DfiMBEU/CCINC IN MtDtPLfiHD DOOD Ph, D& SCHOQP KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK^ 2001 1166 VIJFENTWINTIG JAAR DAMBEWEGING IN NEDERLAND |iè 1911 - 1936 EEN REVUE DER FEITEN EN GEBEURTENISSEN SAMENGESTELD DOOR PH. DE SCHAAP ALSMEDE ALLE PARTIJEN VAN DE MATCHES OM HET WERELDKAMPIOENSCHAP KELLER EN VOS versus RAICHENBACH EN BIJDRAGEN VAN VERSCHEIDENE VOORAANSTAANDE DAMFIGUREN IN NEDERLAND VAN LINKS NAAR RECHTS ''w^H ?!ESVFUU? \^NcDEN N.D.B. S- S. VAN BAALEN en' J. ' VOORBUrHh^' A' VAN BR0EK' vlrvlOET, EERSTE VOORZITTER N.D.B A. K. W. DAMME F. RAMAN O. VAN DAM PH. DE SCHAAP AUTEUR J. GROENTEMAN I. PRESBURG DE MEDEWERKERS AAN DIT BOEK VOORWOORD VAN DEN SAMENSTELLER. Vijfentwintig jaren bestaat de Nederlandsche Dambond, vijf lustra vol leven, activiteit, emoties en strijd ... Vijfentwintig jaren liggen achter ons, en hoeveel schoons, hoeveel interessants, zoowel organisatorisch als technisch, hebben die jaren opgeleverd! Met enthousiasme en toewijding aanvaardde ik mijn taak, een overzicht samen te stellen van alle gebeurtenissen, die hun kenmerkenden invloed op het dammersleven in Nederland hebben uitgeoefend. Om voor de historie zoo volledig mogelijk alle feiten aan het verleden te ontrukken, maakte ik gebruik van de meest uiteenloopende bronnen, daarin zeer welwillend bijgestaan door velen, wien het werk van den Bond boven alles gaat, en die niet aarzelden mij met niet minder groot vertrouwen in de toekomst van het damspel in Nederland te steunen. Deze uitgave, tot stand gekomen na maandenlange nazoekingen, terwijl ik doordrongen was van den wensch, niets en niemand te vergeten, wil niets anders zijn dan een soort JUBILEUM-BOEK 1911—1936. Helaas moest het Jubileumnummer van het officieele orgaan „HET DAMSPEL" zich beperken tot korte uiteenzettingen, waarbij een revue der feiten tot het allerkleinste formaat werd gereduceerd. Welnu, de dammers in Nederland kunnen juichen: zij, die verwacht hadden, dat er in 1936, een waar jubileumjaar voor den Nederlandschen Dambond, toch nog een jubileumBOEK zou verschijnen, worden niet teleurgesteld! Hoe men deze uitgave ook moge beoordeelen, men houde er zich van overtuigd, dat de eerlijke en waarachtige bedoeling werd nagestreefd, den dammers een standaardwerk te geven. Een standaardwerk niet in den lijn van een studiewerk: dit boek wil geen studiemateriaal verwerken, doch signaleert slechts feiten, zooals dit m.i. ten slotte een jubileumboek betaamt. Dit signaleeren geschiedde in den meest objectieven vorm: voor critiek, ook welwillende en in den volsten zin van het woord opbouwende critiek was er geen plaats in. Naast een historischen terugblik op het tot stand komen van den Bond, zijn werk, doel, reglementen, organisatie enz. vindt men er eenige speciaal ingelaste hoofdstukken in, welke beoogen de evolutie in het wedstrijdspel, in de problematiek, in het eindspel, de openingen, het middenspel e.d. te accentueeren. Men vindt er aan het slot een overzicht van de partijen uit de matches Keiler—Raichenbach en Vos —Raichenbach om den wereldtitel dammen, niet bedoeld als studiemateriaal, doch als afsluiting van een geheel, van een periode, waarin veel werd gepresteerd. Ik durf mij niet met de hoop te vleien, volledig te zijn geweest. Men houdt immer andere, wellicht betere opinies, die de samenstelling een anderen vorm zouden hebben willen geven. Ik beschouw de uiting van die opinies geenszins als critiek. Reeds thans ben ik er van overtuigd, dat er honderden manieren zijn om een jubileum door de