres pour nous. De bouche il a dit que le digne pensionaire Van de Spiegel *) le général Rudolph Bentinck et les deux ca- *) Laurens Pieter van de Spiegel, sedert 1787 Raadpensionaris. dets Fagel, Robert*) et GuiUaume 2), venoient d’être arrêtés. Par les gazettes nous avons vu bien des détails de ce qui s’est fait depuis notre départ. Dans la province d’Hollande la révolution étoit totale et le changement de la forme du Gouvernement complet : plus d’Etats, plus de Stadhouder ni de Capitaine et d’Amiral Général: I’Assemblée étoit qualifiée de Nationale et Pieter Paulus 3) en étoit élu Président, De Lange van Wyngarten 4) (le même qui a été la cause de mon arrestation en 1787) sécrétaire. Les Etats-Généraux, tous changés quant aux individus, subsistoient encore de nom. J'ai été interrompue ici par la visite de LL. MM. et présentement il est trop tard pour que je puisse rien ajouter que I’assurance que je suis è. tout jamais, ma bonne et chère Loulou, votre fidéle et tendre Maman. W. 6. Prinses Louise aan haar Ouders Brunswyk. 5 Februari. 1795. Encore point de vos nouvelles, ma trés chère Mère, j’en suis bien affligée, car voila plus de trois semaines que je n’ai vu de votre écriture. Depuis le 13 on ne sait rien de I’Angleterre. 14 Februari 1795. Voila, hélas, que le vent s’est remis a I’Est et que depuis cette nuit la gelée a recommencé, de sorte que mon espoir de recevoir de vos lettres est derechef évanouïe, et qu’il faut me patienter encore durant quelque tems. J’ignore, ma bonne Maman, si vous estes instruite des nouvelles de votre malheureux Païs, mais j’en doute et ainsi vous me permettrez de remplir I’employ bien affligeant de vous marquer tout ce qui me parviendra, pourvu que ce soit par une voye süre et qu’on puisse s’y fier. Ce qui vous prouvera déjè,, si ce que je dis est vrai, c’est qu’entre autres chose l) Robert Fagel, adjudant van den Erfprins. 2) Willem Jacob Hendrik Fagel. s) Pieter Paulus, 1754—1796, advocaat-generaal van de Admiraliteit van de Maas, was 26 Januari 1795 gekozen tot Voorzitter der „Provisioneele Vertegenwoordiging des Hollandschen Volks”. ‘) Mr. Cornelis Johan de Lange, vrijheer van Wijngaerden en Ruigbroek, schepen en raad van Gouda, op 27 en 28 Juni 1787 bij de Goejanverwellesluis lid van het Comité van Defensie. mande, que Papa ne s’est pas démis de ses charges, mals a simplement demandé I’agrément des Etats pour s’absenter durant quelques mois. Si ceci est controuvé, ne croyez pas au reste. C’est cependant un officier, venant de La Haye a Zwoll qui I’a raconté. II étoit porteur de plusieurs lettres aux Etats de cette Province et de ceux de Frise et de Groningue, ainsi que d’une publication des Etats-Généraux pour faire des réquisitions énormes au nom des Représentans de la Nation Frangoise, tant pour la substance que pour I’habillement de son armée. II est vrai, que les Représentans promettent de s’arranger pour le payement avec les Etats; et par égard pour les habitans de ces Provinces que la nation Frangoise regarde comme ses futurs alliés, ils ne font pas ces demandes par eux-mêmes, mais ils en chargent les Etats. Vous dirai-je que Pichegru 2) loge chez mon frère 3) et les 4 Commissaires chez vous 4), ma chère Mère ? J’aimerai encore a vous en féliciter, puisque alors vous pouvez espérer, que ces maisons seront conservées en assez bon état et je me flatte, que vous n’y avez laissé que I’absolu nécessaire. Aan Prins Willem V. 15 Februari 1795. Nous eumes hier des nouvelles de La Haye du 5. Je dis nous, puisque quand quelqu’un de la colonie de mes compatriotes en regoit, cela fait le tour et on m’en instruit dabord. D’après ces dernières nouvelles qui sonts d’une source sure, le Gouvernement est entièrement changé et mis sur l’heureux pied c.è,.d. que ce sera une démocratie complette. Cela s’est fait sans violences et sans effusion de sang, les Carmagnoles tenant un trés bon ordre, mais la disette se fait déja sentir et bientöt la famine y succédera. On est obligé de tuer les chevaux faute de fourrages et de moyens de les nourrir. Votre coeur en saignera, mon bon Papa, et si on ne voit pas avec peine, que ceux qui ont désiré ces hötes incommodes en soyent punis, il est impossible de penser sans frémir au nombre d’innocens qui en sonts les victimes et 1) Overijsel. s) Franfois Pichegru, opperbevelhebber van het Fransche Noorderleger. 8) In het Oude Hof. ‘) 1“ het Stadhouderlijk Kwartier op het Binnenhof. Naber, Correspondentie 111 2 parmi lesquels il y en a tant de nos amis et de nos connoissances. Bientót peut-être nous n’apprendrons plus rien de ces malheureuses contrées, car c’est avec beaucoup de peine qu’il nous en parvient des renseignemens et par des voyes détournées. On ne peut écrire en détail et je serois bien contente, si je pouvois parler a des personnes venant de la. Mais quand même Pichegru accorde des passe-ports, ce n’est jamais pour un pays ennemi et ainsi personne n’ose passer ici. Aan prinses Wilhelmina. 20 Februari 1795. Enfin, ma trés chère Mère, je suis tranquile au sujet de tous ceux que j’aime. Le bon Dieu soit béni de vous avoir conservé de tous les dangers 1). O, ma bonne Maman, combien votre lettre 2) m’a touchée. J’ai toujours aimée les Anglois, mais la fa?on dont ils vous ont re£us a augmenté mon attachement. Cependant, ma trés chère Mère, il faut être discrète et ne point abuser de leurs bontés. Venez jouir des miennes. Venez bientót, c’est è, deux genoux que je vous le demande. Pourtant je tremble, quand je pense qu’il faut encore une fois passer cette terrible mer. Ah, plutót que de courir de nouveaux dangers, restez loin de moi. Si j’avois partagée vos peines, vos soucis, je vous assure, que, quelles qu’ayent été vos souffrances et vos désagrémens, je ne m’en fus pas plainte, si j’avois dü en avoir ma part. Dieu sgait ce qui m’attend encore! Soyez süre au reste que votre enfant supportera tout en digne fille de tels Parens. Je pense toujours, que la flotte qui ira chercher la future princesse de Galles s), vous amènera dans mes bras. Dès que mon Père est en Allemagne, il n’est plus émigré et ses Etats d’AUemagne le véront venir avec bien de la joye. II est bien fait pour s’y faire aimer. 22 Februari 1795. Je viens de voir dans ce moment une lettre d’Assen du 6 qui dit que les Patriotes sonts mécontens des Frangois, ceux-ci ne leur permettant pas de grouiller 4). On a proposé de renvoyer les trou- *) Dit is wat bekort. •) Zie No. 1. •) Carolina van Brunswijk, schoonzuster van prinses Louise, in December 1794 bij volmacht gehuwd met den prins van Wales, maar nog niet naar Engeland vertrokken. ‘) I. e. fourmiller, s’agiter ensemble. Gr. Dict. Un. de Larousse. pes et de reprendre celles qui furent chassées en 1787, mals Pichegru a répondu que ce seroit une infamie de renvoyer de si braves troupes, les seules qu’il eüt respectés comme ennemis et qu’il reconnoissoit avec plaisir comme amis. Vous pouvez faire part de ceci aan de heele familie. Aan prins Willem V. 22 Februari 1795. J’ai bien jugé vos sentimens, mon trés cher Père, et votre lettre du 20 Janvier *) qui m’est enfin parvenue avant-hier au soir, und mois après sa datte, me le prouve encore. Elle m’a bien touchée et j’ai sentie pour vous, mon bon Papa, ce que vous avez dü éprouver en quittant un Pays auquel vous estes si tendrement attaché et pour lequel vous eussiez tout sacrifié. Mais vous y rentrerez, mon cher Père, croyez è, mes pressentimens. II est impossible que ce système anarchique dure et prenne consistance. II y aura de nouvelles commotions et révolutions. Le Pays n’en sera pas moins miné, mais au moins les habitans pourront jouir encore du bonheur et avec de I'économie, sans luxe, ils pourront se remettre de leurs pertes et rendre k leur patrie son ancien lustre. Peut-être même.qu’étant plus pauvres.ils en auront plus d’énergie. Jamais les Bataves ne s’étoient laissés subjuguer. Dieu veuille que, honteux de I’être, ils se Mtent de secouer le joug! Le bon Dieu vous a permis, mon bon Papa, que vous échappiez avec les vótres aux dangers qui vous entouroient. Un jour II vous fera aussi triompher de vos ennemis. Comment pouvez-vous en avoir? Quand on vous connoit, comment peut-on même songer è, vous faire du mal? Aan prinses Wilhelmina. 28 Februari 1795. Nous sommes entourés maintenant de malheureux émigrés Frangois, Brabangons, Hollandois qui refluent de tous cótés. II y en a qui inspirent un sincère intérêt par leur pauvreté et d’autres par leurs sentimens et leurs connoissances. Grand nombre paroissent k la Cour et sonts de la meilleure société, parmi lesquels plusieurs auteurs. L’un, Mr. de Meilhan 2), nous a déjè. fait *) Zie dl. I, No. 246. ) Gabriel Sérac de Meilhan, 1736—1803. L’Emigré verscheen in 1797. le plaisir Lundi de nous lire un roman qu’il a encore en manuscript et dont les morceaux qu’il nous a communiqués, nous ont parus intéressans et bien écris. II nous a promis pour ce soir la continuation de eet ouvrage et c’est une fa?on de passer le tems trés agréable. Quoique cela m’amuse et que ce soit un plaisir bien innocent, je ne le répéterai pas trop souvent de crainte de déplaire è, la généralité de notre public et de passer pour préférer la société des étrangers a celle de mes bons compatriotes. Je ne crains pas d’obtenir par la la réputation de femme savante, puisqu’il n’est question que d’un roman bien noir, nommé L’Emigré. 1 Maart 1795. Nous venons de recevoir des nouveUes de La Haye du 15 et 16 Février qui sonts bien affligeantes. J’ai cru que vous ne seriez pourtant pas fclchée, ma trés chère Mère, de les apprendre. La contrainte dans laquelle on vit dans eet endroit, jadis si florissant, est excésive. Un mome silence règne partout et le soup9on est empreint sur toutes les figures. Lesboutiques sonts pour la plupart fermées. Toute cette foule d’artisans et d’ouvriers est sans ouvrage et sans pain. Une légion de domestiques de toute espece sans places ni moyens de subsistance. Les maisons des particuliers surchargées de soldats Carmagnoles. Plus de libre communication d’un lieu è, I’autre. Entraves partout. Telleest I’esquisse de la liberté dont on jouit. Aan prins Willem V. 4 Maart 1795. Je trouve bien désagréable, mon trés cher Père, qu une mer immense nous sépare et m’empêche de recevoir librement de vos nouvelles. C’est déja beaucoup de vous savoir heureusement en Angleterre, mais que de choses ont pu se passer depuis le 20 Janvier qui est la datte de la seule lettre que j aye encore de votre part. Si vous estes regulièrement instruit, mon bon Papa, de ce qui se passé dans votre Patrie, votre coeur en saignera et cela vous empêchera de jouir, comme vous le feriez sans doute dans tout autre tems, des agrémens de i’Angleterre. On vous attend avec la plus vive impatience dans le Pars de Nassau et mon cousin 1) m’écrit, que sa joye sera sans pareille. La mienne aussi. ‘) Frederik Willem vorst vanNassau-Weilburg, zoon van prinses Carolina van Oranje. mon bien cher Papa, car enfin pour y arriver il faudra passer par ici et j’aurai donc la douce satisfaction de vous baiser les mains et de vous dire, combien j’ai été pénétrée de tont ce qui vous est arrivé. Ces événemens sonts trop hors du cours ordinaire de la vie, pour qu’on püt s’y attendre, et pourtant je m’y attendois en réfléchissant sur ce qui s’étoit déja arrivé. Mais il me paroit que je rêve, et je ne puis penser è. La Haye et a tous les endroits oü j’ai passé mon enfance, sans un serrement de coeur inexprimable. Pour vivre heureux dans ce monde, il ne faut s’attacher a rien et malheureusement je suis si singulière que j’aime non seulement les personnes mais les lieux, oü je me suis plue et jusqu’aux moindres bagatelles des endroits oü j’ai vécu avec les personnes auxquelles je suis attachée. J’avoue, que c’est une enfance, mais enfin, je suis ainsi constituée et je doute que je m’en corrige, puisque cela tient a ma sensibilité. La réflexion et le raisonnement me distraient bien, mais dans le fond de I’ame j’éprouve une tristesse que la moindre chose réveille. J’ai toujours cru qu’une Princesse ne devoit pas être si sensible. J’ai travaillé contre moi-même, mais inutilement. Aan prinses Wilhelmina. 5 Maart 1795. Un article de votre lettre du 26 Janvier m’a fait de la peine. C’est que vous dites que vous occuperez Hampton Court tant que durera votre exil. Or, si je le comprends bien, ce seroit m’óter I’espoir de vous revoir de si tót et je ne puis me faire a cette idéé. Vous serez retenue par LL. MM. et par tous les agrémens dont on vous fait jouir. Cet exil-lè, ressemble a un triomphe. Vous avez vu par mes précédentes, ma bonne Maman, que nous avons quelquefois des nouvelles de ma malheureuse Patrie. Cependant la communication restant interrompue, ce n’est qu’a I’arrivée de quelque courrier des ministres des Cours neutres que nous apprenons quelque chose. Maintenant il paroit qu’on se dipute encore a Ia Convention1) sur la manière dont on traitera le pauvre Pais, et la voix générale est pour qu’on le regarde comme une conquête. ‘) De Vergadering, die sedert de vervallenverklaring van koning Lodewijk XVI en de instelling der Republiek in Frankrijk regeerde. Alors il sera entièrement pillé et ruiné, car c’est ainsi que les défenseurs de I’humanité et les libérateurs du genre humain se sonts conduits è, Liège et dans la Belgique. 1) Je suis bien fê.- chée, que ce soit sous de si tristes auspices que nous ayons le plaisir de voir rassemblé ici une grande partie de notre ancienne société de La Haye. Tout le monde me charge de les mettre k vos pieds et principalement mon mari2). Je vous baise les mains, ma trés chère Mère, c’est avec tout I’attachement que vous me connoissez que j’ai I’honneur d’être votre bien humble et obéissante Servante et Fille Louise. 7. Prins Willem V aan zijn Dochter. Hampton Court. 24 Februari 1795. Je suis bien charmé, ma trés chère Fille, d’avoir enfin de vos nouvelles et de voir par votre lettre, que vous savez, ce que nous sommes devenus. Nous sommes ici dans un vaste et beau chateau. La situation est fort agréable, le long de laTamise. Le coté des jardins oü sont les appartemens du Roi et de la Reine, est trés beau et ressemble, mais en plus grand, au chateau de Breda. Du continent je ne vous écris rien. Vous en saurez plus que moi et en particulier de ma malheureuse Patrie, dont je suis absent depuis 5 semaines et dont je n’ai re) Vgl. No. 13. les y faire prendre droit de bourgeoisie. Chaque Païs a sa Constitution et son régime auquel il est accoutumé, mais on ne doit pas vouloir copier celle d’un Païs pour I’introduire dans un autre. Celle d’ici est fort bonne pour I’Angleterre qui est une isle, et j’ose soutenir qu'elle ne vaudroit rien pour la République des Provinces Unies, paree qu’elle tient au continent. Men moet de oude Paelen niet versetten. x) Soyez assurée de la tendre affection de votre tout dévoué et trés affectionné Père G. Pr. d’Orange. 16. Prins Frederik aan zijn Moeder. Hampton Court. 14 Mei 1795. Ma trés chère Mère, dans la crainte de ne point bien expliquer mes idéés de bouche, je prends recours a la plume pour m’entretenir un moment avec vous au sujet de mes propres affaires. Avant mon départ pour Portsmouth 2) vous vous souviendrez, ma trés chère Mère, que non seulement j ’étois décidé de partir pour I’Allemagne, mais même que vous et mon Père n’aviez pas mis le moindre obstacle è, ma résolution. Cependant depuis mon retour et depuis que j’ai été instruit des sentimens de la Princesse Marie a mon égard, j’avoue que je n’ai plus ssu quel parti prendre: savoir si je partirois ou si je resterois ici, toujours dans I’espérance que mon mariage püt encore avoir lieu. Mais depuis que j’ai appellé la raison a mon secours, j’ai jugé qu’a moins que vous puissiez avoir une explication avec la Reine pendant les peu de jours que nous passerons è, Windsor, et que vous trouviez par la le moyen de renouer cette affaire, le meilleur parti que je pourrois prendre, ce seroit de partir le plus tót possible pour Brunswic. Car en restant ici, outre le désagréable róle que j’aurois toujours a jouer en paroissant a la Cour, je ne pourrois m’empêcher de conserver I’espérance que la chose puisse encore avoir lieu, et cela ne peut donc servir qu’a me rendre malheureux. Au lieu qu’en restant quelques mois absent, je me flatte, si vous estes encore dans ce Pays-ci, de pouvoir y revenir pour lors plus sensé que je n’en serois parti. ‘) Weggelaten het Journaal. 2) Vgl. No. 9. Vous trouverez peut-être, ma trés chère Mère, que je suis bien changeant, puisque je ne vous parle plus de mon intention d’entrer au service d’Autriche x). Ce n’est point que j ’en aye perdu I’envie, mais toute I’Europe étant excessivement embrouillé dans ce moment-ci, il me paroit qu’avant de me décider finalement sur le service oü je voudrois entrer, je ferois mieux d’attendre encore quelques mois, a moins que les cartes se débrouillent bien vite. C’est avec le plus profond respect et un attachement inviolable que j’ai I’honneur d’être, ma trés chère Mère, votre trés humble et obéissant Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange. 17. Prinses Louise aan haar Vader. Brunswijk. 1 Juni 1795. Le traité de paix des Frantjois avec la République 2) a produit une consternation générale, mais on se flattoit encore que le mal seroit diminué par la Prusse, car enfin I’espérance est le demier soutien des malheureux. Z(uideras)3) m’assure que le nombre de ceux qui aspirent a des rémèdes efficaces, augmente de jour en jour au point qu’il ne se passé pas de journée, que quantités de militaires, ainsi que plusieurs anciens Régens se rendent auprès de lui pour s’informer oü I’on en est. J'espère au reste, que Z(uideras) prendra garde a lui et a ne pas recevoir de faux frères, puisqu’on vient de mettre sa tête a prix et qu’on promet 2 mille ducats è, qui I’amènera vivant et 1000 si on le tue. 5 Juni 1795. Je trouve, mon trés cher Père, que vous avez bien raison en ce que vous m’écrivez au suj et du Stadhoudérat, mais comme il ne suf fit pas que les personnes qui vous sonts attachées, soyent instruites de vos sentimens, je serai bien charmée, si je voyois paroitre quelque chose dans le public qui les mit clairement au jour et persuadat tout le monde de la sagesse et de I’apropos de votre *) Vgl. dl. I. No. 95. !) Het Haagsche Verdrag van 16 Mei 1795 tusschen de Fransche Republiek en de Bataafsche. Vgl. blz. 42, noot 1. •) Mr. August Robert van Heeckeren van Suideras, 1743—1811, vurig Prinsgezinde. conduite. Un tel ouvrage pourroit encore être utile pour instruire vos amis dans la République de la conduite qu’ils doivent tenir, afin que par bonne intention ils ne travaillent pas tout de travers. 11 Juni 1795. J’ai encore une lettre de Suideras qui me marqué que, si le bon parti fait par continuation des progrès comme dans ce moment, le combat finiroit bientót faute de combattans, a moins que les Carmagnoles s’en mêlent. La conduite de l’armée Hollandoise surpasse tout éloge. Un coup de sifflet suffiroit pour I’organiser, pourvu qu’elle soit réunie sous les ordres du Capitaine-Général et ses fils. D’autres généraux n’y parviendroient pas, mais il seroit a désirer qu’on püt trouver un fonds de quoi nourrir les officiers et les soldatsquise présenten! journellement. Suideras m’écrit, se trouver a même de foumir 80 milles florins, pourvu que I’on puisse en assurer la restitution. 16 Juni 1795. Je suis bien aise que vous ayez tant lieu de vous louer de votre séjour, et je que rien ne vous presse de le quitter. D’ailleurs Mr. Vaillantx) qui est des nótres depuis deux ou trois jours, m’a fait peur pour cette traversée et j ’espère que, si tót ou tard vous la faites, vous aurez soin au moins que je ne sois pas instruite du moment qui m’inquièteroit trop, car outre les dangers de la mer il faut être si bien escorté que vous ne risquiez point de tomber en des mains ennemies. Et puis il faudroit être sür, que les vaisseaux qui vous accompagneroient, n’en attaquent point de Hollandois. Tout cela est difficile a obtenir et je commence a sentir, qu’étant resté si longtems, il faudra, selon toute apparence, prolonger de beaucoup ce délicieux séjour. Hélas! tout en disant ceci, mes larmes coulent. Je fais tout ce que je puis pour me distraire et ne pas me livrer aun chagrin inutile. 2) Le major Van Hesbergen de Heeckeren 3) a été ici et dit que 1800 officiers *) Jan Olphert Vaillant, kapitein ter zee, commandant van de pink, waarop prins Willem V was uitgezeild. 2) Weggelaten berichten omtrent het lot van vrienden en aanhangers en omtrent het huwelijk van prinses Louise van Pruisen met Lodewijk Ferdinand vorst Radziwill. 8) Wie dit is, heb ik niet kunnen vinden. ont quittés en même tems que lui. Je vous offre les hommages respectueux de tout ce qui m’entoure. C’est avec les sentimens du plus parfait et plus tendre dévouement que je ne cesserai d’être votre bien humble et obéissante Servante et Fille Louise. 18. Prins Willem V aan zijn Dochter. Hampton Court. 9 Juni 1795. La paix est infame. Jamais on n’en a vu de pareille aussi ruineuse pour un Etat. Je ne puis rien fixer touchant mon séjour ici. Beaucoup de nos amis dans la République voudroient des informations. Je leur en donnerois volontiers, si j’en avois. Mais j'ignore, ce qui se fait. La situation de ma Patrie est bien déplorable. C’est bien le moment de la délivrer, mais bon droit a besoin d’aide et je ne puis rien seul. 16 Juni 1795. Les dernières nouvelles du Pays de Nassau sont que Mr. de Neufville *) y déconseille mon arrivée jusqu’è. ce que I’on sache a quoi s’en tenir au sujet de la paix, car le séjour d’Oranienstein ne seroit pas sür. Cette raison vous paroitra, jecrois, convaincante pour que je diffère encore mon départ d’ici. Le Roi de France est mort le 2 de ce mois, si je ne trompe. Ce malheureux enfant a eu une triste carrière, mais je ne sais, si sa mort est un malheur pour la bonne cause. Je suis curieux, si les Puissances Coalisées reconnoitront I’héritier légitime de la Couronne. Pour moi cela devroit se faire et le comte de Provence doit è, présent être regardé comme le Roi légitime de France. Vous saurez sans doute, que le Luxembourg est pris. Cela ne raccommode nullement les affaires. L’Empereur a conclu le traité avec l’Angleterre et la Russie, aussi on attend dans peu de jours une flotte Russe, commandée par I’amiral Hannicof dans ces parages pour se joindre a celle commandée par I’amiral Duncan 2) et servir dans la mer du Nord. Mes complimens a votre Epoux et a toutes mes connoissances et soyez as- l) Robert de Neufville, vertegenwoordiger van prins Willem Vin Nassau. 2) Adam Viscount Duncan, Engelsch admiraal, 1737—1806. surée de la tendre affection de votre tout dévoué et trés affectionné Père G. Pr. d’Orange. 19. Prinses Louise aan prins Frederik. Brunswijk. 9 Juni 1795. Cette lettre vous trouvera-t-elle encore en Angleterre, mon bien aimé Fritz? Je crains que oui, et je voudrois que non. Netrouvezvous pas que j’ai passé bien du tems a vous écrire *) ? Je réparerai cela, si je savois seulement vos plans au juste, mais outre que depuis le 12 Mars 2) je n’ai pas eu de vos nouvelles, vous disiez alors si certainement que vous vous mettriez en route que je dois vous croire en mer. 3) Je voudrois aider tout le monde, mais cela est impossible. Lisez, mon ami, un nouvel oeuvre de Dumourier qui vient de paroitre. C’est Coup d’oeil rapide sur l’Avenir de la France. Cela n’est pas mal. II y a de bonnes idéés. C’est bien écrit. Son propre éloge y brille comme de raison, et puis I’article sur la Hollande est intéressant. Mais savez-vous qui il encense a cette occasion? Rien moins que l’illustre Maison d’Orange et ses jeunes Héros qui ne peuvent manquer, a son gré, de jouer un grand róle dans cette révolution. Ils ne sauroientresterneutres, dit-il, et ils seronts ou les ennemis les plus redoutables de leur Patrie ou ses vengeurs les plus sürs. Mais il finit par vouloir envoyer I’un de vous aux Indes pour y prendre possession des colonies Hollandoises. Et savez-vous, mon bien dier frère, ce que j ’ai fait en lisant ces trois ou quatre pages d’éloges? J’ai dü mettre le livre bas, car j’ai pleurée, et cela de voir que vos ennemis mêmes sonts forcés de vous rendre justice. 11 Juni 1795. Chaqu’un vous salue ici et demande, quand vient-il ? ‘) Haar laatste schrijven aan prins Frederik was geweest van 12 Mei 1795. 2) Zie No. 9. •) Weggelaten bijzonderheden omtrent den noodtoestand van gewezen personeel van prins Frederik, dat deze aan de zorg van zijn zuster had aanbevolen en dat zich ook tot haar had gewend om onderstand. Naber, Correspondentie 111 4 II reviendra è. Paques Ou è, la Trinité. La Trinité se passé. Frédéric ne revient pas '). Je ne continuerai pas la chanson, car elle n’a plus d’apropos. J’ai milles choses a vous dire de tout ce qui m’entoure, et a vous assurer que de prés ou loin je serai toujours la plus fidéle de vos amies, faisant les voeux les plus ardens pour votre bonheur public et particulier. La bonne Loulou Historia 2). 20. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 16 Juni 1795. Pour continuer a vous faire part des nouvelles qui me parviennent, je vous dirai que le Quariier Stadhoudérien sert toujours de logement aux Représentans et a leur suite. II y a aussi des committés Hollandois qui s’y assemblent; même le traité entre les deux Républiques a été signé dans votre Grand Appartement. Le Committé de Salut Public Hollandois avance les fraix du ménage dont on veut se bonifier sur les biens de Papa. En attendant on se sert de la cour, des écuries et des meubles et utensiles. La Vieille Cour sert aux généraux Frangois 3), et on dit que eet hotel deviendra k I’avenir celui de I’Ambassadeur de France. La Maison du Bois avec ses tableaux et meubles s’est conservé intacte, et le restera, a ce qu’on espère. Les prisonniers qui y sonts, occupent I’appartement de Fritz. Van de Spiegel a celui de devant et Van Rhoon celui de derrière, aïant chaqu’un une chambre et un cabinet et un géölier qui I’accompagne sans cesse, lorsqu’ils i) Variant op de ballade Malbrouck s'en va-t-en guerre, welke, waarschijnlijk naar overoude motieven, na den slag bij Malplaquet in 1709 en den vermeenden dood van Marlborough daarbij, is gecomponeerd door een Fransch soldenier. Gr. Dict. Un. de Larousse. 2) Bijnaam, welken prins Frederik zijn zuster had gegeven om haar groote belezenheid. 8) Hendrik Fagel aan prinses Wilhelmina, 25 April 1795, „A la Vieille Cour Pichegru „a tout de suite fait fermer I’appartement de la Princesse Héréditaire”. Gedenkstukken, 11, pag. 824. sepromènent dansle jardin, ce qu’ils peuvent faire a tont moment. La santé du Pensionaire commence k se rétablir. II paroit assez content. Tous deux peuvent voir leurs parens et amig qUi ne sonts pourtant admis que sur une carte de deux Commissaires du Salut Public qui ont la suprématie dans tout ce qui les concerne. Quand il y a quelque fête fraternelle Hollandoise et Frangoise on se fait donner une liste de ce qu’il y a de plus précieux a la cave. L’écurie est considérablement diminuée, et les chevaux abymés, les Représentans s’en étant servis k tousmomens, tant en villeque pour des courses. En demier lieu ils ont pris note de tous les carosses, voitures, harnois, selles etc., voulant enlever tout ce qui leur conviendra. Plusieurs chevaux ont cependant été vendus, et du produit on a bonifié les gages des gens. Le chateau de Leuwarden sert d’höpital aux On a voulu abattre les armoiries et la tombe de la Maison d’Orange, mais le général Carmagnol Thiéry I’a prévenu jusqu’ici1). Tous les officiers des Gardes Hollandoises a pied et a cheval et des Gardes Dragons ont pris leurs démissions. D’abord après la proclamation du traité entre les 2 Républiques le commandement de La Haye repassera aux Hollandois. Cette proclamation s’est faite le 6 de ce mois au son du canon, des cloches et des trompettes avec un détachement de troupes Hollandoises et Frangoises pour marquer la fratemité qui règne entre eux, et cela aux quatre coins de La Haye, oü il y avoit une telle foule qu’on a vu 2 laquais, un paysan, un Juif, deux femmes et quelques enfans faire tout l’auditoire. C’est bien la le Volksstem. Saltzdahl. 18 Juni 1795. Point de lettres depuis Lundi, ma toute chère Mère, et dans ma solitude je sens toute I’amertume de notre séparation. Mais je suis le conseil que me donna le professeur Tollius. Je me plaignois de ce que cette année nous vivrions a la campagne avec tant de dissipations, et ü m assura que c’étoit d’autant mieux, puisque dans ce tems-ci il ne falloit pas avoir le moment de réfléchir, chaque pensée ramenant la tristesse. II est vrai qu’il n’y en a pas l) Later is het toch gebeurd. Ook in Dietz werd in 1795 het prachtige grafmonument m de Groote Kerk, van Amalia van Anhalt, vorstin van Nassau-Dietz, door de Franschen geschonden. Het is in het begin der 20ste eeuw gerestaureerd. une qui puisse être gaye, a moins de songer a 1 avenir qui peut encore devenir heureux, et nous consoler de nos peines. 19 Juni 1795. Hier, pour me faire une galanterie, mon mari fit commencer la musique par I’air chéri de Wilhclmus vun Nusscvuch. C etoit a diner, et j’eus I’enfance, dès le premier coup d archet, de me mettre a pleurer, et je fus si bien décontenancée que je fus longtems a m’en remettre, et que je conservois, même après la fin de I’air, quelques instans I’envie de pleurer. Je ne puis concevoir, pourquoi hier justement j’eus cette sensation. J’ai déjè.plusieurs fois entendu eet air depuis nos malheurs, et toujours avec assez de sangfroid et point d’éclat public. Mais aussi toute notre table étoit tranquile, et les larmes se mêloient avec les miennes, car quand une femme pleure, une autre pleurera, et tant qu’il y en aura, toutes pleureront. 24 Juni 1795. J’ai requ ce matin un état des personnes de votre Cour restées a La Haye. C’est Van Olden qui me I’envoie sans lettre ni signature. Je vais vous en copier le plus intéressant1). Larrey, dans sa 93ième année, toujours le même; il s’inquiète unpeud’unecataractedont le commencement se découvre a roeil gauche, ce qui fait qu il lit et écrit avec difficulté; il a retranché son ménage, n’aïant plus d’équipage ni valet de chambre, et n’aïant plus de gastes a sa table; ses deux petit-füs, surtout I’ainé, se montrent dignes d’un tel grand’père, font leur devoir en braves gargons, et lui sonts d’un grand secours. Malherbe 2), n’ayant plus le pain è. La va chercher fortune k Amsterdam. Colizzi3) se met al’étroit, et s occupe toujours a Louisenberg. Adieu ma trés chère et bonne Maman, je vous prie d’agréer les hommages respectueux de tout ce qui m’entoure. Je vous baise les mains, et c’est avec le plus pro- M Ik heb dit bekort. ») Jean Malherbe, overl. 1800, een Luikenaar, eerste violist in de hofkapel van prins Willem V, muziekleeraar van prinses Louise en haar broeders.^ ») Tean Colizi, destijds zeer beroemd klavier-virtuoos; hij behoorde tot de hofkapel van prins Willem V; zijn buitenplaats Louisenburg, aan den Bezuidenhoutschen Weg, was vernoemd naar prinses Louise. fond respect que je ne cesserai d’être votre trés humble et trés obéissante Servante et Fille Louise. 21. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter. Windsor. 26 Juni 1795. Je pense, ma chère, que vous serez curieuse de savoir, comment nous avons passé notre tems depuis que nous sommes ici, c’est pourquoi je vais vous en faire un fidéle rédt. Nous sommes arrivés le Lundi vers I’heure du diner qui est a 4 h. précises. Après le dinné nous avons travailléz ensembles chez la Reine pendant une heure environ. Ensuite on a fait quelques tours sur la terrasse. Puis le jeu et le concert et puis le soupé. Le Mardi nous avons fait le matin une trés grande promenade en voitures ouvertes dans le Grand Parck qui est de toute beauté. Le soir il y a eu spectacle. C’est une troupe ambulante, dans laquelle se trouvent pour le moment quelques acteurs de Londres, qui joue une partie de I’année sur un fort joli théatre dans la ville de Windsor. Ils ont représentéz deux comédies dont, a vrai dire, je n’ai pas compris grand' chose. Hier (Mercredi) nous avons été voir le fameux Collége d’Etton qui est tout procbe. II y a environ 500 jeunes gens, parmi lesquels tous ceux des premières families d’Angleterre. Avant d’aller la j’ai faite un tour a pied dans le Petit Parck qui est aussi fort joli. L’aprèsdinée nous avons été a Fracmore 1). Vous saurez que c’est la campagne de la Reine. L’endroit est petit, mais extrêmement champêtre et joli. La pluye noussurprit, et nous empêcha de promener. Le soir il y avoit jeu et le concert ordinaire. J’avois écrit jusque-la, quand je fus interrompue par la visite du petit Guillaume qui est venu ce matin nous voir, et devoit retoumer eet après-midi a Hampton Court, mais LL. MM. ont eues la bonté d’ordonner qu’il reste ici, ce qui est bien gracieux de leur part. II loge dans la maison que les Princesses cadettes occupent. Aprèsdemain le Roi séparera le Parlement, et comme c’est une fort belle cérémonie que nous n’avons pas vue encore, je crois que nous irons l) Frogmore. tous en ville pour la voir, mals nous retoumerons le soir ici. Je vous serre contre mon coeur, ma chère enfant, et je suis a jamais votre fidéle et bonne maman W. 22. Prinses Louise aan haar Moeder. Saltzdahl. J) 30 Juni 1795. Par des papiers imprimés je vois, qu’ils vont faire une Républiquede 9 Provinces au lieu de 7 2). C’est qu’ apparemment, il n’y avoit pas encore assez de confusion. La déduction de mon Père 3) m’a parue bien bonne et je voudrois qu’elle fut généralement connue. Je I’ai fait lire ici è. notre colonie Hollandoise, et on I’a envoyée a celle de Wesel et des environs. Les motifs du départ de Papa ne sonts pas s£us suffissamment, et bien des gens croyent toujours qu’il eüt pu agir différemment. Ceci doit ouvrir les yeux aux plus aveugles. 4) Je veux bien avancer tout ce que je pourrai, mais ma bonne Maman doit penser que, réduite è. mes revenus d’Angleterre, je n’ai plus autant de comptant en caisse, et que je dois user d’économie pour ne point faire de dettes, et parvenir de quartiers en quartiers.Déja j’ai fait des avances considérables pour mes frères et pour Papa, en donnant encore dernièrement 300 fl. d’Hollande a T(ollius) pour son voyage a Hampton Court, et avant le mois d’Octobre je ne tire rien. Pardon de cette petite digression financière. Elle vous prouvera que je t&che de conserver I’ordre dans mes affaires, et cela est plus nécessaire que jamais. 3 Juli 1795. Vous me contez dans une de vos précédentes, ma chère Maman, que jusqu’au vieux Larrey a été compris dans les réquisitions. Cela ne me surprend pas, d’après ce que j ’ai lu dans une lettre venue de 1) Hertogelijk slot in de nabijheid van Bronswijk, gewoonlijk door prinses Louise als zomerverblijf betrokken; het was beroemd om zijn prachtige schilderijenverzamelingen. 2) Dit slaat op de opneming van Drenthe en Brabant in de Unie. *) Zie No. 10. De bedoelde nota verscheen in Mei; wekte echter geen belangstelling. Vgl. mijn Prinses Wilhelmina, pag. 192. *) Weggelaten verschillende Brunswijksche hofnieuwtjes. ces quartiers. Ces bonnes gens ne savent ce qu’ils font, et comment s’y prendre. Ils ont commencés par inscrire tont le monde, j usqu’aux ministres du St. Evangüe, dans le but qu’ils payeroient, et qu’ainsi qu’on auroit des hommes et de I’argent. Ce subterfuge ne leur a pas réussi. Tout le monde, inspiré par I’amour de la Patrie, aïant déclaré vouloir marcher ala gloire et jusqu’a Krieger 1) et Jorissen 2) vouloient prendre le mousquet. Ce n’étoit pas le compte des nouveaux faiseurs et ils ont changé leurs batteries. Les voila donc a aller de maison en maison écrivant tous les noms, hommes et femmes. Ils arrivent au Voorhout chez la Dlle qui a le même nom de familie que Balletje 3). On la demande. Elle descend au vestibule. „Mlle, quel est votre nom”? „Quoi, Monsieur, vous voulez m’inscrire” ? „Mlle, nous vous demandons votre nom”! Elle le leur dit, et ils lui font comprendre que, pour rester chez elle, il faut payer. Mais elle leur réplique que non, qu’elle fera un trés bon Vleugelman, et qu’elle se battra comme un autre, le zèle de la Patrie I’inspirant. A cette réponse ils lui toument le dos, et ils durent derechef chercher quelque autre moyen pour avoir de I’argent, puisqu’il étoit a craindre que d’autres femmes n’eussent le même courage héroïque. Au reste cette pauvre Dlle est dans le plus grand besoin, et cela est dur après avoir fait tant de bien aux autres, et par délicatesse elle ne veut pas faire de prétentions sur les biens de celui auquel elle est et restera toujours fidéle. 7 Juli 1795. Je puis a présent me représenter votre appartement a Hampton ‘) Ds. Willem Leendert Krieger, later door koning Willem I benoemd tot hofprediker. !) Ds. Gerardus Jorissen. •) Van Wassenaer, zie noot 4 bij pag. 11. Zij was gewezen hofdame van Anna van Hannover. Prinses Wilhelmma aan haar Dochter. 13 Juli 1795. „Je puis ajouter d'autres anec„dotes sur la même personne. Lorsque Dumourier la Hollande, il lui prit „le même esprit guerrier. Elle paria d’un corps d’Amazones pour défendre la Patrie, „et s’offrit d’y servir, si on vouloit le lever. L’hiver dernier elle montra son patriotisme „d’une autre fafon qui lui fait encore plus d’honneur. Lorsqu’elle apprit que I’ou fai„soit une réforme dans la maison de votre Père, et que les circonstances pourroient „obliger 4 une plus grande encore, elle m’écrivoit pour se désister de la pension que „votre Père lui donne depuis la mort de la Princesse d’Orange 4 la Cour de laquelle „elle a été. Nous n’acceptames pas alors cette offre, faite sürement de bon coeur, quoi„qu’elle n’est pas riche, et qu’elle fait beaucoup de bien. Je la crois 4 présent fort 4 „I’étroit. Malheureusement les circonstances ne nous permettent plus de I’aider”. Court, ma trés chère Mère, et vous remercier des jolies vues que vous avez eu la bonté de m’envoyer. Optenhof x) me les a remis Samedi passé. II vint ici avec Cupidon 2), et ai-je besoin de dire è ma bonne Maman qu’en les voyant, sa Loulou fut toujours la même enfant, et se mit a pleurer? Cette scène se répéta le lendemain en revoyant vos laquais dans ma garde-robe, et voyant une grande partie des gens passer dans la rue. Optenhof presse leur départ autant que possible, et les renvoye aujourd’hui, lui-même comptant suivre demain. Mes questions n'ont pas manquées, ma trés chère Mère, et en les congédiant, j’ai dit que j’espérois ne les revoir qu’a La Haye. Ils dirent Amen a ce voeu. J’ai re) Voorstad van Straatsburg op den rechter Rijnoever. •) Vgl. pag. 141, noot 5 en noot 1 bij pag. 146. Autrichiens sonts les plus foibles. Ce qui dolt le plus Ie gêner, ce sonts les paysans armés qu’il rencontre partout, et qui détestent si cordialement les Carmagnoles qu’ils les tuent oü ils peuvent, et les clouent aux arbres et aux maisons. C’est une horreur, et qui rendra ces habitans vraiment redoutables en les accoutumant a être cruels. 26 October 1796. Je suis un peu de mauvaise humeur, mon trés cher Père, d’être absolumentsans nou velles des personnes qui me sonts chères, et je comptois si fermement recevoir hier au soir des lettres de mes frères, que je suis ce qu’on appelle disappointed. Cependant Kehl paroit cerné. 28 October 1796. On m’a dit qu’il y avoit un ordre de I’Archiduc qui deffendoit toute correspondance particulière, et d’après cela, si c’est vrai, je devrai m’attendre a ne plus rien recevoir de notre cher Benjamin. Aan prinses Wilhelmina. 1 November 1796. Je n’ai toujours que trés indirectement des nouvelles de mes chers frères. Cependant je sais que le 11 ils étoient réunis1), et que le 13 ils marchèrent toujours plus en avant vers Kehl. On assure que c’est Fritz qui commande le blocus. 8 November 1796. Eh bien, ma trés chère Mère, voilé, donc ce méchant garcon que j’ai attendu depuis si longtems. II arriva hier au soir pendant le concert de la Duchesse, et je m’impatientois fort de la longue toilette qu’il fit avant d’y paroitre. Malgré toute macolèredeson long silence et de celui de son frère, j’oubliois tout, quand j’eus le bonheur de I’embrasser, et je dois dire que eet avocat plaide fort bien sa cause. II va se hater de venir la plaider prés de vous, ma bonne Maman. II m’a donné de trés bonnes nouvelles de Fritz, mais je ne veux pas aller sur ses brisées. C’est donc é lui de tout raconter. J’écris dans ma chambre pendant que Guillaume en fait autant, ‘) In een uur van vriendschappelijk samenzijn der beide broeders met aartshertog Karei werd toen besloten, dat het kind, waarvan het erfprinselijk paar de geboorte tegemoet zag, zou worden genoemd met de namen der drie vrienden: Willem Frederik Karei. (De Bas, Prins Frederik en zijn Tijd, I, pag. 599). mais cela me cause un peu de distractions. Vous permettrez que j’achève ce barbouillage. 9 November 1796. Si je suivois ma fantaisie, ma trés chère Mère, Guillaume ne partiroit pas tout seul, et je viendrois en personne vous offrir mes hommages au lieu de le faire par écrit, mais la saison est trop mauvaise, pour qu’on me laisse faire une pareille excursion, et c’est une idéé a laquelle il ne faut pas seulement que je m’arrête, car je sens bien que c’est la chose impossible, et que c’est un chimère qui ne se réalisera jamais. C’est dommage cependant, car j’aimerai fort a vous faire pareille surprise, et cette occasion eüt été excellente, mon frère ne comptant et ne pouvant faire un long séjour outre-mer. Je partage au moins dans I’éloignement la joye que vous aurez de le revoir, et sa visite redoublera d’intérêt par le voyage intéressant qu’il vient de faire. l) II est vrai, ma trés chère Mère, que nous ne sommes pas encore assez heureux pour posséder des télégraphes autrement qu’en peinture, et j’en admire la promptitude. C’est du moins une heureuse invention que nous devons k la Révolution 2). 15 November 1796. J’ai de la peine k me réjouir de la prise des vaisseaux Bataves3), tant j’ai de la peine a considérer les Hollandois comme ennemis. Cependant je sens trés bien que la victoire de lord Elphinstone doit porter un rude coup a la marine et a la bourse des Bataves, ce qui doit de plus en plus animer le peuple contre le Gouvernement actuel. Tout ce qui m’entoure vous offre ses hommages, et c’est avec le plus profond et le plus tendre respect que je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre trés humble et obéissante Servante et Fille Louise. *) Weggelaten allerlei bijzonderheden omtrent ongesteldheden van den hertog van Brunswijk en omtrent diens particuliere aangelegenheden. 2) De zoogenaamde optische telegraphie, in 1789 voor het eerst in werking gesteld tusschen Parijs en Rijssel naar het systeem van Claude Chappe. Vgl. No. 89, pag. 146. 8) Het onder Schout bij Nacht Lucas ter herovering van de Kaap uitgezonden Bataafsche eskader was 17 Augustus 1796 in de Saldanabaai door de Engelsche vloot onder lord Elphinstone genomen. 93. Prinses Louise aan prins Frederik. Brunswijk. 24 October 1796. Tous les yeux sonts toumés vers I’Angleterre pour savoir è. quoi aboutiront les négociations qu’on semble vouloir entamer. On avoit cru dabord que lord Malmesbury les entreprendroit, et maintenant on parle de lord St. Kelens. L’un et I’autre sonts de bons politiques. II reste è, savoir lequel convient le mieux è, cette mission *) et aura les yeux les plus ouverts sur la loyauté En attendant vous avancez toujours, et je vous en félicite, mais la mauvaise saison approche et va retarder vos opérations. Je voudrois que celle qu’on prétend qui va avoir lieu sur Kehl, ait déja réussi, et que I’affaire de Moreau soit baclé. 21 November 1796. On parle fort d’une émeute qui doit avoir eu lieu a Amsterdam et k Rotterdam, lorsqu’on y a appris la prise de la flotte qui étoit au Gap sous les ordres de I’amiral Lucas a). On dit que les villes ont été en insurrection pendant 2 jours, qu’on a dü braquer Ie canon, et que malgré cela les nies retentissoient des cris d'Oranje Boven! A bas la Convention! Comme toutes ces révoltes ne peuvent être que partielles, elles m’affligent au lieu de me faire plaisir, puisque cela ne sert qu’è, faire des malheureux et a donner prétexte d’user de sévérité. 26 November 1796. Mon beau-frère Guillaume3) est des nótres depuis Mardi. La vie de cour n’est pas son fait, et accoutumé a vivre parmi ses officiers, il se trouve déplacé dans un eerde de Dames, et la peur de paroitre gauche fait qu’il s’en va le plus vite possible. Si sa figure est changée, c’est en bien, et quand il est a son aise, je le trouve toujours le même, mais dans ses momens de représentation il a I’air plus raisonnable et plus sérieux qu’autrefois. Sa blessure le fait toujours l) De inleiding tot een vredesverdrag tusschen Engeland en Frankrijk,die toen nog tot niets heeft geleid. 2) Zie pag. 152 noot 3. *) Prins Willem, jongste zoon van den hertog van Brunswijk, later in de vrijheidsoorlogen bekend geworden als De Zwarte Brunswijher en gesneuveld bij Quatre-Bras. Hij was in December 1792 voor Frankfort gewond en had sedert behouden wat prinses Louise noemde „une jambe traiuante”. Vgl. Dl. I, pag. 215 passim. souffrir, et lui a fait perdre le goüt de la danse. II valse cependant encore. II m’a conté qu’il avu la ci-devant lady Agrim 1), et qu’il lui a beaucoup parlé la première fois qu’ils s’étoient rencontrés, mais qu’a la seconde fois elle I’a supplié de ne pas lui adresser la parole, et effectivement les yeux du second mari la suivoient sans cesse. Cette femme est bien punie par oü elle a péché. 4 December 1796. Le prince Guillaume est reparti ce matin. Ne goütant pas du tout nos grandes sociétés, il n’étoit pas félché de s’éloigner et de retourner a sa gamison. C’est un singulier mélange, et je dois avouer que sur plusieurs points je I’ai trouvé changé a son avantage, mais il a pris une humeur mélancolique et sombre qui ne sied pas a son age. Je vous offre les complimens de tout ce qui m’entoure, en vous priant de me croire pour la vie votre Louloü. 94. Prins Frederik aan zijn Ouders en Zuster. Briel. 28 October 1796 Maintenant que I’armée Fran9oise 2) a entièrement passé le Rhin, nous avons bien lieu d’être contens, et quand on considère la position oü nos armées étoient encore è. la fin d’Aoüt, il faut avouer que cette campagne est bien brillante pour I’Archiduc, et c’est a lui que I’on doit que I’Empire existe encore. Goldshier. 10 November 1796. Depuis que nous sommes ici, nous vivons en trés bonne harmonie avec nos voisins de Kehl. II n’est cependant pas a supposer que cela durera encore longtems, mais il est a désirer pour l’armée qu’elle aura, ne füt-ce que peu de semaines pour se refaire, cette campagne ayant été la plus fatigante qu’il y ait encore eu dans cette guerre. Quant a moi, je ne me plains nullement de ces fati- l) Cornelia Adriana Munter, gescheiden echtgenoote van Frederik Willem baron Agrim, later Vide graaf van Athlone, thans gehuwd met Adolphe Ludwig von Bose. Zie Dl. I, Nos. 161, 163. 2) Vgl. No. 88, en in No. 92 den brief van 21 October 1796. Toen Zwitserland Moreau den doortocht weigerde, had deze zich langs het dal van den Donau gewend naar den Rijn, dien hij in den nacht van 24 October 1796 bij Huningen overtrok om vervolgens Straatsburg binnen te rukken. gues. Au contraire, je crois qu’il n’y a pas de vie qui me convienne davantage, ne m’ayant pour ainsi dire pas un moment manqué la moindre chose. Aan prinses Louise. Marlen. 23 November 1796. Afin que vous ne croyiez point, que je suis tué 1), je vous écris ces peu de mots, ma trés chère Soeur, pour vous informer qu’au contraire je me porte fort bien, mais par contre le pauvre Perponcher a eu le malheur d’être blessé, ce qui me fait beaucoup de peine, mais on me fait espérer que sa blessure n’est pas dangereuse. J’ai perdu hier un cheval qui m’a été tué raide-mort, et malgré la chüte que j’ai fait, j’ai eu le bonheur de ne m’être fait le moindre mal. 28 November 1796. Aujourd’hui nous célébrerons votre anniversaire, ma trés chère Soeur. Nos batteries devant commencer a jouer, nous ferons au moins assez de bruit. Hier au soir je suis revenu de la tranchée oü j’ai passé mes vingt-quatre heures. Heureusement qu’il a fait un tems sec. Pendant la nuit ils m’ont donné une petite allerte, ayant fait une sortie, a laquelle ils n’ont point cependant rien gagné que de laisser trente è, quarante morts sur la place. Aujourd’hui j’ai de nouveau le plaisir d’être de service, devant passer les vingt-quatre heures a Suntheim de manière que vous voyez que je suis assé occupé maintenant. 3 December 1796. Je veux bien croire qu’il y ait quelque chose de vrai aux émeutes qu’il doit y avoir eu a Amsterdam et a Rotterdam, mais je suppose que I’on aura aussi beaucoup embelli la chose 2). J’avoue au reste qu’aussi longtems que je ne vois pas qu’il y ait moyen de soutenir efficacement de pareils événemens populaires, je trouve qu’ils font plus de mal que de bien, puisqu’en opérant dans le fonds aucun changement, ils ne servent pour lors qu’a rendre plus de personnesmalheureuses par les mesures de rigueur auxquelles cela doit naturellement engager le Gouvernement actuel. ’) Generaal Moreau had den vorigen dag aan het hoofd van, naar het zeggen, 30.000 man een uitva] gedaan, maar was na zeer bloedigen strijd met groot verlies teruggeslagen. !) Zie in No. 93 den brief van 21 November 1796. 7 December 1796. Nous avons ici depuis quelques jours un terrible froid, ce qui n’est pas non plus ce qu’il y a de plus agréable, lorsqu’il faut passer la joumée et la nuit au bivouac, surtout pour quelqu’un qui est aussi frileux que moi. Heureusement que je me porte parfaitement bien, et qu’aussi longtems que la campagne a durée, il ne m’a pas manqué pour ainsi dire la moindre chose. Aan prinses Wilhelmina. 13 December 1796. C’est toujours devant Kehl que je vous écris, et jusqu’a présent il est impossible de prévoir jusqu’a quand ce siège pourra nous arrêter. En attendant les troupes souffrent beaucoup tant par les affaires continuelles que par le mauvais tems. Je vous prie, ma trés chère Mère, d’avoir la bonté de présenter mes respects a mon Père, de me rappeller de tems en tems au souvenir de mes amis d’outremer et d’être assurée du trés respectueux et inviolable attachement avec lequel j’ai I’honneur d’être votre trés humble et trés obéissant Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange. 95. Prinses Louise aan prins Frederik. Brunswijk. 4 December 1796- Le soir oü est arrivé votre lettre du 23 1), la gazette nous apprit les détails de la sanglante joumée du 22, et j’ai dans le moment devant moi un bulletin de Francfort, oü se trouvent vos éloges, mon bon ami, dans les termes les plus flatteurs. L’Archiduc, dit I’auteur, a déployé dans cette occasion un génie égal d son courage, et fut parfaitement secondé par le prince Frédéric d’Orange qui a soutenu son poste avec autant de bravoure que de sangfroid. C’est d ces deux jeunes héros que les Autrichiens doivent le succes d’une affaire qui sans eux auroit pu avoir des suites funestes. Vous me permettrez de me réjouir de vous voir placé a cöté de I’Archiduc, et surtout je ne puis vous exprimer avec quelle joye je songe a la fason dont il a plu a la divine Providence de veiller sur vos jours, puisqu’en récapitulant les divers dangers que vous avez couru, j’en frisonne. *) Vgl. vorigen brief. 15 December 1796. Ma Mère me marqué qu’eüe a resu une lettre lamentable du cadet Malherbe au sujet de sou frère ainé qui est dans le plus triste état a Amsterdam, et Mr. Schubart m’a fait une description non moins pitoyable de la misère de Colizzi qui, rongé de rhumatismes, nepeutpresque point donner de legons, et qui n’ose s’adresser ni è. vous ni a Guillaume, mais qui me croit encore riche comme Crésus, et en conséquence sollicite la continuation de sa pension. Voila è, quoi je n’ai pas consenti, puisque je ne suis pas en état de le faire, mais je lui ai envoyé une gratification, et j’ai promis de tems en tems et, quand mes moyens me le permettront, de songer & lui. Jamais je ne pourrai plus vivement désirer d’être riche que dans ce moment-ci, et jamais je ne me suis trouvée plus dépourvue de moyens de faire le bien que je désirerai. Je vous remercie de vos voeuxpour la nouvelle année, et vous les réciproque ainsi que mon mari, de tout mon coeur. Puissions-nous en particulier, avant qu’elle s’achève, nous réunir tous ensembles è, La Haye! Ah! Dieu le veuille! En attendant qu’ll daigne continuer k vous préserver de tout mal et vous bénir è, tout jamais! Les nou velles d’outremer que je possède, vont jusqu’au 2 de ce mois, et tout ce qui vous intéresse est k merveille, mais je commence è, m’inquiéter pour Ie retour de Guillaume auquel je vois mille et une difficultés. Adieu. Lundi je vous écrirai de nouveau, et vous embrasse en attendant bien tendrement en idéé, étant k vous comme bien vous savez. Loulou. 96. Prinses Louise aan haar Ouders. Brunswijk. 6 December 1796. Je n’oublie pas le jour que nous fêtons aujourd’hui.etmesvoeux accompagnent celui dont c’est la naissance J). Le pauvre enfant mange son pain noir le premier. J’ai lu avec beaucoup de satisfaction les deux premières lettres de Burke 2) sur la paix avec les régicides. *) Guillots vierde verjaardag. 2) Edmond Burke, invloedrijk Engelsch politicus, 1729—1797. Zijn Letters on a regicide Pea.ce verschenen in het eind van het jaar 1796. Aan haar Vader. 7 December 1796. Si j’en crois les gazettes, les Carmagnoles ont fait une nouvelle sortie de Kehl qui ne leur a pas mieux réussie que la première. Ils ont été repoussés avec beaucoup de perte, et déja même ilsontété forcés d’abandonner le village qui est en avant du fort. La poste d’hier ne m’a rien porté du cher Fritz, et je suis bien persuadée qu’en ce cas point de nouvelles sonts bonnes nouvelles. II me paroit que I’Archiduc doit bien enrager en songeant que ce malheureux Kehl avoit déja été pris, et que maintenant il lui coüte bien de braves gens 1). Je ne sais pas, si la gelée qui semble vouloir continuer trés fort, n’apportera pas quelque changement aux opérations le long du Rhyn qui, s’il commence è. charrier, laissera les différens points en avance 2) sans secours et sans deffense. En Italië les affaires vont au mieux malgré les rapports de Buonaparté. S’il y avoit moyen de le chasser de lè, pendant I’hiver, ce seroit bien heureux, et cela avanceroit les négociations de lord Malmesbury 3), si tant est qu’on désire qu’elles avancent et que ce soit profitable. Depuis que j’ai lu Burke, je crains la paix autant que je la souhaitoit précédemment. 4) Bientót nous pourrons aller en trainaux, la neige tombant tout de bon. Ce tems me rappelle prodigieusement celui d’il y a 2 ans. Ah! si on pouvoit reconquérir tout le Pays qu’on perdit alors, je m’abonnerai volontiers a deux mois de forte gelée, mais é condition que vous ne repassiez pas la mer en pinkjes, et que vous me donniez le tems de vous aller recevoir é La Haye. Voilé de beaux cMteaux en Espagne. Aan prinses Wilhelmina. 13 December 1796. Les nouvelles de Kehl pourront être fort intéressantes ce soir, puisque d’après la dernière gazette les Impériaux s’étoient emparés d’une des isles principales, et par leurs bombes avoient déja abattus deux ou trois arches du pont, ce qui va rendre la commu- *) Kehl was in het begin van den veldtocht door de Oostenrijkers genomen, maar was tijdens den overhaasten terugtocht van den Aartshertog weder verloren gegaan. •) De Fransche voorposten namelijk. *) Zie No. 93. •) Weggelaten het journaal. nication *) fort difficile, et forcera peut-être k rendre la place plus tót qu’on ne croyoit. Si vous lisez, ma bonne Maman, le rapport que fait Moreau de sa sortie du 22, avant que vous n’ayez de nos nouvelles, je crains que cela ne vous inquiète pour le pauvre Fritz; mais ensuite en lisant Le Courier du Bas Rhyn, vous serez bien dédommagée de ce moment d’inquiétude par les éloges qu’on y donne a ce bon garcon, attribuant a sa bravoure la non-réussite de cette sortie. Je serai bien aise cependant quand les troupes pourront se reposer, et prendre les quartiers d’hyver, puisqu’alors on pourra dormir tranquile sans trembler pour ceux qu’on aime. 16 December 1796. J’ai eu hier par Sophie 2) des nouvelles de Mimi qui prend une belle quarrure et est a merveille. Guillot embellit de jour en jour, et devient trés aimable. Mimi passé presque toutes ses soirées chez I’une ou I’autre de ses belles-soeurs3) oü elle travaille beaucoup, et surtout è. des ouvrages de tapisserie. C’est la Princesse Royale qui est la grande favorite de notre chère Mimi, et d’après tout ce que j’entends, elle a fait un choix excellent, car il n’y a qu’une voix sur cette Princesse. J’ose vous assurer que je ne cesserai d’être avec I’attachement le plus tendre et le plus respectueux, ma trés chère Mère, votre bien humble et obéissante Servante et Fille Louise. 1797 97. Prins Frederik aan zijn Zuster en zijn Moeder. Marlen. 7 Januari 1797. Nous devons être bien contens de la joumée d’hier, puisque c’étoit avant la pointe du jour que I’ennemi a évacué ce qui lui restoit encore de son camp retranché, et comme il n’a a présent ‘) Van de vesting Kehl met Straatsburg. 2J Sophia, barones van Estorff, hofdame van de Erfprinses; deze was zelve een trage briefschrijfster. Prinses Louise aan prins Frederik: „Miracle! J’ai eu une lettre „de Mimi”. *) Louise Augusta Wilhelmina van Mecklenburg-Strelitz, gehuwd met den Pruisischen Kroonprins, later koning Frederik Willem 111, en haar zuster Frederika Caroline Sophia Alexandrina, gehuwd met prins Frederik Lodewijk Karei van Pruisen, tweeden zoon van koning Frederik Willem 11. plus rien que le fort, nous pouvons nous flatter, d’être ainsi bientót entièrement les maitres, et que nous pouvons aussi nous flatter de jouir bientót de quelque repos. Aan prinses Wilhelmina. 11 Januari 1797. Kehl est pris depuis hier. Avant-hier le général Desaix 1) a capitulé, et hier nos troupes ont prises possession du fort, de manière que nous allons maintenant entrer en quartiers d’hiver dont j’avoue que je ne suis point fiché, les troupes ayant besoin de quelque repos après les fatigues inouïes de cette campagne. Je suis destiné k aller avec ma brigade è, Trébourg a deux lieues de Mayence, de sorte que je marcherois encore jusqu’i la fin du mois, mais j’en suis charmé, puisqu’il ne vaudroit rien après le violent exercice de ce siège de jouir d’abord du plus grand repos. Je vous prie d’être assurée du trés respectueux attachement avec lequel je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre trés humble et trés dévoué Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange. 98. Prinses Louise aan prins Frederik. Brunswijk. 19 Januari 1797. Tous mes vceux pour eet hyver sonts presque remplis, puisque Kehl est pris et que Guillaume est arrivé 2). II ne me manque plus que de savoir Mimi heureusement accouchée, et cela ne peut plus guère tarder. Son mari compte encore sur huit j ours. II arriva Mardi a 5 h. de I’après-midi au moment que je m’y attendois le moins, et aussi en fus-je d’un tel étonnement que, quoique je I’attendois, je ne pus en croire mes yeux. C’est qu’ici Ie vent n’avoit été bon que depuis Samedi, de sorte que je ne calculois pas qu’il eüt pu *) Louis Charles Antoine Desaix de Veygoux, Fransch generaal. s) De Erfprins was 8 Januari weder van Hampton Court vertrokken. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter; „Votre frère nous quitte ce soir, et c’est le coeur bien gros „que je vous écris ces lignes. Je ne vous parle pas de politique, car cela me donne „beaucoup d’humeur quand j’y pense seulement. Je n’aperqois rien de fort consolant è „eet égard d’aucun cóté. En attendant je n’y puis pas plus que la mouche du coche. „Guillaume pourra vous conter les conversations qu’il a eu ici avec lord Greuville. „G’est toujours la vieille chanson et, quant k nous, je ne puis assez le répéter, c’est „inutile que nous nous donnions du mouvement pour faire marcher les Cabinets i „notre guise”. s’embarquer plus tót, et je pensois qu’ü ne seroit ici qu’a la fin de Ia semaine. Graces ala mort de la bonne Reine-Douairière x) qui a eu lieu Vendredi, la Duchesse-Mère 2) ne donna point son souper ordinaire de familie, et cela me procura ladoucesatisfactionde passer une heureuse soirée en solitude avec mon cher frère. Vous sentez que je profitois de ces momens, mon bon ami, pour le bien questionner, et encore ne suis-je pas contente, paree que ce n’est que peu è, peu qu’on se rappelle tout ce qu’on voudroit savoir. Hier Guillaume commanda ses chevaux è, midi pour partir, mais il dut avoir tant de conversations que cela traina jusqu’a deux heures et demie. Cependant il compte être cette nuit k Berlin, car il compte sur son bonheur en voyageant, et il n’apastort, puisqu’il a pu diriger jusqu’au vent, ayant désiré être le vingt chez Mimi, et y arrivant ce jour-la. Nous trouvons qu’a présent que vous estes tranquile pendant une couple de mois, vous pourriez bien, mon trés cher frère, venir nous faire visite et vous reposer sur vos lauriers dont vous avez fait bien riche moisson dans cette campagne. Je prétends qu’il faudroit vous donner un rendez-vous ici avec votre frère, mais celui-ci prétend que vous veniez jusques chez lui, et la dessus nous ne sommes pas d’accord. Votre modestie vous empêche, mon bon ami, de parler de vos actions, mais les gazettes vous rendent plus de justice. Ce fut pour moi une vraye jouissance Mardi passé de communiquer a Guillaume toutes ces bonnes choses. Je vous embrasse aussi tendrement que je vous aime. Loulou. 99. Prins Frederik aan zijn moeder. Frankfort 4 Februari 1797. Peu de jours avant mon départ de Mannheim I’Archiduc m’a remis de la part de I’Empereur la croix de I’ordre militaire de Marie Thérèse avec une lettre de S.M. par laquelle elle m’accorde la faveur, jusqu’ici unique, de pouvoir continuer a porter i’Aigle ') Dorothea van Brunswyk, weduwe van koning Frederik den Groote. ) Charlotte van. Pruisen, zuster van Frederik den Groote, ook door haar huwelijk schoonzuster van de overledene. Naber, Correspondentie 111 11 Noir 1). Que j’aye mérité une pareille distinction, c’est ce dont je ne puis point me flatter, mais je suis au moins charmé de voir par la que jusqu’a présent on n’est pas mécontent de mes services. C’est Mercredi que je suis parti de Mannheim, et ce n’est qu’aujourd’hui cependant que je suis arrivé ici, m’étant arrêté deux jours k Darmstadt, oü j’ai logé è, la Cour et oü je ne saurois assés me louer des bontés qu’on a eu pour moi. Le lendemain de mon arrivée il y a eu un bal a mon honneur et gloire qui a duré de six heures de I’après-midi jusqu’è, cinq heures du matin, et comme il y avoit bien longtems que je n’avois point dansé, j’avoue que j’ai été entièrement éreinté. La fortune nous a voulue bien du mal en Italië, ainsi que vous en serez déjè. instruite a la réception de celle-ci, car les mauvaises nouvelles se répandent d’ordinaire plus vite que les bonnes 2). L’Archiduc est parti le 28 pour se rendre k Vienne. II y a beaucoup de personnes qui croyent qu’il sera nommé au commandement de I’armée de I’ltalie. II seroit assurément trés fort k désirer que cela ne fut point nécessaire, mais dans les circonstances présentes I’on ne sgait trop qu’en dire, car il est sur que c’est le cöté le plus intéressant, et qui décidera apparemment de Tissue de la guerre. Je ne serois pas surpris de devoir aussi aller de ce cóté-lè,, et j’avoue même que, si TArchiduc y va, ce ne sera pas k regret. Demain je compte encore rester ici et après-demain me mettre en route pour Brunswic. 5 Februari 1797. Tout est changé. Je ne vais pas a Brunswic, devant me mettre incontinent en marche pour me rendre par le Tirol en Italië. Je suis seulement faché que cela n’est point venu quelques jours plus tard, puisque j’aurois eu pour lors la satisfaction de revoir mon frère et ma sceur, et que j’aurois eu le tems de faire remettre mon équipage en ordre qui est maintenant bien délabré. Je vous prie d’être assurée du trés respectueux attachement avec lequel je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre bien dévoué Serviteur et Fils Fr. Pr. d Orange. ‘) Pruisische orde, hem door zijn oom op zijn 16de jaar verleend. ») Mantua was op 2 Februari 1797 door de Franschen genomen. 100. Prins Frederik aan zijn Zuster. Frankfort. 11 Februari 1797. Je pars d’ici le 14, et je ne marcherois point dabord avec la troupe, allant pour ma personne a Mannheim, mais je la rejoindrois a Lauffen prés de Heilbron. Ce soir je dine chez Mr. Crawfurd 1), et après j’irois au spectade. C’est un grand contraste avec Kehl, et je vous avoue que j'ai beaucoup de peine a m’habituer de nouveau è, la société, ayant passé presque tout le tems tout seul. 13 Februari 1797. Mr. James Crawfurd partant demain d’ici pour se rendre è, Brunswic, je ne veux point laisser échapper cette occasion pour m’entretenir avec vous. II pourra vous dire, combien j’ai été faché d’avoir été obligé de renoncer au plaisir de vous voir. Je vous assure que de longtems il ne m’étoit arrivé quelque chose d’aussi désagréable, d’autant plus que j’avois dabord la permission de rester deux mois absent. Geislingen. 1 Maart 1797. Avant-hier j’ai rejoint ma brigade è. Goeppingen. Nous avons le tems aussi favorable que possible pour notre marche. Aussi cela me paroit plutot une promenade qu’un voyage, d’autant plus que le Pays que nous avons traversé, est jusqu’ici de toute beauté. Kaufbairen. 7 Maart 1797. Etant marché sans jours de repos depuis Geislingen, je serois déjè, après-demain è. Reitte en Tirol et le 13 è. Innspruck, ce qui est pourtant une affaire de deux cents lieues. Nous avons heureusement presque toujours du beau tems, mais aujourd’hui nous n’avons pas été entièrement aussi heureux, puisqu’il a neigé presque tout le tems que nous avons été en chemin, et comme nous avons une marche de sept lieues, ce n’est pas justement ce qu’il y avoit de plus agréable. Soyez assurée de I’amitié inviolable de votre bon ami et frère. Fr. Pr. d’Orange. *) James Crawfurd, associé van het handelshuis Crawford, dat vele Engelsche verbindingen had. Vgl. Gedenkstukken, II pag. 357. 101. Prinses Louise aan haar Ouders. Brunswijk. 15 Februari 1797. Je suis triste, bien triste, mon trés cher Père, et c’est une lettre du bon Fritz qui en est la cause. Je ne perds pas seulement I’espoir de le revoir, dont malgré moi je m’étois bercée prés de 15 jours, mais j’apprends en même tems son départ pour I’armée de 1’ Italië, et voila que toutes mes inquiétudes qui avoient prisfin par la prise de Kehl, outs recommencées avec une doublé violence, et je plains encore davantage mes bien-aimés Parens pour lesquels eet affreux éloignement doit être cruel. Mais imaginez-vous, mon trés cher Père, que c’est au moment même que Fritz avoit resu la permission de venir passer quelque tems chez moi pour se reposer de ses fatigues, ce dont le pauvre enfant doit avoir bien besoin, qu’il regu I’ordre d’aller en Italië. Cette journée x) ne sera pasgaye. Jedonne cependant un petit diner k mes compatriotes, et nous boirons k la santé du jeune héros que leCielnous conserve! Aan prinses Wühelmina. 21 Februari 1797. Je commencerai par pleurer avec vous la prise de Mantoue. Voilé, donc ritalie perdue. II s’agit maintenant de sauver les Etats Héréditaires de I’Empereur, sans quoi Buonaparté dictera la loi et la paix d’un cóté k Vienne et de I’autre é Rome. C’est pour la seconde fois que la capitale de I’Empire se trouve menacée par les Barbares. II seroit glorieux pour I’Archiduc d’en être deux fois le libérateur. Aan prins Willem V. 22 Februari 1797. Je ne sais rien du bon Fritz, mais je n’en suis pas surprise, puisqu’il est sans doute en route. Vous vèrez par les gazettes, mon trés chèr Père, qu’il y a eu du tapage en Frise, et qu’on aprisce prétexte pour arrêter plusieurs membres de I’ancien Gouvernement. 2) On ajoute qu’il faudra encore en mettre d’autres agter de traaïlen et qu’alors on aura I’espoir de ne plus être tourmenté door de Oranjeluizen. S’il est vrai qu’on ait tenté une contre-révolution, je le trouverai une imprudence, puisque tant *) 15 Februari, verjaardag van prins Frederik. 2 Weggelaten de opsomming der namen. Zie daarvoor Gedenkstukken, 11, pag. 371. que I’ennemi est au sein de Ia République et qu’on ne peut espérer d’être secouru du dehors, je ne sais è, quoi peuvent servir toutes ces démonstrations de zèle et d’attachement, si ce n’est qu’è, s’exposer inutüement. Je voudrois qu’ils réservassent leur bonne volonté pour un tems plus opportun, et qu’en attendant, ilsse tinssent tranquües. 15 Maart 1797. Je ne sais rien de nouveau, et tout ce qui est parvenu amacognoissance est la paix du Pape x) qui lui coüte bien cher et donne aux Carmagnoles des fonds suffisans pour faire la campagne prochaine avec succès. C’est avec I’attachement le plus tendre et le plus inviolable que j’ai I’honneur d’être, mon trés cher Père, votre bien humble et obéissante Servante et Fille Louise. 102. Prinses Wilhelmina aan prins Frederik. Hampton Court. 28 Februari 1797. Votre lettre du 5 2) m’apprend que vous marché en Italië. Que Dieu vous y conduise, mon bon Fritz, et que vous ayez le bonheur d’y mériter autant I’approbation de vos chefs que vous I’avez fait jusqu’ici! Vous allez, mon cher, dans un Pays absolument nouveau pour vous, et que je ne crois pas même que vous connoissez par de bonnes cartes. Le climat est aussi bien différent de ce que vous estes accoutumé, et je crois que le régime doit aussi être différent, si on veut s’y bien porter. De graces, mon ami, pensez-y, et en soignant votre santé autant que vos devoirs le permettent, songez que vous remplissez aussi un devoir dont votre vieille Maman vous prie instamment, et que vos amis d’outremer désirent. 14 April 1797. Mes voeux et mes pensées restent toujours avec vous, quel que soit votre éloignement, et plus les tems sont critiques et plus ceci est vrai. Dites-vous cela tous les jours, si cela peut vous faire quelque plaisir. Vous ne vous direz que la vérité. Je vous embras- ‘) Het verdrag van Tolentino. 2) Vgl. No. 99. se, mon cher Fritz, et je suis toujours votre fidéle et bonne Maman W. 103. Prinses Wiïhehnina aan den Erfprins. Hampton Court. 14 Maart 1797. Nous avons de bien grandes actions de graces è, rendre au Ciel, mon trés cher Guillaume, des heureuses couches de notre chère Mimi, et de vous avoir donné un second fils 1) qui paroit fort et robuste. Je n’ai pas besoin de vous dire toute la joye que eet événement m’a causé. Vous vous le représenterez aisément, mais tant de divers sentimens se sont en même tems combattus dans mon ame qu’elle ne s’est manifestée les premiers momens que par mes larmes. Embrassez la chère accouchée et le nouveau-né de ma part, et la prochaine fois je remercierai et je répondrai k mon ami Guillot sur sa j olie lettre 2), Distes-lui en attendant, et en I’embrassant également que cette lettre m’a fait grand plaisir, et que je lui aurois déjè, répondu, si j’enavois le tems, mais je nesais pas trop dans quelle langue lui écrire. Je pense que le Hollandois sera encore le mieux. Cela I’entretient dans cette langue, et k moi cela me fait plus de plaisir, cela me rappelle les anciens tems. II va sans dire, mon cher, que j’accepte la place de marraine auprès de mon nouveau petit-fils. Donnez-lui ma bénédiction, puisque je ne puis la lui donner moi-même. II me sera cher quand même je ne le vèrois pas, paree qu’il vous appartient, mais I’ainé conservera chez moi la préférence, s’il continue a devenir ce qu’il promettoit d’être un jour. Je serai cependant bien faché que vous et sa Mère vous ne partagiez également votre tendresse entre vos enfans. Pour une vieille Grand’ Maman k I’autre bout du monde il peut être indifférent, ce qu’elle pense a eet égard. Ce soir nous ‘) Willem Frederik Karei, 28 Februari 1797—8 September 1881; later prins Frederik der Nederlanden. Vgl. pag. 151, noot. 2) De Erfprins aan zijn Moeder, 4 Maart 1797: „Guillaume vous écrit et k mon Père pour vous féliciter de la naissance de son petit frère. Pagenstecher” (zijn precepteur, een Nassauer) ~lui a tenu la main, mais le contenu est de lui, ce que vous vèrez bien au style”. célébrons chez Md. de Nagelx) la bonne nouvelle des couches de Mimi. Elle nous donnera du Candeel2) et nous y aurons de la musique. J’aimerois pourtant mieux de prendre ce Candeel des mains de Baker Trui. 21 Maart 1797. J’ai griffonné I’autre jour si vite mon billet è. votre fils ainé que j’en ai bonte après cela. Non pas pour lui, car il n’est pas encore juge compétent, mais pour les autres qui le vèroient. Je le crois d’ailleurs en trés mauvois Hollandois, m’étant apercue en I’écrivant que cette langue ne m’étois plus aussi familiaire qu’autrefois. Je confond maintenant I’Allemand, I’Anglois et le Hollandois ensemble, et bientót je ne saurai plus m’exprimer en aucune langue. 15 Aprü 1797. Pour Guillot j’envoye des lectures de I’abbé Gautier 3) qui ne paroissent que depuis peu. Si vous en estes content, je pourrai vous envoyer tous les jeux de I’abbé Gautier et toutes les autres choses qu’il a publié pour les enfans. Je vous embrasse et suis toujours votre fidéle Maman W. 104. Prins Frederik aan zijn Moeder. Innspruck. 15 Maart 1797. C’est aujourd’hui déjè. un an, ma trés chère Mère, que j’ai eu *) Anna Catharina Elizabeth du Tour, echtgenoote van Anne Willem Carel, baron van Nagell van Ampsen, gewezen gezant der Republiek te Londen, thans met zijn gezin in het gevolg van prins Willem V gevestigd op Hampton Gourt. 2) Oud-Hollandsche kraamkamer tractatie. Recept: ~Twaalf stoop witte wijn, drie stoop water, */4 pond kaneel, twintig kruidnagels, dertig eyeren fyn geklopt. Het ey word met zoete wyn gebroken en dan onder het roeren daarin gedaan, van het vuur afstaande, roert er dan zes pond witte poeyersuiker in, giet dan alles door een zeef.” Uit De volmaakte Hollandsche Keukenmeid, onderwyzende, hoe men allerhande spyzen, confituren en nagerechten zonder ongemeene kosten, zelfs voor de Roomschgezinden op Visdagen en in de Vasten gezond en smakelyk kan toehereiden enz. enz. beschreven door eene voornaame Mevrouwe, onlangs in *s Gravenhage overleden. Sesde Druk. Te Amsterdam by Steven van Esveld in de Kalverstraat, het derde huys van de Roomsche Kerk De Papegaay, 1767. #) Aloïsius Edouard Camille, abbé Gautier, Fransch paedagoog, bewerker van een methode van spelend onderwijs, bij het begin der Revolutie uitgeweken en te ’s-Gravenhage eenigen tijd belast geweest met het onderwijs der kinderen van den Engelschen gezant lord Auckland, te wiens huize prinses Wilhelmina hem had leeren kennen. pour la demière fois le bonheur de vous voir. Depuis ce tems j’ai passé déjè. par bien des épreuves, mais je me flatte que cela aura été pour mon bien. Du moins j’ai eu par la I’occasion de faire bien des réflexions que je n’aurois point fait apparemment dans d’autres circonstances. Hier je suis arrivé ici, et demain je me mets de nouveau en marche pour me rendre è. Villach en Carinthie, ce qui ne sera apparemment point encore le nee plus ultra de ma destination, le quartier général étant è, Udine dans I’Etat de Venise. Je suis trés charmé d’aller de ce coté-la, ce pays valant beaucoup mieux, a ce que tout le monde dit, que la partie du cóté de Salurn oü une partie de nos troupes se trouvent. J’ai appris avec beaucoup de peine la perte que mon Père vient de faire par la banqueroute de Muilman 1). II faut avouer que, lorsque le malheur poursuit, c’est une terrible chose. Quand je considère ma position, je me trouve encore le plus heureux de la familie. La seule chose, è. laquelle il est difficile de s’habituer, c’est de vivre toujours éloigné de sa familie. Aussi j’espère n’avoir pas besoin de contracter cette habitude k la longue. Ce pays est trés intéressant pour un voyageur, mais a la longue je n’aimerois point de I’habiter, car I’on n’a nulle part une vue étendue, étant continuellement enfermé entre des montagnes d’une hauteur immense, et couvertes de neige en hiver comme en été. Soyez assurée, ma trés chère Mère, que je ne cesserai d’être avec le plus profond respect et un attachement inviolable votre trés humble et trés obéissant Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange. 105. Prinses Louise aan prins Frederik. Brunswijk. 27 Maart 1797. Je ne vous écris, mon bien-aimé Fritz, que pour vous envoyer le compte de vos finances 2), afin que vous sachiez sur quoi tabler, et que vous n’exigiez pas plusdemoi que je n’ai sous ma garde. Vous voudrez même en défalquer pour Ie moment 300 R. que j’ai avancés a Md. Tollius qui, étant malade,pendant I’absencede 1) Vgl. pag. 125, noot 1. 2) Prinses Louise beheerde de kas van haar jongsten broeder. son mari se trouvoit fort au dépourvu. Je les rembourserai dès que je recevrai le mois prochain mon quartier d’Angleterre, sur lequel je prévois que je perdrai infiniment, les fonds étant fort bas, et cela est d’autant plus désespérant qu’il me semble que moins I’on aet plus on perd! Mais pardon, de vous parler d’affaires pécuniaires. Je sais bien que cela ne vous intéresse guère et que vous n’estes pas aussi bon financier que votre frère qui calcule a merveille. x) Toutes les troupes qui sont en Hollande, défilent vers le Rhyn, ce qui semble présager qu’ils veulent encore le passer. 31 Maart 1797. J’ai maintenant sans cesse les yeux sur la carte, pour voussuivre pas a pas et me faire une idéé des pays que vous parcourez. Je trouve que Ie quartier-général de I’Archiduc est bien prés de celui des ennemis, et je tremble en songeant qu’il ne tardera plus guère è, entrer en activité. Agréez mes vceux ardens et sincères pour vos succès. S’ils y répondent, vous ferez des choses étonnantes. Dieu Ie veuille, Dieu le fasse! Et sur ce je vous embrasse et suis a vous a la vie et è la mort. L. 106. Prins Frederik aan zijn Vader. Villach. 25 Maart 1797. Depuis mon départ d’lnnspruck il m’a été impossible de vous donner de mes nouvelles, ayant fait depuis ce tems continuellement des marches forcées, et vous pouvez en juger, si je vous dis qu’il y a de Insspruck ici 18 postes, et que j’ai fait cela en buit marches. C’est, je crois, tout ce qu’il est possible de faire avec une trouppe d’infanterie. Les gazettes représenteront sürement fort en noir les événemens qui ont eu lieu de ce cóté-ci, mais quoique nous ayons eu des revers, je ne doute nullement que, si même ce n’est pas tout de suite, les affaires reprendront en quelque tems d’ici une meilleure tournure. Je crains que notre correspondance souffrira beaucoup è, I’avenir. C’est pour moi ce a quoi il m’est le moins possible de m’habituer dans I’éloignement oü je me trouve. ‘) Weggelaten eenige hofnieuwtjes. Soyez assuré, mon trés cher Père, que je ne cesserai d’être avec le plus profond respect et un attachement inviolable votre trés humble et trés obéissant Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange. 107. Prins Willem V aan prins Frederik x). Hampton Court. 28 Maart 1797. Vous aurez peut-être entendu parler d’un traité du Roi de Prusse avec Ia France. Je ne I’ai pas vu. On m’a dit qu’on veut me donner Bamberg et Wurzbourg en échange du Stadhoudérat et de mes domaines dans la République 2). Je puis vous assurer que je n’ai riensgu de ce traité que depuis environS ou4semaines, que je n’y suis entré en den, et que je n’ai jamais été consulté ladessus, et que je ne suis nullement porté a changer la Constitution de I’Empire, aux sécularisations des Evêchés, etencoremoins a voir les Frangois maitres des Pays Bas et la partie d’Allemagne, située au dela du Rhin 3), et la République des Provinces Unies dépendante d’eux. Si j’ai I’occasion, je compte le dire au comte de Stahremberg et k Mr. de Worontzow 4). Je ne crois pas qu’il soye bon de faire des démarches publiques k ce sujet par prévision, et que je puis me contenter de vous prévenir de ceci, afin que, si I’on vous en parle, vous puissiez dire, comme c’est la vérité, que cela a été fait a mon insgu, et sans que j’y aye été consulté. G. Pr. d’Orange. 108. Prinses Louise aan prins Frederik. Brunswijk. 6 April 1797. J’ai calculé, mon bon ami, que, lors de la retirade de I’Archiduc a Goritz 5), vous n’étiez pas encore arrivé a I’armée, et j’espère que votre présence y rétablira la possibilité d’avancer. De graces, •) Naar de copie, welke ligt tusschen de brieven van prinses Wilhelmina aan prins Frederik. Origineelen van brieven van prins Willem V aan prins Frederik zijn niet aanwezig. 2) Een geheim tractaat van 5 Aug. 1796, geheel buiten voorkennis van Prins Willem V. Vgl. Colenbrander, De Bataafsche Republiek, pag. 163. s) Aan den linkeroever van den Rijn. ‘) Russisch gezant te Londen. 5) Napoleon had aartshertog Karei tot een overhaasten aftocht gedwongen. mon frère, ne vous exposez pas trop et ne vous faites pas prendre. Ne m’oubliez pas et aimez toujours une petite soeur qui vous chérit bien tendrement. L. Na zijn geforceerde marschen van Innspruck over Villach naar Klagenfurth had prins Frederik zich vereenigd met het voor Bonaparte vluchtende leger van aartshertog Karei, die hem vervolgens de dekking zijner achterhoede opdroeg. Met vier bataillons grenadiers bezette prins Frederik daartoe de pas tusschen Frisach en Neumark en wist er de voorhoede van het Fransche leger tegen te houden, tot aartshertog Karei zich met zijn troepen in veiligheid had gebracht, om daarna ongehinderd mede terug te trekken op Weenen. 109. Prins Frederik aan zijn Moeder. Vordemberg in Styrië. 