uitgave van een gedenkboek in het juiste en beste daglicht te plaatsen. Ik volgde mijn methode om het leven van allen dag van den Nederlandschen Dambond te „filmen", en hoop geslaagd te zijn. Een speciaal woord van dank aan onzen Voorzitter, den Heer A. van Broek. Deze toonde zich bij het vernemen van mijn plannen om alsnog een jubileumboek, geheel gewijd aan het vijfde lustrum van den N. D. B„ het licht te doen zien, spontaan bereid mede te willen werken; zijn voorwoord voor deze uitgave moge van zijn enthousiasme doen blijken. Wij zijn aan een mijlpaal in Neerland's damhistorie gekomen, en houden de oogen gericht op de toekomst. Gunstige perspectieven openen zich en recht doende aan de spreuk: „Eendracht maakt macht" bestaat er voor mij slechts een wensch: op de basis van een eendrachtige samenwerking te werken aan den opbouw van een Bond, die ons allen lief is: de Nederlandsche Dambond. In dit voorwoord wijd ik mij niet aan een bespreking van de wording en opbouw van den Bond; hiertoe vind ik later gelegenheid. De N. D. B. is, gelukkigerwijze, voor geweldige uitbreiding vatbaar. Vele factoren werken hiertoe stimuleerend, andere werken remmend. Onze Bond kent echter te veel leden van promi- nentie, van gezag en van capaciteiten om in den maalstroom van het dagelijksch leven ten onder te gaan. De tijdsomstandigheden zijn moeilijk — onze praeses noemt deze eveneens met een enkele phrase —, maar aan het reeds bereikte mag en kan geen afbreuk worden gedaan. Moge een ieder, die het wel meent men den Nederlandschen Dambond en' zijn belangen, daarvan volkomen doordrongen zijn .... Een openlijk woord van dank aan allen, die medewerkten; hun namen vindt men in het verdere gedeelte van dit werk. Zij mogen zich ervan bewust zijn medegeholpen te hebben aan de tot standkoming van een werk, dat in alle bescheidenheid, aanspraak wenscht te maken op het praedicaat „onontbeerlijk . Het wil slechts een vraagbaak zijn voor een ieder, die het opslaat; een revue van feiten, die bij velen herinneringen aan de dagen van weleer doet oproepen. Moge ik in mijn taak geslaagd zijn, en een steentje hebben bijgedragen tot den opbouw van onzen Nederlandschen Dambond. October 1936. PH. DE SCHAAP. VOORWOORD VAN DEN VOORZITTER VAN DEN NEDERLANDSCHEN DAMBOND. [A. van Broek werd geboren den 14den Februari 1880 te Rotterdam, en maakte pas In 1916 serieus kennis met het damspel, toen hij lid werd van „Constant", dat toen nog Vervloet tot president had. In 1920 verhuisde de heer Van Broek naar Amsterdam, en werd daar lid van de thans niet meer bestaande „Zaterdagmiddag"-damclub in 1922. Reeds in 1924 ecfifcer verhuisde de heer Van Broek echter weer naar Rotterdam, en sloot zich in deze stad weer bl] „Constant" aan. Zonder eenige bestuursaspiratles te hebben, werd hij op 18 October 1928 tot voorzitter van deze vereeniging gekozen, in welke functie hij werkzaam was tot 30 November 1932, op welken datum hij zijn voorzitterschap ter beschikking stelde, evenals dat van het toenmalige district „Rotterdam" (nu Rotterdamsche Dambond). Deze laatste functie oefende de heer Van Broek uit sedert Maart 1929. Door zijn voorzitterschap van dit Rotterdamsch district bekleedde hij tevens, het bestuurslidmaatschap van den Nederlandschen Dambond, waarvan Mr. S. de Jong toen nog praeses was. In Mei 1931 werd de heer Van Broek tot voorzitter van den N. D. B. gekozen en in 1934 herkozen, zoodat hij in deze functie thans circa 6 Jaar werkzaam is. Nadat de heer Van Broek in 1932 Constant had verlaten, was hij