6 April 1797. Depuis que j’ai joins l’armée d’ltalie, j’ai été a deux affaires, savoir le 29 du mois passé a Clagenfurth et le 2 de ce mois a Neudecken entre Frisach et Neumark. Cette dernière affaire a été trés chaude et nous a par Ia même coüté assez de monde. J’y ai eu un cheval blessé, ce qui m’est trés désagréable, n’en ayant pas trop dans ce moment-ci, mais je me flatte cependant de pouvoir de nouveau m’en servir dans quelque tems, la bale n’ayant percée que les chaires. Si vous avez une carte d’Allemagne, vous vèrez que nous avons fait bien du chemin retrograde, mais je me flatte que, malgrés que notre situation n’est assurément pas brillante, elle changera de nouveau en notre faveur dés que nous aurons pu nous réunir aux trouppes qui viennent du Rhin. Au reste il faut avouer qu’en pensant quelques années en arrière sans récapituler ce qui s’est passé entre deux, qu’on ne peut pas concevoir les progrès que les Frangois viennent de faire. Aussi si toutes les Puissances avoient agies de concert, ou qu’il ne se fut pas mêlé des intrigues particulières, il eüt été impossible que les affaires fussent jamais venues a une pareille extrémité. Nous approchons au reste, je crois, de I’époque la plus intéressante de ton te Ia guerre, et comme les crises amènent souvent la guérison, il est a espérer que dans ce cas-cicela aura aussi lieu. Dieu veuille seulement nous accorder la victoire, afin de voir promptement terminer cette malheureuse guerre, et que ceux qui ont été chassés de leurs foyers ayent la liberté d’y retoumer, quand même ce ne seroit point avec les mêmes avantages d’auparavant. Ce sont la les vceux que je forme bien sincèrement, et je crois qu’un chacun doit les former, quand il a eu I’occasion de voir de prés les maux qu’une pareille guerre entraine. Si j’en ai I’occasion, je féterai le 25 1), mais je crains bien que ce ne sera pas d’une manière aussi brillante que je voudrois être a même de le faire. Je voudrois que ce fut le premier jour des succès de I’Archiduc contre Buonaparté. Soyez assurée, ma trés chère Mère, que je ne cesserai d’être avec le plus profond respect et un attachement inviolable votre trés humble et trés obéissant Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange. 110. Prinses Wilhelmina aan prins Frederik. Hampton Court. 8 April 1797. Tout ce que je puis vous marquer d’ici, c’est que les choses y sont è, peu prés comme vous les y avez laissé. Sur ce qui vous tient le plus è. coeur, vous pouvez compter qu’il n’y a dbsolument pas de changement. On reste ce que Von étoit, et on pensebien souvent et avec le même intérêt aux amis absens. C’est aussi ce que j’ai été chargé de vous dire et redire cent fois. 2) Je désire maintenant bien ardemment d’avoir bientót de vos nouvelles depuis les mauvaises nouvelles qui ne cessent de nous venir de I’armée de I’Archiduc et de ces environs. Veuille le bon Dieu vous conserver et vous bénir et nous réunir un jour, s’il se peut, dans destems plus heureux! Quels qu’ils soyent, ce seroit toujours une grande consolation que de me retrouver avec mes enfans. Je vous embrasse, mon cher Fritz, et je suis toujours votre fidéle Maman W. *) 25 April, verjaardag van prinses Maria van Engeland. 2) Weggelaten beschouwingen over het onaannemelijke der Pruisische voorstellen in zake schadeloosstelling van prins Willem V. Vgl. No. 107. 111. Prins Frederik aan zijn Ouders en Zusters. Martelsdorff x). 18 April 1797 Qui auroit pu prévoir il y a un an, lorsque je fus ici, que I’armée seroit campée actuellement aux portes de Vienne? C’est cependant ainsi, mon trés dier Père, et comme la suspension d’armes dure jusqu’au 20, cela a plutót I’air d’un camp de plaisir que d’un camp dans lequel on compte attendre I’ennemi. La crise du moment est bien singulière, et I’on ne sgait vraiment pas ce que I’on doit désirer, la paix ou la continuation de la guerre. Mais dans le dernier cas, c’est une direction particulière de la Providence qui a fait que Buonaparté a accordé la suspension d’armes, sans laquelle il auroit certainement été è, Vienne au lieu qu’é présent par les arrangemens qui ont été pris, si cela ne lui est impossible, cela lui sera au moins bien difficile. Ce n’estqu’iciquej’aiappris la manière dont S.M. Prussienne voudroit vous dédommager des pertes que vous avez fait en Hollande, et j’ai été charmé de voir par la lettre que vous m’avez fait I’honneur de m’écrire 2) que je ne me suis point trompé, en pensant que vous n’entriez pour rien dans ce projet et qu’il n’avoit non plus votre approbation. L’on dit que I’archiduc Charles va retourner au Rhin.ce qui est bien heureux pour ces contrées, mais nous le regretterons beaucoup ici. Aan prinses Wilhelmina. Weenen. 21 April 1797. Vous serez bien surprise, lorsque vous apprendrez que les préliminaires de la paix ont été signés le 18 a Léoben. Dans le fond je ne sais rien de certain è, eet égard, mais on I’assure généralement. Nous avons assurément bien besoin de paix, mais avec tout cela il est bien facheux qu’elle aye lieu dans ce moment-ci, car elle soit comme elle voudra, elle ne pourra être que mauvaise. Pour avoir une fin pareille, il ne valoit pas la peine de dépenser autant de millions et de sacrifier tant de monde. Mais enfin dans tout cela la seule chose qui me console, c’est que j ’espère bientöt avoir la satisfaction de vous revoir. Ce sera, je vous assure, un bien grand bonheur pour moi. Maintenant vous me direz peut-être que j’aurois mieux fait de rester tout ce tems tranquilement en ‘) Voorstad van Weenen. •) Vgl. den brief No. 107. Angleterre. II est vrai que tout le mouvement que j’ai eu dans I’armée, n’a pas servi a grand’chose, mais quoique j’ai passé de bien mauvais momens, je ne regretterois pourtant jamais le parti que j’ai pris. C’est avec bien du plaisir que j’ai vu votre manière de penser a I’égard du projet du Roi de Prusse de donner k mon Père Bamberg et Wurtzburg en dédommagement des pertes qu’il a fait par sa sortie d’Hollande. II est sur qu’il vaut mieux de rester toute sa vie Prince émigré et honnête homme que de profiter des dépouilles d’autrui. Je suis curieux, ce que deviendra I’Empire, mais il est bien è. craindre qu’il perdra une grande partie de ses ailes. II m’est impossible de m’accoutumer è, I’idée d’une paix prochaine, au moins d’une paix conclue par nécessité, et il est sur aussi que c’est une terrible idéé, puisque pour le moment elle renverse tout espoir que I’on pouvoit peut-être conserver de rentrer un jour en Hollande. Aan prinses Louise. 24 April 1797. Je puis vous annoncer maintenant que je viens de recevoir un régiment, sgavoir celui d’Alton. C’est une grace particulière, puisque depuis cinq ou six ans S. M. n’a plus donné les régimens vacans et que I’on è, croire que I’Empereur prendroit pour système de ne plus remplacer les propriétaires. Nous vivons encore toujours comme en pleine paix, mais nous ignorons jusqu’è. présent, si celle-ci doit succéder a la suspension d’armes ou si nous devons recommencer a nous battre. A la vérité on se dit k I’oreille que les préliminaires de la paix ont déjè, été signés, mais ce qu’il faut croire, je I’ignore. En attendant le camp prés de Vienne n’est pas désagréable. Presque journellement je suis invité a diner, et le soir on a la ressource du théatre. Vous voudrez bien être assurée de I’amitié inviolable de votre bon ami et frère Fr. Pr. d’Orange. 112. Prinses Wilhelmina aan prins F reder ik. Hampton Court. 24 April 1797. J’enverrai complimenter celle *) dont nous célébrons demain I’anniversaire. *) Prinses Maria van Engeland. Ce 27 Avril Je suis allé ce matin a Londres pour le eerde et k peine y suis-je entrée que tout plein de personnes sont venues me faire compliment sur les nouveaux lauriers que vous veniez de cueillir *). Ce sont les propres termes dont on s’est servi. Ce sont les dépêches que le Roi a regues de I’armée de Vienne, qui font vos éloges. J’aime a croire que tout eet encens ne vous tourne pas la tête, et que vous mettrez votre principale gloire dans I’acquit de vos devoirs et dans le contentement intérieur qui doit en résulter pour vous. Cela n’empêche pas que pour moi j'entende avec plaisir ces éloges, et je me dis, quand même ilssontexagérés, ils sont toujours la preuve que I’on est content de vous, et que vous vous faites aimer et estimer, car d’ailleurs on ne cesseroit pas k rehausser le prix de ce que vous faites de bien. 2 Mei 1797. J’espère, mon dier, que vous aurez compris le talisman 2) que je vous envoyoit dans ma dernière lettre ? Je n’ai pu être plus claire, et je me suis fiée è. votre pénétration. Demain je retourne k Londres pour déjeuner avec les Princesses qui ont eues la bonté de m’inviter pour passer quelques heures de la matinée avec dies, et c’est toujours une vraye fête pour moi. 24 Mei 1797. Sitót que la paix sera ratifiée, j’espère aussi que nous pourrons nous revoir. Sans doute que nous irons au Pays de Nassau, s’il faut renoncer a la Hollande, mais si le tems et la saison le permettent, je voudrois que vous puissiez venir nous chercher ici. Toutesfois je ne me flatte pas que cela se pourra. Je suis è. jamais votre fidéle Maman WILHELMINA. 113. Prins Frederik aan zijn Ouders. Weenen. 27 April 1797. Par la date de cette lettre vous verrez que depuis la demière que je vous ai adressé, nous n’avons pas changé de place, mais ‘) Bij Klagenfurth en Neumark. Vgl. No. 109. >) Vgl. pag. 176 en 279. d’après tout ce que j’entends dire, je crains fort que, si même nous avons la paix, ainsi qu’il n’y a presque plus moyen d’en douter, je serois pourtant obligé d’aller faire une promenade en Italië. J’avoue que ceci me seroit extrêmement désagréable. Si la guerre continuoit, je la ferois tout aussi volontiers en Italië qu’au Rhin, mais si nous allons seulement dans ce pays-la a la suite de I’armée frangoise pour reprendre possession de la Lombardie ou de quelques Etats du Pape, je trouverois fort heureux de pouvoir être dispensé de cette promenade qui sera, je crains, fort longue et trés peu instructive. 29 April 1797. II est décidé maintenant que nous nous mettrons en marche le lier, mais je me flatte toujours qu’étant commandant du corps de réserve, je n’aurois pas besoin de faire en entier la promenade de I’ltalie. Vous me trouverez fort changé, sgachant que j’avois toujours tant désiré d’aller dans ce pays-lè., mais dans d’autres circonstances j’aimerois aussi encore d’y faire un voyage. L’on assure que I’ennemi a repoussé Mr. Kray, et qu’il I’a même obligé de se retirer jusques derrière la Lahn. On débite également, mais cependant pas comme un fait, que I'ennemi a aussi passé le Rhin a Bischofsheim prés de Kehl *). Si cela se confirme, il faut avouer que nos nouveaux amis ont une singulière manière de nous prouver leur amitié, et que nous n’avons pas choisi le moment le plus brillant pour faire la paix. Au reste je ne m’étonne plus de rien dans les dernières années, and I am assured, af ter all what I have seen, that there is nothing better in the world, than to be a countrygentleman who lives unknown at his country-house among his friends and famüy. Marbourg. 16 Mei 1797. Le jour d’aujourd’hui a été beaucoup plus heureux pour moi, ma trés chère Mère, que je n’aurois osé m’en flatter, ayant regu les lettres que vous m’avez écrites en date du 21, 24 Avril et 2 Mai, ainsi que le talisman 2), que vous avez voulu insérer dans celle du *) Moreau was 20 April 1797 opnieuw den Rijn overgetrokken en had Kehl hernomen. 2) Vgl. pag. 175 en 279. 27 Avril qui ne m’étoit du reste pas nécessaire pour me faire penser a la personne dont il vient, mais qui me rend avec cela bien heureux, en étant un sür garant que I’on veut bien encore de tems en tems se souvenir de moi; et ceci étant I’unique consolation que je puis avoir dans le terrible éloignement qui nous sépare, vous n’avez pas d’idée du reste du plaisir que cela m’a causé. J’en suis devenu presque fou, et je le suis encore. Aussi je sfais a peine ce que j’écris. C’est aussi pourquoi je vous prie d’excuser, si cette lettre n’a pas le sens commun. Soyez assurée, ma trés chère Mère, que je ne cesserai d’être avec le plus profond respect et un attachement inviolable votre trés humble et trés obéissant Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange. 114. Prinses Louise aan haar Ouders. Brunswijk. 3 Mei 1797. On dit que le 22 les préliminaires de la paix ont été envoyées è. Paris pour y être ratifiées. Jusqu’ici ils sonts un secret. 5 Mei 1797. Je trouve le commencement du livre de Md. de Stahl *) si embrouillé que je doute qu’elle se soit compris elle-même, mais on ne croit pas qu'elle l’ait fait tout seul, et on y reconnoit le style de son ami, notre ci-devant gentilhomme 2). Elle avoit voulu I’éléver è, la dignité de Directeur, mais cela n’a pas réussi. Si cela eüt eu lieu, le général de C (onstant) 3) vouloit se débaptiser par bonte de ‘) Waarschijnlijk het in 1796 verschenen werk. L’influence des passions sur le bankeur des individus et des Nations. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter: „En allant è „Oatland, étant seule en voiture, j’ai commencé le livre de Md. de Staale. Je ne le „jugeroit pas sur le peu de pages que j’en ai lu, mais cette Dame-15, quoi qu’on dise, „me parolt pas manquer de prétentions, et son entreprise mesemble bien vaste pour „une femme. Je suis curieuse comment elle traitera son sujet, et si elle parviendra è „remplir entièrement la tache qu’elle s’est imposée”. ‘) Henri Benjamin de Constant Rebuque, schrijver en politicus, 1767—1830. Zie over hem dl. I, pag. 45 eu 83. Hij had Brunswijk moeten verlaten, omdat hij zich daar aan het hof onmogelijk had gemaakt door de minderwaardige wijze, waarop hij zijne echtgenoote, die er zeer gezien was, had gedwongen tot een scheiding. Vgl. de brieven van prinses Louise aan haar Moeder in dato 8 April 1793 en vlgg. Den eigen naam van Md. Constant heb ik niet kunnen vinden. *) Willem Anne de Constant Rebecque, gewezen generaal in Staatschen dienst, thans uitgeweken naar Brunswijk. Naber, Correspondentie 111 12 son nom qui eut été au nombre des Cinq Rois. On dit que notre ancien gentilhomme est mort, mais je ne vous garantis pas cette nouvelle qui vient de Hambourg oü il s’en débite tant de fausses 1). 9 Mei 1797. Je ne suis pas étonnée, ma trés chère Mère, que vous ayez entendu chanter les louanges de Fritz è, la Cour, puisque c’est un plaisir que j’éprouve aussi souvent qu’on le nomme, et qu’ilya des personnes qui viennent des armées. II s’y est distingué en toute occasion, et a mérité laconfianceet I’amour des troupes. II est trés vrai qu’on regarde mon frère comme un des meilleurs gênéraux autrichiens, puisqu’on est sur de son zèle, de sa bravoure et de son incorruptibilité, ce qui n’est pas peu de chose dans cette armée. J’ai été assez curieuse pour ouvrir votre paquet a Mimi et celui des livres de Guillot. Ce dernier m’a fait un plaisir incroyable en y reconnoissant I’abbé Gautier 2), et les instructions auxquelles nous avons assistés dans la maison des Aucklands. Tout ce qui me rappelle les simples jeux de mon enfance, me rend si heureuse. C’est que je fus toujours contente a eet age, et que tout ce qui m’entouroit, contribuoit è. mon bonheur sans que les soucis de la vie pussent y porter ombrage. J’ose vous assurer que je ne cesserai d’être avec I’attachement le plus tendre et le plus respectueux, ma trés chère Mère, votre bien humble et obéissante Servante et Fille Louise. 115. Prinses Louise aan prins Frederik. Brunswijk. 2 Mei 1797. On m’annonce pour la semaine prochaine la visite de Mr. et Md. de Bose 3) qui mènent la comtesse de Godin 4) jusqu’ici, et elleala fureur de présenter sa fille pour la réhabiliter. Je le trouve un peu imprudent, quoiqu’on n’ait plus rien è, reprendre a sa conduite *) Prinses Louise aan haar Moeder: 26 Mei 1797: „Le gentilhomme Constant est „effectivement ressuscité, et on dit maintenant que Md. de Staahl cherche è divorcer „pour pouvoir I’épouser, car c’est I’idole du jour”. •) Vgl. pag. 176. •) Vgl. pag. 154. 4) De moeder van Md. de Bose. Haar eigen naam heb ik niet kunnen vinden. depuis ce second mariage, mais la chose ne peut être encore oubliée, pour paroitre au milieu de tous ses compatriotes et même de pareus de sou premier mariage. II est vrai qu’en Allemagne, oü les divorces sonts si fréquens, cela frappe moins. Toujours suis-je curieuse de la voir, et de la mine qu’elle fera. On dit qu’elle parle continuellement de La Haye. Je vous promets, mon aimable ami, un rapport fidéle de ses faits et gestes, puisqu’il fut un tems qu’elle s?ut vous plaire. 9 Mei 1797. II fait un froid digne de la foire de La Haye qui doit être en ce moment, et qui sans doute ne sera pas brillante a moins que les réjouissances pour la paix y donnent de la vivacité. Les bonnes gens de notre Patrie se bercent de I’espoir que tout va rentrer dans I’ordre, et il me paroit que nous en sommes encore bien éloignés. Je leur prêche de ne point se flatter, afin de ne pas être trop cruellement dégus. D’ailleurs tant que le Braband restera entre les mains des Carmagnoles, ce pauvre Pays restera sous le joug, et supposé même qu’il y eüt un Stadhouder, il aura les mains liées, et son sort sera apeu prés comme celui du Roi de Pologne. Md. de Bose n’est pas encore arrivée; on dit que c’est pour demain. Si elle s’annonce a toutes les Cours 1), elle sera regue, venant sous les auspices de son mari et de sa mère, mais si elle s’avisoit de ne vouloir venir que chez moi, je la prierai de me dispenser de la recevoir, puisque je suis trop jeune pour pouvoir la réhabiliter, et qu’avant de savoir ce que feroit ma Mère en pareil cas, je ne puis prendre sur moi de la voir comme si de rien n’étoit, car enfin elle a fait un scandale public qui est si peu oublié que dés qu’on la nomme, même les étrangers savent de qui il est question. 16 Mei 1797. Nous possédons Md. Godin, mais sans sa fille, celle-ci ayant resu la nouvelle de la mort de son beau-père le soir même qu’elle comptoit partir. Pour moi je n’en suis pas du tout fachée, puisque sa présence nous eüt causée assez d’embarras, mais la voilé, riche et puissante Dame, ainsi que sa conduite exemplaire lui a profité. 1) Namelijk niet alleen aan het hare, maar ook aan dat der Regeerende Hertogin en aan dat der Hertogin-Moeder. *) J’espère toujours qu’a la paix générale notre sort sera finalement décidé, et qu’alors il y aura moyen de faire quelque arrangement stable. Je n’ose me flatter de rien de favorable pour ma familie et ma Patrie, mais si mon Père peut ravoir ses domaines et nous nos pensions 2), ce qui n’est que justice, on pourra vivre et faire encore du bien aux malheureux, ce qui est toujours une bien douce jouissance et fait le bonheur de la vie. Adieu, aimez toujours votre petite soeur qui vous aime tendrement. Loulou. De op 18 April 1797 door Frankrijk en Oostenrijk geteekende vredespreliminairen hielden in: afstand van de O ostenrijksche Nederlanden aan Frankrijk en bijeenroeping van een Congres voor een definitieven vrede op den grondslag der integriteit3) van het Duitsche Rijk. Tegelijkertijd maakte Engeland aanstalten om de in het vorig jaar afgesprongen vredesonderhandelingen met Frankrijk te hervatten. In deze omstandigheden vond de Erfprins aanleiding, er bij zijn Vader op aan te dringen, dat deze ook zijnerzijds in onderhandeling zou treden met Frankrijk, dan wel hem de vrije hand daartoe laten. 116. De Erfprins aan zijn Moeder 4). Berlijn. 19 Mei 1797. II me semble qu’il sera nécessaire de faire quelque démarche soit directe soit indirecte vis a vis de la France, pour tacher de faire un arrangement avec elle, puisque sous les circonstances actuelles ') Weggelaten berichten omtrent noodlijdende aanhangers en vrienden. !) Prinses Louise en de Erfprins hadden ieder als pillegiften van de Staten der verschillende provinciën en van de groote steden bij hunne geboorte jaarrenten ontvangen tot een totaal bedrag van / 36.000. Prins Frederik enkel van de Staten van Gelderland een jaargeld van / 3.000. Vgl. dl. I, pag. 190. Sedert 1795 waren die toelagen niet meer uitbetaald. *) Vgl. pag. 183 en 224, noot 2. Intégrité i. e„ état d’une chose qui a toutes ses parties. Larousse. 4) Naar de minuut van het cijferschrift, Port. 92, 11. De correspondentie in cijferschrift tusschen prins Willem V en den Erfprins werd gevoerd door bemiddeling van prinses Wilheimina, die zich persoonlijk een groote vaardigheid daarin had eigen gemaakt. on n’ose plus se flatter de pouvoir rentrer sans elle ou contre son gré dans la République, ce qui me paroit devoir toujours être notre uniquebut, et auquel tout dolt tendre tant pour notre propre intérêt que pour celui de ceux qui sont attachés a la cause de la Maison d’Orange, d’autant plus que, vu les liens qui nous unissent k la République, c’est notre devoir. Je sens plus que personne le désagrément du parti que je propose, et qui me semble pouvoir être embrassé en même tems qu’on s’adresse aux Puissances pour demander leur intercession. Quand toute I’Europe négocie avec la France victorieuse, le Prince d’Orange ne peut seul lutter contre elle, et a moins d’être écrasé, ilest obligé a tacher de se la rendre favorable. 27 Mei 1797. Dans la position actuelle de I’Europe il est impossible de se flatter soit de rentrer en Hollande soit même d’obtenir quelque dédommagement convenable sans le secours de la France, et il paroit qu’en s’attachant uniquement a I’Angleterre, on courra de grands risques, la position dangereuse de cette Puissance faisant craindre qu’étant obligée a la paix, elle ne pourra penser qu’a ses propres intéréts, puisque la possession des trèsors de la Hollande et d’une partie de ses Colonies seroit un dédommagement des pertes essuyyées et des sacrifices a faire. J’ose affirmer que, pourvu que le Stadhoudérat soit rétabli environ sur Tanden pied, mon Père pourra rendre des services a sa Patrie, et s’ilne peut pas toujours faire le bien, il pourra du moins quelquefoisprévenirle mal, et paria même rendre toujours un service a la majeure partie de la Nation qui lui est attachée, en la délivrant par sa présence du joug que lui a imposé la cabale dominante en ce moment. L’objection du voisinage de la France et de Tinfluence de cette Puissance me semble porter plutót sur Topinion d’un Anglois que d’un Hollandois a qui le premier point est Texistence de son Pays, et pour qui les relations extérieures ne sont que secondaires. D’ailleurs avec de la conduite on peut ménager et travailler a diriger Tinfluence fransoise pour le plus grand bien de la République, et enfin il faut quelquefois céder aux circonstances, quand on ne peut les diriger, etse contenter du moindre pour parvenir au meilleur ensuite. Je crois devoir énoncer ces opinions, devant y ajouter qu’après ma conviction le plus mauvais parti est celui de ne rien faire. C’est pourquoi j’ose appuyer sur la nécessité non seulement de s’adresser aux Puissances ci-devant coalisées, mais même d’entamer de I’une ou de I’autre manière une négociation, par exemple au moyen de la Prusse, avec la France. Si mon Père ne veut pas le faire luimême, j’ose demander la permission et I’autorisation d’y travailler pour lui, c’est a dire que ce soit pour son rétablissement comme Stadhouder dans la République, sauf a lui ensuite d’accepter ou de refuser ce qui pourroit être obtenu x). 117. Prinses Wilhelmina aan den Erfprins. Hampton Court. 27 Mei 1797. Si le pauvre Pays de Nassau è, la paix générale n’est pas entièrement écrasé, et que I’on nous y laisse tranquilement finir nos jours, c’est dans ce moment a peu prés ce que nous pouvons espérer de mieux. Ne croyez pas cependant qu’en disant cela, j’avise pour que nous abandonnions les intéréts de la République ni I’idée d’un dédommagement quelconque, si nous ne pouvons pas y rentrer. Je crois au contraire qu’il faut se mettre a eet égard a I’abri de tout reproche, quel que soit I’événement. 28 Mei 1797. Ce qui est certain et de quoi votre Père ne disconvient pas, c’est que s’il y a un Congrès pour la paix générale, il doit y envoyer quelqu’un de sa part pour y veiller a ses intéréts, mais sur quoi nous ne sommes pas d’accord, c’est qu’il ne veut y parler qu’en son nom et comme Prince de Nassau 2), et pour moi il me paroit qu’il devroit également y faire plaider la cause de la République et de son légitime Gouvernement. II se peut que cela ne soit d’aucun fruit, mais du moins cela prouveroit-il I’intérêt qu’il y prends toujours. Quant a un dédommagement, nous avons certainement *) Geen onderteekening, 2) Prins Willem V aan Prinses Wilhelmina, 1 Juni 1797: „S’il ne s’agit que de mes „intéréts particuliers, je puis négocier pour ravoir mes domaines ou un aequivalent „pour mes domaines. Je ne crois pas pouvoir accepter un dédomagement pour le „Stadhoudérat sans le consentement de la Régence de la République, avec laquelle j’ai „été en fonction, et sans celui de mes trois enfans et des Princes de la Maison de Weil„bourg, si ma postérité venoit è. s’éteindre ou que ma fille eüt des fillesetnon des fils”. le droit d’y prétendre, si nous ne pouvons récupérer ce que I’on nous a óté. Si on ne vent nous en donner un que conditionnellement, je veux dire qu’en a tout, alors il me semble que cela ne doit se faire que d’une manière qui ne lie pas les mains pour I’avenir. P. e. votre Père pourroit renoncer pour sa personne et même s’engager a ne pas vouloir rentrer par la force, mais ü doit toujours conserver la faculté pour lui, et surtout pour ses descendans, de pouvoir rentrer dans sa Patrie, si celle-ci Vappelle, soit qu’une révolution dans I’intérieur permette a la Nation (dont la majeure partie lui reste sürement dévouée), d’énoncer librement son voeu de recevoir la Maison d’Orange ou un individu de cette Maison a la têtedeson Gouvernement. SiHaugwitzvousparle de son beau plan de dédommagement pour nous 1), ne perdez pas de vue qu’il y est dit que, si les males de notre Maison ’séteignent, Bamberg et Wurzburg passeront a la Maison de Brandenbourg, ce qui seroit une grande injustice pour votre soeur et les Weilbourg qui ont droit au Stadhoudérat, et qui méritent ainsi également un dédommagement, surtout les Weilbourg qui ont tant perdu par laguerre. Aurestejeregardeceplancommetombéaplat. La Prusse est complètement la dupe de sa fausse politique, mais c’est une triste consolation pour nous que de pouvoir dire que nous avons été bons prophètes enluiprédisantquelesFran9oisétoient de mauvaise foi, et qu’en se détachant de ses alliés, la Prusse travailloit contre elle-même. Maintenant c’est 1’ Autriche qui a son tour seradupé, jen’en ai aucun doute, et cela fait ainsi le tour de I’Europe. Ce Pays-ci2) payera, je crains, son tribut comme les autres, et Dieu s9aitencore ce que nous deviendronstous! Vous sentirez, mon cher, que dans cette situation vous devez bien vous garder de suivre aveuglement les directions que Haugwitz pourroit vous donner ni vous engager a rien non plus que vous n’estes pas sur d’être conforme aux volontés de votre Père. S’il est vrai que I’intégrité de I’Allemagne soit un article stipulé dans les préliminaires de la paix, alors tout arangement pour un dédommagement temtorial tombe de soi-même. S’il y a un arrangement général >) Vgl. No. 107. J) Engeland. admis en Allemagne pour indemniser les malheureux, alors il me semble, qu’après toutes nos pertes nous pouvons venir sur les rangs comme d’autres, mals nous ne pouvons pas démembrer I’Empire et nous emparer du bien d’autrui, surtout si le chef de I’Empire n’y consent pas. Je vous embrasse tendrement. W. 118. Prins Frederik aan zijn Zuster. Görtz. 1 Juni 1797. J’ai admiré votre raisonnement, ma trés chère Soeur, a I’égard des pensions que nous avions en Hollande J). Je ne trouve pas tant de justice que vous qu’on nous les rende, car qui nous les ont accordez ? Ce sont les Etats des différentes Provinces, et ces Etats existent-ils encore aujourd’hui? Non. Et d’aüleurs, j’avoue que je n’ambitionne nullement de tirer des pensions des Gouvernemens d’aujourd’hui, d’autant plus que, quoique je n’ai sürement pas ce que j’avois autrefois, je puis cependant trés bien vivre sans avoir besoindeleursaumónes. Je crains, que vousvous facherezun peu de ce raisonnement, mais j’en serois faché. Quant a moi, il m’est impossible de déguiser ma fagon de penser. Adio, mia cara sorella, pensez toujours un peu a votre bon ami et frère Fritz. 119. Prins Frederik aan zijn Ouders en Zuster. Görtz. 1 Juni 1797. S’il ne fesoit pas si chaud ici, ce seroit un superbe pays pour vous, mon trés cher Père, car les fruits y sont en abondance et de toute beauté, mais a la vérité la chose qui y manque, c’est qu’il n y a pas du tout de pommes de terre. En général depuis que je suis sorti de I’Empire, je n’en ai vu nulle part horsmis a Vienne oü I’on commence seulement d’en faire cas. Aan prinses Wilhelmina. 7 Juni 1797. J’ai re?u une lettre de mon Père, ma trés chère Mère, oü il me marqué sa surprise d’avoir appris que j’étois franc-maijon. Je ’) Vgl. pag. 180. puis vous assurer que j’ai été tout aussi surpris que vous avez pu I’être en apprenant que I’on avoit imprimé mon nom a la tête d’une liste de franc-magons, puisque je ne le suis non seulement pas, mais qu’U ne m’est encore jamais entré dans I’esprit de me faire recevoir dans eet ordre. Aan prins Willem V. 20 Juni 1797. C’est de nouveau de la mam gauche *) que je suis forcé d’écrire, mon trés cher Père, aussi ne me sera-t-il possible que de vous écrire peu de mots. Par des lettres de Perponcher a ma Mère vous aurez été informé de mon incommodité ainsi que de I’opération que I’on a été obligé de faire a mon ancienne blessure. Celle-ci a été assez douloureuse, mais depuis qu’elle est passée, je me porte beaucoup mieux. Je puis de nouveau manger et dormir, et je n’ai plus de fièvre. Cependant je crains que cela durera bien encore cinq ou six semaines, avant que I’épaule soit entièrement remise. Heureusement que je suis entre les mains d’un fort bon chirurgien. II m’est impossible de vous en dire davantage. 29 Juni 1797. J’ai beaucoup gagné en forces graces au kina et al’airqueje prends, faisant tous les soirs une petite promenade a pied soit dans le jardin soit dans les champs oü je puis arriver directement de ma maison. Je me flatte que I’on ne me fera plus d’opérations. Demain il y aura trois semaines que je suis enfermé. Si dans trois autres semaines ma blessure pourroit être entièrement fermée, je serois bien heureux, mais je crains que cela durera bien plus de tems, et qu’ensuite je serois obligé de prendre les bains pendant une couple de mois pour regagner le mouvement dans le bras. uiiv w uv xxxvyj-/vy ixx ö Aan prinses Louise. 10 Juli 1797. Vous reconnoitrez è, I’écriture que c’est de nouveau de la main droite que je vous écris. Cependant cela ne va pas encore fort bien, puisqu’il faut que j’écrive sur une planche que je dois mettre sur mes genoux, et comme je ne puis remuer que la main, a chaque mot que j’écris, il faut que je change le papier de place. Dans une quinzaine de jours ou trois semaines j’espère d’être en 1) Na zijn verwonding bij Warwick in 1793 was prins Frederik geruimen tijd met de linkerhand blijven schrijven. Vgl. dl. I. état de voyager. Pour lors je compte aller prendre les bains a Baaden pour me remettre entièrement. Ce n’est qu’a quatre ou dnq lieues de Vienne. Ce qui ajoute encore beaucoup è, I’agrément de eet endroit, c’est que le pays a I’entour est de toute beauté. Je puls fort bien en juger, n’en ayant passé qu’a une toute petite distance dans la marche pour me rendre ici. Aan -prins Willem V. 18 Juli 1797. Ayant depuis quelques jours essayé le mouvement de la voiture et celui-ci ne m’incommodant nullement, mon départ pour les bains de Baaden est fixé è, après demain, mais comme je compte faire le voyage avec mes propres chevaux, ce n’est que dans une quinzaine de jours tout au plus que je pourrois y être. Le Commandant-général a permis que je puisse prendre avec moi le chirurgien qui m’a traité tout ce tems, ce qui est un grand agrément, devant encore être pansé tout les matins, et d’ailleurs eet hommeci étant trés habile. Veuillez présenter mes respects a ma Mère et soyez assuré, mon trés cher Père, de mon parfait dévouement et de mon attachement aussi inviolable que respectueux. Fr. Pr. d.Orange. 120. Prins Willem V aan den Erfprins 1). Hampton Court. 13 Juni 1797. Je profite du départ de Bilderdijk 2) pour vous écrire librement au sujet des chiffres que vous avez envoyé è, votre Mère 3). Je crois certainement qu’il est nécessaire, s’il y a un congrès pour la paix, que j’y intervienne, mais je ne crois pas qu’une négociation avec la France puisse vous conduire au but oü vous désirez atteindre. Ce but est, je crois, de rentrer dans la République pour pouvoir y être utile a votre Patrie, mais je ne vois pas, comment ') Wat bekort. ’) Willem Bilderdijk, 1756—1831. Om zijn weigering, den Provisioneelen Representanten van het Volk van Holland trouw te zweeren, had het Hof van Holland hem op 26 Maart 1796 binnen de 24 uren gebannen uit Den Haag en binnen 14 dagen uit de Provincie. Hij was daarop naar Engeland uitgeweken en hoopte thans in Brunswijk beter bestaansmiddelen te vinden dan te Londen. Prinses Wilhelmina aan den Erfprins, 13 Juni 1797: „Nous profitons du départ de Mr. Bilderdijk, mon trés cher ami, „et votre Père lui paye le voyage, afin qu’il puisse y mettre plus de célérité”. a) Vgl. No. 116. ce but peut s’accorder avec I’intercession des Messieurs qui ont dirigéz Ia France. Supposons un moment qu’ils admettent le rétablissement du Stadhoudérat Héréditaire, comment cela est-il faisable avec la Constitution qui est en délibération dans la République, avec le partage de Provinces en Départements et districts et avec le traité *) par lequel la République entretient dans son sein 25.000 Je suis Hollandois, et jeseraitoujours attaché aux vrais intéréts de ma Patrie. Je crois comme bon Hollandois, ne pas devoir donner les mains kun arrangement qui me rende I’esclave avec des chaines dorées des Messieurs de la République Frangoise et leur instrument pour tirer de la République ce qu’ils veulent en tirer, et pour faire exécuter ce qu’ils veulent que la République fasse. J’aime mieux m’exiler pour jamais de ma Patrie sans aucun dédommagement que d’y revenir, devant y être influencé par les Messieurs de la République Frangoise. Si la monarchie subsistoit encore, j’aurois regardé comme un trés grand inconvénient de voir la France acquérir les Pays Bas. Nos ancêtres et les anciens Régens de la République n’ont jamais regardé cela d’un oeil indifférent. Comme vous vous imagineriez peut-être que le prince Maurice, Frédéric Henri ou Guillaume 111 étoient des Anglomanes comme moi, je vous citerai le pensionaire De Witt qui certainement n’a jamais été accusé d’Anglomanie, et qui a mieux aimé sacrifier tout que de voir les Rois de France en possession des Pays Bas sans une barrière entre eux et la République des Provinces Unies. Ce plan étoit sage, mais je crois que le danger d’avoir le Royaume de France pour voisin n’étoit rien en comparaison d’avoir la République Frangoise pour voisine.Croyez-vous que je voudrois que I’Angleterre eüt les Pays Bas? Non, certainement. Je crois que I’alhance de I’Angleterre lui convient comme Puissance Maritime et non-continentale, mais si I’Angleterre avoit les Pays Bas, elle ne seroit pas I’alliée mais la maitresse de la République, et je tiens que la République doit être libre et indépendante, ce qu’elle ne peut être, si I’Angleterre ou la France occu- *) Het Haagsche Verdrag van 6 Mei 1795. pent les Pays Bas. Ceci est, je crois, I’opinion d’un HoUandois et pas d’un Anglois. Je ne vois pas, comment le Stadhoudérat peut être rétabli sans le rétablissement de la Constitution et de la forme de Gouvernement Fédératif, consistant dans les 7 Provinces Unies. Si I’on veut avoir 9 ou 10 Provinces en faisant une Province du Pays de Drenthe, une de Brabant et une de la Flandre Hollandoise, cela ne change rien a son essence et peut se faire, mais si I’on veut changer les Provinces en Départements et Distdcts, les morceler, mettre a Ia place des Etats-Généraux une Convention, óter tous les privilèges des Corps des Nobles, des Villes, des Provinces, abolir la Religion Dominante, et mettre a la place le sistème chimérique de I’Egalité et des Droits de I’Homme, je ne veux pas me parjurer en abjurant la Constitution que j’ai jurée, en donnant les mains a une Constitution nouvelle qui détruit les vrais droits et privilèges, et je ne veux ni ne puis accepter sur ce pied le rétablissement du Stadhoudérat ou accepter quelque nouvelle charge telle que celle de Président du Congrès, Pouvoir Exécutif, Directoire ou même de Roi Constitutionel. Voilé, mon sentiment. Je veux servir ma Patrie, si je le puis avec honneur. S’il y avait moyen d’y rentrer les armes k la main, d’en chasser les intrus et leurs alliés, je devrois le faire au risque de ma vie, mais quels moyen y a-t-il pour cela? Est-ce par des mouvements dans 1 intérieur qui produisent une révolution qui me rap-Pelle ? Mais y a-t-il apparence que de pareils mouvements pourroient, avec 25.000 Francois armés dans le Pays et des armées de cette nation sur la frontière, avoir d’autre effet que de faire beaucoup de maiheureux et de victimes qui se seroient dévoués pour notre cause? Est-ce une négociation avec la France qui peut nous y mener? Mais quel motif les engagera a renverser le sistème qu ils y ont établi pour remettre k Ia place I’ordre de choses qu ils ont renverséz? Et que puis-je leur offrir pour les y engager ? Seroit-ce de leur promettre d’être plus dévoué a leur volonté que ceux qui dirigent les affaires k présent? C’est a quoi je ne m engagerai jamais. Que faut-il donc faire? Si un congrès a lieu, y représenter ses droits et ceux des personnes demises injustement de leurs postes, les privilèges des Provinces, des Villes, de la Noblesse, faire les démarches nécessaires pour en obtenir le redressement, présenter des mémoires pour eet effet aux différentes Puissances Médiatrices et aux Puissances concemées dans la guerre, et si elles n’ont pas I’effet désiré, déclarer que, si I’on ne peut pas effectuer le bien, on ne veut pas au moins se prêter é faire le mal, que I’on ne peut que se retirer de sa Patrie et ne pas donner les mains kun arrangement par lequel la République des Provinces Unies seroit entièrement dépendante de la République Fran9oise et que I’on ne fera pas de démarches qui pourroient troubler la paix de sa Patrie, que I’on attendra qu’elle soye rendue é elle-même, et qu’alorsonne se refusera jamais k la servir si on peut lui être utile, mais qu’on ne peut accepter le Stadhoudérat sans le redressement de tout ce qui a été renversé depuis I’invasion des Frangois, car il ne faut jamais séparer le Stadhoudérat de la Constitution avec laquelle il est identifié et que j’ai jurée de maintenir. Je ne puis la maintenir sans les forces nécessaires pour cela, car Je ne puis point è. Rome opposer une armée l). Voilé, mes idéés. Si elles ne s’accordent pas avec les vötres, j’en suis faché, mais je crois que c’est mon devoir, et j’espère qu’après avoir mürement réfléchi, vous verrez qu’il n’y pas d’autre conduite a tenir. Je prie votre soeur, a qui Mr. Bilderdyk remettra cette pièce, de vous I’envoyer promptement et sürement. Au reste soyez assuré de la tendre affection avec laquelle je suis pour la vie votre tout dévoué et trés affectionné Père G. Pr. d’Orange. 121. Prinses Louise aan prins Frederik. Brunswijk. 13 Juni 1797. La princesse Louis quitte Schönhausen 2), pour aller é Pyr- ‘) Jean Racine. Mithridate. Act. I. Scène 111. Monime. Quelque juste fureur dont je sois animée, Je ne puis point k Rome opposer une armée. •) De Erfprins bewoonde te Berlijn als gast van zijn schoonvader met zijn gezin in het Koninklijk Slot de gewezen appartementen van koning Frederik den Groote. Zie De Bas, Prins Frederik en zijn Tijd, 11, pag. 23. Thans had de Koning hem als bui- mont, et mon frère me demande de la fagon la plus pressante de la remplacer et de venir chez lui au lieu d’aller a Saltzdahl. Je serai bien contente, si cela s’arrange, et puis, mon bon ami, il faudroit venir nous joindre. Ah, que nous serions heureux! Le Duc a donné son consentement au voyage de Schönhausen, si le Roi n y est pas contraire, et c’est ce que nousnecraignonspoint. Ainsi notre intention est de partir a Ia fin du mois et de rester absens 3 ou 4 semaines, afin de ne pas manquer d’être de retour ici a la foire 1). 20 Juni 1797. Mon départ reste fixé è, la semaine prochaine, mais ce voyage et une lettre de créance que je devois acquitter, m’ont miseunpeu dans 1 embarras a cause de mes finances, et j’ai cru oser emprunter de votre caisse d’oü j’ai tiré 500 R. qui vous seront remboursés au mois d’Octobre ou plus tót, s’il m’est possible. Mais il n’en reste pas moins 1000 R. a votre disposition en défalquant les 300 R. que vous avez la générosité de destiner k Tollius. J’espère, mon bien-aimé Fritz, que vous me pardonnerez d’avoir eu recours a vous. Vous pouvez être assuré que je ne vous ferez pas banqueroute. 2) On n’entend parler que de malheurs et de malheureux que cela brise le cceur, aussi j’en suis tout è, fait triste. Et vous ne voulez pas que nous révendiquions nos droits, pour être a même de faire derechef du bien aux infortunés 3) ? Permettez-moi de vous dire, mon cher Fritz, que votre raisonnement sur ce point n’est pas tout a fait juste, et jedoislecombattre. Vous ne voulez rien des Gouvernemens d’aujourd’hui, et longtems j’ai été de votre avis, mais j’en suis revenue, puisque j’ai tenverblijf ter beschikking gesteld het landgoed Schönhausen, vroeger eigendom van de dien winter overleden Koningin-Weduwe. Hij zou het echter moeten bewonen gezamenlijk met prinses Lodewijk, de weduwe van ’s Konings voor kort overleden tweeden zoon en haar gezin. Vgl. pag. 159. *) Prinses Wilhelmma aan haar Dochter, 28 Juli 1797: „Je vous prie, ma chère, si „vous trouvez è votre foire des étoffes de soye de France, des taffetas d bon marché „pour I’été, de m’en acheter une de couleur modeste, et de me la garder jusqu’è une „bonne occasion, et aussi s’il y avoit de petites blondes d’un ou deux doigts de large „Pas de première qualité et surtout bon marché. On ne trouve rien de pareil ici qu’au „poids de 1’or”. 2) Weggelaten verhalen van grooten nood onder aanhangers en vrienden. ») Vgl. No. 118. vu qu’on en étoit dupe et que les fripons en profitent seuls. Nous avons regu nos pensions lors de nos naissances, et on ne peut en droit nous en priver que si par notre conduite nous I’eussions mérités. Or le contraire est prouvé, et quand même notre Père eüt fait des choses qui eussent été jugées dignes de blame, cela ne peut et ne doit rejaillir sur les enfans qu’autant qu’ils eussent partagé ses fautes. D’ailleurs je ne veux pour cela m’adresser ni aux ni aux Bataves, mais aux différentes Puissances AUiées qui pourront faire de nos prétentions tout ce que bon leur semblera, mais nous leur prouverons au moins par la que nous ne nous soumettons pas comme des brebis aux injustices qu’on nous fait. Je crois même que c’est notre devoir, afin que nous retrouvions les moyens de remplir nos engagemens vis k vis des personnes qui existent par nous, et pour Guillaume qui a des enfans, il y a un doublé intérêt. Si vous pouvez vous en passer, mon bon ami, je vous en félicite, et vous estes plus heureux quemoi, car je vous avoue bonnement que je suis trés è. I’étroit, et que, si I’Angleterre succomboit, je me trouverois vis a vis de rien, sans autre moyen de subsister que de vendre tout ce que je possède de précieux. Croyez-vous, mon trés cher frère, que ce soit la une position fort agréable? Et je n’en ai pas d’autre ou de me livrer pieds et mains liés è, notre Seigneur et Maitre et de dépendre de lui pour la moindre bagatelle. Si donc on m’offre I’espoir de rentrer dans nos droits, je I’accepte sans balancer. D’ailleurs si vous n’estes de mon avis au sujet des pensions, vous devez I’être du moins quant aux obligations dont on nous refuse les intéréts, et on dit même que si nous présentions nos papiers, ils seroient aussitot confisqués, tandis que c’est de I’argent que nous avons placé en Hollande. C’est une injustice criante, et dont il faut demander raison. Ma Mère qui sürement ne veut rien avoir k faire avec nos usurpateurs, me mandoit I’autre jour qu’elle pensoit qu'on pouvoit revendiquer son dot ou un aequivalent, de ceux qui s’étoient emparés du bien de mon Père et de ses domaines. Or cela revient au même. 3 Juli 1797. J’aiappris, monbien-aimé Fritz, une nouvelle qui m’afflige beau- coup, c est que vous avez repris des douleurs au bras. Dieu soit loué que 1 incision soit faite, et que depuis vous soyez soulagé. Que n’estes-vous ici que nous pussions vous soigner. Je vous embrasse et fais mille voeux pour vous. A la vie et k la mort Loulou. 122. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 23 Juni 1797. Mr. Bilderdijk arriva hier au soir, ma trés chère Mère, et me remit votre lettre du 12 qui me fait grand plaisir comme tout ce que je refois de votre part. II a précédé la poste qui ne sera ici que ce soir. Au reste ce qui me fait de la peine, c’est que, bien l°in de reconnoitre ce bonhomme, je I’ai pris pour un Juif au premier abord, et avant qu’il se fut nommé, je le re9us un peu cavalièrement. Je doute que de ce cóté-ci il soit plus heureux pour trouver è. se placer que chez vous, mais certainement je ne me refuserai pas k ce qui sera dans mon pouvoir, et je sais que s’est un bien bon Prinsman. 27 Juni 1797. Le sieur Bilderdijk s est adressé au Duc, mais je doute que S.A. puisse rien faire pour lui. Alors il cherchera ce qu’il pourra faire è, Göttingen ou son ami T(ollius) lui conseille d’aller. Schönhausen. 8 Juli 1797. Pendant mon séjour è. Schönhausen, ma trés Mère, je doute que j aye le tems d’écrire plus d’une lettre par la poste a mes bien-aimés Parens, et vous le comprendrez facilement, surtout quand nous devons rentrer en ville tous les soirs pour des soupers et des bals, ce qui fait que nous revenions tard, et qu’il n’y a pas moyen de se lever le lendemain è, bonne heure. Vous estes sans doute curieuse, ma trés chère Mère, que je vous dise comment j ai trouvé Guiilot et F ritsje. Quoique le premier vint è. ma rencontre jusqu a Charlottenbourg, je ne le reconnus pas du tout. II a considérablement grandi, et son habillement de gargon lui va è. ravir. Cependant il a bien conservé sa physionomie, et il est paitri 1) de graces. Je ne puis assez vous dire, ma bonne Maman, l) Pétri. combien il est gentil, doux et obéissant et peu capricieux. La plus grande passion du petit Guillaume est pour les animaux, il voudroit s’en entourer sans cesse. Vous devinerez bien de qui il tient ce gout. II dine avec ses Parens, quand nous sommes entre nous, et il fait souvent des réflexions trés justes qui prouvent son intelligence. II parle I’Allemand, et comprend ce qu’on dit en Franfois sans cependant avoir oublié le Hollandois. Son frère ne lui ressemble pas beaucoup; il a de trés beaux et grands yeux bleus et la physionomie ouverte et prévenante. La Maman de ces chers Petits se porte è, merveille. Elle a fort bon visage et est assez gaye, mais ce n’est rien en comparaison de la Princesse Royale x) qui a vraiment encore toute la vivacité et la gayeté de son age. Je suis süre, ma trés Mère, qu’elle vous plairoit infiniment, car elle est toute simple et naturelle et ne paroit pas même savoir, combien elle est aimable et belle. Elle est grande, mais pas tout a fait autant que Mimi. Elle a un grand air de candeur, ce qui attire dés le premier abord. 15 Juli 1797. Dés que je serai de retour a Brunswic, je tacherai de me procurer le Voyage du comte de Stolberg et je vous I’envoyerai2). J’ai vu des choses magnifiques k Potsdam, et dans un des plus beaux appartemens de la Maison de Marbre de S.M. 3) je trouvois un tableau en broderie de votre ouvrage que je reconnus dabord 4). Dans la chambre que le feu Roi habitoit au chateau de Potsdam 5), et qu’on a laissé exactement dans I’état oü elle étoit a ‘) Vgl. pag. 159. 2) Prinses Wilhelmina aan haar Dochter, 29 Juni 1797, „Je vous prie de m’envoyer è „la première occasion Le Voyage d’ltalië par le comte de Stolberg qui vient de paroitre „depuis peu, et dont on dit beaucoup de bien. On Pa traduit en Anglois, mais I’original „est en Allemand, et c’est dans cette langue que je désire Pavoir”. 3) Das Marmor-Palais naar ontwerpen van K. von Gontard gebouwd door koning Frederik Willem 11, die er is gestorven. 4) Prinses Wilhelmina aan haar Dochter, 22 Augustus 1797, „Ma broderie que vous „avez remarqué au Palais de Marbre est, je crois, celle que je pour ma „Mère peu avant sa mort, et que j’achevoispourle Roi. Que de souvenirs tout cela me „rappelle ainsi que vos trois portraits sur la table du feu Roi”. Zie over de vaderlijk innige verhouding van Frederik den Groote tot prinses Wilhelmina mijn monografie Prinses Wilhelmina van Oranje, pag. 11 en vlg. 6) Das Neue Palais, gebouwd door koning Frederik den Groote als triomfteeken van zijn macht en rijkdom na den zevenjarigen oorlog. Naber, Correspondentie 111 13 sa mort, j’ai remarqué sur la table oü il travailloit, une tabatière noire avec les portraits de mes frères et moi, peints par ma bien chère Maman. C’est avec respect qu’on entre dans I’asyle oü meditoit le grand homme. 25 Juli 1795. Plus je vois Guillot, et plus je I’aime. II est d’une intelligence et d’une docilité rares pour son age, mais I’application c’est ce qui lui manque le plus. Au reste cela viendra dès qu’il prendra goüt pour ce qu’il doit apprendre. On ne le fatigue pourtant pas trop, puisqu’il ne doit lire tous les jours que buit lignes, ce qui fait a peu prés I’affaire d’une grosse demi heure x). On m’appelle. Je dois finir. Je vous baise les mains, et c’est avec le plus profond respect que je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre bien humble et obéissante Servante et Fille Louise. 123. Prins Willem V aan zijn Zoon. Windsor. 24 Juli 1797. Je persiste entièrement dans mon opinion sur I’idée de donner au Stadhouder la prérogative de créer des Nobles. Je doute fort en premier lieu que Mr. de Zuyderas soye autorisé a le promettre 2), et quand il le seroit, je crois que dans notre Payscelaseroit sujet k beaucoup d’inconvénients et ne seroit pas utile. Ce qui se fait ici peut être bon pour ici, mais croyez-moi, la considération de la Paine n’est plus la même depuis que tant de gens le sont devenus, et la Pairie cependant donne bien des droits que la Noblesse n’a pas chez nous. Je crois qu’il n’est pas nécessaire de nous disputer lè.-dessus, car vraisemblablement il ne sera pas question de déférer au Stadhouder plus de droits qu’il n’avoit auparavant. Un des changëments les plus désavantageux qui J) Uit een brief van prinses Louise aan prins Frederik in dato 25 Juli 1797. 2) „En prenant congé, Zuyderas me dit avoir été chargé de dire de la part de tous „les membres de la Noblesse qu’ils consentoient volontiers 4 faire accorder, en cas de „rétablissement, au Stadhouder le droit de pouvoir élever d’autres families è la Noblesse, „et de leur faire partager les avantages dont les anciennes jouissoient. Je m’engageois „d’en faire rapport en louant beaucoup leur bon sentiment de consentir ainsi, et même „proposer de diminuer pour I’avantage commun les prérogatives particulières”. Naar de minuut van het cijferschrift van den Erfprins, 18 Juni 1797, Port. 92, 11. pourroient se faire k Ia Constitution de la République des Provinces Unies, seroit de donnerau Stadhouder le droit de créer Nobles ceux qui ne le sont pas de naissance, et de les introduire dans la Noblesse du Pays. Cela óteroit toute Ia considération que la Noblesse de la République avoit dans les Pays étrangers oü elle étoit considérée, paree qu’elle étoit nécessairement ancienne, personne n’y ayant le droit d’y créer des Nobles, et je crois que rien ne seroit égal aux tourments et aux ennuis que cela causeroit au Stadhouder, vu la quantité degens qui voudroient obtenir cette distinction, et comme on ne pourroit I’accorder è tous, on feroit nécessairement des mécontens 1). 24 Juli 1797. Je crois que I’on ne pouvoit s’attendre è. une réponse moins sèche 2) è, la communication que Mr. Balan 3) m’a faite, et elle I’auroit été bien plus, si je n’avois considéré que de vouloir lutter avec la Prusse étoit La lutte du Pot de Terre avec le Pot de Fer 4). Mais les pensées sont libres. J’ai beaucoup d’obligations au Roi de Prusse pour tout ce qu'il a fait pour moi jusqu’ü I’été de 1793, mais je crois que je dois finir lè,, et ne dois pas parler de ce qui s’est fait depuis cette époque, et depuis du départ du corps, com- *) Uit een brief van 30 Juli 1797. !) „Le Prince d’Orange vient de recevoir la note que Mr. de Balan lui a fait parve„nir. II est trés flatté de I’assurance que les ordres donnés 4 Mr. Bielefeld de communi„queravec la Convention Batave, ne sont point effectués par un changement de principe de la part de S. M. Prussienne. II est fort sensible 4 la bienveülance dont S. M. „Prussienne a bien voulu I’honorer”. Signé G. Prince d’Orange. 30 Juni 1797. Gedenkstukken 11, pag. 955. s) Prinses Wühelmina aan prins Frederik. 4 Juli 1797: „Le Sr. Balan Mr. Jacobi „est parti pour I’AUemagne nous a remit une note de la part de sa Cour qui nous „annonce les ordres donnés 4 Mr. de Bielefeld 4 La Haye, mais avec I’assurance que ce „n’est point de I’effet d’un changement de principes de S. M., que seulement sur les „instances de Ia France la Prusse n’a pu se dispenser d’enjoindre 4 Bielefeld, jusque-14 „passif 4 La Haye, de communiquer avec la Convention Batave sur les affaires les plus „indispensables, mais qu’il ne seroit point question d’une reconnaissance diplomatique „du Gouvernement Batave par la Prusse, tant qu’il n’y auroit rien de réglé définitive„ment sur I’indemnité due 4 la Maison d’Orange”. Prinses Wühelmina aan den Erfprins. 30 Juni 1797: „La belle note de Balan doit pallier la reconnaissance qui dans Ie „fait existe, ainsi qu’il paroit, et ce qu’il y a de pis, c’est qu’elle renferme tacitement la „renonciation 4 la garantie de la Constitution. On ne peut plus attendre que la Prusse „s’en occupera, puisqu’elle ne parle que d'indemnité, même avant que les négociations „pour Ia paix définitive soyent entamées”. ‘) Fabel van La Fontaine. mandé par le général Knobelsdorff x) aux Pays-Bas. Je vous prie d’être persuadé de la tendre affection avec laquelle je suis pour la vie votre tout dévoué et trés affectionné Père G. Pr. d’Orange. 124. De Erfprins aan zijn Vader 2). Schönhausen. 7 Juli 1797. J’adresse a ma Mère quelques réflexions et points que j’ai cru devoir vous faire parvenir en réponse de la votre du 13 Juin 3), étant faché de voir que nos opinions ne se rencontrent pas absolument en tout. Permettez-moi, mon trés cher Père, que me, référant au contenu de la pièce, je me borne è, vous supplier trés humblement de vouloir avoir la bonté de me donner des réponses positives sur les différentes questions que j’ai pris la liberté de proposer, afin de me régler en conséquence. C’est d’autant plus que j’ose appuyer sur vos décisions, que, ces affaires nenous étant pas particulières, mais concemant tant de personnes qui y ont un intérêt égal, je désirerois également savoir que leur marquer quand ils me font des demandes ou propositions, et qu’il est bien è. craindre que, s’ils ne recoivent aucune réponse ou information, ils n’aillent sur leurs propres données, ce qui pourroit être aussi désagréable que préjudiciable. . 4). C’est avec un respec- *) Alexander Fredrik van Knobelsdorff, Pruisisch generaal. Vgl. Dl. I, No. 190. *) Ter beleiding van een Mémoire sur la conduite d tenir, in dato 6 Juli 1797. De Erfprins stelde zijn Vader daarin 7 pertinente vragen: „I°. L’intention du Prince d’Orange est-elle de rentrer dans la République, si I’ancienue Constitution y est rétablie ? 2°. Celle-ci ne pouvant I’être, le Prince d’Orange pourroit-il se déterminer a rentrer avec une Constitution différente? Ou bien 3°. Le Prince d’Orange est-il déterminé k refuser de rentrer sous des auspices différentes des anciennes ? 4°. Le Prince d’Orange veut-il travailler seul aux négociations nécessaires pour essayer d’obtenir le rétablissement de I’ancien ordre des choses dans la République ? s°. Veut-il le faire de concert avec les anciens Régens? 6°. Ou bien, s’exposera-t-il k les laisser travailler seuls? 7°. Le Prince d’Orange actif et travaillant seul ou conjointement avec les anciens Régens au rétablissement de I’ancienne Constitution est tout ce que I’on désire, mais s’il ne s’y décide pas, permettroit-il, que le Prince Héréditaire y veill&t et fit les démarches nécessaires sauf au Prince d’Orange d’approuver, de blamer, d’accepter oude refuser” ? Zie het stuk in zijn geheel Gedenkstukken 11, pag. 690. s) Vgl. No. 120. *) Weggelaten een betoog, dat met het optreden van het Directoire de tijd voor onderhandelen met Frankrijk gekomen was. tueux attachement que j’ai I’honneur d’être, mon trés cher Père, votre trés humble et tout dévoué Serviteur et Fils G. F. Pr. Hér. d’Orange. 125. Prins Willem V aan prinses Wilhelmina. Hampton Court. 13 Juli 1797. Je pense comme vous sur le discours du comte de Finck *) a Guillaume 2). Ala paix de Bale on nous adit que cela n’empêcheroit pas la Prusse de nous être utile. Cependant quand le Rassemblement d’Osnabruck a eu lieu, en vertu d’un article secret elle a dü le disperser, et depuis on a appris qu’elle s’étoit engagée a ne pas employer les armes contre un Gouvernement qu’elle ne reconnoissoit pas, et avec lequel elle n’avoit aucune communication. Cependant Mr. de Reede restoit toujours comme ministre accrédité de Tanden Gouvernement, mais en cette qualité exécutant les ordres du nouveau Gouvernement. A présent on nous dit de nouveau que Tenvoi de lettres de créance a Bielefeld 3) n’est pas une reconnoissance ni la réception du sieur Bordeaux 4). Je crois que le petit Guillot est déjè. trop agé pour pouvoir y croire. Peut-être qu’on pourra le persuader è, son frère cadet. Je suis comme toujours T. a. V. G. Pr. d’Orange. 126. Prinses Wilhelmina aan den Erfprins. Windsor. 23 Juli 1797. Votre Père a trés bien pris, mon ami, votre mémoire et votre chiffre du 8 6). II Ta lu avec calme et sans se lacher et sans mé- ’) Graaf von Finck zu Finckenstein, Pruisisch minister. ’) Minuut van het cijferschrift van den Erfprins in dato 1 Juli 1797. Zie Port. 92, II: „Le comte de Finck, ministre d’Etat, désavoue positivement la reconnoissance du „Gouvernement Batave, et tient pour faux tout ce que sieur Bordeaux peut débiter „a ce sujet”. •) Baron van Bielefeld, Pruisisch legatie-secretaris in Den Haag. ‘) Bataafsch legatie-secretaris te Berlijn. •) De Erfprins aan zijn Moeder in dato 8 Juli 1797. Zie de minuut van het cijferschrift in Port. 92, 11. „La septième question est, je le sens, on ne peut plus délicate, „et toutes les suppositions et bruits existans m’ont longtems laissé incertain, si je „toucherois par un mot une matière susceptible de si fausses interprétations, mais je connoitre un seul instant la pureté et la droiture de vos intentions. Ainsi je n’ai pas été dans le cas de lui faire votre apologie. En lui remettant ces pièces, je ne les ai accompagnées d’aucune réflexion ou remarque quelconque. Je me suis bomée k le prier de les lire è, tête reposée et avec I’attention que I’importance des objets demandois, en mettant en avant que, me croyant süre qu’il rendoit justice a vos intentions, je ne croyois pas avoir besoin de lui en garantir la pureté, comme vous le désirez. Ceci a eu tout le succès que j’enespérois, mais de lè, n’allez pas conclure, mon cher ami, que j’entre absolument dans toutes vos idéés ni que je veuille dissimuler a votre Père et è, vous ce que j’en pense. Je crois au contraire que pour répondre comme il faut è, votre confiance a I’un et I’autre, je dois toujours vous dire rondement mon opinion, soit qu’elle soit la même que la votre soit qu’elle en diffère. En conséquence de ceci je me suis franchement expliquée vis a vis de votre Père qui m’a demandé ce que je pensois de ces pièces, et maintenant je vais en causer un moment avec vous, mais comme ce n’est pas mon opinion, mais celle de votre Père qui doit prévaloir, si ce que je vais dire n’y étoit pas conforme, vous ne devriez considérer cela que comme un hors d’ceuvre. 25 Juli 1797. Le Prince m’a communiqué sa réponsex) a votre Mémoire, cela me dispense d’entrer avec vous dans de plus grands détails. Vous observerez que sur I’article d’une négociation directe avec la France et sur le sistème Framjois je pense comme votre Père, sans précisé' ment pousser aussi loin que lui les scrupules sur la rentrée dans la République qu’il accroche a tant de choses qu’elle en devient impossible, et je souhaiterois que I’on ne s’óte pas par la les moyens pour le futur. Je déplore comme vous I’éloignement oü nous sommes les uns des autres dans le moment oü des négocia- „me suis cru obligé de le faire, et que mes devoirs vis k vis de mes enfans m’en fesoient „la loi. Je vous recommande ce point, non pour appuyer dessus, mais pour prévenir „les fausses interprétations et être garante de la pureté de mes intentions”. Hierbij wordt gedoeld op geruchten, dat Pruisen den Erfprins in de plaats van diens Vader wilde stellen. Vgl. Colenbrander, De Bataafsche Republiek en Gedenkstukken 11, pag. 960. ') Zie hier onder No. 127. tions si importantes sont sur ie tapis, mais ce n’est pas ma faute. J’ai prévu eet inconvénient, et je I’ai assez dit quand vous estes allé vous établir è. Berlin. Pour votre Père et moi nous n’avons pas été dans le cas jusqu’ici de choisir un endroit pour nous établir au continent, le Pays de Nassau ayant sans cesse été occupé ou menacé par les armées amies ou ennemies. D’aller en attendant quitter ce Pays pour former un nouvel établissement dans un endroit tiers avec tout le monde qui est è. notre suite, auroit été une chose trés coüteuse, et trés mal vue, et nous ne pouvions pas laisser ces personnes a la charge du Roi d’Angleterre ni les abandonner ni les envoyer au Pays de Nassau. Si vous étiez ici, cela offriroit plus de moyens pour concerter les choses avec ce Ministère-ci, paree que vous pourriez parler aux ministres, et qu’a présent tout va par Nagel qui ne peut parler qu’a lord Grenville, et encore trés rarement. Si vous avez des Régens en vue avec lesquels votre Père ou vous pourriez concerter les affaires pour la République, et si on vous a écrit ace sujet, il faut le dire et nommer les personnes, sans cela il est réellement impossible que votre Père se décide è. traiter avec eux; ce n’est pas leur qualité d’ancien Régent qui leur en donne le droit, c’est leur personnel, c’est leur crédit dans I’intérieur et leurs relations qui doivent déterminer lè,-dessus la détermination du Prince. Vous comprendrez, mon cher, qu’après tout ce que votre Père vous écrit, vous ne pouvez pas aller en avant sans lui, et vous n’estes point responsable vis è, vis de vos enfans, quelle que soit Tissue, en obéissant aux volontés de votre Père. Si vous pouviez jamais oublier ceci et donner dans des plans erronés de ceux qui, cherchant è, diviser la familie sous le spécieux prétexte de soigner un établissement pour vous et vos enfans, voudroient vous détacher de nous et vous faire travailler dans des principes opposés a ceux de votre Père, je vous avertis, mon cher, que quand même je différerois par ci par la d’opinion avec votre Père, et quoique je ne soisni moins qu’aveugle sur sa manière de travailler, cela n’empêcheroit pas que je suive son sort et ne puisse en ce cas-la approuver votre conduite. Souvenez-vous de ce que je dis lè,, mais n’interprétez pas mes paroles comme si vous deviez en conclure que je vous croye capable de eed, et que je suspecte un instant vos intentions. Non, sürement pas. Je vous rends parfaitement justice, mais si vous pouviez changer, moi je ne changerai pas de principe sur ce point quoi qu’ü arrivé. Voila bien du griffonnage qui au bout de compte ne vous apprendra pas grand’chose. Je vous embrasse tendrement. J’embrasse Mimi et les Petits, et suis toujours votre fidéle et bonne Maman W. 127. Prins Willem V aan den Erfprins 2). Windsor. 24 Juli 1797. J’ai lu et relu la lettre de mon fils ainé du 7 Juillet2) et son Mémoire sur la conduite d tenir. Je rends trés fort justice a ses sentiments, et me tiens assuré que son but n’est autre que de travailler au bien de la Patrie, et nullement de devenir Stadhouder a ma place de mon vivant et sans mon consentement3), mais je ne suis pas entièrement de son opinion sur ce qu’il faut faire, et je vais en dire les raisons. Je crois que, s’il y avoit chance de chasser les Frangois du Pays, et que je pusse avec le secours des Puissances garantes du Stadhoudérat et de celles qui viendroient s’y joindre, assembler une armée, je ne devrois pas balancer a me mettre a la tête et a tacher d’être avec I’aide de Dieu le libérateur de ma Patrie au risque de ce qui pourroit arriver. J’ai donné dans cette idee en 1795 4), et si la Prusse ne nous avoit pas été contraire, je crois que I’on auroit pu peut-être alors rassembler un corps assez considérable pour pouvoir espérer avec quelque fondement qu’avec I’assistance de I’armée, commandée par le maréchal Clairfayt, et d’une flotte Angloise, on auroit pu rentrer dans la République et en chasser les usurpateurs. Mais ce moment est passé, et je ne crois pas qu’il reviendra. B) Je vais répondre a présent aux sept questions, contenues dans le mémoire de mon fils du 6 Juil- 1) Memorie van Antwoord op de door den Erfprins opgemaakte memorie sur la conduite d tenir, naar de eigenhandige minuut in Port. 91, IV. 2) Vgl. No. 124. 8) Vgl. noot 5 bij pag. 197. 4) Het Rassemblement van Osnabrück. 6) Weggelaten een uitvoerige herhaling van wat reeds is gezegd in No. 120. let x). Mon intention est-elle de rentrer dans la République, si I’ancienne Constitution est rétablie ? Oui.c’est mondevoir, moyennant que ce rétablissement ne soye pas un jeu, et que la République puisse être vraiment libre et indépendante, et que je puisse savoir, si elle a les moyens de contribuer aux dépenses nécessaires pour le maintien de son indépendance 2). Quant ala seconde et troisième demande je puis trés bien répondre que je suis trés décidé a ne plus rentrer sous des conditions qui seroient fondées sur la base démocratique des prétendus Droits de l’Horame et de I’Egalité, et je ne puis rentrer amoins que les 7 Provinces nesoyent conservées dans leurs droits d’après le serment que j’ai prêté en 1766, et que la Religion Protestante Réformée que j’ai juré de maintenir, soye la Religion Dominante, comme elle I’a été jusqu’a mon départ, mais que I’on accorde toute la tolérance que I’on puisse raisonnablement demander a ceux des autres communions ou religions; et enfin je ne veux pas rentrer avec des conditions qui diminueroient I’autorité du Stadhouder ou du Capitaine Général Amiral, I’expérience n’ayant nullement prouvé que le bien de I’Etat exige que I’autorité du Stadhouder dans la politique, du Capitaine-Général dans I’armée ou de I’Amiral Général dans la flotte soyent diminuées; je ne pourrois consentir è, rentrer dans des conditions qui missent le Stadhouder moins en état que cidevant d’être utile a sa Patrie. Sur la 4, 5 et 6ième question je réponds que, ne sachant pas qui sont les Régens avec lesquels il faudroit travailler, je ne puis rien répondre la dessus de positif 3). Quant a la 7ième demande, elle est la plus délicate. Si mon fils fait une démarche auprès du Gouvernement actuel de la France, on ne pourra pas croire qu’elle est faite sans mon aveu, et elle pourroit me compromettre, si elle devenoit publique. Je dois par conséquent désirer que provisionnellement il n’en fasse pas sans ma connoissance. Je me suis clairement expliqué sur les conditions auxquelles je pourrois me déterminer a rentrer dans les fonctions ■) Zie noot 2 bij pag. 196. 2) De toelichting bij de beantwoording van ieder punt is om de herhalingen wegge laten. •) Vgl. pag. 199. du Stadhoudérat. Si mon fils croit pouvoir les obtenir par un autre moyen que par une négociation directe avec la France, qu’il tê,che de le faire et de voir ce qu’il pourra effectuer a Berlin. Quant a une négociation avec la France je la crois dangereuse surtout dans I’incertitude, si la guerre entre I’Empereur et la France est terminée malgré la signature des préliminaires. Je crois cependant qu’il pourroit être utile de S£avoir, ce qui se passé a Paris, et si mon fils a quelqu’un a la main qui pourroit y aller pour sonderleterrain, et s’il n’est chargé d’aucuns pouvoirs que de voir ce qui s’y passé, et d’en faire rapport tant a moi qu’a mon fils, je n’y vois pas beaucoup de difficulté, personne ne pouvant trouver a redire que je tache d’être informé de ce qui se passé en France. L’établissement de correspondance avec les anciens Régens pourroit peut-être être utile, mais ne devroit se faire qu’avec beaucoup de prudence et de ménagements, crainte de leur faire du mal, en voulant leur faire du bien, et de faire éprouver a nos correspondants le sort du pauvre Repelaer J). Voila mes sentiments sur les différens objets du Mémoire et mes instructions sur les différents points sur lesquels mon fils me les a demandés. G. Pr. d’Orange. 128. Prins Frederik aan zijn Ouders. Gratz. 31 Juli 1797. J’espère que vous voudrez bien excuser, mon trés cher père, si je ne vous écris pas bien longuement, mais une fluxion que j’ai pris aux yeux, m’empêche véritablement d’écrire longtems de suite. Aan prinses Wilhelmina. Weenen. 16 Augustus 1797. Ce n’est encore qu’avec beaucoup de peine que je vous barbouille ce peu de lignes 2). Je suis ici depuis le 3de ce mois, et ne suis pour ainsi dire pas sorti de ma chambre. Aussi le tems m’a-t-il paru bien long, d’autant plus qu’il m’a été impossible soit de lire soit d’écrire, de manière que j’ai passé tout ce tems a ne rien faire. ‘) Ocker Repelaer van Driel, reeds sedert 1795 in gevangenschap; vgl. Dl. I. 2) Prins Frederik was weken lang nagenoeg blind en leed bovendien aan zware rheumatische aandoeningen, opgedaan in de loopgraven voor Kehl. Encore heureusement que la faculté de penser m’est resté, car sans cela j’aurois été I’égal de la brute. Depuis quelques jours cela va un peu mieux, graces aux vicilatoires 1), sangsues et nombre de choses agréables de ce genre qui m’ont été appliquées, mals cependant je ne vols encore que de I’oeil droit. Je vous aurois fait donner de mes nouvelles par Perponcher, mais dès que nous sommes arrivés ici, il a été attaqué d’une fièvre chaude qui I’a mis fort bas. Cependant la fièvre commence a diminuer. Aan prins Willem V. 23 Augustus 1797. Ce n’est encore qu’avec beaucoup de peine que je griffonne ces peu de lignes, ayant encore toujours un bandage autour de I’oeil gauche. Comme je ne puis pas sortir exepté un peu en voiture, et que je ne puis peu ou point m’occupper dans ma chambre, le tems me paroit bien long. Pour tacher de me le faire paroitre un peu moins long, j’ai loué présentement un piano-forte sur lequel, ne pouvant jouer d’après la musique,je m’amuserois au moins a répéter tous les anciens airs que j’ai ssu par coeur. Cela ressemble un peu aux anciennes lecons de Gauttier 2). Aan prinses Wilhelmina. 5 September 1797. Par continuation, horsmis que je vais le soir au théatre, je ne sors presque pas. Cependant j’ai été Mercredi passé a 1 audience de I’Empereur, n’ayant pas bien pu m’en dispenser plus longtems, d’autant plus qu’U m’avoit vu la veille au théatre, de manière que j’ai du m’y transporter non avec le bandeau de I’amour,maisavec un ruban de soye verte autour de la tête. Je ne m’étois pas attendu au rejet de la Constitution en Hollande 3), d’autant plus que le sieur Noël 4) y avoit donné déja son approbation. Je suis curieux d’apprendre ce que les Représentans Provisoires du Peuple Batave feront, maintenant qu’ils ont travaillé 14 moisinfructueusement a cette belle oeuvre. S’ils doivent recommencer de *) Vésicatoires. a) Nicolas Gautier, dansleeraar eerst van prins Willem V, daarna van diens kinderen. Vgl. Dl. I. a) Vgl. Colenbrander, De Bataafsche Republiek, pag. 106. ‘) Francois Joseph Michel Noël, 1755—1841, Fransch gezant bij de Bataafsche Republiek. plus belle, et avec le même fruit, leur ouvrage ressemblera a celui des Danaïdes. Aan prins Willem V. Baaden. 22 September 1797. Demain j’espère que je pourrai commencer a me baigner dans un bain oü je serai seul, car ce n’est pas justement dans I’eau que j’aime la société, mais j’ai visité ce matin plusieurs bains oü il y avoit beaucoup d’hommes et de femmes qui se baignoient ensembles. II y a ici un pare ou une promenade publique qui est trés jolie, mais ce qui manque, c’est une salie de réunion. A la vérité il y en a une dans une maison qu’on appelle le Casino, mais j’apprends que personne n’y va hormis le Dimanche au soir. Ce qui est une ressource pour les soirées de la semaine, c’est le spectacle que I’on dit être assez passable. Quels terribles événemens en France! Maintenant je crains fort que cela nous éloignera de nouveau infiniment de la paix. Au reste il est possible qu’une couple d’années de guerre vaudront encore mieux que la paix dans les circonstances actuelles et avec les Gouvemans d’aujourd’hui. Mettez-moi, je vous prie, aux pieds de ma Mère, et soyez assuré, mon trés dier Père, de mon attachement aussi inviolable que respectueux. Fr. Pr. d’Orange. 129. Prins Willem V aan den Erfprins. Hampton Court. 8 Augustus 1797. Je suis et serai toujours d’opinion qu’en ren trant en office par un traité ou un arrangement quelconque, il ne faut pas I’accepter a moins d’avoir une forte probabilité de pouvoir s’y maintenir. Je sgais que, si I’on veut le faire par une expédition, il faut aussi cette probabilité, mais alors on peut donner plus au hazard que I’on ne peut faire si on rentre par un accord auquel en conscience on doit se tenir. Je ne répéterai pas ce que je vous ai écrit, mais je m’y réfère et ce qui arrivé en France maintenant, prouve encore mieux que, du moins durant la crise actuelle, il est impossible d’établir rien de stable avec ce Pays-la. Je crois donc qu’il faut attendre *) Op 5 September (18 Fructidor) 1797 had het revolutionaire element in het Directoire onder Barras het gematigde element geheel ten onder gebracht. Tissue de cette crise et voir alors, s’il faut traiter avec un nouveau Robespierre, avec le Directoire remis dans les justes hornes de son autorité ou avec le Roi de France *). L’on feroit une trés grande sottise de se hater de traiter avec des gens qui peut-être dans huit jours ne seront plus en place. II faut être è. Taffüt des événements, mais il ne faut agir que lorsque Toccasion le permet, et de vouloir toujours travailler, est selon moi le moyen de ne pas réussir. Quant è, ce que vous écrivez que dans TEmpire il faut se tenir k une des Grandes Puissances, je le sais comme vous, mais je crois qu’il n’est pas de Tintérêt du Prince de Nassau d’être mal avec la Cour Impériale. Ainsi je crois qu’il n’est pas utile de donner dans les plans de la Prusse et de se brouiller avec la Cour Impériale, et d’un autre cöté je crois qu’il faut ménager la Prusse et ne pas lui donner des sujets de nous faire du mal. Voila mon sistème comme Prince de Nassau qui est tout ce que je suis présentement. Je vous prie d’être persuadé de Taffection avec laquelle je suis votre tout dévoué et trés affectionné Père. G. Pr. de Nassau. 130. Prins Willem V aan prinses Wilhelmina 2). Hampton Court. 8 Augustus 1797. Vous m’avezdemandé.quelle réponse faireè.Mr. Tollius au sujet de son offre de venir ici. II me semble que sa venue ne peut faire aucun mal, et même produire ce bien que Ton aye quelqu’un a la main pour être un de ceux è. envoyer k Lisle ou è. tel autre endroit oü il y aura un Congrès Général pour la pacificationdel’Europe, qui y puisse, si Ton veut les y admettre, parler au nom du Stadhouder et des personnes qui ont composé la Régence de la République des Provinces Unies avant la révolution de 1795. L’argent a payer pour son voyage n’est point un objet assez considérable pour pouvoir être une raison contre sa venue. Du reste si un pareil Congrès n’a pas lieu, sa venue ici pourra peut-être être inutile et 1 j Ook na de overwinning van Barras op den 18den Fructidor bleven de tweespalt in en het verzet tegen het Directoire aanhouden. >) Zie den brief met bijna woordelijk gelijken iuhoud aan den Erfprins; Gedenkstukken 11, pag. 975. ne servir a rien. Mais comme on doit entretenir une armée en tems de paix, ü peut être utile d’avoir ici des gens que I’on puisse employer en cas de besoin. Voila mon sentiment. Si Tollius est ici, il se peut qu’il se plaigne qu’on I’a fait venir pour rien, et qu’il veuille qu’on lui donne de I’ouvrage. Je déclare d’avance que je ne lui en donnerai que quand je le croirai utile, et quejeneveux pas travailler è. exécuter toutes les idéés de Mr. Tollius et Guillaume ou de nos anciens amis en Hollande, si je ne suis pas convaincu que cela puisse être utile, car je suis persuadé que souvent, en faisant ce qu’ils désirent ou proposent, on fera plus de mal que de bien. G. Pr. d’Orange. 131. De Erfprins aan zijn Vader *). Schönhausen. 13 Augustus 1797. Ayant terminé ma réponse au mémoire que vous m’avez envoyé 2), je me héte, mon trés cher Père, de vous I’envoyer. Me rapportant au contenu de cette pièce que j’ai I’honneur de vous adresser ci-joint, je me bome ici a vous exprimer mon espoir que le parti auquel je me suis décidé aura votre approbation. II a au moins I’avantage de prévenir toute discussion ultérieure qui pourroit être suivie de désagrément, et vous donne I’assurance que je ne fais point de démarches sans votre connoissance qui pourroient être contraires a votre volonté. En dressant cette pièce je ■) Ter beleiding van zijn Riponse au Mémoire de mon Père du 24 juillet 1797: „Les „sentiments de S. A. S. se réduiseut k ne point agir pour le rétablissement des affaires „dans la République ni permettre que j’y travaüle, et les instructions sur les différens .points sur lesquels je les ai demandées, se bornent a ne rien faire Je puis dire „avec vérité que tout ceci m’afflige sincèrement, et qu’il me paroit que bien des rai„sons majeures auroient pu effectuer une opinion différente. Ayant depuis si longtems „discuté tous les différens points des opinions réciproques, et chacun restant k la sienne, „il est superflu que je tache par mes raisons ultérieures de changer celles de S. A. S. „.... Maintenant j’ai dit, et je me voue pour la suite au silence, me considerant dé„livré de toute responsabilité envers mes enfants concernant le Stadhoudérat auquel „ils ont des droits, et aux domaines qui ont été la possession de leurs ancêtres, ainsi que „de celle que j’ai vis a vis de ma Patrie de travailler après mes lumières k son bonheur. „Je remets toute responsabilité dont je pourrois être chargé ces égards, a mon Père. „Tous mes efforts vont se bomer k soigner mes enfants et k lacher de leur assurer une „existence, afin que du moins ils ayent un jour de quoi vivre, et k aider ceux de mes „malheureux compatriotes qui sont dans le besoin *) Vgl. No. 127. puis dire avec vérité qu’ü m’en a beaucoup coüté, et que ce ne fut qu’une victoire sur moi-même qui me I’a fait écrire, mais je me sens maintenant plus libre que j’ai éloigné de moi toute responsabilité, et je tacherai d’effacer toutes mes idéés noires parlessoinsè. travailler pour mes enfants, en tichant de leur assurer un sort k tout événement. 2) C’est avec un trés respectueux attachement, mon trés cher Père, que j’ai I’honneur d’être votre trés humble et tout dévoué Serviteur et Fils G. F. Pr. Hér. d'Orange. 132. De Erfprins aan zijn Moeder. Schönhausen. 13 Augustus 1797. Vous verrez, ma trés chère Mère, par mon mémoire, adressé k mon Père que I’obéissance è, mon Père est le fondement de ma conduite. Je me flatte par conséquent que vous approuverez mes résolutions en laissant uniquement pour la responsabilité de mon Père les suites que le parti qu’il embrasse, aura pour mes enfants. Si elles sont heureuses, je m’en réjouirai bien sincèrement, mais si malheureusement c’étoit le contraire, je m’en affligerai en silence, et ne changerai pas pour cela de conduite. Vous voyez par la que vous ne serez jamais dans le cas de rester attachée a mon Père en opposition de moi, mais je ne saurois cacher la profonde affliction que j’ai ressenti de tout cela. Maintenant c’est passé. Je tacherai d’y penser le moins possible, et j’éviteraidem’occuperdavantage de ces choses. En conséquence notre correspondance changera de nature, et vous m’excuserez bien de vous tenir au courant de ce qui se passé. Toute discussion par rapport a ce qui devroit être fait ou pas fait, du plus ou moins d’attachement a telle Puissance ou a une autre est maintenant superflue, et je ne melepermettrai plus. Ces discussions ont abouti aussi a peu de choses, car dans cette correspondance suivie 2) que j’ai entretenue environ deux ans, je ne puis me vanter avoir convaincu en Angleterre que mes ‘) Weggelaten eenige politieke nieuwsberichten. 2) Zeer uitvoerige berichten, hoofdzakelijk in cijferschrift, omtrent besprekingen met regeeringspersonen, gezanten, uitgewekenen, vrienden en aanhangers; van het cijferschrift is in de groote meerderheid der gevallen ook de minuut aanwezig. conclusions et mon sistème étoient fondés, de sorte que c’étoit a pure perte que j’écrivois, et la superfluité de mes nouvelles étoit également grande, puisqu’en conséquence du sistème adopté de ne rien faire, on n’en faisoit aucun usage, de sorte que cela valoit è, peine une gasette. 2) C’est avec un trés respectueux attachement que j’ai I’honneur d’être, ma trés chère Mère, votre trés humble et tout dévoué Serviteur et Fils G. F. Pr. Hér. d’Orange. 133. Prinses Louise aan haar Neefje. Brunswijk. 21 Augustus 1797. Lieve Wülempie! De Heer Tollius heeft mij uwen brief gegeeven, die mij zeer verheugd heeft, en ik dank er u voor. Weest altoos een zoet en gezond jongetje. Ik zal mij zeer verheugen, als ik het hoor. Vergeet mij niet. Schrijft mij van tijd tot tijd en geloof, dat mij alles zeer interesseert wat u aangaat. Daarom verlange ik ook, dat gij er mij van spreekt. Oome van Brunswijk omhelst u, alderliefste Wülempie. Maakt mijne complimenten aan Pagenstecher, Guiche en Baakje 2) en geeft een kus uit mijn naam aan Fritzje. Ik omhelze u en zal altoos blijven uwe goede Tante Loulou. 134. Prinses Wilhelmina aan prins Frederik. Hampton Court. 25 Augustus 1797. J’ai eu le plaisir, mon cher ami, de recevoir deux de vos lettres. La demière contient vos bons voeux, mon cher Fritz, a I’occasion du 7de ce mois, et quoique arrivé seulement le 243), elles n’en ont fait pas moins de plaisir. A ce jour et è, celui d’hier, si cher a nos coeurs, j’ai prié le Ciel qu’ü nous les fasse de nouveau célébrer ensembles en famüle comme autrefois. Quel que soit notre sort, il sera adouci, si nous sommes réunis, et que nous le partagions ensembles. ‘) Weggelaten bijzonderheden omtrent den zorgwekkenden gezondheidstoestand van den koning van Pruisen. !) Zijn précepteur, zijn gouvernante (Mlle. de Guicherit) en zijn baker. *) 24 Augustus, verjaardag van den Erfprins. 