nog ruim anderhalf jaar lid van de Rotterdamsche Damvereeniging „Het Westen". Hij was in 1934 nog geruimen tijd voorzitter van de „Zaterdagsche Damkring", een vereeniging, die in dien tijd in Rotterdam was opgericht. In 1935 was de heer Van Broek gedurende meer dan een half jaar wegens ernstige ziekte verhinderd om actief aan het damleven deel te nemen. Gedurende dien tijd stond hij ingeschreven als lid van de Dordrechtsche Damvereeniging. In het begin van dit jaar verhuisde hij ten tweeden male naar Amsterdam, waar hij thans lid is van D.O.S. Ook als speler heeft Van Broek resultaten geboekt: in de eerste en tweede klasse smaakte hij het genoegen vele prijzen in de wacht te sleepen, en hl) bracht het in „Het Westen" zelfs tot de hoofdklasse. Speciaal de bekende D. H. Möllenkamp speelde vele oefenpartijen met hem.] Het ligt in de bedoeling van den auteur en samensteller van dit boek. dat het nog zal uitkomen in het vijfde lustrum- jaar van den Nederlandschen Dambond: In het jaar 1936, waarin de N. D. B. zijn vijfentwintigjarig jubileum herdenkt. Ik gebruik hier den term „herdenkt" en niet „viert", omdat de momenteele tijdsomstandigheden de feestelijke viering van zulk een gewichtigen mijlpaal helaas niet toelaten. Het is echter een feit, dat in het geheele land een strooming is ontstaan, dit jaar niet onopgemerkt voorbij te laten gaan en het heeft verschillende enthousiaste dammers en prominente figuren in onze damwereld ertoe gebracht, door woord en geschrift blijk te geven van hun aanhankelijkheid en medeleven aan en met onzen bond en het bestuur heeft met groote belangstelling en sympathie dit streven gadegeslagen. Comité's werden gevormd, die den taak hadden door een intense propaganda de aandacht op ons spel en onze beweging te vestigen. Zij organiseerden onder meer groote groepenwedstrijden in verschillende gedeelten van het land. Een loterij met fraaie prijzen werd uitgeschreven, keurige herinnerings-zakdamborden werden vervaardigd, kortom heel veel werd reeds gedaan om aan het jaar 1936 een onvergetelijke herinnering te verbinden. En als sluitsteen van het gebouw, als bekroning van al dien arbeid verschijnt nog dit jaar het boek van den heer Ph. de Schaap, die hiermede een historisch overzicht wil geven van de voornaamste gebeurtenissen, die het vijfentwintigjarig bestaan van den Nederlandschen Dambond hebben gekenmerkt. Ik juich dit streven toe en gezien de bekende zakelijkheid en nauwgezetheid van den auteur is het voor mij een waarborg, dat dit werk een geschiedkundig document zal worden in de annalen van den Nederlandschen Dambond, een daad, waarvoor wij den schrijver niet anders dan dankbaar kunnen zijn. Het orgaan van den Nederlandschen Dambond, het weekblad „Het Damspel", heeft in zijn jubileumuitgave reeds een en ander vermeld, dat de aandacht ten volle waard was, maar door de geringe plaatsruimte kon het blad uit den aard der zaak geen breedvoerige beschouwingen wijden aan vele gebeurtenissen, die de moeite van overdenking dubbel waard waren en misschien is dit een der medeoorzaken geweest, die den schrijver ertoe hebben gebracht, een werk het licht te geven, dat niet alleen den toets der critiek zal kunnen weerstaan, maar voor het nageslacht een klassiek monument en studiebron zal blijken te zijn. Doordat de heer de Schaap zich voorstelt, onder meer ook de wedstrijdpartijen om het wereldkampioenschap in 1934 gespeeld tusschen den Nederlandschen kampioen R. C. Keiler en den jongen genialen Franschman Maurice Raichenbach. benevens die