31 Augustus 1797. Gen tili), sur mes genoux, vous baise les mains et demande des nouvelles de Krebs. 19 September 1797. Le collonel Graham dit è, qui veut I’entendre, que c’est a vous, que I’on doit que tout n’a pas été perdu dans les joumées du 2 a 3 Avril2), je ne sais la date. J’ai bien ris en voyant dans la gazette de Hambourg que, tandis que vous étiez dans votre lit trés souffrant a Gorice, les Patriotes étoient en allarme a La Haye, oü ils prétendoient vous avoir vu, et que même on a fait des reproches è, la municipalité de vous avoir laissé échapper, tant on s’est cru sür du fait3). Cela est trés ridicule, mais cela prouve en même temps que votre nom en impose encore è. ceux qui ont sujet d’appréhender eengelukkige omwenteling. Je vous embrasse, mon cher Fritz, et suis toujours votre fidéle et bonne Maman W. 135. Prins Willem V aan prinses Wilhelmina. Dover. 2 September 1797. Je ne ferai pas de commentaires sur le mémoire de Guillaume 4), mais je vous prie de relire le mien 6) dont je vous ai envoyé copie et celui-ci. Nous parlerons ensuite de la réponse a faire. II y a des choses qui me paroissent bonnes, savoir de faire dresser par Mr. Tollius un mémoire des pertes essuyées tant par moi que par les autres individus de ma Maison. Quant è, la mission de Mr. de Cruse e), je crois qu’il seroit bon que j’autorisasse Guillaume è. se concerter sur ce qu’il propose avec Mrs. de Passavant et de Neufville, et de me faire parvenir ou envoyer par ces Mrs. un mémoire l) De tamme eekhoorn, geschenk van prins Frederik. 2) Vgl. No. 109. *) Een oplichter had zich voor prins Frederik uitgegeven en had verschillende Orangisten voor aanzienlijke bedragen afgezet. De Bas, Prins Frederik en zijn Tijd, 11, pag. 79. *) Zie noot 1 bij pag. 206. •) Vgl. No. 127. 8) Prins Willem V aan den Erfprins, 21 Juli 1797, „J’ai chargé avec les Princes „d’Usingen et de Weilbourg Mr. de Gruse, conseiller privé du Prince d’Usingen, pour „assister de la part de la Maison de Nassau au Congrès qui pourra se tenir pour faire „la paix entre I’Empire Germanique et la France”. Naber, Correspondentie 111 14 qui puisse servir de base aux instructions a donner a Mr. de Cruse. Peut-être pourrois-je aussi envoyer Tollius a Berlin pour traiter au sujet de mes domaines, laissant I’affaire du Stadhoudérat hors de la question jusqu’au Congrès Général. Quant aux idéés de Guillaume de travaüler en France pour le rétablissement des choses dans la République, I’expérience de ce qu’ils ont faits dans d’autre pays, m’empêche d’être de I’opinion de Guillaume. Je ne dis pas que I’Angleterre nous aidera, mais je crois la chance moins mauvaise è, nous tenir k I’Angleterre qu’è, aller travaüler des deux cótés, et è. être exposéz par lè. k nous trouver entre deux selles. Une lettre de Mr. de Neufvüle du 7 me fait craindre des mauvaises nouveües du pays de Nassau, et que, bien loin d’obtenir des dédommagements, nous serons trop heureux, si nous gardons le pays de Nassau, et qu’il ne soye pas épuisé et ruiné. Quant kce que Guülaume vous écrit qu’U auroit désiré que nous I’invitions k venir ici, quoique je serois charmé de le revoir, je ne crois pas que sa présence ici pourroit effectuer quelque chose pour la bonne cause vu son attachement au sistème Gallo-Prussien. Je n’ajouterai qu’un mot de la politique, c’est qu’ü me paroit que les choses ne sont pas encore assez müres en France pour pouvoir offrir soit de I’argent que je n’ai pas, soit des liaisons avec un despartisavec quelque espoir d’utüité; que ce seroit se compromettre a pure perte. Hampton Court. 16 September 1797. II me semble que dans ce moment et avant qu’on aye des nouvelles ultérieures du continent, U est impossible de fixer ses idéés et de prendre une résolution. Sur est-ü qu’en France le parti modéré ou royaliste caché, comme on voudra I’appeüer, est entièrement culbuté, au moins pour le moment; et je ne crois pas que I’intention de Guillaume ni de qui que ce soit de sensé, étoit d’aller faire cause commune avec les Terroristes. Nous sommes le 16 Septembre. La révolution x) n’a eu lieu que le 4 (18 Fructidor). Ainsi ü n’y a que 12 jours, et on n’a pas encore assez de données pour voir quel sistème ils embrassent. Personne ne peut encore juger, s’ils veulent la paix pour se soutenir et k queües conditions *) Zie noot 1 bij pag. 204. ils veulent la faire, mals ce que je sais, c’est que je ne puls jamais entrer dans une négociation qui auroit pour objet Ia création d’un nouveau poste de Stadhouder ou füt-ce de Roi ou d’Empereur dans la République des Provinces Unies, amalgamée dans une constitution a la Frangoise, et que je ne veux pas servir la République Batave une et indivisible, ayant prêté serment de maintenir Ia Constitution établie de la République des Provinces Unies, et que je ne veux pas être employé dans un pays, gouvemé par I’influence de la République Frangoise. Je n’entrerai pas en discussion, si mes liaisons avec ce Pays et les obligations que nous avons au Roi, permettent d’aller en négociation avec ses ennemis achamés. Voila provisionnellement mes idéés dont je crois que vous ne serez pas éloignée. G. Pr. d’Orange. 136. Prins Willem V aan den Erfprins. Hampton Court. 5 September 1797. Si ce qui vous est parvenu d’ici*) vous fait de la peine 2), j’en suis fiché. Or c’est tout ce que je puis vous dire aujourd’hui. Je me réserve de vous écrire plus amplement, quandj’auraiquelque occasion pour cela 3). En attendant vous m’obligerez de continuer notre correspondance sur Tanden pied et de m’écrire ou è, votre Mère ce que vous apprendrez, comme j’en ferai autant de mon cóté. Je vous prie d’être persuadé de Taffection avec laquelle je suis votre tout dévoué Père G. Pr. d’Orange. 137. Prins Frederik aan zijn Ouders en Zuster. Baaden. 24 September 1797. Krebs, mon fidéle compagnon, est trés sensible au souvenir de Gentil et lui présente ses respects. Je ne sais, si je vous ai marqué, ma trés chère Mère, qu’il a été auprès de moi a Taffaire de Neumark au mois d’Avril, mais comme il est peu amateur des coups ') Vgl. Nrs. 126 en 127. s) Vgl. Nrs. 131 en 132. *) In 6en schrijven van 2 October 1797 heeft prins Willem V zijn meening nog eens herhaald en met klem van redenen gestaafd. de fusil, il m’a quitté pendant I’affaire. Cependant dans la nuit, lorsque nous nous sommes retirés, il est revenu a moi dans la colonne, de manière qu’au moins il n’a pas été bien loin. Aan prinses Louise. 27 September 1797. Depuis quelques jours ma playe est entièrement fermée, et j’ai recommencé a monter k cheval ce qui va assez bien. Ce n’est que pour monter que cela me coüte de la peine. Je me plais fort bien ici. Les promenades sont charmantes, et il y a bonne société. Je passé toutes mes soirées chez I’ambassadrice de Russie, la comtesse Rosomowsky, oü il serassembleplusieurs personnes de société fort agréable, et entre autres la comtesse Keiler *) et ce qu’ilya de meilleur, c’est que I’on n’y est pas du tout gêné, et quel'onn’y joue pas. Pensez quelquefois k votre bon ami et frère Fr. Pr. d’Orange. 138. Prinses Wilhelmina aan den Erfprins 2). Hampton Court. 30 September 1797. Je n’ai pu qu’approuver votre soumission aux volontés de votre Père, a laquelle au reste je m’attendois de votre part, rendant parfaitement justice k vos sentimens, mais en même tems la résolution que vous prenez pour I’avenir de rester entièrement passif, de ne plus vous expliquer sur les affaires, de ne plus même en parler, ne m’a nullement édifiée, paree quejenevoisaucuneraison valide de prendre ce parti qui paroit I’effet de I’humeur plutót que de la réflexion. Vous vous plaignez, mon cher, d’avoir entretenu depuis 2 ans une correspondance inutile avec nous, paree que vous n’avez pas réussi a nous convaincre sur les points sur lesquels nos opinions différoient. Permettez-moi de vous observer que je puis former la même plainte, puisque vos actes d’obéissance ont été rarement I’effet de la conviction, et quant aux informations que vous nous avez fait passer 3), vous ne pouvez pas juger depuis i) Echtgenoote van graaf van Keiler, gewezen Pruisisch gezant in Den Haag, thans geaccrediteerd aan het Oostenrijksche hof; zij was een geboren gravin van Witgenstein. z) In antwoord op No. 132. ») Zie de minuten en ontcijferingen van het cijferschrift in Port. 92, 11. Berlin de I’usage que nos circonstances nous permettent d’en faire ici ni de I’effet que cela pourroit produire, ce qui pourroit être quelquefois tout a fait opposé a vos propres intentions. *) Mais enfin, me direz-vous, selon le sistème que vous vouliez nous faire adopter, „pourquoi donc ne se tenir qu’a ce Pays? Pourquoi „ne pas chercher de la protection, dusecoursailleurs?” Voussavez le mieux, ce qu’en politique votre séjour a Berlin depuis deux ans et celui de votre familie depuis un an et demi ont produit, etceque I’on doit en attendre. Je ne m’appesantiroit plus la-dessus, mais j’observerois seulement que la Prusse, en intime relation avec la France, n’osant ou ne pouvant pas agir pour nous, les deux Cours Impériales 2) (les seules des autres Puissances que I’on puisse supposer d’accord avec nos intéréts pour le rétablissement des choses en Hollande) n’agiroient certainement pas pour nous que de concert et avec le concours de I’Angleterre, et comme cette dernière y est de toutes les faipons la plus intéressée, joint aux engagements les plus sacrés contractés par ce Gouvernement, on doit suposer qu’il y fera ce que sa propre situation lui permettra de faire, et que, s’il n’agit pas pour la République, c’est qu’il ne le peut pas. Je n’ai pas oublié que vous avez indiqué une autre voye dont vous espériez beaucoup, savoir d’essayer de faire des amis en France et de rentrer dans nos possessions par ceux-mêmes qui nous en avoient chassés. Vous avez cru que ceci pourroit réussir a force d’argent d’un cóté, et vous engageant de I’autre a ne pas rompre I’alliance de la France et de la République; que pourvu que nous ne fussions des Anglomanes (comme vous avez eu la bonté de nous supposer vous-même bien souvent), les Frangois voudroient bien nous laisser rentrer, et qu’avec une bonne direction la République pourroit pour le moins autant prospérer sous le sistème Frangois que sous le sistème Anglois. Je ne m’engagerois pas maintenant dans la discussion de ces 2 sistèmes. Ce seroit perdre mon tems et vous ennuyer inutilement. Je répéterai seulement ce que j ’ai toujours dit, non point seulement depuis que je suis l) Weggelaten een uitvoerige schildering van de moeilijkheid, om van de Engelsche Regeering pertinente uitspraken te verkrijgen. J) Oostenrijk en Rusland. dans cette isle, mais longtems avant d’avoir vu I’Angleterre, c’est que quiconque traiteroit avec les meneurs en France, seroit toujours la dupe: que nous, si nous nous en mêlions, nousserions dupes et victimes a la fois; que nous coumons le risque d’être pour cela entièrement abandonnéz par I’Angleterre sans être se~ courus par la France: que si (contre toute espérance) nous rentrerions dans la République par les républicains Frangois, ce seroit tres certainement aux dépends de notre honneur, de nos devoirs les plus saints, peut-être même de nos vies! Tel eüt été le sort qui nous attendois, si nous étions restés dans la République lors de I’invasion des Frantpois. Vous n’avez pas oublié ce moment sans doute? D’ailleurs il y a une trés grande différence entre les Puissances du premier ordre ou un Roi légitime qui désire de se frayer le chemin au Tróne de ses Pères, et le Prince d’Orange qui n’est pas une Puissance, qui ne fut jamais Souverain dans sa Patrie, et qui n’agiroit que comme particulier, non point pour délivrer sa Patrie du joug qui I’opprime, mais pour récupérer ses biens et se rendre une existence dans sa Patrie aux dépends de cette Patrie elle-même, puisque ce seroit consolider ce joug, imposé par le vainqueur, sous lequel elle gémit. Nous aurions du passer tout ce que les Frangois auroient voulu, et quel enfer sur terre nous nous serions préparés! Je crois, comme vous me le dites, que vous entendiez autour de vous des raisonnemens trés différens, même de la part de personnes que j’estime, et qui peuvent m’être a plusieurs égards trés supérieurs x). J’ai tellement sentie a quel point cela pouvoit influer sur vous, quand vous oposeriez devoirs a devoirs, je veux dire ceux d’époux, de père et de fils, que j’ai entrevue la possibilité que vous pourriez tót ou tard vous laisser entrainer a des démarches trés contraires a tous vos principaux devoirs et a vos vrais intéréts, ainsi qu’a ceux de toute notre Maison. C’est paree que j’ai senti tout cela que j’ai cru que je devoit vous dire franchement a quoi je devrois me déterminer, si un cas aussi malheureux pour nous tous existois jamais, afin que vous *) Prinses Wilhelmina van Pruisen heeft hier waarschijnlijk gedacht aan haar zeer Franschgezinden oom prins Hendrik van Pruisen, jongsten broeder van koning Frederik den Groote. sgussiez a quoi vous tenir la-dessus, et que paree que je ne vous cache point, quand je diffère d’idée de votre Père, vous n’auriez pu conclure que je voudrois conniver a une séparation dans la familie, et peut-être même approuver que vous sépariez vos intéréts de ceux de votre Père pour le bien de vos enfans. Mais en voila assez, peut-être trop sur eet article, mais c’est que, quand je vous écrit, cela ressemble plutot è, une conversation qu’a une lettre. A tout jamais votre fidéle et bonne Maman W. 139. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 6 October 1797. Ce mois d’Octobre promet d’être encore bien beau, mais il sera froid, s’il continue comme ces jours-ci. Je me réchauffe en marchant, et même j’ouvre mes fenêtres comme si de rienn’étoit, carje trouve qu’on doit tacher de se faire k tout, puisqu’on ne sait encore a quoi on est destiné dans ce monde. On nous assure que les ennemis ne doivent pas nous faire peur, et qu’ils ont promis saintement de respecter la neutralité du Nord de I’Allemagne. Doit-on s’y fier? C’est ce dont je doute, mais pour I’hyver au moins nous voila tranquiles. En attendant ils républicanisent toujours bon gré mal gré la rive gauche du Rhyn, et ils n’en exceptent que les Etats du Roi, comme si ceux-ci, entourés de petites Républiques, seront tranquiles et ne voudront aussi essayer de cette liberté tant renommée. Vraiment, ma bonne Maman, je vois trés noir sur tout cela, et je m’impatiente de I’aveuglement des Grands que je regarde comme une punition du Ciel. Nous finirons tous par aller en Amérique comme dernière ressource, et nous y prendrons des métiers ou des employs. J’ai déja pensé que je voulois me charger de I’éducation de quelque jeune personne comme ce qui conviendroit peut-être le mieux, si tout est bouleversé. Vous voyez au moins, ma trés chère Mère, que je sais prendre mon parti, etqueje songe a I’avenir et aux ressources que je pourrois avoir. Pour moi je ne forme d’autre voeu que d’avoir jusqu’è, ma mort mon pain quotidien, et de conserver les moyens de faire du bien et de soulager quelques malheureux. Si j’étois entièrement privée de cette satis- faction, cela me rendroit trés malheureuse, et déja combien de peine n’ai-je pas eu a me faire è. la diminuation de mes moyens? C’est avec le plus profond et le plus tendre respect que je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre bien humble et trés obéissante Servante et Fille Louise. 140. Prinses Wilhelmina aan den Erfprins. Hampton Court. 9 October 1797. Vous savez que les Framjois out arrêté le pauvxe Mr. de Neufville è, Dillenbourg. Cela paroit une injustice manifeste. II paroit en général qu’ils s’appliquent maintenant de plus en plus ruiner le pays de Nassau, et a vexer les sujets de votre Père. A tout ceciil paroit qu’il n’y a plus que les événements incertains de la guerre qui peuvent y apporter du changement, et si le sort desarmesreste favorable aux le malheureux pays de Nassau n’offrira plus qu’un monceau de ruines. 13 October 1797. La nouvelle du jour ici c’est que la flotte Batave est en mer et assé prés de la flotte Angloise, pour que I’on puisse s’attendre a tout moment a une action. Dans ce moment j’entends les canons qui annoncent une victoire sur la flotte Batave. Les rapports sont encore trop vagues pour que je puisse vous les donner. Je puis maintenant vous dire que 9 vaisseaux Bataves sont pris avec I’amiral De Winter 1). C’est avant-hier que le combat aeu lieu 2). Les mesures étoient si bien prises que la flotte a été entourée par celle des Anglois. Les Bataves se sont rendus, mais on dit pourtant après s’être bien battus. Cette victoire est une bien grande nouvelle et bien heureuse pour ce pays-ci. Quant è. nous, nous sommes maintenant dans la triste nécessité de nous réjouir du mal qui arrivé a notre Pays. 19 October 1797. Je n’approuve point votre projet d’aller planter des choux 3). ‘) Jan Willem de Winter, Bataafsch admiraal. 2) Bij Kamperduin. *) De Erfprins wilde thans met het overschot van zijn fortuin land aankoopen om zich daarop met zijn gezin te vestigen. D’ailleurs dans quel pays iriez-vous a présent oü vous n’auriez pas a craindre la guerre ou I’anarchie ? Vous ne voudriez pourtant pas vous enfoneer dans les glacés du Nord? Ce ne seroit pas préparer une agréable existence è. Mimi et a vos enfans. Ce seroit pourtant tout ce qui resteroit dans ce moment pour y former un établissement qui offriroit quelque süreté, dès que vous quitteriez les environs de Berlin et après que vous avez séparé votre existence de la nótre. Mais je ne vous conseillerois pas non plus que vous achetiez des terres dans les Etats du Roi de Prusse. Dans ce moment les environs de Berlin pourroient aussi se révolutioner. Ainsi contentez-vous de Schönhausen pour I’étéetduChateau1) pourl’hiver tant que les circonstances nechangent pas, et tirezavec Mimi tout le parti possible de votre position sans chercher continuellement des déplacemens et la retraite, pour laquelle vous n’estes pas né ni I’un ni I’autre. A votre age, mon cher, il reste encore bien des choses a apprendre, è, étudier, et en réglant bien son tems, on en trouve pour tout. Alors jamais on ne s’enuye, et c’est le seul moyen de se distraire sur les afflictions et chagrins de la vie, mais il ne faut pas pour cela vivre en anachorète. Au contraire un peu de gêne et un peu de société qui n’est pas absolument de notre choix fait autant mieux sentir le prix de la solitude. Mais je finis, car sans cela je retombe dans le bavardage. Je vous embrasse, mon cher Guillaume, et suis è. jamais votre fidéle et bonne Maman. W. 141. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 21 October 1797. Je suis encore si peu accoutumée h me réjouir de ce qui fait tort è, ma Patrie, que j’ai beaucoup de peine a m’y faire. Je sens tout a fait I’utilité de la dispersion de la flotte Batave et le discrédit dans lequel cela doit mettre le nouveau Gouvernement et ses alliés, mais le premier aura une nouvelle raison de lever des impots pour réparer ses pertes, et cela mine les particuliers. Je désirerai fort ') Vgl. noot 2 bij pag. 165. un nouveau roman de Mrs. Ratcliff, auteur of the Mysteries of Udolpho, et qui se nomme, je crois, l’ltalienne *). 7 November 1797. Je serois charmé que la flotte Batave eüt soutenue I’honneur de la Nation, si mes compatriotes se fussent battus pour la bonne cause, mais ceci semble prouver que la Marine n’est pas tout a fait aussi bien disposé qu’on se plait toujours a le répandre, puisque sans cela les matelots auroient pu forcer les officiers a se toumer d’abord du cóté des Anglois. Si donc ils sebattentégalementbien, c’est le même cas en France, oü les armées et les flottes, quoique plus des trois quarts royalistes, n’ont qu’un cceur dès qu’il s’agit de repousser I’ennemi-C’est avec le plus profond respect que je ne cesserai d’être, ma bonne et bien chère Mère, votre trés humble et obéissante Servante et Fille. Louise. 142. Prinses Louise aan prins Frederik. Brunswijk. 24 October 1797. J’acquitte ma dette 2), mon bon ami, et vous annonce que votre caisse privée est de nouveau en ordre, mais il me paroit qu’il y a bien longtems que je n’ai rien regu pour I’engraisser. Le pauvre pays de Nassau ne peut-il donc plus payer votre apanage 3) ? II est vxai qu’il doit être fort dépouillé, si j’en juge d’après toutes les dévastations qui y ont été faites. 31 October 1797. Je souhaite ardemment que la paix 4) soit bonne et stable, mais je n’ose m’en flatter, et je ne puis donc m’en réjouirqu’enceque cela me tranquilise au sujet de mon bien-aimé Fritz, et me donne I’espoir de le revoir. ') Anna Radcliffe-Ward, 1764—1822; van hare romans, die als voorloopers plegen te worden beschouwd van de romantische verhalen van Walter Scott, verscheen The Mysteries of Udolpho in 1794 en The Italian or the Confessional of the Black Penitents, dat voor haar beste werk geldt, in 1797. 2) Vgl. pag. 168. •) Apanage, i. e. toelage in geld of goederen aan een jongeren zoon, welke toelage bij het uitsterven van diens mannelijke nakomelingschap weder moet vervallen aan het Huis. *) De vrede van Campo Formio tusschen Oostenrijk en Frankrijk, 17 October 1797. 3 November 1797. Au reste je vous assure, mon aimable et cher Fritz, qu’il coule assez de sang d’Orange dans mes veines, pour que, sansmurmurer, je vous eusse vu courir de nouveaux dangers, et que j’eusse renoncée au bonheur de vous voir, si on eüt continué la guerre, comme je vous dirai même que je le désire presque, voyant I’ennemi aux abois et souhaitant la paix pour tourner ses forces contre I’Angleterre. Aimez-moi comme je vous aime pour la vie. L. 143. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter. Hampton Court. 21 November 1797 Un mot, ma bonne Loulou, sur ce que vous dites de la bravoure de vos compatriotes, que vous ne semblez pas aprouver, lorsqu’elle se montre pour une mauvaise cause. Sans doute, ma chère, que si la flotte au moment qu’elle est sortie de port, avoit hautement déclarée, ne pas vouloir servir le Gouvernement actuel, et qu’elle fut venue se ranger sous les ordres de son Amiral Général, cela nous eüt fait beaucoup plus de plaisir, mais c’est ce que I’on ne pouvoit pas attendre de la plupart des officiers qui la commandois, et quoiqu’il y eüt sürement beaucoup d’individus sur la flotte, dans Ie fond du coeur attachés au Gouvernement légitime, leur position ne leur permettoit pas de le montrer dans ce moment-la. Dès lors je préfère pour l’honneur national qu’ils ayent combattus vaillamment, et je crois même ceci plus avantageux pour la bonne cause sous plusieurs points de vue. Tel est, ma chère, mon opinion que j’espère vous avoir a présent suffisamment développée, pour me faire entendre de vous et pour vous persuader que ce doit être aussi la votre, ma chère, qui faites partie de cette Nation qui n’étoit devenue la mienne que par adoption. J’embrasse votre cher Prince. Je fais mille complimens aux Stamfords, et suis toujours votre fidéle et bonne Maman W. 144. Prins Frederik aan zijn Zuster en Vader. Weenen. 27 October 1797. Dame Historia ne sera plus fachée contre moi, si elle apprend que je partirois le 5 ou le 6 Novembre, pour me rendre auprès d’elle. Cependant il ne faut pas qu’elle compte sur mol trop longtems, puisque mon voyage ne se bornera pas a Brunswic, mais je compte aller même jusqu’a Hampton Court, venant d’en recevoir la permission de I’Empereur. Vous comprenez, belle Dame, combien je dols être content. Aussi je suis comme le corbeau dans la fable qui ne se sent pas de joye. Adieu, je n’ai pas le tems d’en dire davantage. Aan prins Willem V. 1 November 1797. S.M. m’ayant accordé un semestre de quelques mois, j’en profiterois pour avoir le plaisir de vous voir. Vous comprendrez, j’espère, la joye que cela doit me causer, surtout comme je pouvois si peu m’en flatter, les apparences de guerre étant encore trés grandes. S.M. me comble de bontés. Elle vient de m’en donner une nouvelle preuve en m’avancjant au grade de Lieutenant-Général, ce qui est une faveur d’autant plus distinguée que c’est hors de mon tour. Dans le fond c’est beaucoup plus que je ne mérite, car voilé, dans moins d’un an que j’ai regu la croix, le régiment et que j’ai été avancé en grade, et tout cela sans avoir fait lamoindre démarche pour y parvenir. Aussi cela pourroit bien me donner un peu de vanité, si j’en étois susceptible, mais heureusement que ce n’est pas mon cas, sachant parfaitement m’apprécier moimême. Après vous avoir prié, mon trés cher Père, de me mettre aux pieds de ma Mère, j’ai I’honneur de réitérer les assurances de mon respectueux et inviolable attachement. Fr. Pr. d’Orange. De Erfprins verzocht zijn Vader thans vergunning om dienst te nemen in het Pruisische leger. 145. Prins Willem V aan prinses Wïlhelmina. Norwich. 27 October 1797. Guillaume a toujours la tête pleine de projets. Je vous dirai naturellement que je n’aimerois point qu’il entrat au service de l) Le Corbeau et le Renard, fable de Jean de La Fontaine. Prusse, surtout depuis que Fritz est entré au service d’Autriche, et que je crois que vous aussi peu que moi aimeriez a voir le moment oii nos deux fils se trouveroient dans deux armées ennemies. Je crois qu’avant de donner mon consentement & une pareüle démarche qui, je crois, ne devroit pas avoir lieu avant le nouveau Règne,*), et que I’on voye de quel bois sechauffe le successeur de la couronne, il seroit utile que Guillaume vint ici nous parler et nous dire, comment sont les choses éi Berlin, et s’il y a apparence que le changement de maitre donne un changement de ministres et de partis. Je crois aussi qu’il ne faudroit faire un pareil pas que lorsque la paix générale seroit faite et tout espoir de revenir en Hollande öté. Un cadet peut faire des choses qu’un ainé ne peut faire. —Je crains encore quelque coup de Jarnac2), et que nous apprendrons que I’Empereur a fait sa paix en reconnoissant la République Cis-Rhénane et la République Cis-Alpine, et consentant au démembrement de I’Empire. Si je suis dans le malheureux cas de voir le pays de Nassau devenir partie d une République Trans-Rhénane, et que je ne puisse plus donner è, Guillaume ce que je lui ai assigné, je dois bien permettre qu il aüle chercher fortune dans quelque service, mais tant que cela n’a pas lieu, je crois devoir désirer qu’il ne le fasse pas par les raisons alléguées ci-dessus. Je finis en vous priant d’être persuadée de la tendre amitié avec laquelle je suis è. jamais T.A.V. et votre tout dévoué et tendre Epoux, sincère et fidéle ami, G. Pr. d’Orange. 146. Prins Frederik aan zijn Moeder. Berlijn. 18 November 1797. Vous aurez sürement été surprise, ma trés chère Mère, d’apprendre que j’étois ici, surtout comme cela n’avoit pas été mon intention en partant de Vienne. C’est aussi seulement ó. Prague i) Het overlijden van den ernstig kranken koning Frederik Willem II werd zeer aanstaande geacht. 2) Coup de Jarnac, i. e. de onverwachte stoot, waarmede de graaf de Jarnac, edelman aan het hof van Hendrik 11, in een duel zijn tegenstander doodde, sedert spreekwoordelijk gebleven voor een onvoorzienen, beslissenden stoot of slag. Gr. Dict. Un. de Larousse. que je m’y suis décidé, mon frère m’y ayant envoyé une estafette pour m’annoncer que dans ces circonstances x) il lui étoit impossible de se rendre au rendez-vous que je lui avois donné a Brunswic, et pour me prier si instamment, tant de sa part quedecellede Mimi, de les venir voir et leurs petits marmots, qu’il m’a été impossible d’y résister. Demain matin je vais me remettre en route, et comme mon séjour a Brunswic sera d’autant moins long, je me flatte encore toujours de pouvoir m’embarquer dans le commencement de Décembre. Mettez-moi, je vousprie, aux pieds de mon Père et soyez convaincue de mon inviolable et trés respectueux attachement. Fr. Pr. d’Orange. 147. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 24 November 1797. Je vous écrivis si vite et si fort a la bate Mardi, ma trés chère Mère, que j’ai mille excuses è, vous en faire, mais je me flatte que vous me pardonnerez, quand vous penserez que mes deux frères venoient d’arriver, et qu’ils étoient dans ma chambre acauser pendant que je vous barbouillois ces lignes. Dans ce moment même je devrois être laconique, car nous avons encore passé la matinée ensemble, et il ne me reste qu’une demie heure. II estbienjuste qu’après une si longue absence nous profitions du bon Fritz autant que possible. Je ne I’ai guère trouvé changé. II a un peu maigri, mais le fond de son teint est bien. II est seulement facheux qu’il n’ait pas entièrement I’usage de son bras, et il n’est que trop apparent qu’il ne le reprendra plus. J’eus une bien grande joye de I’embrasser, mais les momens seronts courts, puisqu’il est fort empressé de vous joindre, ce que je ne puis qu’approuver, espérant qu’au retour il ne sera pas si pressé. Le cher Guillaume me fit une surprise complette et bien agréable en accompagnant son frère, et il restera jusqu’au lendemain de mon vieux jour de naissance, désirant être de retour a Berlin pour l’enterrement du Roi qui aura lieu le trois. Ce fut Mimi, Fritz et le Roi qui arrangèrent et *) Het overlijden van zijn schoonvader koning Frederik Willem II en de troonsbestijging van zijn zwager koning Frederik Willem 111. décidèrent son voyage qui eut lieu par la fort abruptement, et ces chers enfans passèrent deux nuits en route pour être plus vite ici. Je répondrois k tête reposée a toutes vos lettres, mals je doute que j’y parvienne tant que mes frères sonts ici. Toute ma société vous offre ses hommages. Je vous baise les mains, ma bonne Maman, et c’est avec le plus profond respect que je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre humble et obéissante Servante et Fille Louise. 148. De Erf-prins aan zijn Vader. Brunswijk. 24 November 1797. Mimi me marqué que la jeune Reine lui a demandé, si elle croyoit qu’il me seroit agréable que le Roi me donnat un régiment k son service, le Roi croyant me faire plaisir par lè,. Ma réponse a été que j’étois sensible k cette marqué de la bonté du Roi; que j’accepterois avec reconnoissance, si je ne suivois que mes désirs, mais que dans ma position vis a vis de vous je croyois ne pouvoir prendre une détermination è, eet égard sans votre consentement, et que je demanderois la permission de suspendre ma réponse jusqu’ü ce que je fus informé de vos intentions. Je regrette infiniment en ce moment que je n’ai pas regu de réponse positive è. la demande que je vous avois adressé il y a environ deux mois 1), puisque cela m’auroit mis k même de répondre immédiatement a la proposition que le Roi a bien voulu me faire. C’est avec un trés respectueux attachement, mon trés cher Père, que j’ai I’honneur d’être votre trés humble et tout dévoué Serviteur et Fils G. F. Pr. Hér. d’Orange. 149. Prins Willem V aan den Erfprins. Londen. 8 December 1797. Ce que vous m’écrivez de la faveur que le Roi veut vous faire de vous conférer un régiment, me fait plaisir en ce que cela prouve les bontés du Roi pour vous. En d’autres circonstances peut-être que je n’aurois pas incliné è, vous voir entrer dans un autre service que ») Vgl. No. 145. celui de la République, mais dans ce cas-ci je ne crois pas pouvoir m’y opposer a ce que vous entriez au service de ia Prusse. La seule chose qui me peine, c’est la possibilité que je prévois dans I’avenir, que vous et votre frère puissiez vous trouver dans des armées opposées. Plaise a Dieu que, si cela doit jamais arriver, ce ne soye pas de mon vivant. Je crois que votre entrée au service de Prusse découragera beaucoup ceux qui se flattent encore de voir rétablir les choses dans la République, mais je crois qu’il y a si peu d’apparence qu’elles se remettent, que cela ne peut être un obstacle. Je crois pourtant qu’il est nécessaire que vous stipuliez que, si les affaires se remettent dans la République, vous puissiez quitter le service de Prusse pour rentrer dans votre ancienne position. J’espère que vous n’entrerez pas au service de Prusse dans un grade au dessous de celui de Lieutenant-Général après avoir commandé en chef I’armée de I’Etat qui étoit en campagne, et je désirerois que vous pouviez avoir le grade que vous aviez de Général d’lnfanterie, mais je vous laisse le maitre de faire ce que vous trouvez convenable. Je finis en vous assurant de la tendre affection avec laquelle je suis pour la vie votre tout dévoué et trés affectionné Père. G. Pr. d’Orange. 150. Prins Frederik aan zijn Zuster. Ritsenbuttel1). 23 December 1797. Que j’ai été affligé en voyant dans les gasettes tout ce qui vient de se passer au Rhin 2)! Est-ce donc pour cela qu’il ya eu tant de sang versé ? Je n’ose point arrêter mes idéés a la position dans laquelle mon Père se trouve maintenant. Les seules possessions qui lui restoient au pouvoir de I’ennemi, et la seule armée qui auroit pu les lui procurer de nouveau, retirée au fond de la Bohème et de ') Voorstad van Hamburg, waar prins Frederik reeds sedert 6 December op gunstigen wind voor den overtocht naar Engeland wachtte. *) De Erfprins aan zijn Vader, 30 December 1797; „Vous aurez vu dans les gazettes, „que les Franjois ont récusé la députation de I’Empire, leurs pleins-pouvoirs,” van de leden dier deputatie namelijk, „étant fondés sur I’intégrité de I’Empire. En attendant „les armées Franjoises avancent, et on prétend qu’ils occuperont tous les Pays que „les troupes Impériales évacuent”. I’Autriche. En vérité c’est une position désolante. Je suis au moins bien charmé de ne point m’être trouvé a I’armée du Rhin au moment de Ia retraite, caril m’eüt été terrible de servir d’instrument è, une chose pareille. Quoique j’étois persuadé que les Frangois conserveroient la rive gauche du Rhin, je ne me serois sürement pas attendu que les forteresses leur eussent été livrées d’une manière aussi .... Je n’ose point achever, et j’auroispresque oublié I’habit que je porte. Maintenant je ne serois pas du tout surpris en apprenant les Francais en chemin pour le pays d’Hanovre a moins que le Roi de Prusse ne réussisse k opposer une digue a ce torrent qui menace maintenant d’engloutir toutel’Europe. Aureste.quoiqu’il arrivé, comptez toujours sur I’amitié inviolable de votre bon ami et frère Fr. Pr. d’Orange. 1798 151. Prinses Wilhelmina aan den Erfprins. Hampton Court. 5 Januari 1798. A la fin des fins le cher Fritz est arrivé, graces è. Dieu, en bonne santé. Je le trouve peu changé, seulement un peu maigri. Du reste bon visage et toujours Tanden Fritz! 9 Januari 1798. Je crois avoir oublié Tautre fois de vous dire, combien le portrait de Guillot m’a fait plaisir. Fritz ne pouvoit rien me porter qui m’en fit davantage. Je vous embrasse tendrement, et suis toujours votre fidéle Maman W. 152. Prins Willem V aan den Erfprins. Hampton Court. 2 Januari 1798. Je vous envoye une gazette d’hier. Vous y verrez un plan de partage de TEmpire 1). Je me plais a croire qu’il n’est pas authen- *) Volgens dit plan zouden de Nassausche bezittingen van prins Willem V worden verdeeld tusschen de vorsten van Nassau-Weilburg en van Nassau-Usingen, ter vergoeding der door hen geleden verliezen aan den linker Rijn-oever, en zou voor prins Willem V worden gevormd een nieuw Keurvorstendom uit deelen van Westphalen en van Hannover. Vgl. Colenbrander, De Bataafsche Republiek, pag. 166 en 239. Naber, Correspondentie 111 1b tique. Cependant comme il arrivé tant de choses extraordinaires, je crois nécessaire de donner a cela plus de suite que je ne ferois sans cela. Je vous prie d’employer tous vos efforts auprès du Roi de Prusse, pour qu’il empêche que je ne soye privé du pays de Nassau. Je crois qu’il y a beaucoup a considérer avant d’accepter la dignité Electorale. Tant qu’on n’a qu’un dédommagement pour les pertes essuyées, pour remplacer les domaines et les revenus du Stadhoudérat, une renonciation au Stadhoudérat ne barre pas la porte, si la Nation me rappelle ou ma postérité, mais si je deviens Electeur, je me ferme la porte a tout jamais, I’acte du Stadhoudérat excluant tout Roi ou Electeur de cette charge 1). La position entre les Républiques Frangoise et Batave ne me plait nullement. L’on est a la gueule du loup, et on n’a ni armées niforteressespour se couvrir. L’injustice que I’on feroit è. laMaisond’Hanovre, seroit véritablement criante. Quoiqu’il arrivé, je ne veux pas m’enrichir des dépouilles de cette Maison. Je le regarderois comme I’action la plus basse et la plus indigne, et je vous prie d’avoir soin que rien de tel ne soye accepté. Le plan me paroit le plus fin pour détacher tout è, fait les sujets dans I’AUemagne de leurs Princes, et pour donner è. la France quatre entrées dans I’AUemagne par des têtes de pont sur le Rhin, sans qu’il y aye un passage pour les AUemands pour leur rendre la visite. C’est la paix des loups et des agneaux2). Je veux tout le bien du monde a mon neveu et au prince d’Usingen, mais je voudrois qu’ils reipissent un autre dédommagement que mes Etats, et plutót que l’on me donnat leurs Etats en dédommagement, et leur donnat la plus grande partie de ce qui m’est destiné dans ce plan, et surtout ce qui seroit le plus voisin de la Républiqueßatavedontjeneveuxpasêtrevoisin.sijenepuis la revoir République des Provinces Unies comme elle I’étoit jadis. 12 Januari 1798. II me semble qu’il y a des nuages bien noirs au dessus de I’Allemagne, et je crains bien que la Cour de Vienne se repentira trop tard d’avoir laissé entrer les dans I’Empire. De la fa^on q Deze bepaling komt voor in de acte van het erfstadhouderschap van Holland in 1747. 2) Jean de Lafontaine, Les loups et les brebis. dont vont les choses dans I’Empire je crois que je serai fort heureux, si je ne perds pas encore le pays de Nassau. 22 Aprü 1798. Dans ce moment-ci le dédommagement n’est pas I’essentiel. L’essentiel est que I’on empêche la France de bouleverser tout, qu’on la réduise dans sesjustesbomes, et qu’on délivre les peuples qui gémissent sous son jong de fer, et surtout nos malheureux compatriotes. Je n’aurai pas de dédommagement par eux *) sans renonciation, et alors je suis pour toujours inutile è, ma Patrie, et vraisemblablement je serai haï et détesté de ceux qui ont été par principe attaché au Stadhoudérat. Dans le fond on ne renonce pas k beaucoup, car ce que I’on recevroit en AUemagne seroit bien précaire tant que les Frangois y conserven! leur influence. Croyezmoi è. jamais avec la plus tendre affection, mon trés cher Fils, votre tout dévoué et affectionné Père G. Pr. d’Orange. 153. Prinses Louise aan haar Ouders. Brunswijk. 2 Februari 1798. La princesse Radziwill2) m’a priée de recommander a vos bontez Mr. Cléry 3), I’ancien valet de chambre de Louis XVI. II va publier un journal de la vie de ce malheureux Roi dans saprison, et il compte en faire faire une édition en Angleterre oü il se rendra en peu, et c’est alors qu’elle espère que vous voudrez bien lui accorder votre protection pour lui procurer des souscripteurs. 9 Januari 1798. Guillaume est allé passer 8 jours a ses terres, et le voila Seigneur Suzerain de cinq villages. C’est toute une petite principauté qui pourra un jour revenir en apanage a son petit Prussien 4). On dit que c’est un beau cóté de la Prusse méridionale et que le terrain y est fort bon. Ayant dansé jusqu’è. 3 h. du matin, il n’est pas étonnant que je me soye couchée tard. Avec cela è. mon ') Namelijk door bemiddeling der Franschen. ‘) Prinses Louise van Pruisen, dochter van prins Ferdinand van Pruisen, gehuwd met vorst Radziwill. ‘) Jean Baptiste Cléry. *) De kleine te Berlijn geboren prins Frederik. réveil j’ai regu tant de lettres et de gazettes que j'ai été plus d’une heure a les parcourir, et maintenant il faudra que mon bon Papa se contente de quelques lignes. 13 Februari 1798. Samedi nous eumes grand monde chez nous, et comme on n’avoit pas encore dansé assé pendant la semaine, etquelesmusiciens de Prague nous donnoient un concert pendant le soupé, cela donna envie a la sociétéde sautiller, et après avoir fait partir la table, nous remplimes ce désir, et je vous assure, mon cher Papa, que ce petit bal de 5 a 6 paires fut fort gai et fort animé. II finit par un menuet, les yeux bandés. Demain il nous attend encore un bal. 16 Februari 1798. Hier x) nous dinames kla Cour, mais nous fimes un petit gala et nous eumes un grand soupé de tous les Hollandois qui sonts ici. Nous jouames et pendant le soupé nous eumes de la musique qui, comme de raison, nous donna envie de danser, ce que nous exécutames tout de suite, après avoir fait óter la table, et nous ne nous séparames qu’è. 1 h. et demie. Vous voyez que depuis quelque tems nous menons une jolie petite vie, car il faut savoir que Mercredi nous eumes encore un thé dansant chez Mr. de Munchhausen. Si vous me demandiez, mon bon Papa, ce qui nous mets ainsi en train de nous amuser, je serai fort embarrassée k vous répondre, car je ne le sais pas moi-même, puisque sürement tout ce qui se passé autour de nous ne nous y invite pas trop, mais nous sommes comme piqués de la Tarantule. 19 Januari 1798. Nous sommes moins inquiets pour le Nord de I’AUemagne, et effectivement il paroit que pour le moment on nous oublie, quitte a nous écraser dans quelque autre moment plus opportun. J’y suis toute résignée, et en attendant nous faisons I’impossible pour adoucir le sort des malheureux émigrés fransois qui doivent quitter ces lieux kla fin du mois 2). Chaqu’un s’empresse a leur offrir des secours, et j’ai fait faire une quête k Berlin qui m’a considéra- *) Verjaardag van prins Frederik. 2) Van Fransche zijde was den hertog van Brunswijk te kennen gegeven, dat men geen émigrés binnen de demarcatie-lijn wilde dulden, en deze had hun daarop een verder verblijf op zijn gebied ontzegd. blement rapportée, et bien au dela de mon espérance, etdontj’ai le bonheur de faire beaucoup de bien en donnant les moyens de partir a bien des personnes, et même de subsister un couple de mois avec économie dans leur nouvel azyle. Ce qu’il y a de plus affligeant, c’est qu’ils ne savent oü donner de la tête, n’étant resus mille part, et combienont les moyens d’aller jusqu’en Russie, oü ils sonts bien traités? D’ailleurs quellesaison pour desfemmes et des vieillards de faire un tel voyage 1). Aan prinses Wilhelmina. 30 Januari 1798. Soyez bien persuadée, ma trés chère Mère, que je mets beaucoup d’ordre dans mes affaires, et que je ne fais pas de dettes, quoique je donne bien plus que je ne croyois que ce füt possible après la considérable diminuation de mes revenus, mais aussi je ne me passé aucune fantaisie, et je ne fais presque pas de dépenses pour moi-même. Je dirai même que je n’en ai pas besoin, puisque le Prince a la bonté a tous momens de me faire de charmans cadeaux, et Fritz peut vous dire, combien j’airecu d’habits magnifiques è, I’occasion de ma fête et toutes sortes de j olies choses. C’est avec le plus tendre et le plus affectueux attachement que je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre bien humble et trés obéissante Servante et Fille Louise. 154. Prins Frederik aan zijn Zuster. Hampton Court. 12 Januari 1798. J’ai bien des graces a rendre a la bonne Historia pour toutes les lettres qu’elle a bien voulu m’écrire entre le 22 Décembre et le 2nd Janvier, et qui me sont toutes parvenues en même tems. Je vous assure qu’ils m’ont fait infiniment de plaisir, y ayant vu que vous vous portiez bien, mais sans cela les nouvelles qu’elle contiennent, ne sont nullement faites pour égayer. Je comprends aisément que le départ de tous ces infortunés émigrés doit avoir été bien triste. Rejettés de partout, ils périront encore un jour de misère, è, moins qu’ils n’ayent le bonheur depouvoirparvenir a la Russie oü au moins jusqu’ici les Républicains frangois n’ont *) Het slot uit een brief van 2 Januari 1798. point encore pu imprimer un si grand degré de terreur pour pouvoir y donner la loi. II paroit qu’a la place du Sud ce sera maintenant le Nord de I’Allemagne qui va devenir le théüLtre de la guerre. Je n’ose pas, ma foi, penser aux suites que tout cela pourra encore avoir, car sans cela je deviendrois entièrement mélancolique. Ayez la bonté d’envoyer a Mr. Euler de I’argent que vous avez a moi la somme de 500 fl., mais ceci entre nous. 19 Januari 1798. Dans une quinzaine de jours j’irois prendre les bains a Bath 1). Bath. 12 Februari 1798. C’est avec bien de la peine que j’ai vu par vos demières lettres a mes Parens, que pour lors vous étiez souffrante, ma trés chère soeur. Voila ce qui arrivé pourtant de ce huppelen. Au reste ceci n’est qu’un badinage, et je vous envie au contraire depouvoir ainsi prendre part a ce plaisir de coeur et d’ame. Quant a moi, malgré que je vois dancer ici deux fois la semaine, je n’y prends point part, et je vous assure que cela ne me coüte nullement, mais c’est aussi que dans ces deux demières années je me trouve vieilli de dix ans. Adieu, pensez quelquefois è. Broer Fritz. 155. De Erfprins aan zijn Moeder. Berlijn. 16 Januari 1798. J’ai passé quelques jours è, ma terre de Widzim, et j’ai tout lieu d’être content de mon acquisition. II y a une forêt immense d’au dela de 18.000 arpens a) qui a été trés mal administrée et dont I’importance est si majeure qu’elle seule pourroit valoir le prix de toute la terre quand elle sera en ordre. La maison n’est pas de nature a pouvoir y demeurer, mais elle est cependant en assez bon état de même que les batimens économiques, de sorte qu’il n’est pas nécessaire de tout rebatir en ce moment, mais si je veux avoir une maison en régie, je devrai placer une maison qui ne me coüteroit pas beaucoup, ayant le bois et les pierres. *) Zijn ouders zouden er gedurende zijn kuur met hem een buitenverblijf van de hertogin van Yorck betrekken. 2) Oude agrarische vlaktemaat van plaatselijk verschillenden inhoud. Gr. Dict. Un. de Larousse. 20 Januari 1798. Quoique nous n’ayons pas de Carnaval1), Berlin est fort briljant en ce moment. II y a nombre d’étrangers, et on danse deux ou trois fois par semaine. 21 Februari 1798. Je ne me propose point placer une maison 2) pour le commencement, et me bomerai aux batimens économiques et une étable pour 150 vaches dont je ne puis me passer, mais du reste je gardera! les vieux bêrimens économiques aussi longtems qu’il sera possible d’en faire usage. J’ai d’ailleurs sept chambres dans la maison actuelle dont je puis disposer, de sorte qu’il m’est possible d’y passer quelques semaines, surtout en été oü on peut plus aisément se contenter. 14 April 1798. Les lamentations de nos malheureux compatriotes sont terribles, et assurément le coup qui frappe les anciens Régens et les émigrés, est des plus fatal3). C’est le combledel’injustice, surtout de bannir a perpétuité et sous peine de mort des gens qui depuis trois ans sont hors du Pays et qui n’ont point été rappellés. Veuillez être persuadée du trés respectueux attachement avec lequel j’ai I’honneur d’être, ma trés chère Mère, votre trés humble et tout dévoué Serviteur et Fils G. F. Pr. Hér. d’Orange. 156. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 20 Februari 1798. II est trés vrai qu’en lisant la description de vos soirées 4), je *) Om den koningsrouw. 2) Op Widzim. •) Volgens art. 36 van de nieuwe Bataafsche Constitutie (zie de minuut van het cijferschrift van den Erfprins van 6 April 1798) wachtte allen geëmigreerden bij terugkeer de dood en werd allen oud-Regenten verboden hun domicilie te verlaten of roerende en onroerende goederen te vervreemden. *) Prinses Wilhelmina aan haar Dochter, Bath, 4 Februari 1798. „ Aujourd’hui nous „avons dinné k nous trois, et nous sommes restés ensembles toute la soirée, votre frère „lisant haut et moi travaillant, et de cette fa?on le tems s’est passé fort agréablement. „Cela nous a rappellé le bon tems jadis oü nous passions presque toutes nos soirées de „cette fafon. Sürement, ma chère Loulou, ce souvenir vous touchera autant qu’U m’a „ touché”. me suis rappellée les anciens tems, et j’en ai été touchée,car,hélas, ils ne reviendront plus et ils étoient si heureux. Au reste je trouve que Fritz a pris beaucoup le goüt des choses solides, et cela est bien bon è, son age et dans sa position qui le mettra souvent dans le cas de se suffire a lui-même, mais je crois que ma chère Maman sera assez de mon avis et trouvera comme moi que c’est vraiment un trés aimable garcon, et d’une société aussi agréable qu’instructive. Je voudrois seulement que son humeur ne le rendit pas souvent hypocondre, et il me paroit qu’il faut faire tout ce qu’on peut pour le distraire et lui faire envisager tous les objets sous le point de vue le moins défavorable. Dans le tems oü nous vivons, il faut effleurer les épines et les ronces dont la route de la vie est semée. Je sens bien souvent par moi-même combien cela est difficile, et cependant je suis persuadée que, quand on le peut, c’est le plus sage. 9 Maart 1798. Ce matin je n’ai qu’un instant, la poste partant de bonne heure et m’étant levé tard, car enfin en I’honneur du 8 Mars je veillois jusqu’a 3 h. du matin. Le cher Fritz grondera encore de ce que le huppelage de Dame Historia la rend si paresseuse, mais je le prie de songer que ce n’est pas tous les jours la fête de Papa k I’occasion de laquelle je vous offre tous mes voeux. 13 Maart 1798. Vous aurez peut-être appris de Rastadt que la première bataille a eu lieu entre les Suisses et les et que les Suisses sonts fermement décidés a ne point souffrir qu’on se mêle de leur Gouvernement et a se défendre a toute extrémité. Cesbravesgens, vrais défenseurs de la liberté, méritent qu’on s’intéresse a eux, et puissent toutes les Nations les imiter et être réveillées de leur assoupissement par ce bon exemple! Vous connoissez, ma diere Maman, le courage de votre Loulou, et cependant je vous assure que je me sens tellement électrisée que je lèverai de bon coeur un corps d’Amazones pour la deffence de ma seconde Patrie, puisque, hélas, la première est déja perdue. A ce propos je vois d’ici le grave Caton *) qui secoue la têtê, et ne croit pas que Historia par- >) Bijnaam, dien prinses Louise aan prins Frederik gegeven had. vint a montrer sa bravoure de cette fason, et d’ailleurs jelevois trés indigné de ce que je puis seulement penser que les femmes puissent être nécessaires dans une guerre pareüle. II les renvoyeroit a leurs ménages, et il n’auroit pas tant tort, si les hommes vouloient seulement se battre. Pardon de mes folies, ma bonne Maman, mais vraiment, je voudrois lever en masse toutes les Nations pour humilier cette République gigantesque qui croit, et a laquelle on persuade par la foiblesse qu’on témoigne, qu’elle n’a qu’ü dicter les lois pour qu’on y obéisse. 23 Maart 1798. A Rastadt le grand mot de sécularisation x) a été laché. II faudra voir maintenant ce qui en adviendra, et sürement cela fera tant de mécontens que je ne saurai féliciter les Princes qui recevront ces indemnités, puisqu’ils ne pourront qu’avoir beaucoup de déboires au commencement, et les peuples éclairés finiront par se soulever et peut-être se républicaniser a la fa9on Frangoise avec I’aide de cette Nation qui certainement ne bome pas ses projets d’agrandissement ala rive gauche 2). Je trouve I’aspect de I’Europe si triste que j’aime mieux en détourner mes regards. 30 Maart 1798. Les Frangois gardent si peu les plus saints traités que dans ce moment même ils bloquent Ehrenbreitstein et ils viennent de donner un arrêté contre les officiers Autrichiens qui d’après le traité de Campo Formio sonts venus en Braband pour la vente de leurs biens. Peut-on donc être sur de leurs promesses? C’est la chose impossible, et cependant on se tient scrupuleusement a ses engagements de ces cótés, comme si on avoit affaire a d’honnêtes gens. 6 April 1798. Si vous trouvez, ainsi que Fritz, que nous avons étonnamment gehuppelt le 8 de Mars, que dites vous donc des bals de Berlin qui durent jusqu’è, 5 a 6 h. du matin? Apparemment que Guillaume ne se vante pas comme moi de ses plaisirs, et que c’est pourquoi vous y faites moins d’attention. ‘) Verwereldlijking van kerkelijke goederen. 2) Linker-Rijnoever. 10 April 1798. On dit que le petit Fritz devient même plus joli que son frère, et qu’il a déja beaucoup d’intelligence. On croit qu’il aura plus de vivacité que Willempie. 24 April 1798. Les se renforcent sur le haut- Rhyn et sur la Lahn, et on les laisse faire. Ils prennent plus pendant cette trève qu’ils n’eussent pu conquérir en deux campagnes. C’est avec l’attachement le plus tendre et le plus respectueux que je ne cesserai d etre, ma trés chère Mère, votre bien humble et obéissante Servante et Fille Louise. Teleurgesteld door de flauwhartige politiek van Oostenrijk, overwoog prins Frederik thans de mogelijkheid om over te gaan in Engelschen dienst. 157. Prins Frederik aan zijn Moeder. Hampton Court. 19 Maart 1798. Ma trés chère Mère, la confidence que mylord St. Kelens m’a fait dernièrement de la démarche qu’il a fait auprès du comte de Stahremberg, pour le prier en votre nom d’écrire è. sa Cour pour tacher de m’obtenir une prolongation de congé, m’est une nouvelle preuve de vos bont és vis a vis de moi; et je ne saurois assés vous en témoigner ma reconnoissance, en sentant tout le prix particulièrement dans le moment oü il m’en auroit coüté doublement de vous quitter a cause de la position critique *) dans laquelle se trouve ce pays-ci, a la conservation duquel vous connoissez tout I’intérêt que je prends. Cependant eet état de crise pouvant encore durer longtems, ma position n’étant pas telle que je puisse abandonner le service auquel je suis attaché, et une trop longue absence pouvant me faire perdre les agrémens dont j’ai joui par les bontés particulières que S.M. I’Empereur ainsi que I’archiduc q Door de wel telkens afgeslagen, maar even zoo dikwijls herhaalde pogingen der Franschen om er een inval te doen, en door de verschijnselen van muiterij op de Engelsche vloot. Charles y ont eues pour moi, je désirerois être informé quel terme de prolongation le comte de Stahremberg a demandé, car a moins que vous croyiez qu’il ne soit pas tout a fait impossible de me fixer ici entièrement1), il me paroit qu’il ne devroit pas être trop reculé, ne sentant que trop que plus je resterois et plus j’aurois de la peine è, partir. L’oisiveté dans laquelle je vis, ne me convient nullement, surtout si je suis obligé a suivre la carrière dans laquelle je me trouve, et pour laquelle, si je veux la remplir dignement, j’ai encore bien des connoissances a acquérir, et par conséquent beaucoup è, travailler. Malgrés que je sens la nécessité de mon retour, il m’est impossible de sentir le même zèle pour le service, depuis qu’une suite de malheurs fait croire aux Souverains qu’ils sont authorisés a prendre des dédommagemens au dépends des Princes ou des Etats qui sont trop foibles pour pouvoir leur résister. Je dis même que ce sera avec bien de la répugnance que je me laisserois employer a servir d’instrument a un pareil sistème de rapines, et tel sera cependant apparemment mon sort, a moins que vous ne croyiez que I’idée que j’ai eue dès que ce pays a été menacé d’une invasion, de tacher de pouvoir contribuer k sa défence, puisse être réalisée. Ceci étant dans le fond la seule cause qu’on puisse servir encore avec honneur, puisqu’il s’agit ici de contribuer non k la destruction mais a la conservation d’un pays, au Gouvernement duquel depuis notre sortie de Hollande nous avons certainement les plus grandes obligations. Comme il n’est nullement sür qu’on voudra de moi, il me paroit que ce qui seroit le plus difficile, ce seroit d’en faire la proposition d’une manière qui, au cas que I’on me fit une réponse négative, ne puisse jamais me compromettre. Je vous prie, ma trés chère Mère, de vouloir bien me donner vos considérations sur tout ceci, et d’être convaincue de I’attachement aussi inviolable que respectueux avec lequel je suis pour toujours votre trés humble et trés obéissant Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange 2). ’) Door een vaste verbintenis met prinses Maria van Engeland. 2) Het plan heeft geenerlei gevolg gehad. 158. De Erfprins aan zijn Ouders. Potsdam. 24 April 1798. Je persiste dans mon opinion, formée depuis longtems, savoir que le Congrès de Rastadt ne nous procurera pas lapaix, et qu’on sera de nouveau obligé d’avoir recours aux armes avec cette différence que la position s’est empirée pendant la suspension des hostilités, les ayant obtenu les clefs de I’Empire x) et ayant profité du loisir qu’on leur a laissé, pour bouleverser la Suisse et I’Etat Ecclésiastique. Indépendamment de ces considérations qui me font prévoir une rupture comme inévitable, il vient de s’y joindre des événemens, arrivés a Vienne, qui pourroient la rendre spontanée. Le général Bernadotte 2) ayant arboré devant son hotel le drapeau tricolore sans connoissance préalable de I’Empereur, cette vue choqua les passans, et plusieurs ayant cru que c’étoit un arbre de la liberté, cela occasionna des attroupemens dont la police étant informée, elle fit prier Bernadotte de le faire óter pour prévenir des désordres. Celui-ci fit répondre que la Grande Nation sauroit soutenir son honneur, et que pour parvenir au drapeau, il faudroit passer sur le corps de ceux qui étoient déterminés k le défendre. La suite en fut que le peuple, de plus en plus indigné par cette vue, arracha le drapeau dont il déchira la flamme, et brüla le baton sur une des places publiques, et qu’il entra de force dans la maison oü il détruisit tout ce qu’il trouva appartenir a Bernadotte. Celui-ci se tint avec ses secrétaires et adjudans au haut de I’escalier, et tira même quelques coups de pistolet dont heureusement personne ne fut blessé. Des détachemens de cavallerie et d’infanterie parvinrent enfin a apaiser le tumulte. Je suis trés curieux des résolutions que le Directoire prendra en conséquence, mais la rupture du Congrès de Rastadt, ou du moins sa suspension, me semble inévitable. II y a des nou velles de France qui paroissent indiquer que tout est prêt pour la descente en Angleterre, et qu’on n’attend quelesderniers ordres et un vent favorable pour la tenter, tandis que d’au- *) Ehrenbreitstein en Mainz. Vgl. pag. 233. ») Jean Baptiste Jules Bernadotte, Fransch generaal, toen Fransch gezant te Wee nen, later koning Karei XIV van Zweden. tres prétendent qu’on se contentera d’amuser de ce cóté I’Angleterre, tandis qu’on s’occupe sérieusement de la conquête de I’Egypte pour se procurer une courte communication avec I’lnde et porter un coup sensible è, I’Angleterre. 27 April 1798 *). Je puls informer que le Rol2) a fait déclarer par Bielefeld aux Bataves, qu’il étoit positivement déterminé a ne point reconnoitre leur Gouvernement aussi longtems que la Maison d’Orange ne seroit pas dédommagée. Je puis marquer ceci comme positif, le Roi ayant eu la bonté de me communiquer la dépêche originale. Je puis aussi assurer que la Prusse n’est nullement d’intelligence avec la France, et qu’au contraire le Directoire Exécutif se plaint de ce que cette Cour est trop Autrichienne, I’assurant que, si elle changeoit et agissoit pour elle-même, elle obtiendroit tout ce qu’elle vouloit. Mais qu’agissant sur le même plan que I’Autriche, cela changeoit la thèse, le Directoire se plaignant des Impériaux. Ce qui vient de passer a Vienne n’augmentera pas la bonne volonté de la France pour les Archiducs, et I’on considère la guerre entre ces deux Puissances comme inévitable. s) Je crois aussi que nous ne pouvons dans ces circonstances faire des démarches pour nous et nos enfans autres que celles qui concernent les intéréts de Ia Maison 4), et pour le présent avec ce que le Roi nous donne, nous pouvons nous tirer d’affaire, surtout quand Widzim sera de rapport, ce qui, vu les fraix et dépenses extraordinaires, ne peut être la première année de considération. En réponse & la demande que j’ai faite k Voüte 6), pourquoi il vouloit que mon frère fit le voyage de la Russie, il m’a marqué avoir conseillé ceci, paree qu’il étoit sürement informé que, si l’airangement pour I’indemnisation de la Maison d’Orange avoit lieu, I’on auroit vu volontiers que I’ainée des Grandes Duchesses 6), une Princesse ‘) Naar de ontcijfering van het cijfer in het eigen handschrift van prinses Wilhelmina. -) Van Pruisen. •) Weggelaten verdere politieke beschouwingen. 4) Vgl. in No. 152 den brief van 22 April. *) Robert Voüte, Hollandsch koopman, gevestigd te Petersburg. *) Grootvorstin Helena van Rusland, oudste dochter van czar Paul I; haar jongste zuster, Anna Paulowna, werd later Koningin der Nederlanden. Zij zelve heeft den erfprins van Mecklenburg-Strelitz gehuwd. accomplie en beauté et en esprit et parfaitement éduquée, cidevant promise au Roi de Suède, eüt épousé ie prince Frédéric. II ajoute que I’on pensoit trés favorablement pour la Maison d’Orange en Russie, depuis qu’on avoit pu y détruire les impressions défavorables qui y avoient existé. 28 April 1798. Ce qui me paroit le plus vraisemblable, c’est que les voyant I’impossibilité de I’expédition d’Angleterre et devant toujours donner nourriture a I’esprit inquiet de la Nation et occuper I’armée, vont exciter une nouvelle guerre continentale qui leur permet de renoncer avec honneur a I’expédition Angloise. De plus il paroit que Bonaparte est destiné a commander I’expédition secrette qui se prépare è. Toulon, et que les uns disent destinée pour I’Egypte, tandis que d’autres croyent que c’est pour Naples ou Cadix. 11 Mei 1798. J’apprends aujourd’hui qu’il est arrivé une note des ministres è Rastadt qui demandent avoir Neuwied, Ehrenbreitstein, Cassel, Kehl comme têtes de pont, la liberté d’en ériger une vis a vis de Huningue, et que Philipsburg soit rasé; plus que toutes les dettes des Etats de la gauche du Rhin soyent a la charge de ceux a la droite de ce fleuve, et qui décide que toutes les possessions, appartenans è, des Princes de I’Empire qui sont situées è, la gauche du Rhin, retombent a la République. 15 Mei 1798. Quoique I’affaire de Bemadotte semble prendre une tournure pacifique 1), je ne vois pas encore comment nous aurons la paix, et assurément les prétentions des vont continuellement en augmentant. II me paroit de plus en plus certain que par les complaisances nous ne gagnerons rien, et qu’on devra pourtant finir par s’opposer rigoureusement, a moins d’être décidé k offrir sa tête pour la guillotine. Veuillez, ma trés chère Mère, présenter mes hommages k mon Père et être persuadée du trés respectueux l) De Oostenrijksche minister van Buitenlandsche Zaken, baron Thugut, was ter voldoening aan den eisch van Bemadotte ontslagen en vervangen door graaf Cobentzl. attachement avec lequel j ’ai I’honneur d’être votre trés humble et tout dévoué Serviteur et Fils G. F. Pr. Hér. d’Orange. 159. Prinses Wilhelmina aan den Erfprins. Londen. 28 April 1798 J). Dans I’incertitude si Fritz pourra vous voir, je ne le charge que de ce pen de lignes. D’ailleurs, mon ami, dans ce moment le départ du bon et cher Fritz absorbe toutes mes facultés. Je souhaite beaucoup que vous puissiez I’embrasser, ne füt-ce que pour quelques instans. Si vous le voyez, de graces, tachez de relever son &me, trés abattu par la situation des choses et par ses propres circonstances qui restent k peu prés au même point. Toutesfois il peut s’ouvrir pour lui une carrière brillante qui répare les maux actuels et le mène a I’objet de ses voeux. Avec I’aide de Dieu cela n’est pas impossible. Nous sommes trés impatiens d’apprendre les suites de I’affaire de Vienne avec Bernadotte, et ce que deviendra le Congrès de Rastadt. J’ai une lettre de Tollius 2) qui voit trés noire et ne compte sur rien pour nous. J’en suis aussi logé la, et dans le fait notre seul salut et celui de I’Europe dépend de la réunion de toutes les Grandes Cours. On y viendra; je m’y attends, mais pourvue que I’on n’y vienne trop tard. 8 Mei 1798. Je suis charmé que le greffier Fagel a pris la résolution de passer la mer. Je crains bien que lui et sa familie seront aussi enveloppés dans le décret qui ravit tous les biens a ceux de nos infortunés compatriotes qui ont quitté le Pays et sont restés fidèles a I’honneur et au devoir 3). Le nombre de malheureux en Hollande est sans doute bien grand et il s’accroit joumaillement. Tout ce qu’on apprend de ce Pays fait saigner le coeur. 11 Mei 1798. Je trouve le Greffier tout comme il étoit. J’ai été charmé de le ‘) Vooravond van de afreis van prins Frederik, die, een hernieuwing der vijandelijkheden aanstaande achtend, zich haastte over Bronswijk naar zijn post terug te keeren zonder oponthoud onderweg. 2) Hij was als gemachtigde van prins Willem V naar het Congres te Rastadt afgevaardigd. •) Vgl. pag. 231 noot 3. revoir, et de ce qu’il reste provisionnellement en Angleterre. Je vous embrasse, mon cher ami. Que Dien vous bénisse. J’embrasse Mimi et les Petits et suis toujours votre fidéle Maman W. 160. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 15 Mei 1798. Fritz est arrivé all h. du soir Samedi, et en peu d’heures il me quitte. Ainsi vous voyez que je ne jouirai qu’un moment de sa présence. Cependant nous avons autant profité I’un de I’autre qu’il nous a été possible, mais le tems vole, et quand il est agréable, il ne laisse après lui que des regrets. Je congois que le départ de Fritz vous a laissé un grand vuide, car il est de bonne société. J’ai été charmée de le revoir si bien. II a bon visage, son bras est bien, il ne souffre plus des yeux, et loin d’avoir eu besoin de I’égayer et de le distraire, je I’ai trouvé cette fois-ci d’une humeur charmante, mais j’avoue que je crains fort que, quand il recommence sa vie soldatesque et d’hermite, la mélancolie è laquelle il paroit fort enclin, ne reprenne le dessus. Le tems qu’il a passé en familie, lui a fait plus de bien que toutes les cures des médecins. 16 Mei 1798. Le bon Fritz est parti hier, ma trés chère Mère, et vous comprendrez que ce fut pour moi un moment cruel. II dina encore avec nous, mais dabord après 5 h. il prit congé. II va tout d’une traite jusqu’è, Vienne, ne comptant s’arrêter qu’ó. Prague pendant un instant, desorte qu’il espère qu’en moins de 8 jours il sera rendu a sa destination. II a été bien faché de renoncer au plaisir de revoir son frère, et celui-ci ne le sera pas moins en apprenant I’impossibilité de son passage a Potsdam. *) II me paroit, ma trés chère Mère, que Fritz n’est guère plus avancé sur ce qui l’intéresse particulierement, qu’il y a trois mois, et c’est une chose qui I’occupe beaucoup et contribue a son hypocondrie. Cependant dans ces tems-ci on peut comprendre qu'il est im- x) Weggelaten beschouwingen over het aanblijven van minister von Haugwitz onder den nieuwen Pruisischen koning en over de al te lijdelijke, teleurstellende houding van den hertog van Brunswijk. possible de voir clair sur cela, et qu’il faut attendre d’autres circonstances pour espérer le bonheur. En attendant je souhaite pour lui qu’il ne soit pas dans I’oisiveté, et quelque vives que seronts nos inquiétudes en cas de guerre, elle me paroit si nécessaire que je ne balance pas a désirer qu’il ait de nouvelles occasions a acquérir de la gloire, et je crois que c’est aussi ce qu’il espère. Malgré toutes les résolutions que j’avois prises d’être fort raisonnable en lui disant adieu, et même malgré les promesses que je lui avois faites a eet égard, il y a eu beaucoup de Paysans de Dieren 1). Voila aussi quatre ans que je n’ai eu le bonheur de vous baiser les mains2), et Dieu sait quand? et oü? je jouirai de cette satisfaction. Je vous réitère tous mes remerciemens pour vos jolis cadeaux3) dont je me suis déjè, parée, et qui ont été d’autant plus admirez qu’étant fort è. I’ancienne mode, c’étoit du tout nouveau. Je vous supplie de croire au trés respectueux attachement avec lequel je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre bien humble et obéissante Servante et Fille Louise. 161. De Erfprins aan zijn Moeder. Berlijn. 19 Mei 1798. Fritz n’ayant pu être déterminé è, faire le détour de Berlin, il m’a envoyé votre lettre du 28 Avril 4) et je suis tout triste d’avois manqué le plaisir de le voir quand même ce n’eüt été qu’un moment 5). Ah! ma trés chère Mère, i'idée de n’avoir pas vu mon frère me fait une terrible peine et doublement, s’il est abbattu par les circonstances, car je me flatte que j’aurois pu un peu relever son ame. Je connois sa manière de voir, surtout quand, étant seul, il se laisse aller a ses méditations. C’est aussi ce qui fait que je le plains d’autant plus d’être destiné a être toujours séparé du reste de la familie, tandis que sa position ne lui permet pas de ') Vgl. Dl. I, No. 54. 2) Sedert prinses Louise in Mei 1794 van haar laatste bezoek aan Den Haag was teruggekeerd. Vgl. Dl. I, No. 180. •) Welke prins Frederik had medegebracht. ‘) Vgl. No. 159. De afspraak voor een rendez-vous onderweg was mislukt, daar de Erfprins aan Berlijn was gebonden voor de groote manoeuvres. Naber, Correspondentie 111 16 s’établir. Glaser *) est arrivé hier ici. Lui et Guillaume sont déjè. bons amis. J’espère que ce choix sera plus heureux que celui de Pagenstecher 2). Nous avons eu de superbes revues è. Potsdam. J’ai I’honneur d’être avec un trés respectueux attachement, ma trés chère Mère, votre humble et tout dévoué Serviteur et Fils G. F. Pr. Hér. d’Orange. 162. Prins Frederik aan zijn Ouders. Weenen. 26 Mei 1798. Ce que j’ai craint est arrivé, j’ai entièrement manqué la satisfaction de revoir mon frère, et vous pouvez comprendre, mon trés dier Père, toute la peine que cela a du me causer, d’autant plus que dans ces momens-ci il est impossible de savoir, quand on se reverra. Dans tout le voyage depuis Brunswic je ne me suis arrêté nulle part, hormis a Prague oü j’ai passé une journée entière auprès de S. A. R. I’archiduc Charles que j ai trouvé parfaitement bien. Cependant il souffre de rhumatismes, suites inévitables des campagnes. Ce matin è, 9 h. j’aurois premièrement I’avantage de faire ma cour a S. M., et j’espère que pour lors je serai aussi instruit de quel coté je serai employé au cas que cela dut en venir è, une rupture. Un soldat doit marcher partout oü on le lui ordonne, mais comme il est permis de former des désirs, j’avoue que j’aimerois mieux, si c’étoit mon choix, I’Allemagne que I’ltalie. J’ai diné hier chez le chevalier Eden 3) oü il y avoit assés nombreuse société, etlesoir j’ai été au théatre dans la loge de I’ambassadrice de Russie 4) qui veut bien continuer a avoir beaucoup de bontés pour moi. Depuis que je suis ici, il m’est arrivé quelque chose de bien triste, c’est qua peine descendu a I’auberge, j’ai perdu le pauvre Krebs. II faut qu’il ait été volé et qu’on I'ait attaché, car sans cela le pauvre animal seroit sürement revenu; et ce qu’il ya de plus facheux, c’est qu’un moment aupa- *) Nieuwe précepteur van Guillot. «) Hij was ontslagen om zijn al te revolutionaire denkbeelden. •) Morton Eden baron Huntley, Engelsch gezant te Weenen. ‘) Gravin von Rosomovsky, vgl. pag. 212. ravant mon domestique lui avoit óté son collier pour le nettoyer. Je regrette maintenant infiniment que ma Mère n’ait point voulu I’accepter, lorsque j’ai voulu le lui céder. 29 Mei 1798. Hier j’ai eu la satisfaction, ma trés chère Mère, de recevoir vos lettres du 10 et 15 courant1), et vous pouvez concevoir combien ma joye a dü être grande, puisque c’est la première fois que j’ai revu votre écriture depuis mon arrivée au continent. Ce que vous me marquez de 29, 13, 207 2), m’a paru si extra-ordinaire que, si ce n’étoit pas vous qui me le marquiez, j’aurois de la peine è, le croire. Au reste il me paroit qu’il y auroit moyen de tirer parti de ceci pour amener une explication. Vous connoissez assez mes sentimens pour être, j'espère, persuadée qu’en remettant ceci entièrement k votre discrétion, je ne saurois mieux faire, et cette affaire ne s?auroit être en de meilleures mains. Mon départ n’est point encore fixé, cependant je s?ais que c’est en Italië que je serai employé. s) Vous aurez sürement appris avec beaucoup de peine la perte du pauvre Krebs. Maintenant je puis vous marquer qu’il est heureusement retrouvé. Perponcher I’a rencontré avant-hier dans une des portes de lavilleoü un homme I’avoit, attaché k une corde. Dès qu’il I’a appellé, il a fait un effort, et s’est détaché tout de suite de lui-même. Heureusement qu’il y avoit tout prés un homme de la police qui, ayant vu cela, a décidé que eet homme devoit désister de ce chien. Le pauvre animal étoit si aise, lorsqu’il m’a revu; sa joye vous auroit sürement touchée. Rappellez-moi, je vous prie, au souvenir des personnes qui m’intéressent le plus en Angleterre, et soyez convaincue du trés profond respect et de I’attachement inviolable avec lequel je suis pour Ia vie votre trés humble et trés obéissant Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange. ’) Niet aanwezig. Het Kon. Huisarchief bezit geen brieven aan prins Frederik over 1798. ) Den sleutel op deze cijfers heb ik niet kunnen vinden; blijkbaar wordt hier gedoeld op de mededeeling van Robert Voüte, zie No. 158. Vgl. ook No. 165, 167. *) Weggelaten bijzonderheden omtrent den aankoop van paarden. 163. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter. Londen. 3 Juni 1798. Je ne sais que dire ni que penser de la politique des deux Cours1). J’avoue que, malgré toute I’honnêteté des deux Souverains, je crains qu’üs ne feront rien qui vaille, et Repnin 2) ne me paroit pas non plus I’homme qu’il faut, pour les éclairer et les diriger, si c’est la le róle que son maitre 3) lui donne a remplir. J’ai été surprise que dans cette grande promotion en Prusse 4) rien n’ait été fait pour donner quelque chose de réel è. Guillaume. Jusqu’ici I’honneur de porter un fort vilain uniforme est tout ce qui lui revient de son titre en Prusse, et je n’entends plus rien du régiment qui étoit la première chose qui lui ait été promise et sur laquelle il est entré en service. N’en paroit-il pas surpris et un peu affecté? Quoiqu’il ne me le témoigne pas, il me semble que cela doit lui faire de la peine, et qu’il faut I’attribuer a des raisons que j’ignore jusqu’ici, car pour négligence ou oubli cela ne peut être. 5) Windsor. 15 Juni 1798. Je pars a I’instant pour me rendre è. Frogmore oü la Reine passé une partie des matinées è, travailler et é lire avec les Princesses dans un délicieux cabinet de verdure, doublement agréable k présent qu’il fait trés chaud. Ceci me rappelle aussi le bon tems jadis, et en particulier nos séjours de Loo, quand nous étions établis dansle sallon prés de la ménagerie. Voila par exemple un bon tems qui ne m’a pas I’air de pouvoir jamais revenir, mais ce sont des choses dont on peut se consoler, et le bonheur de nous revoir un jour tous réunis, nous consoleroit de tout. 18 Juni 1798. Nous avons eu la satisfaction de recevoir une lettre du cher Fritz de Vienne du 26. II se portois bien, mais il étoit trés chagrin ') Berlijn en Weenen. !) Prins Repnin, buitengewoon Russisch gezant te Weenen en te Berlijn, belast met de inleiding van een viervoudig verbond tusschen de Groote Mogendheden Engeland, Rusland, Oostenrijk en Pruisen. •) Gzar Paul I. *) Bij gelegenheid van de kroningsplechtigheden. ») Weggelaten een uitvoerige karakterschets van de prinses van Wales. de la perte du fidéle Krebs, et saus doute qu’il vous en aura fait aussi sa doléance, quoique vous soyez moins digne que moi d’apprécier une telle perte. II ignoroit encore sa destination. Si c’est au Sud, comme j’ai tout lieu de le croire, j’avoue que ces chaleurs me font trembler pour sa santé, car si nous en souffrons dans un climat tempéré, que ne sera-ce dans celui oü il va! Hampton Court. 6 Juli 1798. Hier j’accompagnois le Prince a I’Opéra, et nous revinmes coucher ici par un trés beau clair de lune. Cette représentation vous auroit sürement fait plaisir. On donnoit I’opéra d’Elfrieda qui est une des plus belles musiques que je connoisse, et selon moi le triomphe de la Banti. Pour clóture nous eumes le ballet du Déserteur *) qui est pour la plus grande partie la même chose que I’opéra comique de ce nom, et qui fut supérieurement bien rendu. Md. Laborie dans le róle de Louise joua comme un ange. Aussi y répandit-on des larmes comme si on étoit a une tragédie. Je vous embrasse et suis toujours votre fidéle et bonne Maman W. 164. De Erfprins aan zijn Ouders. Posen. 3 Juni 1798. Après avoir passé un couple de jours a ma terre, je suis venu ici pour y terminer quelques affaires, ayant appris, que le ministre de Voss2) y venoit, et sa présence pouvant en faciliter la conclusion. Demain je retourne a Widzim. Jusqu’è, présent je suis fort satisfait de mon voyage. L’inspection ultérieure que j’ai prise de mon acquisition m’a fort contenté, et le pays que j’ai traversé pour venir ici est bien beau. C’est un pays de plaine extrêmement fertile. II ne manque que la population. Warschau 3). 18 Juni 1798. II m’a été impossible de vous écrire plus tót, nos journées ayant été extrêmement remplies. Les matins a 5 heures a cheval a *) Van Michel Jean Sedaine, 1719—1797. 2) Karl Friedrich von Voss, Pruisisch minister, meer bijzonder belast met de organisatie der nieuwe Zuid-Pruisische provincie. 3) De Erfprins was te Warschau in het gevolg van den koning van Pruisen de manoeuvres gaan bij wonen. la revue. Ensuite la parole. Puis diné chez le Roi, et tous les soirs bals jusqu’a 11 h. et davantage. Schönhausen. 30 Juni 1798. A mon retour j’ai trouvé ici tout le monde fort bien. Guillaume a bon visage et est fort grandi. II est content de Glaser et Glaser I’est de lui, ce dont je suis fort charmé, espérant que ce choix aura été heureux. Fritz a fait trois grosses dents en mon absence, et je trouve qu’il a gagné en intelligence et en force. II ne marche pas encore, mais je me flatte que cela ne tardera guère, puisqu’il peut déja faire deux ou trois pas sans aide. Je puis dire avee vérité que c’est avec une joye intérieure que je puis contempler cette jeunesse. C’est avec un trés respectueux attachement que j’ai I’honneur d’être votre trés humble et tout dévoué Serviteur et Fils G. F. Pr. Hér. d’Orange. 165. Prins Frederik aan zijn Ouders. Weenen. 11 Juni 1798. Jusqu’è, présent mon départ n’est pas fixé encore. Je ne crois pas cependant qu’il tardera beaucoup de I’être, et je désire même beaucoup de pouvoir joindre I’armée. 17 Juni 1798. Je profite du départ de Mr. de Stamford *) pour vous écrire ces peu de mots, ma trés chère Mère, au sujet de I’affaire de Russie 2) dont vous m’avez entretenue dernièrement, et a laquelle je n’ai pu répondre par la poste que trés imparfaitement. Si je n’étois point engagé d’un autre cóté, tant par promesses que par inclination, je sentirois tout le prix d’une pareille proposition, mais actuellement j’avoue que je sens uniquement qu’il me paroit qu’il y auroit moyen d’en profiter en tachant d’avoir enfin une explication de LL. MM., car enfin il me paroit que I’on ne peut *) Generaal Stamford was naar Weenen gezonden met opdracht om, in aansluiting bij de missie van prins Repnin, kennis te geven, dat Pruisen bereid was, zich met Oostenrijk te verstaan over een gemeenschappelijk optreden bij het Congres te Rastadt. Hij moest echter terugkeeren, zonder iets te hebben bereikt. Vgl. Colenbrander, De Bataafsche Republiek, pag. 166. 2) Vgl. No. 162 en 167. plus alléguer les raisons contre que I’on avoit donné il y a trois ans avant mon départ pour Osnabruck 1), puisque dans le fait pour I’honneur un parti vaut bien I’autre. Vous sentirez sürement ma trés chère Mère, I’impatience que je dois avoir d’être bientot informé de ce que vous avez pu effectuer, car mes sentimens n’ont nullement changé depuis que je vous ai quitté. Je ne me suis point laissé éblouir par I’éclat de ces nouvelles propositions, mais cependant je ne puis m’empêcher de trouver que, s’il falloit pourtant entièrement renoncer a mes plus chers désirs, Ia position dans laquelle je me trouve, exigeroit de ne point rejetter entièrement I’autre, et c’est pourquoi dans ce cas inespéré je pourrois peut-être faire le voyage que I’on a désiré que je fisse déjè. eet hiver. Cependant au cas que la guerre recommence, ainsi qu’il y a tout a parier, cela ne pourra pas non plus avoir lieu, et dans un cas pareil il faudra de nouveau le remettre jusqu’a la paix générale. Je vous supplie d’être convaincu de mon respectueux et inviolable attachement. Fr. Pr. d’Orange. 166. Prinses Louise aan haar Ouders. Brunswijk. 12 Juni 1798. Je souhaite que la présence de Siéyès 2) a Berlin n’y soit pas le signal du désordre. II m’y précédera un couple de jours3), ainsi que nous pouvons y débuter a peu prés a la fois. Je sens déjè, maintenant un violent dégout de le voir, eet assassin de son Roi4), cette première cause de I’anarchie et du bouleversement de sa Patrie. Agent de I’infame Orleans 5), il pourra se réjouir de se ») Vgl. No. 40. *) Emanuel Joseph Siéyès, vooral bekend om zijn in 1789 verschenen brochure Qu*est-ce que le Tiers-Etat? Qu'est-ce qu'il doit être? Qu*est-ce qu*il sera? Hij was thans door het Directoire als gezant naar Berlijn gezonden. #) Prinses Louise ging weder den zomer bij den Erfprins op Schönhausen doorbrengen. 4) Siéyès had vóór het doodvonnis van Lodewijk XVI gestemd. fi) Lodewijk Philips Joseph van Orleans, 1747—1793, achterkleinzoon van den Regent, partijganger der Revolutie. Als lid der Nationale Conventie nam hij den naam aan van Philippe Egalite en stemde hij vóór den dood van Lodewijk XVI. 6 Nov. 1793 werd ook hij geguillotineerd. retrouver a Berlin prés de la trop fameuse Genlis1), et peut-être que Pamela 2) viendra encore augmenter ce eerde de mauvais sujets qui ne devroient trouver d’azyle mille part, mais on leur en accorde, tandis qu’on en refuse è, des honnêtes gens dont le seul crime est d’avoir été fidèles a leurs sermens. Siéyès a dü paroitre comme ambassadeur 3), mais c’est ce que la Cour de Berlin a décliné, et on a donc changé son titre en celui de ministre. On a demandé pourquoi on rappelloit Caillard 4) ? Mais le Directoire n’a donné d’autre réponse que celle; tel est mon bon plaisir, et cependant on doit I’avoir assuré de la part du Roi que Siéyès ne changeroit en rien les dispositions de S. M. Puisse-t-on tenir ferme ! Puissent les corruptions de toutes espèces qu’il 5) employera ne point être fatales au repos de la monarchie Prussienne! On dit que sa figure donne une Juste idéé de son ame. Sous ce point je suis curieuse de le voir, et je ne le suis pas moins d’être spectatrice de la fason dont il sera J’aime bien mieux I’apercevoir dans la foule que de devoir lui faire les honneurs è, Brunswic. C’est une humiliation è. laquelle j’aurai toujours de la peine ó, me faire. ») Vgl. pag. 83 noot 3. Zij was de opvoedster der kinderen van den hertog van Orleans geweest en vermoedelijk de vertrouwde van diens staatkundige bedoelingen. Zij week uit, eerst naar België en Zwitserland, naar Pruisen, waar ten slotte ook haar tengevolge der verordeningen omtrent Fransche uitgewekenen het verblijf ontzegd werd. Prinses Louise aan haar Moeder, 25 Maart 1796: „Je suis charmée que vous ayez „trouvé de I’intérêt aux Chevaliers du Cygne-, effectivement il n’augmente pas vers la „fin, puisque le dernier volume n’est pas aussi soigné que le reste. On assure que Md. „de Genlis, étant pressée de Ie publier, s’est hatée de I’achever sans le faire avec toute „I’attention nécessaire; cependant on est curieux de la fin de I’histoire et cela donne la „patience de la parcourir en entier. Mais j’ai été révoltée du portrait oü elle fait une „allusion frappante k la malheureuse Marie Antoinette, et sans en être prévenue, j’ai „senti I’endroit oü cette méchante femme a voulu encore insulter k ses cendres. G’est „lê, oü le chevalier Anglois fait I’histoire des troubles de son Royaume et le portrait „d’une Reine qui en a été cause en grande partie. A chaque phrase on ne reconnoit „que trop les médisances atroces qui ont été faites contre la feue Reine. Quant aux „principes démocratiques qui sonts ü chaque page, et aux scènes trés libres qui s’y „trouvent, on ne doit pas en être surpris, car la dame de Genlis révolutionaire est bien „différente de celle qui écrivoit des livres d’éducation oü, pour avenir k son but, la „vertu la plus pure devoit briller de toutes parts”. >) Pleegdochter van Md. de Genlis, weduwe van Edward lord Fitzgerald, lersch rebel. •) Titel van den hoogsten diplomatieken ambtenaar, rechtstreeks den persoon van een Souverein bij een anderen Souverein vertegenwoordigende. *) Antoine Bernard Caillard, Fransch gezant, eerst in Den Haag, daarna te Berlijn. ‘) Siéyès namelijk. 17 Augustus 1798. Hier j’eus un diner fin, extrêmement agréable, et qui dura longtems graces a la bonne société, car nous eumes entre autres Mr. de Grimm x) et I’abbé de Liüe 2). Ce dernier eut la complaisance de nous réciter au caffé des pièces de vers de sa fagon qui ne sont pas encore imprimées et qui sont d’une grande force et d’une grande beauté. Elles arrachèrent des larmes a plusieurs personnes de notre société. Grimm se fait vieux et ne voit presque plus. Toute ma société est a vos pieds. Je vous supplie de me conserver vos bontés et votre tendresse et de croire au respectueux et inviolable attachement avec lequel je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre bien humble et obéissante Servante et Fille * Louise. 167. Prins Frederik aan zijn Ouders. Weenen. 23 Juni 1798. Aujourd’hui je pars pour me rendre par le Tyrol en Italië 3). Botsen. 5 Juli 1798. Depuis mon départ de Vienne il m’a été impossible de vous donner de mes nouvelles, mon trés dier Père, ayant été continuellement en route. Ce n’est que hier au soir que je suis arrivé ici, et je compte m’arrêter dans cette ville tout au plus jusqu’a demain matin pour continuer ma route par Trente et Vérone a Padoue 4). II n’y a qu’onze jours que je suis parti de Vienne, et depuis ce tems j’ai fait bien du chemin, ayant été par Salzbourg, Innspruck et Kempten a Lindau au lac de Constance, et de lè, par Brégenz le long de toute la frontière de la Suisse jusqu’ici. C’est une tournée d’au dela trois cents lieues, mais qui est bien intéressante. J’aurois seulement désiré pouvoir m’arrêter un peu plus longtems dans ces différens endroits. J’ai vu les situations les plus 1) Frédéric Melchior Grimm, 1723—1807. 2) Jacques Delille, 1738—1813. 8) Belast met de opdracht eener inspectie van de bij den vrede van Campo Formio nieuw vastgestelde grensregeling en van de daar gelegerde troepen. De Bas, 11, pag. 129. 4) Hoofdkwartier van het Oostenrijksche leger in Italië. belles et en même tems les plus bombies que I’on puisse s’imaginer, et ce qui est surtout bien extraordinaire, ce sont les différens climats que Ton traverse. Entre autres le 2 de ce mois, après avoir monté 5 heures en voiture pour parvenir a un endroit que I’on nomme I’Adelberg oü il ne croit déja plus rien que quelques sapins et de I’herbe, j’ai monté a pied le long des rochers et au travers de la neige, pendant au delè, deux heures sur une des plus hautes montagnes, appellée le Gamskopff. Au moins j’ai été dédommagé de ma peine, ayant découvert de la un de ces gladers éternels que vous avez vu representé dans les étampes de HenziJ). Cependant malgrés que dans ces pays de montagnes on trouve certainement des situations superbes et des vallées parfaitement cultivées, j’aimerois toujours mieux a habiter un pays de plaines. Ce que j’ai trouvé de plus beau dans cette course, ce sont les bords du lac de Constance, ainsi que la vallée du Rhin jusqu’è, Veldkirch. Maintenant je connois cette rivière presque depuis sa source jusqu’a I’embouchure. L’on a ici des nouvelles d’ltalie qui annoncent que Bonaparté s’est emparé de Malthe. Cependant comme ils annoncent aussi que I’amiral Nelson 2) n’étoit qu’a peu de lieues de lui avec une flotte de 21 vaisseaux de ligne, j’espère que nous aurons bientót de bonnes nouvelles de ces cótés-lè.. Verona. 11 Juli 1798. J’ai fait un voyage bien intéressant depuis Botsen, ayant parcouru tout le terrain sur lequel se sont passé les événemens les plus intéressans de la campagne de 1797 en Italië, mais il est vrai que j’ai beaucoup souffert de la chaleur, ayant été beaucoup a cheval. Au reste elle ne m’affecte pas de beaucoup autant que I’année passée. J’ai fait une navigation sur le lac de Garde presque dans toute sa longueur, ce qui est sürement une des choses les plus belles que I’on puisse s’imaginer pour la vue. Surtout ce qui est bien remarquable, c’est la situation d’un chateau è, un endroit appelléSt. Vigilio, puisqu’on y découvre non seulement tout •) Hentzy, een Zwitser, gewezen gouverneur der pages van prins Willem V, ook graveur en teekenaar. Zie over hem dl. I, pag. 115. *) Horace Nelson. 1758—1805. le lac qui est long de presque 14 lieues de France, mais aussi d’un cóté les montagnes du Tirol et de I’autre la superbe plaine de I’ltalie. La situation de cette ville-ci est aussi tout ce qu’on peut s’imaginer de beau, et la ville en elle-même, quoique vieille, a d’assez belles parties. II y a ici une lettre de Naples qui dit, que I’amiral Nelson bloque Bonaparte avec sa flotte dans I’isle de Mal the. Je désire infiniment que cette nouvelle se confirme. Cela pourroit beaucoup rarifier I’atmosphère politique, et nous faire espérer qu’enfin après ce long orage le calme renaitra. Demain matin a deux heures je reparsd’icipour Padoue, et comme je ne serois pour lors qu’è, peu de lieues de Venise, j’espère que j’aurois I’occasion de voir cette ville. Aan prinses Wilhelmina. Venetië. 22 Juli 1798. Aujourd’hui, ma trés chère Mère, cela auroit été proprement mon tour d’écrire a mon Père, mais j’espère qu’il voudra bien me pardonner que j ’ai fait un changement a I’ordre ordinaire en faveur de la raison qui m’y engage. C’est que je calcule que cette lettre pourra peut-être vous parvenir vers le tems de votre anniversaire, et je ne voudrois pas rester en arrière pour vous présenter mes voeux è. cette occasion. Au reste je n’ai pas besoin de celleci pour en former, car je pense bien souvent k mabonne Maman, et jamais sans lui souhaiter toute la félicité possible. J’espère seulement que mes voeux seront exaucés, et qu’un jour nous serons réunis, dat is te zeggen, de heele Familie. Cependant j’avoue qu’il me prend une teinte de mélancolie en pensant a ceci, car je n’ose trop m’en flatter encore, et il est sur que jusqu’ici il n’y en a pas non plus I’apparence. Cependant je vais un peu me rapprocher de vos cótés, partant d’ici aujourd’hui pour me rendre è, Vienne. J’ai fait une toumée des plus intéressantes, et cette ville-ci particulièrement vaut trés fort la peine d’être vue. Ce qui rend cette ville unique dans son genre, c’est que cette immense ville se trouve située au milieu de la mer, mais c’est ce qui fait aussi qu’a la longue je n’aimerois pas infiniment ce séjour, puisque cela me donne toujours I’idée d’une prison. Aan -prins Willem V. 22 Juli 1798. Je suppose bien que vous employerez une partie de I’été en courses 1), maïs j’aime ame flatter que vous ne pourrez en faire de plus agréable que celle au retour de Bath 2). Le souvenir m’en sera cher pour toujours. Weenen. 28 Juli 1798. Depuis deux jours je suis de retour dans la capitale. Je vous prie, mon trés cher Père, en me mettant aux pieds de ma Mère, de vouloir bien la remercier de ce qu’elle a eue la bonté de m’envoyer I’ouvrage de Cléry 3) sur ce qui s’est passé au Temple. J’en ai fait la lecture hier au soir, et j’avoue même qu’il m’a été impossible de le faire sans pleurer. Je vous remercie pour le décret que vous m’avez envoyez touchant la confiscation des obligations que I’on a trouvé en Hollande appartenir a mon frère et moi. J’ignore quelles démarches celui-ci fera, mais je suis bien décidé a n’en faire aucunes, pouvant parfaitement me passer de eet argent et ne voulant avoir rien a démêler avec le Gouvernement d’aujourd’hui. 1 Augustus 1798. J’ignore, si mon séjour ici sera de quelque durée, mais cependant, comme je n’aime pas é être a I’auberge, je viens de prendre un quartier, et qui est le même oü j’ai été si longtems aveugle I’année passée. 11 Augustus 1798. II faut avouer, mon trés cher Père, qu’il y a peu de personnes aussi heureuses dans ses expéditions que Buonaparté, car le voilé, débarqué a Alexandrie, de manière que, si même Nelson réussit a battre sa flotte, son armée est sauvée, et après s’être bien établi en Egypte, s’il trouve suffisamment de vaisseaux dans la Mer Rouge, il aura peu d’obstacles é craindre pour arriver aux Indes, *) Prins Willem V was een groot liefhebber van tochten door Engeland in alle richtingen, van bezoeken in de kustplaatsen aan de werven, in het binnenland aan de beroemde kathedralen, aan de universiteitssteden, aan de groote landgoederen van den Engelschen adel met hun rijke kunstverzamelingen; ook woonde hij te Londen gaarne de Parlementszittingen bij. Prinses Louise, aan wie hij er steeds uitvoerig verslag van deed, schreef hem, 23 Maart 1798: „vous avez vu bien des choses curieuses, et „peut-être peu d’Anglois connoissent leur Pays aussi parfaitement que vous, car de„puls les trois ans que vous I’habitez, vous I’avez bien parcouru”. !) Prins Willem V had toen, ter viering van zijn verjaardag, met de zijnen een uitstapje naar Bristol gemaakt. «) Vgl. No. 153. oü de Suez, dans le tems des moussons, il peut être en trente jours. En vérité cela est effrayant pour I’Angleterre, d’autant plus que Tippo Saïb1) fera tous ses efforts pour le faire réussir, et que les moyens de défence ne seront point comparables a ceux d’attaque. Aan prinses Wilhelmina. 29 Augustus 1798. Je suis charmé, ma trés chère Mère, que mon frère ne vous a pas encore envoyé la lettre dont j’avois chargé le général Stamford è. son départ d’ici 2), car, autant que je m’en rappelle, son contenu n’a pas trop le sens commun. Aussi je vous prie de ne pas y donner grande attention. C’est, après vous avoir réitéré les assurances de mon respectueux attachement, que j’ai I’honneur d’être, ma trés chère Mère, votre trés humble et trés obéissant Serviteur et Fils. Fr. Pr. d’Orange. 168. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter. Windsor. 9 Augustus 1798. J’achève une robe de fillet que je vous destine. Je vous prévient que cette robe que je ferai monter, n’est pas fort jolie, mais c’est la grande mode présentement que ces fillets, et cela en fait le prix. Avec cela on les teint, et alors elles sont plus jolies. Le rosé, le bleu et le jaune sont les couleurs qui réussissent le mieux, quand vous I’aurez salie. Si vous voulez me la renvoyer, quand vousl’aurez salie, et me dire laquelle de ces couleurs vous préférez, je me charge de la faire teindre pour vous. 10 Augustus 1798. Je vais vous faire le détail de la joumée du 73), et en particulier de mes cadeaux. La Reine a eu la bonté de me donner une robe et des jupes, travaillées par elle et les Princesses. La robe avec la jupe assortie est en bandes de fillet de coton assez fin, gris de lin, entre lesquelles il y a de trés belle mousseline, et le tout est gami de belles dentelles. II y a un chapeau assorti qui *) Tippo Saïb, sultan van Mysore, was in 1792 door de Engelschen met geweld tot onderwerping gebracht. 2) Vgl. No. 165. s) 7 Augustus, verjaardag van prinses Wilhelmina. est le seul ouvrage de la Reine avec un voile, travaillé par la princesse Amélie 1). Une seconde jupe en fillet de soye blanche trés fine, doublée de satin gris de lin, et gamie de blondes, est I’ouvrage des princesses Auguste et Sophie. La princesse Marie a travaillée la robe avec la Reine, et la princesse Elisabeth la corbeille qui renfermoit le tont. En outre la Reine m’a donné un médaillon de ceinture, parfaitement bien monté en diamans, au milieu duquel est la tête du Roi en Wedgwood2). La princesse de Galles m’a dit qu’elle vous avoit envoyé une perruque comme on les porte ici, coiffée & la demière mode, et elle suppose que vous I’imiterez dabord. II faut bien toujours se rapprocher un peu d’une mode, quand elle devient générale, mais jusqu’a présent mes yeux ne se sont pas fait encore a celle-ci, lorsqu’on I’outre autant que font les Dames élégantes qui I’ont adoptée 3). 14 September 1798. J’ajoute un mot pour le pauvre Bilderdijk qui me bombarde de lettres auxquelles je n’ai jamais répondu. Je voudrai I’aider, mais je n’y vois aucun moyen. Je vous embrasse, ma bonne et chère Loulou, et je suis toujours votre tendre et fidéle Maman W. 169. De Erfprins aan zijn Moeder. Schönhausen. 12 Augustus 1798 4). C’est le cceur navré que je dois vous informer que, malgré tout ce qui a été fait par les deux Cours Impériales 6) pour engager l) De namen der koninklijke Prinsessen waren: Charlotte, 1766—1828, die in 1796 den erfprins van Wurtemberg had gehuwd, Augusta, 1768—1840, Elisabeth, 1770— 1840, Maria, 1776—1857, Sophia, 1777—1848, Amelia, 1783—1810. *) Josias Wedgwood, 1730—1795, grondlegger der Engelsche aardwerk-industrie; met medewerking van den teekenaar Flaxman legde hij zich ook toe op reproducties van antiek aardewerk, van vazen en cameëen. ’) Uit een brief van 18 Mei 1798. Prinses Louise aan haar Moeder, 29 Mei 1798 „II est vrai que la princesse de Galles a eu Ia bonté de m’envoyer une perruque, et je „I’ai donné pour modèle aux Dames qui se soucient d’en porter, mais pour moi, cela „m’est impossible, et tant que j’ai des cheveux, je ne sais pourquoi j’imiterois une mode „qui m’échauffe la tête et finira par me causer des maladies. II y a longtems au reste „que nos élégantes en portent, et la commodité d’être bien vite coiffée a engagée bien „des Dames i s’y mettre. Quelques unes même se sonts entièrement rasées la tête et „ont fait faire des perruques de leurs propres cheveux”. *) Vgl. Gedenkstukken, 111, pag. 860. ‘) Petersburg en Weenen, celle-ci x) a se prononcer en faveur de la bonne cause, le comte de Haugwitz reste impassible a son sistème de neutrallté, et se refuse absolument è, tout concert, ne voulant dans aucun cas prendre les armes contre la France et voulant se bomer è, des négociations, réservant uniquement ses forces pour celui oü une aggression directe rendroit la défence de soi-même nécessaire Quant è, notre malheureuse Patrie il est clair qu’aussi longtems que le génie malheureux qui gouverne Ie Cabinet de Berlin, conserve son empire, il n’est possible de penser a la possibilité que la Prusse fera quelque chose en sa faveur. Nous avons parlé sur ce sujet, Tollius et moi, et nous sommes convenus qu’il dresseroit un mémoire qui concerne ce qu’il y auroit a faire. Quant è. moi, je suis convaincu qu’une descente, opérée par les Anglois et les Russes avec des forces convenables, joint k des mouvements préparés d’avance dans la République, pourroit faire grand effet, et si le Ministère Brittannique pouvoit entrer dans cette idéé, de notre cöté nous ferions I’impossible pour en faciliter la réussite. L’on peut toujours disposer de moi. Aucun sacrifice ne me coütera, si je puis être utile è, ma Patrie. 21 Augustus 1798. Nous nous flattons de pouvoir peut-être è. Widzim procurer une existence k des compatriotes qui voudroient s’y établir, è, quel égard j’ai déjè, préalablement entretenu le ministre de Voss qui est trés porté k le faciliter, considérant I’augmentation de I'industrie et de la population comme un grand avantage pour cette province. 28 Augustus 1798. Vous verrez par la lettre k mon Père 2) mes pro jets et mon espoir de vous faire ma cour dans deux mois, et ce que je me propose de faire en Angleterre. Cependant je ne puis et ne veux point encore me laisser aller a la joye que j’aurai de vous faire ma cour et vous embrasser, la chose n’étant point certaine, I’agrément du Roi manquant encore. Si j’ai le bonheur de vous voir, je vous donnerai tous les détails de mon projet et des moyens par lesquels je *) Berlijn. 2) Vgl. Gedenkstukken, 111, pag. 862. crois qu’il pourra réussir, mais vous me feriez un grand service, ma trés chère Mère, si vous pouviez sous-mains vous informer des ouvertures que lord Elgin peut avoir fait au Ministère au sujet d’une expédition en Hollande, et si celui-ci veut y donner quelque attention, afin que, si je viens en Angleterre, nous puissions savoir d’avance, s’il seroit possible que nous puissions espérer que des démarches, faites en ce sens, pourroient être couronnées de quelque succès 1). Widzin. 1 October 1798. La joumée d’hier et celle d’aujourd’hui ont été fort intéressantes pour moi et mes communes, ayant conclu avec eux de nouveaux accords d’après lesquels les corvées sont abolies et remplacées par des payements, et les cerfs sont libres et deviennent possesseurs. Je me promets un grand bien de ces nouveaux arrangements qui sont conformes aux désirs des communes, et je suis bien charmé d’avoir pu terminer cette affaire pendant mon séjour ici. C’est avec un trés respectueux attachement que j’ai I’honneur d’être votre trés humble et tout dévoué Serviteur et Fils G. F. Pr. Hér. d’Orange. 170. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 23 Augustus 1798 2). Ce n’est pas a moi a juger ce qui peut être la cause du peu d’union qui règne entre les Cours de Berlin et de Vienne, mais il n’est pas difficile de voir au moins qui jette le trouble entre elles, et voici ce qui est certain, c’est que le Roi ne parle d’affaires qu’avec Haugwitz, Kökritz et Schulenburg de Kennart, ce dernier ‘) Prinses Wilhelmina aan den Erfprins, 17 September 1798: „L’idée du mémoire de „Tollius d’amener une diversion par une expédition bien calculée sur Ia Hollande n’est „pas nouvelle ici. Elle a été présentée plusieurs fois. Selon ce mémoire votre Père de„vroit y jouer le róle principal, mais sur cela il y a beaucoup & dire que je remets è „quand je vous vèrois. J’ignore absolument, ce que I’on pense ici de ce mémoire et des „plans que I’on peut avoir. Selon moi tout plan pour délivrer la République ne peut „réussir sans grands moyens, concertés avec nous et exécutés par quelqu’un de la fa„mille ou du moins avec sa connivence, nommément la vótre. Mais avant d’avoir de „grands moyens rassemblés, je trouve que I’on auroit tort de I’entreprendre. Des demi„mesures dans ce cas ne feroient que du mal”. •) Geschreven na den terugkeer uit Scbönhausen onder den indruk van wat zij te Berlijn had opgemerkt. n’étant cependant consulté que dans les affaires des finances. On croit qu’il pense bien et ne donneroit point de mauvais conseils, mais sur la politique le Roi n’écoute que les deux premiers. Or, Haugwitz joue le róle d’un gueux soit par inertie soit friponnerie, c’est ce que je n’entreprendrai pas de décider, mais il a I’air faux et n’ose regarder une honnête personne en face, surtout celles qui sonts véritablement attachées au Roi, ce qui me feroit croire, si la charité chrétienne ne m’en empêchoit, qu’il n’est pas dupe mais fripon. Kökeritz, soldat de fortune, homme droit mais foible, sans connoissances et sans expérience du monde, sans talens, sans génie, tout en aimant, je le crois, son maitre trés sincèrement et désirant son bien et sa gloire, se laisse subjuguer par Haugwitz et sa finesse. II est persuadé de ses talens et de son honnêteté et I’écoute avec respect. Toute chose passé par eet homme-ló et chaqu’un doit s’adresser a lui avant de parvenir au Roi, même les ministres étrangers, et il ne sait presque pas le Frangois et le comprends sürement de travers. Un tel personnage ne trahira pas son maitre de gayeté de cceur, on ne le gagnera pas, mais on le gouvemeracommeon le gouveme, et étant I’agent des méchans, il peut faire peut-être autant de mal, s’il n’est plus, qu’eux par sa bonhomie dont on ne se défie point. C’est un brave Wachtmeister, mais c’est un mauvais conseiller d’un grand Roi dont les idéés doivent être étendues et dont le róle est si difficile dans ces temsci. Le bon Roi a une inertie et une paresse pour I’ouvrage qui gÉlte tout, et c’est un des grands défauts de son éducation qui influe maintenant bien malheureusement sur sa conduite. II ne manque point d’esprit naturel et de bon sens, il est bon mari, bon père, bon parent, mais c’est encore un de ces honnêtes particuliers qui font des Rois médiocres, tandis qu’en ces tems-ci il en faudroit d’extraordinairement éclairés. S’il avoit eu le bonheur d’avoir des gens habiles et honnêtes autour de lui, tout iroit bien et ils les laisseroit faire et signeroit tout avec la même confiance qu’il accorde è, des personnes qui n’en sonts pas dignes. II s’entend, s’occupe avec empressement des petits détails militaires, mais il n’a ni zèle ni goüt pour le reste. C’est paresse, et peut-être embarras qui le fait agir ainsi. Je crois bien qu’au premier moment de son Naber, Correspondentie 111 17 règne il a eu I’envie sincère de travailler, mais les difficultés I’auront effrayées. II aura peut-être senti son incapacité. Les éloges qu’onluia donnés, lui auront tourné la tête, et maintenant ü laisse flotter les rênes de I’Empire et il ne demande et ne désire que la paix pour économiser, car c’est un de ses voeux et une des cordes qui servent k le diriger. II désire être aimé de son peuple, et croit y réussir en ne faisant aucune dépense inutile, comme s’il ne valoit pas mieux risquer un million pour en sauver dix. C’est vraiment un homme auquel on ne peut s’empêcher de s’intéresser en le voyant dans son intérieur, et je vous assure, ma trés chère Mère, que j’en prenois les larmes aux yeux souvent, en le voyant perdre son tems ou jouer comme un enfant, et je me disois, c’est ainsi que Louis XVI perdit son Royaume. Imaginez, mais je vous supplie que ceci reste entre nous, que ce pauvre Roi ne travaille qu’une couple d’heures dans la matinée, quoiqu’il se léve de trés bonne heure, mais ensuite il promène a cheval et puis baguenode 1) jusqu’au souper. A le voir se tirer et ballier on diroit vraiment qu’il ne fait que pousser le tems avec les épaules, et qu’il ne sait que faire. Enfin, je vous I’avoue, cela fait pitié, et a moins que cela ne change bien vite, je prévois I’entière destruction de la monarchie Prussienne. Je suis surtout pénétrée de cette idéé depuis que j’ai vu les choses de prés. La Reine est tout k fait charmante et elle a quelque influence sur le Roi, mais elle écoute de même Kökeritz, de sorte qu’il n’y a pas grand’chose k gagner de ce cóté-la. D’ailleurs elle est jeune et belle. Elle aime les dissipations et les plaisirs. Sa toilette I’occupe beaucoup, et au milieu de tout cela y a-t-il le tems de penser a des choses sérieuses ? Sous quelques rapports je pourrai aussi la comparer a la malheureuse Reine de France. La société de sa soeur 2) lui est fort dangereuse, d’autant plus qu’elle I’aime et I’admire beaucoup, et effectivement elle a bien plus d’esprit et de finesse que la Reine, mais elle lui est inférieure en bonté et en candeur. Mimi la connoit trop bien, pour qu’elle puisse lui faire du tort et la pervertir; cependant j’aimerois mieux que le Roi, pour s’en débarrasser, ne la lui eüt pas *) Baguenauder, i. e. s’amuser è des riens. Gr. Dict. Un. de Larousse. *) De weduwe van prins Lodewijk van Pruisen. mise sur le corps 1). II ne I'aime point et la tourmente et se moque d’eüe saus cesse. Au milieu de tout cela je n’ai point été contente de la position de mon frère, mais je vous supplie, ma bonne Maman, de ne jamais lui témoigner la moindre chose a ce sujet. II n’a rien a faire, et ce ne fut nullement la son but en entrant au service. On I’a leurré par un régiment, et maintenant on n’en dit plus rien. Cependant il est gêné par I’uniforme qu’il porte et il n’en a nul profit. Le Roi ne lui parle jamais de rien de sérieux, et I’évite, s’ü veut commencer. Cependant il le traite bien et avec amitié, mais certainement ceux qui I’entourent, craignent qu’il ne prenne de I’influence, et I’éloignent deGuillaume qui seroit a même de lui être utile. Au reste comme ce que je dis est le fruit de mes propres observations, je ne voudrois pas que mon frère s’en doutat et qu’il put penser que c’est moi qui ait ainsi instruite ma chère Mère, a laquelle je demande donc de me garder le secret. On n’ose parler chez le Roi d’aucunes nouvelles politiques, et comme les sujets de litterature ne sonts pas de son gout, il n’y a pas de conversation proprement dite, et il ne peut être question que de lieux communs, ou I’on polissonne, et on fait des enfantillages. Alors mon frère fiche de s’éloigner de la société sans faire semblant de rien, et il cherche quelqu un de raisonnable parmi la suite avec lequel il puisse causer censément dans I’entre-deux des repas. Tel est le tableau affligeant que j’avois a vous faire de tout ce que j’ai remarque, et malgre cela entre mon frère et ma belle-soeur et leurs charmans enfans j’ai vécu bien contente pendant ces 7 semaines. Le Roi m’a expressément invité a revenir I’année prochaine, mais hélas! sera-t-il alors encore le maitre chez lui ? 4 September 1798. Hier nombre de mes compatriotes dinerent chez nous, savoir le général Van der Duyn 2) qui nous promet de revenir vers I’hyver, I’amiral Rengers 3) qui retourne a La Haye oü on lui a rendu Ia liberté de revenir. Sa familie I’y désire, mais il s’y rend avec peine, et s il peut arranger ses affaires, il tachera de ressortir, car il ne se *) Door de schoonzusters met haar gezin op Schöuhausen te doen samenwonen. *) Willem Hendrik, graaf van der Duyn. *) Pieter Ulbo Rengers. fie pas au système de modérantisme qui règne maintenant et peut changer d’un moment a I’autre. Les Hogendorp furent aussi des nótres, savoir Tanden Pensionaire et son frère *) qui est dans la maison de Riecé; celui-ci m’a dit qu’il passeroit peut-être en Angleterre. L’ainé n’est point changé, excepté qu’il m’a paru plus roide et plus pincé que jamais. C’est dommage pour un jeune homme de tant de talens et de connoissances. Vous savez, ma bonne Maman, qu’il a pris la maison de commerce de sa bellemère 2) et qu’il est établi a Amsterdam oü il fait de bonnes affaires. Ceux qui sonts vraiment émigrés, ne sonts plus resus ici. Je vous supplie de croire au tendre et profond respect avec lequel je ne cesserai d’être votre trés humble et obéissante Servante et Fille Louise. 171. Prins Frederik aan zijn Ouders. Weenen. 15 September 1798. Vous serez sürement bien charmé de revoir mon frère. Quant è, lui il paroit extrêmement charmé de la course qu’il va faire 3). Pour moi, je ne puis m’empêcher d’en être jaloux, et cependant je devrois être plus raisonnable. 18 September 1798. Maintenant nous avons pleinement la confirmation des bonnes nouvelles de ce qui s’est passé sur les cotes de TEgypte 4), le capitaine Keppel6) étant arrivé ce matin et apportant Tépée de Tamiral Frangois 6). Cependant j’ignore encore les détails de Taction, maisj’espère d’en apprendre davantage ce midi, dinant avec ledit capitaine chez le chevalier Eden. Je suis maintenant curieux d’apprendre ce que deviendra Bonaparté avec son armée et tous ses S9avans mis en réquisition. II n’est pas apparent qu il en ») Gijsbert Karei, gewezen pensionaris van Rotterdam en zijn broeder Dirk van Hogendorp. a) Gijsbert Karei was gehuwd met Hester Clifford. •) Vgl. pag. 255. 4) Nelsons overwinning bij Aboukir. 6) Sir Thomas Blaten Gapel, signalofficer (officier van de seinen, adjudant), van admiraal Nelson. 8) Franfois Paul Brueys d’Aiguillers, bij Aboukir gesneuveld. échappera beaucoup si, ainsi qu’on I’assure, les Beys se sont effectivement mis en état de défence contre lui, car maintenant que toute communication lui est rompue avec la France, ses victoires seront pire que des défaites. 22 September 1798. Vous apprendrez sürement avec plaisir, mon trés cher Père, que la Porte a) vient de déclarer la guerre ala France. Jamais encore les Frangois n’ont été mieux dépeints que dans la proclamation qu’elle vient de faire publier a eet égard, les ayant appellés des cochons infidèles. Je suis bien curieux des effets que tout ceci produira en France, et je désirerois seulement que sur le continent nous puissions présentement aussi contribuer a faire enfin bien terminer cette misérable guerre. II est sur que ce siècle est plus fertile en événemens que tous les autres, et la réunion des Turcs et des Russes est encore un des événemens sur lesquels on n’auroit jamais cru pouvoir s’attendre. Aussi si les Frangois n’ont cherché autre chose qu’a mettre tout sens dessus dessous, il faut avouer qu’ils y ont parfaitement réussi. Aan prinses Wilhelmina. 10 October 1798. Je ne pourrai pas vous écrire longuement, ma trés chère Mère, ayant beaucoup de choses k faire, étant a peu prés a la veille de mon départ pour I’ltalie. S. M. vient de me faire la grace de m’avancer au grade de Feldzeugmeister et de me nommer Commandant Général de I’armée qui se trouve dans ce pays-la, de manière qu’il faut que je m’y rende tout de suite pour en prendre Ie commandement. Quoique je sois extrêmement flatté de cette marqué de confiance de S. M., je ne sgais s’il faut que je m’en réjouisse, puisque malgrés la meilleure volonté du monde il n’est pas impossible que j’échoue, puisque è, la guerre comme au jeu il faut absolument avoir du bonheur, et è. ce jeu surtout oü I’on dépend si fort de toutes les personnes a employer. S. M. a eu aussi la grace de m’accorder 3000 ducats pour former mon équipage. Ceux-ci me 1) Mahomedaansche Opperhoofden. 2) De Hooge Porte, het paleis van den Groot-vizier te Constantinopel bij de poort, overdrachtelijk: De Turksche Regeering. viennent fort a propos, puisque j’aurois été sans cela assez embarrassé pour I’achat des chevaux qu’il me faut encore. Ayez la bonté de me mettre aux pieds de mon Père et de me rappeller de tems en tems au souvenir de mes amis et d’être assurée de I’attachement avec lequel j’ai I’honneur d’être votre trés humble et trés obéissant Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange. 172. Prins Willem V aan den Erfprins. Hampton Court. 17 September 1798. Si la Prusse coöpéroit, tout serois facile. Alors je me chargerois volontiers de I’entreprise 1), mais de prendre le commandement d’une armée entièrement étrangère, et que vous ne commandez que pour aussi longtems que les Puissances qui la foumissent trouvent bon, est une situation trés précaire. 2) Je suis en un mot prêt a tout faire hormis une expédition de Quibéron ou le róle du Prétendent en Ecosse, et je ne m’engagerai a rien, sans savoir ce qui est véritablement I’intention du Gouvernement. On ne m’arien proposé de pareil, et je crois que je dois attendre qu’on me le propose avant de m’offrir ou de proposer pareille expédition qui est toujours fort hasardeuse surtout sans I’appuy ou la concurrence de la Prusse, mais si la Prusse vouloit coöpérer, rien ne seroit plus facile selon moi. 3) Je sens bien que cela n’iroit pas si facilement qu’en 1787 et qu’il faudroit plus de monde et de tems, mais la diversion qui se feroit du cóté de la Zélande 4), diviseroit les forces de I’ennemi et feroit qu’on en auroit meilleur marché que sans cela. II ne faudroit pas s’arrêter, quand les 7 Provinces seroient délivrées, mais il faudroit tacher de conquérir les Pays-Bas afin de prévenir qu’a la paix la France ne soye limitrophe de la République des Provinces Unies en laissant I’Empereur s’aggrandir en Italië, moyennant qu’il cède les Pays-Bas. x) Zie pag. 255. 2) Weggelaten militaire bijzonderheden. Zie daarvoor Gedenkstukken, 111, pag. 865. 8) Weggelaten de schets van een operatie-plan op de Oostelijke grens. Zie daarvoor Gedenkstukken, 111, pag. 865. *) Door een Engelsche landing. Vous voyez que je suis un peu dans les espaces imaginaires, mais c’est le défaut des vieillards. 28 September 1798. Les nouvelles que j’ai regues de Dillenbourg, sont facheuses. J’ai encore ma vaisselle et d’autres effets dont je puis me défaire, et moyennant lesquels je vois jour de me tirer d’affaires encore pour prés d’un an, quand même je ne tirerois rien de I’Allemagne Hans ce tems-la, en retranchant les dépenses inutiles et vivant avec plus d’économie que je n’ai fait du tems que je comptois sur des remises d’Allemagne de 6 a 7000 £. Ik moet mijn Teering na mijn Neering doen, et peut-être que cela est bon pour moi. Soyez assuré que mes sentiments pour vous ne changeront pas et que je suis pour la vie votre tout dévoué et affectionné Père. G. Pr. d’Orange. 173. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 9 October 1798. Je m’empresse, ma trés chère Mère, de vous remercier de la robe en fillet qui m’a fait grand plaisir comme tout ce qui est de votre ouvrage. D’ailleurs j’ai trouvé cette production bien plus jolie que je ne m’y attendois d’après ce que vous m’en aviez marquée. Ce qui me fache, c’est que je vois par ce modèle que les tailles s’allongent, et nous sommes maintenant si accoutumées a les voir courtes, et cela est si avantageux aux petits choux comme moi, qu’on ne peut se faire derechef è, les avoir raisonnablement. 16 October 1798. La victoire de Nelson nous a fait ici autant de plaisir que si nous étions Anglois, et on prétend qu’a Berlin elle a fait une beaucoup trop grande sensation au gré de Siéyès. 23 October 1798. Je pense que Guillaume sera déja prés de vous depuis quelques jours quand cette lettre vous parviendra, puisque le vent paroit excellent, de sorte qu’il est possible qu’il soit Samedi ou Dimanche dans vos bras. Ah! Quelle jouissance! Je crois que ma bonne Maman sera enchantée de sa bonne mine et qu’elle lui trouvera un air gai et content qui augmentera sa satisfaction. Au reste c’est toujours le docteur Panglose x) qui trouve, que tout est -pour le mieux dans le meilleur des mondes. C’est une heureuse disposition que n’a pas qui veut, mais que mon frère possède au suprème degré. Je vous prie d’être persuadée du profond respect et de I’inviolable attachement avec lequel je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre trés humble et trés obéissante Servante et Fille Louise. 174. Prins Frederik aan zijn Ouders. Weenen. 13 October 1798. Vous serez peut-être surpris que je continue toujours a vous écrire de Vienne, et a la vérité j’en suis tout aussi surpris, ne m’étant pas douté a mon retour d’ltalie que I’on me laisseroit comme cela trois mois. Au reste comme le tems ne s’est assurément pas passé désagréablement, je n’ai sürement pas raison de me plaindre. Je désirerois seulement savoir combien de tems cela pourra durer encore. Aan prinses Wilhelmina. 17 October 1798. Ne croyez pas, ma trés chère Mère, que je pense déja a quitter Vienne. J’ignore parfaitement quand cela arrivera. II paroit que les Fran?ois n’ont pas trop envie de recommencer la guerre sur le continent, s’il y a moyen de I’éviter, puisqu’ils viennent enfin de céder sur les points de Kehl et de Cassel2), è. la vérité a mes yeux peu hnportans, mais toujours est-ce beaucoup après le langage impérieux qu’ils n’ont pas cessé de tenir depuis I’ouverture des négociations de Rastadt. Un moment il paroissoit qu’ils avoient envie d’enfreindre la fameuse ligne de démarcation, et j’avoue même que je n’en aurois pas été affligé, si cela avoit pu tirer Ie Nord de I’Allemagne de sa profonde léthargie, mais il paroit maintenant qu’elle y restera plongée. Dans peu de jours je suppose que mon frère sera auprès de vous, au moins s’il a suivi son premier plan. II y a deux ans j’avois le plaisir de I’avoir auprès de moi, et même a pareil jour il a asisté a une cannonnade qu’il y a eu du ») Dr. Pangloss met de lijfspreuk: Tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes, is een figuur uit Voltaire’s roman Candide. a) Vgl. pag. 23A en 238. cóté de Fribourg en Brisgau a un endroit nommé Langendenzelingen. C’étoient les seules fêtes que je pouvois lui procurer pour lors, aulieuque maintenant, s’il pouvoit me faire visite, je pourrois lui procurer des plaisirs non beaucoup moins bruyans, mais moins dangereux. Demain entre autres nous aurons la première redoute de I’hiver, aussi je compte y assister, quoique ce qui me dérange un peu, c’est que cela m’obligera de veiller, le bon ton ne permettant pas d’y aller avant onze heures. J’ai pris le thé chez les Grovestins 1), oü j’ai joué aux échecs. C’étoit la première partie que j’ai fait depuis mon séjour d’Angleterre, aussi cela m’a-t-il fait penser è, nos soirées d’Hampton Court. Comment les passez-vous a présent ? Est-ce encore le Casino qui est é la mode ? Quant a moi je ne touche jamais de cartes en société hormis quand j’ai I’occasion de faire une partie de Klaaver Jasse. C’est ce qui vous surprendra sürement, mais en vérité j’ai trouvé plusieurs personnes ici qui connoissent ce fameux jeu. 24 October 1798. Ayez la bonté de dire k mon frère bien de belles choses de ma part. Si je ne lui écris pas, c’est que je compte toujours que mes lettres sont voor de heele familie. Aan prins Willem V. 27 October 1798. Lorsque vous apprendrez par les nouvelles publicques, mon trés cher Père, que nous avons occupé le pays des Grisons, vous croirez apparemment a la guerre et vous me supposerez loin d’ici. Cependant me voilé, tranquilement a Vienne, et j’ignore même quand et si je partirois. Au reste s’il faut reparoitre sur le Champ de Mars, je ne saurois être en attendant nulle part mieux qu’ici. Cependant ne croyez pas que ce séjour soit un Capoue, car malgrés qu’on peut y jouir de tous les plaisirs possibles, il ne me paroit pas, au moins jusqu’a présent, que cela m’ait efféminé, mais aussi est-il vrai que je n’en profite pas infiniment, et qu’a beaucoup d’égards je vis de même que I’on pourroit vivre dans le plus petit endroit. Je m’en vais vous raconter mes faits et gestes. Avanthier j’ai donné a diner k Mr. Van der Dussen en heb ondervonden, x) Carel Frederik baron van Sirtema van Grovestins, 1770—1874. Schrijver van Staat- en Geschiedkundige werken. dat, ofschoon ik haast hoegenaamd geen gelegenheid heb, mijne moedertaal te spreeken, ik dezelve zeer wijnig vergeten heb. Het schrijven zou mij moeyelijker voorkomen, omdat ik hierin nooit een zeer groote meester geweezen ben, mais voila une assé longue digression. L’après-diner j’ai fait quelques visites, mais ayant trouvé partout visage de bois, je suis rentré tristement au logis oü j’ai passé quelques heures a lire dans Chesterfield 1), et ensuite j’ai passé lasoiréechez Md. de Rombeck, soeur de Mr. de Cobentzl, oü I’on trouve toujours trés bonne compagnie, mais comme c’est une société oü pour briller il faut faire beaucoup d’esprit, vous pouvez juger que j’y fais une assé mince figure. Hier, après avoir passé contre mon ordinaire toute ma matinée en courses, j ai diné chez les Grovestins oü j’ai fait un diner presqu entierement a la Hollandoise. L’après-midi je I’ai passé chez moi a lire le rapport du Chancelier d’lrlande a la Chambre des Pairs, et ma soirée je 1 ai passée dans la maison d’Aronstein 2) oü j ai fait trois parties d échecs que j’ai perdues I’une après I’autre. Pour aujourd hui je dine chez le duc Albert et je souppe chez Md. Eichelberg, mais ce que je ferai entre deux, c’est ce que j’ignore encore parfaitement, mais apparemment je passerois mon après-diner a lire. Vous voyez par ce petit échantillon de ma manière de vivre que, quoique je sors presque journellement, ma vie est assez réglée. 3 November 1798. L’archiduc Charles nous a quitté aujourd’hui pour retoumer è, I’armée 3). Quoique je ne sache rien encore de mon départ, je me flatte cependant que, s’ü y avoit apparence qu’il y eüt quelque chose a faire, I’on ne me laisseroit point ici dans I’inaction. Je vous prie d’être convaincu de I’attachement aussi respectueux qu’inviolable avec lequel j ’ai I’honneur d être votre tres humble et trés obéissant Serviteur et Fils. Fr. Pr. d’Orange. i) Philip Donner Stanhope graaf Chesterfield, staatsman en schrijver. •) Zijn bankier. 3) Aan den Rijn. 175. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 2 November 1798. Nous sommes fort contens ici de ce que les Autrichiens se sonts enfin remués et qu’ils ont pris possession du pays des Grisons, ceux-ci les ayant appellés è. leur secours. II paroit assé vraisemblable que ce cóté va en peu devenir le théatre de la guerre, les Impériauxse renfonjant vers le Tyrol et les Frangois a Schafhouse. J’avoue que malgrés les inquiétudes auxquelles nous serons derechef exposés, je ne puis attendre le moment de voir éclater la guerre, puisque je suis fermement persuadée qu’elle seule peut sauver d’une ruine totale et que jamais pour nous le moment ne fut plus favorable. L’insurrection dans le Braband x) prend un caractère trés sérieux et pourroit donner du fil a retordre aux Fran£ois, si seulement on pouvoit soutenir les soi-disans rebelles, car si on les abandonne a eux-mêmes, ils ne pourront longtems se soutenir contre un ennemi fort supérieur en forces et déja discipliné. 3 November 1799. Tout prend un air militaire ici qui ne me déplait pas trop, si c’est pour une bonne fin. Au reste je sais positivement qu’ou se disoit a I’oreille è, Berlin que la politique de cette Cour commen-9oit è. dranger, qu’elle revenoit a de bons principes, et même on est plus content de Haugwitz qui apparemment cherche a réparer ses fautes. Ce qui est sur au moins, c’est qu’on renforce I’armée et qu’on met Wezel en état de siége. Ces simples précautions portent déja I’épouvante parmi les troupes Frangoises qui se trouvent de ce cóté, et je connois quelqu’un qui revenoit de ces quartiers qui a dit qu’ils ne cachoient pas qu’ils croyoient que leur tour étoit venu d’être battus. Les Russes 2) paroissent leur faire grande peur et je vous dirai même que le Duc s’occupe d’un plan pour la délivrance de la Hollande qu’il puisse exécuter aussi heureusement qu’en 1787! 3) II me paroit que le séjour de Siéyès a Berlin y a *) Er was een boerenopstand uitgebroken wegens de invoering der conscriptie. a) Rusland was reeds in verbond getreden met Oostenrijk en onderhandelde thans met Engeland over een verbond, dat 29 December 1798 tot stand kwam. *) Het was om dit plan aan de Engelsche Regeering over te leggen, dat de Erfprins naar Engeland was gereisd, hopende met de leiding der onderneming naar Holland te worden belast. Zie dit plan Gedenkstukken, 111, pag. 885. fait presque du bien, paree que I’on s’est révolté d’y voir un tel monstre, et on se défie de lui, tandis que Caillard avec ses formes polies et diplomatiques gagnoit bien du monde. D’ailleurs celuiciest surveillé, et en général on le dit fort mécontent de son séjour. II a été surtout fiché de la forte joye éclatée a I’occasion des échecs supposés et véritables de Buonaparté et Dieu veuille que, dégoüté et mécontent, il abandonne a leur mauvais sort des gens qui ne sonts pas encore mürs pour la révolution. 6 November 1798. II est bien extraordinaire que depuis prés d’un an que les Frangois n’ont fait que parler de débarquemens et ont été occupés de tous les préparatifs que deux victoires des Anglois ont entièrement détruits, les Fransois n’oseront plus se montrer sur mer. Que de monde péri pour la fantaisie des cinq tyrans! Et que d’argent j etté i Ce g. Le despotisme d’une République I’emporte sur celui d’un Roi. Je vous supplie de croire au profond respect et a I’inviolable attachement avec lequel je ne cesserai d’être votre trés humble et trés obéissante Servante et Fille Louise. 176. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter. Londen. 21 November 1798. Je vous écrit ces lignes, ma chère Loulou, par le capitaine Pictet qui passé par Brunswic. Je n’ai pas le tems ni les moyens de vous dire des choses intéressantes. Mon but principal est de vous faire connoitre le porteur qui en vaut bien la peine par son extérieur modeste et son esprit de droiture que I’on trouve assé rarement réunis dans ceux qui ont joué des róles pareils au sien. II connoit trés bien votre Patrie. II a été a même d’y rendre service a quelques indivus bien-intentionnés et d’y déployer ses talens et sa justice. II est ami intime du fameux Pichegru. C’est le meilleur ami qu’il ait. Ils sont intimes, mais si intimes qu’on doit les considérer comme identifiés I’un dans I’autre. Devinez le reste et gardez-moi le secret. l) Siéyès namelijk. 27 November 1798. La dernière poste ne m’a rien porté de Fritz. Nos nouvelles de lui ne vont que jusqu’au sept. La gazette de Hambourg dit que le 10 il étoit encore é Vienne, mais on le croit toujours destiné pour I’ltalie. II est singulier que son départ de Vienne soit presque partout regardé comme un baromettre qui doit décider de la paix ou de la guerre. Ce 28. Ci-joins vous trouverez ma petite offrande pour ce jour *). Ce sont encore des cheveux de votre vieille Maman. Je m’imagine qu’ils sont toujours les bien-venus. Je ne crois pas d’ailleurs que vous en aviez en boucles d’oreilles. Cette manière de les arranger m’a paru nouvelle et jolie. Je vous embrasse, ma chère Loulou. Je vous serre contre mon coeur. Tant qu’il battra, je resterai votre fidéle, tendre et bonne Maman W. 177. Prins Frederik aan zijn Ouders. Weenen. 14 November 1798. Me voilé, sürement dans un poste bien brillant, mais je me trouve en même tems sur un parquet terriblement glissant. 16 November 1798. C’est demain matin que je compte enfin partir. Mon intention avoit dabord été de me mettre en route ce soir, mais j’ai trop d’affaires pour que cela soit possible, et puis, comme la maison ne brüle pas 2), il n’est pas nécessaire de se presser si fort. Cependant comme j’irois la nuit comme le jour et que je ne m’arrêterois que quelques momens a Laybach, Gorice et Palma, je me flatte de pouvoir être au quartier-général de Padoue au plus tard dans six jours. Padua. 27 November 1798. Ayant justement quelques momens é ma disposition, je m’empresse a les employer a m’entretenir avec vous, mon trés cher Père, et vous informer qu’après un voyage trés pénible, vu les mauvais chemins et les débordemens des torrens et des rivières, je suis en- ‘) 28 November, verjaardag van prinses Louise. 2) Het was nog vrede en de vernieuwing der vijandelijkheden tusschen Oostenrijk en Frankrijk was nog onzeker. fin arrivé ici. Vous comprenez que mes premiers momens sont bien remplis et qu’üs sont assé difficiles. Cepèndant quoique je ne me fasse point illusion sur toute la difficulté de la tache que j’ai è. remplir, je me flatte qu’avec du courage et de la bonne volonté je réussirai a m’en tirer sans déshonneur et a I’avantage de la cause que je sers. Je me trouve ici dans un pays qui me rappelle beaucoup la Hollande è, cause des canaux qui le traversent, et des maisons de campagne ainsi que des jardins qui rappellent beaucoup ceux le long du canal de Voorburg. L’on voit aussi ici Des tire-batteaux. Tirés par des chasseurs, Montés sur des navets, .... *) mais k la vérité les nótres étoient plus élégans. Ce qui me dérange beaucoup, c’est que, quoique j’ai pris pendant trois mois trois lefons d’ltalien par semaine, je me trouve è. peu prés aussi avancé que le premier jour. A la vérité je comprends tout, mais il m est impossible encore de m’exprimer. Je n’ai pas le tems d en dire davantage, mais, avant de finir, permettez-moi, que je vous fasse mon compliment en faveur du jour de demain. Dieu bénisse la bonne Loulou! Aan prinses Wilhelmina. 2 December 1798. Quoique je me trouve maintenant dans un pays qui passé pour avoir un climat tempéré, vous n’avez pas d idéé, ma trés chère Mère, du froid que l’on souffre dans les maisons, tant a cause des cheminées et des feux de bois qui s’éteignent è, tout moment, que des parquets de marbre qui font que les pieds sont toujours gelés. Ce n’est qu’avant-hier que j’ai pris le commandement de I’armée. Aan prins Willem V. 12 December 1798. Cette nuit je compte merendre a Venise en dormant, mon mtention étant de m’embarquer ce soir en trekschuit sur la Brenta, et de cette manière j’arriverai, sans m’en apercevoir, dans moins de sept heures de tems. Ce que vous me mandez, mon tres cher Père, i) Oud kinderkamerrijmpje, onverstaanbaar voor wie geen Hollandsch kent. De hier ontbrekende vierde regel luidt: ,Le long de la dentelle”. de I’entretien que vous avez eu dans les Grands Appartements avec ie capitaine Pictet, m’a un peu surpris, car quoiqu’il se soit conduit en honnête homme, il n'a laissé d’être un de nos implacables ennemis, puisque c'est a lui qui vous devez d’avoir pu I’entretenir dans ces mêmes Appartemens. II est vrai qu’en vous obligeant a quitter la Hollande, il ne se seroit pas douté d’être forcé lui-même a chercher un azyle dans les mêmes lieux oü vous I’avez trouvé. Voila le vrai tableau du monde: tantöt en haut tantót en bas de la roue, et personne ne peut échapper au sort qui lui est destiné. Padua. 19 December 1798. Je ne saurois vous écrire des nouvelles, mon trés cher Père, ainsi je me bomerai k vous entretenir de ma petite personne. Personne ne mène, je crois, une vie plus réglée que je ne le fais depuis que je suis ici, travaillant presque toute la journée et ne sortant absolument que lorsque le service I’exige. Aussi n’ai-je fait encore que trés peu de connoissances en hommes et pas du tout en femmes. Au reste quoique vous sgavez que de mon naturel je suis un peu paresseux, je trouve qu’il n’y a pas de mal è, être forcé è. s’occuper, puisque I’on a pour iors pas un moment d’ennui, et du moins sürement beaucoup moins qu'è, la longue dans les assemblées du grand monde oü I’on baille en disant que I’on s’amuse. Je dine tous les jours a deux heures. All heures je donne la parole et le reste du tems se passé ü lire et écrire. II faut que je finisse, mais auparavant je vous prie d’agréer les assurances de mon parfait dévouement ainsi que de I’attachement respectueux avec lequel j’ai I’honneur d’être, mon trés cher Père, votre trés humble et trés obéissant Serviteur et Fils Fr. Pr. d’Orange. P.S. Si Guillaume de Reede est encore des vótres, ayez la bonté de le remercier pour le soin qu’il a bien voulu prendre de mon chien. Le pauvre animal est-il maintenant en Angletterre J) ? l) Het postscriptum betrof een hond, die bij het vertrek uit Holland daar onverzorgd was achtergebleven. Dit schrijven van ig December 1798, dat zijn bestemming eerst of 26 Juli 1799 heeft bereikt1), is het laatste geweest, dat de ouders van hun jongsten zoon hebben ontvangen. Typheuse koortsen, opgedaan bij inspecties van de met typhuslijders overvulde hospitalen, namen een snel verloop en prins Frederik overleed op 6 Januari 1799, nog vóór de hervatting der vijandelijkheden tusschen Oostenrijk en Frankrijk. 1799 178. De Erfprins aan zijn Vader. Ritzbuttel2). 19 Januari 1799. Je n’ai pas été peu affecté en voyant dans les papiers publiés que mon frère a été attaqué d’une fièvre qui menace ses jours. 22 Januari 1799. En quittant la rade de Harwich, je me suis encore réjoui de voir dans un papier qui venoit de Londres, que Fritz avoit inspecté le 13 Décembre 300 hommes a Venise, faisant la réflexion que c’étoit une preuve de sa bonne santé, et en arrivant au continent, je dois apprendre qu’il est trépassé 3). 5 Februari 1799. Par une lettre de Perponcher a Bentinck je suis informé que Fritz a été enterré dans I’église des Hermites è. Padoue avec tous les honneurs militaires, et une simple pierre, sur laquelle son nom et le jour de sa mort sont gravés, couvre son cercueil. Pendant I’enterrement et officiers et soldats pleuroient. Veuillez être assuré mon trés cher Père, du trés respectueux attachement avec lequel j’ai I’honneur d’être votre trés humble et obéissant Serviteur et Fils G. F. Pr. Hér. d’Orange. *) Prinses Wilhelmina aan den Erfprins, 26 Juli 1799: „nous venons de recevoir une „lettre du cher défunt Fritz, écrite le 19 Décembre”. 2) De Erfprins was 10 Januari weder te Harwich scheep gegaan, nadat de Engelsche Regeering hem had te verstaan gegeven, dat een Engelsche onderneming ter hevrijding van Holland afhankelijk was van de samenwerking der vier Groote Mogendheden. 8) De Erfprins vernam het bericht op weg naar Bremen van zijn reisgezel Robert Fagel, dien men er bij de landing te Ritzbuttel van had onderlicht. De tijding van het overlijden van prins Frederik op 6 Januari J799 hwam pas op 4 Februari 7799 in Fransche couranten naar Londen. 179. Prinses Wilhelmina aan den Erfprins. Hampton Court. 22 Januari 1799. Nous avons des lettres de Fritz du mois de Décembre. II se portelt bien et paroissoit de bonne humeur, mals 11 ne nous dit rien de nouveau. Vous aurez été bien surpris d’apprendre a votre arrivée au continent que Mrs. Van Rhoon et Van de Spiegel sont relachés. On dit que c'est pour sauver Wybo Fynje cum suis 1), que les Frangois les ont relachés. Nos courses en ville sont allées leur train depuis votre départ selon que nous I’avions projettés. Le eerde de gala du 18 2) a été des plus nombreux et des plus brillans que j ai vu, et mon amour-propre a été flatté des justes éloges qu’on a donnés a Ia robe travaillez par moi. 29 Januari 1799. De Fritz mes nouvelles ne vont que jusqu’au 18 Décembre, et vous compendrez que nous en voudrions d’ultérieures, surtout depuis la confirmation des malheurs du Roi de Naples, et dans I’ignorance oü nous sommes du sort de celui de Sardaigne depuis son départ de Turin. Dans ce facheux état de choses en Italië on s’étonne de plus en plus de voir I’Empereur rester passif, mais en même tems je ne puis m’empêcher de craindre que, s’il devient actif, la besogne de votre frère après les malheurs qui viennent d’arriver aux arméesNapolitaines, et depuis que les Frangois triomphent en Italië de tous cótés, ne soit pour lui au dessus des forces qu’on lui a confiées. Dieu veuille I’assister! Queen’s House. 4 Februari 1799. Ce fut toujours ma plus douce occupation que celle de vous écrire, mon dier Guillaume, mais dans ce moment il m’en coüte terriblement, et je ne sais que vous dire. Des papiers Frangois nous ont terrassés en nous annongant Ia mort de notre bien dier Fritz. Je ■) Wybo Fynje, gewezen lid van het Uitvoerend Bewind. Vgl. Golenbrander De Bataafsche Republiek, pag. 179. ’ *) Verjaardag van koningin Charlotte. Naber, Correspondentie 111 1 O donnerai tout au monde pour pouvoir me persuader que ce nest qu’une invention Frangoise, mais il y a trop de circonstances et c’est mit avec trop de simplicité, pour que je puisse en douter. Si telleest la volonté du Ciel, si le bon Dieu nous frappe de ce coup, tachons de le supporter en vrais Chrétiens, mon dier Guillaume, c.è,,d. avec résignation. La mémoire de votre frère vivra toujours dans nos coeurs. II est impossible que jamais elle s’en efface ou diminue. De plus nous pouvons nous dire que peu de jeunes gens quittent ce monde en laissant une réputation comme la sienne, mais cela ne console pas dans le moment que nous le perdons *). En même tems je pense continuellement è. vous, mon bon ami, dont jene sais pas encore I’arrivée au continent, et quel coup pour vous cela aura été en mettant pied a terre. Quelle entrevue que vous aurez eue avec la bonne Loulou, qui devoit être si agréable et qui aura été si triste. Dieu veuille aussi soutenir cette chère Loulou dont la tendresse pour votre frère et vous est sans pareille. C’est ici, du Roi, que j’appris la funeste nouvelle. Toute la familie me comble de bonté et d’attention. La Pr(incesse) M(ane) se conduit comme un ange, mais elle est profondément affligée. Je la considérerai toujours comme un de mes enfans. Je ne sais rien de nouveau et notre malheur m’occupe seul. Je vous serre contre mon coeur. Je prie Dieu pour vous et toujours je resterai votre fidéle et bonne Maman w. 180. Prinses Wilhehnina aan haar Dochter. Londen. Queen’s House. 5 Februari 1799. Que Dieu nous assiste! C’est tout ce que je puis vous dire dans ce moment, car j’ai peine encore de rassembler mes idéés. LL. MM. me logent ici dans I’appartement des Princesses et prés de cellesci. Elles me comblent des attentions les plus gracieuses, et comme je ne suis guère seule, cela me donne des distractions contmuelles, et pour ma santé, n’en soyez pas inquiète. Je la soigne et elle est bonne, Dieu merci. Quelquefois je ne puis m’empêcher de conserver un rayon d’espoir, mais je ne veux pas m’y livrer. l) Wat bekort. 12 Februari 1799. Je ne puis plus douter de notre malheur, ma toute chère Loulou, les gazettes Hollandoises, arrivées hier parFlessingue, en donnent tant de détails qu’il n’est que trop certain que notre bon Fritz n’est plus de ce monde. Toute espérance est ainsi évanouie, et cependant nous n’en avons pas la confirmation directement, car aucune poste n’arrive, tandis que je désirerai si ardemment d’avoir de vos nouvelles et celles du pauvre Guillaume. J’avoue que je suis aujourd hui si accablée que j’ai peine è. vous écrire, mais j ai voulu vous dire quelques mots, pour que vous ne vous inquiétez pas pour moi. Si les gazettes disent vrai, ce cher Fritz seroit mort d’une fièvre qu’il auroit pris en visitant les hópitaux. En ce cas il est mort dans sa vocation, car ces soins étoient des devoirs de son poste. II ne les a que trop bien observéz. Si vous le pouvez, ma toute chere Loulou, tachez de me procurer le pauvre Kreps. Peut-être y a-t-on déjü pensé, et je suis süre que Fritz luimême 1 auroit ordonné, s’il s’étoit senti prés de sa fin, mais comme je ne sais rien encore sur tout cela, j’ai voulu vous marquer d’abord mon désir a eet égard, car je suis bien süre que ma bonne Loulou pense toujours k remplir les souhaits de sa vieille Maman. D’ailleurs vous saurez le cas que notre cher défunt faisoit de ce chien. 15 Februari 1799. La triste confirmation de notre malheur manque toujours, et en attendant nous ne pouvons prendre le deuil pour notre bien-aimé Fritz. 26 Februari 1799. Demain 13 malles seront dues. Je crois qu’il n’y a pas d’exem-Ple de cela. Ici depuis longtems il n’est plus question de glacés, mais il faut croire qu’il n’est en pas de même a I’embouchure de I’Elbe. Je vous serre contre mon coeur et suis a jamais votre fidéle Maman W. 181. Prins Willem V aan zijn Dochter. Londen. 12 Februari 1799. Je vous écris dans la douleur. Hier au soir il est arrivé des ga- zettes de Hollande, annoiKjant formellement la mort de notre cher Fritz et même rapportant I’ordre de ses funérailles. Je crains que ce coup ne nuise a la santé de votre Mère. Elle est trés affectée, mals fort raisonnable, mals elle a de la peine è. dormir. Je regarde Fritz comme une vraye perte non seulement pour nous, mais j ose dire pour la bonne cause, et I’Empereur aura de la peine a le remplacer non pour I’expérience et les talens, mais pour le zèle et I’ardeur de bien faire. 15 Februari 1799. Votre Mère soutient le coup fatal qui nous frappe, mieux que je ne I’aurois osé espérer, mais c’est une triste situation de voir tous les jours la confirmation de la mort dun fils chéri dans les gazettes. Votre Mère est toujours è, la Maison de la Reine oü I’on a toutes les attentions et bontéz possibles pour elle. Hampton Court. 5 Maart 1799. II manque 14 malles. Je ne doute plus de la mort de Fritz, mais je ne puis prendre le deuil, tant que je n’ai de nouvelles directes. Pour lui c’est une délivrance, surtout si les cartes se brouillent dans I’Empire touchant la succession de I’Electeur de Bavière1). II auroit alors été dans le cas que j’ai toujours craint qui pourroit arriver que mes füs dussent combattre I’un contre I’autre 2). II faut se soumettre a la Providence, mais cela n empêche pas qu une perte pareille est sensible. Dieu veuille vous conserver et votre frère. Si je perds mes enfants, je perds ce è, quoi je suis le plus attaché au monde. Je suis faché pour votre Mère, qu’elle n’a puresterè, Londres 3). Le séjour ici augmentera sa douleur, et il n’y a den qui la distraye. Soyez assuré de la tendre affection de votre tout dévoué et trés affectionné Père G. Pr. d’Orange. i) Keurvorst Karei Theodoor was 16 Februari 1799 overleden zonder wettige nakomelingschap na te laten en de erfopvolging in Beieren was reeds lang een vraag, waarover Pruisen en Oostenrijk tegenover elkander stonden. 2) Vgl. Nrs. 64, 145, 149. >) Toen de koninklijke familie weder van Londen naar Windsor vertrok, was prinses Wilhelmina naar Hampton Gourt terug gekeerd. 182. Prinses Wühelmina aan den Erfprins. Queen’s House. 1 Maart 1799. Si les gazettes disent vrai, les cendres de notre cher défunt auroient été simplement déposé dans I’église d’un convent a Padoue ou Vérone, ce qui fait supposer que I’on attend de savoir la volonté de votre Père pour son enterrement. Comme nous ne pouvons plus être placés dans les tombeaux de familie de la République ni dans ceux du Pays de Nassau, tant que les y sont, Ie plus naturel seroit, surtout a cause de la dépense, de les laisser tranquilement dans le lieu oü le bon Dieu I’a retiré a Lui. Mais il y a une crainte qui, je I’avoue, m’inquiète beaucoup. Partout les oü ils triomphent, insultent les tombeaux et les ouvrent pour en troubler les cendres qui y reposent1). Ceci vient encore d’avoir lieu en Piémont, particulièrement dans les couvens dont ils chassent les religieux. J’avoue que cette idéé me tourmente. J ai pensé la dessus, s’il ne seroit pas possible de le transporter a Berlin, et si en ce cas le Roi ne voudroit pas lui accorder la distinction de le faire placer au Dóme, oü se trouve toute ma familie. Votre Père ne rejette pas I’idée, mais il croit la dépense si exècive pour un si long transport que cela excéderoit de beaucoup nos moyens. Cette raison n’est que trop valide, et en ce cas il faudroit y renoncer. Hampton Court. 5 Maart 1799. Nous voici de retour ici, mon bon ami, et après un séjour de plus dun mois a la Maison de la Reine. Nous I’avons quittée sans avoir I’espoir de recevoir de si tót les tristes lettres pour I’arrivée desquelles on nous a fait rester, mais les nouvelles des glacés de 1 Elbe ne donnent pas d’espoir que les malles pourroient arriver et partir de si tót de Cuxhaven. On assure que les ont 13 pieds de profondeur, et que ce port est absolument inabordable, ce qui semble surpasser de beaucoup les dangers auquels nous avions lieu de croire que vous étiez exposé è. votre retour au continent. ‘) Prins Willem V aan zijn Dochter. 8 Maart 1799: „Je crois que, tant que la guerre „dure, il ne faut pas penser k ériger un monument au pauvre Fritz, car si les Franfois „y parviendroient, ils le détruiroient et insulteroient peut-être son corps comme ceux „de mes ancêtres I’ont été k Leeuwarden”. Te Diez was in 1795 het grafmonument van Amalia van Anhalt door de Franschen geschonden. Vgl. pag. 51 en 71. Hélas, votre frère ne paroissoit pas être pour le moment dans une position dangereuse, et c’est justement alors que la Providence a trouvé bon de le retirer a Elle. Nous n’étions pas inquiets, quand cette affreuse nouvelle nous est parvenue comme un coup de foudre. 8 Maart 1799. Depuis avant-hier grand nombre de postes sont arrivées, cela ne cesse pas, et pourtant je n’y trouve point encore tous les détails que j’espérois sur les derniers instans de notre bien-aimé Fritz. Le chevalier Eden me renvoie 3 de vos lettres que le cher défunt n’a pas regu avec 15 des miennes et autant de votre Père 1), Vous sentirez ce que j’ai dü éprouver en recevant tout cela avec mon pauvre petit cadeau pour son jour de naissance. J’ai écris a Loulou que, si cela se pouvoit, je désire qu’elle m’envoie Muller ici, et qu il me mène Kreps. Vous comprendrez que c’est pour pouvoir m’entretenir avec quelqu’un qui n’a pas quitté Fritz jusqu’au demier moment, que je désire ceci. A tout jamais je resterai votre fidéle Maman W. 183. Prinses Louise aan haar Moeder. Brunswijk. 8 Maart 1799. Je viens de parler longuement a Muller. II m’a remis tous les papiers et les choses précieuses qui s’étoient trouvées sur mon frère et celles qu’il avoit sous sa garde. Un byou plus précieux que tous les autres qu’il m’a remis, c’est la queue de ses cheveux qu il lui avoit coupée et que j’ai reque avec une vive émotion, mais je sens bien que ce trésor n’est pas pour moi seule. Je suis prête aussi a la partager en quatre parts, car a mes yeux c’est 1 héritage du plus grand prix. Kreps est ici. II vous arrivera, ma bonne Maman, par la première occasion. J’avois bien aussi désirée de le garder, mais il est bien juste que je le cède a ma bonne Maman. 15 Maart 1799. Je me suis mise hier, ma chère Maman, a examiner le paquet de papiers de notre chèr Fritz que j’ai sous ma garde, et ce fut une i) Niet aanwezig. Alle brieven aan prins Frederik over 1798 ontbreken. occupation bien triste. Cependant je n’ai que les lettres qu’il regut depuis qu’il fut en Italië. Je pense que les autres sonts déposées chez le chevalier Eden, mais dans le portefeuille qui ne le quittoit pas et qui étoit un cadeau de ma chère Mère, se trouvent un couple de lettres que vous lui écrivites è. chaque départ, et puis un petit paquet avec des plantes sédiées a ce que j e crois, sur lequel vous avez écrit: ceci est un talisman 1). II s’y trouve aussi des cheveux dont je crois connoitre la couleur. J’ai aussi parcouru des mémoires militaires, faits par lui en Allemand, et de sa propre écriture, de la justesse desquels je ne puis juger, mais qui m’ont étonnée par leur Science. J’ai regretté qu’il n’y en eüt pas davantage, mais les généraux Autrichiens, ayant été a la recherche des papiers qui avoient rapport au service, peuvent bien les avoir enlevés, et si cela est, c’est une vraye perte, mais on ne peut les réclamer. Je vous baise les mains et vous supplie d’agréer I’hommage du tendre et profond respect avec lequel je ne cesserai d’être, ma trés chère Mère, votre bien humble et obéissante Servante et Fille Louise. 184. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter. Hampton Court. 19 Maart 1799. Ici chacun jette une fleur sur la tombe du cher défunet tout le monde le pleure, mais je n’ai rien vu en vers sur lui que ceux que vous m’avez envoyéz. Remerciez le bon Bilderdijk de ma part. Son intention est surement bonne, et il me semble qu’il y a de bonnes idéés 2). Aussi je ne suis pas juge compétent en vers. 15 April 1799. Kreps est heureusement arrivé 3). Votre Père me I’a amené de Londres. Le pauvre animal a beaucoup maigris en route, mais il se porte bien et m’a dabord reconnue, me faisant mille caresses a son *) Vgl. pag. 175 en 176. 2) Oranjezucht, Lijkgedachtenis aan Z.K.H. Willem George Frederik van Oranje-Nassau, Ode van Willem Bilderdijk. 8) De hond was met een koerier mede gekomen. De kamerdienaar Muller was te Berlijn overgegaan in den dienst van den Erfprins, die hem in het bijzonder verbond aan den persoon van zijn jongste zoontje, peetekind van prins Frederik en door dezen aangewezen als zijn universeele erfgenaam. début. Vous sentez, combien sa présence a dü me toucher. Dans ses momens de tristesse le bon Fritz appelloit Kreps le seul ami dont il pouvoit s’entourer dans son éloignement de sa familie et des personnes qui lui étoient chères. 26 April 1799. Nos fonds ont été bien bas les demiers tems. Pour moi je tache de ne pas être k charge k la bourse de votre Père, et depuis que nous sommes en Angleterre, je me tire d’affaire avec les intéréts de ce que j’ai dans les fonds Anglois, et je n’ai point de dettes, mais il faut user d’économie pour cela. 2 Mei 1799. Vous approuverez sans doute, ma chère enfant, que j’ai donné une partie des cheveux du bien-aimé Fritz a celle qui après nous y avoit le plus de droit. En récompense et pour vous prouver son amitié, ma fille adoptive vous envoye une bague avec ses cheveux et ceux du cher défunt. Vous remarquerez que ces demiers sont restés avec la poudre, comme ils étoient. C’est a dessein. La Pr(incesse) M(arie) n’a pas voulu qu’on y touche, et en même tems cela les distingue mieux des siens. Elle a fait faire quatre bagues pareilles pour moi, pour vous, pour Mimi et pour elle-même. Je vous serre contre mon coeur en idéé jusqu è, ce que je le puisse en réalité, et toujours je serai votre fidéle et bonne Maman W. 185. Prinses Wilhelmina aan den Erfprins. Londen. 26 Maart 1799. Nous allons prendre possession de notre nouvelle maison 1). C’est le No. 32 du Conduit Street. Plus je le vois et plus je le trouve préférable a No. 69, mais elle n’est pas plus vaste. L avantage en est que nous I’occupons seuls, qu’il y a une chambre de plus en bas pour manger et y faire entrer ceux que nous ne voulons pas d’abord admettre chez nous, que I’escalier est clair et qu’en tout la i) Het appartement in Pall Mali No. 69, door prinses Wilhelmina met den naam van den verhuurder wel Hotel de Wylde genoemd, moest worden verlaten, omdat er een begin van brand was geweest. In Januari 1801 werd de woning in Conduit Street 32 weder verwisseld met een appartement in No. 40 van dezelfde straat. maison est plus neuve et plus proprement meublée. Mon drawingroom est réellement fort joli et, quant au prix, je pense qu’avec tous les faux fraix la dépense en tout pourroit monter a ceux du No. 69, mals pas au dela sürement, et le loyer est au dessous, puisqu’ü n’est que de 220 livres, et que pour Wylde cela mon tolt toujoursa26o, et même quelquefois 275 sans compter les charbons et autres petites choses qu’il livroit. Notre hóte dont la boutique est au No. 31, se charge de nos paquets, quand nous sommes absens, et est trés serviable. II loge a cóté de nous, et cela nous épargne de loger quelqu’un è, demeure pour officier comme conciërge. L’höte répond de tout, moyennant une servante fidéle a son choix qu’il a placé a notre service. Quant au manger, la cuisine est telle que nous pouvons trés bien y faire notre propre ménage, mais votre Père a préféré que cela reste sur Tanden pied. 2 April 1799. LL. MM. retournent Lundi1), et cette semaine les 2 jours qu’ils y sont, seront remplis par le concert, le eerde et Ie spectacle et tout cela n’est pas pour moi, ayant prié d’être dispensé du eerde tant que le grand deuil dure, ce qui est 2 mois d’après Tusage de ce pays. Comme ici on le porte en laine, je devrois sans cela me faire faire un habit de cour de cette étoffe, ce qui seroit une dépense inutile. Intusschen waren de voorbereidingen tot een onderneming tegen de Bataafsche Republiek, al bleek Pruisen ongezind er toe mede te werken, door de Engelsche Regeering in samenwerking met Rusland krachtig voortgezet, maar vrij wel buiten de Oranje’s om. 8 April 1799. Nous avons vu par Ia réponse de la Prusse du 7 Mars qu’elle ne veut entrer dans aucun plan offensif, et qu’elle ne s’est pas expliquée sur la proposition de délivrer la Hollande et d’augmenter celle-ci d’une partie de la Belgique. La réplique de Panin 2) a cette l) Van Windsor naar Londen. 2) Nikita Petrowitsj, graaf Panin, Russisch diplomaat, als opvolger van prins Repnin belast met de taak, om Pruisen voor de Coalitie te winnen. pièce est un peu sèche et aigre-douce, ce qui ne me surprend pas, car cette pièce est bien singulière pour n’en dire rien de plus. Elle m’a bien affligée pour milles raisons, entre autres pour celui au nom duquel elle a été dressée *). C’est par le Greffier que nous avons eu la communication de ces deux pièces dont lord Grenville lui a parlé, mais nous n’avons pas vu les autres. Voilé,, mon bon ami, tout ce que je puis vous dire ce soir. II est tard. En rentrant, j’ai trouvé les paquets que Perponcher a porté. Lui-même viendra demain, et vous sentirez ce que j’ai du éprouver en recevant tout cela, et ce que j’éprouverai encore en revoyant Perponcher. Maintenant je vais prendre quelques heures de repos. 17 Mei 1799. On dit que Ia fête d’hier 2) ala Maison de la Reine a été magnifique en tout sens. J’aurois pu m’y présenter en blanc ou en gris, le deuil étant changé, mais votre Père n’auroit pu venir en noire; ainsi nous avons préféré de n’y pas aller. 7 Juni 1799. Hier nous fumes a Drurylane oü LL. MM. n’avoient pas été d’un siècle. La foule étoit immense, et les applaudissemens trés loyaux. On représentois Pizarro, nouvelle pièce de Sheridan 3), tiré de I’Allemand, de Lu Mort de Rollu, pièce de Kotzebue. Pizarro nous a paru une belle pièce, et oü surtout Kemble se surpasse. Mds. Siddons et Jordan y jouent aussi avec distinction. Sheridan a requ et éclairéz LL. MM. en habit habilléz. C est la première fois que je le vis, et je le trouve bien laid. 11 Juni 1799. Samedi j’accompagnois votre Père au Panorama 4), ou lon représente la bataille du Nil avec une grande vérité selon des témoins oculaires. C’est un beau, mais horrible spectacle que celui qu’offre l’incendie de la flotte Franfoise. On assure que les officiers qui se sont le plus distingués en Italië 5), sont presque tous du choix de notre bien-aimé Fritz. ‘) De koning van Pruisen. *) Ter eere van den verjaardag van koning George 111. ») Richard Brixley Sheridan, staatsman en schrijver. 4) Panorama’s waren toen wat thans de film is. ») Prinses Louise aan haar Moeder. 4 Juni 1799: „Vous saurez déja la nouveUe vic- 28 Juni 1799. L’activité est maintenant extréme entre Downingstreet et Hampton Court. Tout va par le Greffier qui travaüle nuit et jour, et je ne puis dire combien il se donne de peine, et me témoigne de confiance. A tout jamais je resterai votre fidéle Maman W. 186. Prins Willem V aan den Erfprins. Hampton Court. 29 Juni 1799 x). Je suis bien convaincu que les habitans de la République sont las de leur joug actuel et de payer autant qu’on leur fait payer, mais je ne suis pas convaincu que le Pays veuille Tanden régime. Je connois tous les défauts de Tanden régime, mais je ne connois d’un autre coté point de Constitution que je crois convenir mieux a Tesprit de la nation. Je crois qu’il faut prendre pour base la Souveraineté des Etats et le rétablissement du Stadhoudérat dans chaque Province, en tachant de rendre la Généralité plus Souveraine (et les Etats des Provinces moins qu’auparavant), pour ce qui concerne les relations avec les Puissances étrangères, Tarmée, la flotte, les fortifications et tout ce qui concerne la défence du Pays, leur 2) laissant la Souveraineté pour ce qui regarde Tintérieur de leurs Provinces. Tout ce que j’exige, est qu’il ne soye pas question de me donner le nom de Souverain. Je connois les Hollandois. Ils se laisseront plutót gouverner par un Stadhouder despotiquement par influence que de lui donner des droits comme Souverain. Ils seront beaucoup plus jaloux de leur Souverain que du Stadhouder, et veilleront beaucoup plus a diminuer son pouvoir, crainte qu’il n’empiète. Voila ce que je désire: Tauthorité nécessaire pour faire le bien et faire marcher la Constitution, et non un vain titre sans pouvoir. Ce que je ne veux pas être, c’est „toire, remportée par Suwarow sur Moreau dans le Piémont, par laquelle Tarmée du „dernier est entierement détruite. Enfin Ie sort de I’ltalie est décidé et maintenant „1 Archiduc va s’occuper de la Suisse. Je comprends si bien, ma bonne Maman, tout „ce que vous devez éprouver chaque fois qu’on re?oit de bonnes uouvelles de Tltalie, „et je ne vois pas sans une bien vive émotion le nom du Régiment d’Orange dans les „gazettes”. ’) Vgl. Gedenkstukken, 111, pag. 961. *) Namelijk aan de Gewestelijke Staten. Doge d’Hollande. *) II faut une Constitution qui puisse agir sans délai, quand le besoin de I’Etat I’exige. La Constitution de ce pays 2) ne vaudroit rien pour un Etat inférieur, limitrophe de la France. Une Puissance fédérée, mais qui n’auroit de lien de fédération que d’avoir le même Souverain nominal, tandis que par le moyen des privilèges les Etats de chaque Province seroient a même de mettre des entraves a son pouvoir et aux moyens de défense qu’il désireroit employer, me semble pour le moins aussi pernicieuse, mais une Assemblée d’Etats-Généraux, munis de pleins pouvoirs de leurs commettans, pour pouvoir agir d’après I’exigence des cas avec I’avis du Gouverneur Général qui devroit en même tems être Gouverneur Particulier de chaque Province, suppléeroit peut-être è, tout. 3) Si la Prusse persistoit dans sa neutralité et empêchoit le passage des Russes 4), je crois que vous seriez mieux ici qu’a Berlin avec votre familie, et je désirerois que vous vinssiez ici. C’est avec la plus tendre affection que je suis, mon trés cher Fils, votre tout dévoué et trés affectionné Père G. Pr. d’Orange 5). l) Weggelaten de beredeneerde afkeuring van een Ontwerp van Constitutie, opgemaakt door den agent van den Erfprins, baron d’Yvoy van Mijdrecht, en een betoog aangaande de noodzakelijkheid eener barrière ook in geval van vereeniging der 17 Provinciën. a) Engeland. 8) Weggelaten een beschouwing over personen, die al of niet in aanmerking zouden kunnen komen om een noyau de Régence te vormen. Vgl. ook Gedenkstukken, 111, pag. 1043. 4) Om, te Embden geland, de Republiek aan de Oostelijke grens te binnen vallen. 5) Prins Willem V aan den Erfprins. 20 Maart 1801 (copie, ligt bij de brieven van den Erfprins aan zijn Vader): „Si la République pouvoit être rétablie dans son an„cienne forme avec des améliorations dans sa Constitution, je ne nierai point que je „désire de redevenir ce que j’étois, Stadhouder, Capitaine-Général et Amiral, mais je ne „puis être que cela, et alors il faut que la Noblesse soit rétabüe, les Départemens casséz „et les Etats des Provinces rétablis, mais je serai charmé de voir I’autorité des Etats „des Provinces diminuée et celle des Etats-Généraux augmentée. Je veux donner aux „Catholiques et k tous ceux des Religions, différentes de la nótre, tous les avantages „possibles, même d’avoir des égüses avec des clochers et de sonner les cloches, mais je „crois qu’il faut une Religion Dominante, et par conséquent que ceux des autres Reli„gions ne doivent participer ci la Souveraineté, mais qu’ils puissent jouir de tous les „autres avantages et participer aux emplois tant civils que militaires. Si la Belgique „pouvoit être jointe k la République, je ne voudrois rien innover pour la Religion dans „les Provinces Belgiques, seulement je désirerois que I’on y accordat aux Protestants „ce qui seroit accordé aux Catholiques dans les 7 Provinces. J’ajoute encore que je 187. Prinses Wilhelmina aan haar Dochter. Londen. 4 Juli 1799. Je vois par quelques mots qui vous échappent dans vos lettres, que vous vous flattez grandement d’un prompt et heureux changement quant a nous et a la Patrie, mais cela est trop beau encore pour que j’y croie. Je ne sais même, si je Ie désirerois, du moins quant a moi-même. Pour la Maison c’est autre chose. Au reste je conviens volontiers que depuis notre catastrophe la face des affaires n’a pas été aussi riante que dans ce moment, ni les dispositions aussi favorables ici, du moins pas avec cette ardeur, car en véritéc est plus quel’onne peut désirer.Voyonsaprès cela comment tout ce cahos se débrouillera. Lorsque le moment y sera, la besogne ne sera pas petite pour nous. Elle est immense pour votre frère, et ce sera alors aussi que nous sentirons de nouveau vivement notre perte, car I’union des deux frères eüt fait leur force et leur consolation. Quelque secours que Guillaume trouvera ailleurs, il ne trouvera pas un ami tel qu’auroit été son frère qui auroit été un autre lui-même la ou Guillaume I’eüt employé. ’) réunion des 17 Soeurs 2) n’est pas impossible sans doute, mais j’y vois bien hien des difficultés, et je n’aime pas è, me bercer de chateaux en Espagne. D’ailleurs je suis trop vieille pour reparoitre sur un aussi grand théatre et commencer une toute nouvelle carrière, et je puis hardiment en dire autant de votre Père. Tout en disant cela et en me représentant tous les embarras et les désagrémens qui nous attendront a notre retour dans notre Pays et qui seront bien pis qu’en 1787. cela ne m’empêchera pas de concourir de mes foibles lumières a ce que je pourrois faire pour le bien, quand 1 occasion se présentera. Je vous serre contre mon coeur, ma bonne et chère enfant, et suis la même a jamais. W. „serois bien aise, si la RépubUque étoit rétablie, que I’on püt faire des arrangemens „pour que les choses, faites par le Gouvernement actuel, pussent subsister, surtout pour „que les fmances fussent communes et qu’il n’y eüt pas de quotes ni de répartitions „pour 1 armee, maïs que les troupes fussent toutes è la Généralité et ne connussent „pomt de Betaalsheeren”. ‘) Weggelaten verschillende huiselijke berichten en de aankondiging van een zending noeden voor prinses Louise en voor de Erfprinses. 2) Vgl. Golenbrander, De Bataafsche Republiek, pag. 160. 188. Prinses Louise aan haar Ouders. Schönhausen. 2 Juli 1799. C’est depuis Samedi après diner que j’ai le bonheur d’être ici, ma trés chère Mère, et j’ai été bien enchantée de trouver mon frère et tous les siens bien portans. Guillaume a bien meilleur visage qu’è, son retour d’Angleterre. II a engraissé et il est toujours le même excellent gar