tusschen J. H. Vos en Raichenbach in 1936 de revue te doen passeeren, zal het voor vele dammers in den lande een aanleiding zijn, dit boek in bezit te willen hebben en ik geloof daardoor een succes vollen verkoop te mogen voorspellen. Maar naast het technische deel van dit boek zal een groote plaats gewijd zijn aan letterkundige beschouwingen en verschillende ter zake kundige medewerkers hierbij genoemd, geven mij de zekerheid, dat het lezen en bestudeeren van dit boek de moeite in alle opzichten waard zal zijn. Daarom mijn beste wenschen bij het verschijnen van dit werk, dat gezien het enthousiasme van den auteur, een standaardwerk belooft te worden. De hoop uitsprekend, dat deze eerste druk door ontelbare anderen zal worden gevolgd, beveel ik allen dammers in Nederland en daarbuiten, de lezing van dit werk met klem en groot vertrouwen aan. A. VAN BROEK. Voorzitter van den Nederlandschen Dambond. Amsterdam. October 1936. DE GROOTE LIJN VAN HET WEDSTRIJDWEZEN. Stelling: Zonder een goed georganiseerd wedstrijdwezen, zoowel nationaal als internationaal, zal het damspel niet gedijen. Ter overweging: Voorheen werd een partij gespeeld in een zeer vlot tempo. Routine en combinaties beheerschten het spel. Dit systeem vindt men heden ten dage nog in den huiselijken kring. In het wedstrijdwezen vordert een partij steeds meer tijd. Werd vroeger in een tournooi wel gespeeld met een tempo van 3 partijen per dag, later is dit gebracht op 2 en tegenwoordig mag men aannemen, dat slechts 1 partij per dag het maximum is. Een en ander is het logisch gevolg van het verdiepen van ons spel. Dit verdiepen heeft mede ten gevolge gehad, dat het speeltempo vertraagd is, echter nog niet voor alle wedstrijden in gelijke mate. Naar gelang men de wedstrijden van meer of minder belang acht is het speeltempo voorgeschreven. Regel: Het speeltempo moet gelimiteerd zijn en aan redelijke eischen voldoen. Het zou het wedstrijdwezen dooden wanneer niet een bepaald tempo was voorgeschreven. Immers de kracht der spelers moet blijken uit het verwerken der moeilijkheden binnen een bepaalden tijd. Gaarne zouden wij willen stellen 25 zetten per uur. Evenzeer zouden wij den speelduur willen vaststellen met een bepaald aantal zetten per zitting. Hierna zou de partij afgebroken moeten worden met een sluitzet, waarvoor ruime bedenktijd moet worden toegestaan. Conclusie: De regeling van speelduur en speeltempo zou o.i. aan het spel ten goede komen en wel speciaal aan het o.i. verwaarloosde maar wel haast het mooiste onderdeel van ons spel: het eindspel. Het is te verwachten, dat op deze wijze partijen van zeer groot formaat zouden kunnen ontstaan welke van groote propagandistische waarde zijn. Niet alleen door het verder doorgevoerde eindspel, maar tevens door de verminderde kans op fouten. Practijk: Toetsen wij een en ander aan de practijk, dan willen wij gaarne beginnen met hulde te brengen aan degenen, die in den loop der jaren hun krachten gegeven hebben aan wat bereikt is. Echter ligt het niet in den aard van deze beschouwing om bij het bereikte lang stil te staan. Onze blik is meer gericht op de toekomst en wij meenen dezen blik in de toekomst te mogen slaan: 1. De competitie's zijn o.i. voor groote uitbreiding vatbaar. Er is voorloopig echter niet aan te denken, dat dit landelijk zou kunnen. Wel gewestelijk, al zal men zelfs hier op bezwaren stuiten wegens afstand, kosten en speeltijd (practisch heeft men tegenwoordig niet meer dan 3]/i uur speeltijd, tenzij wedstrijden op Zaterdagen of Zondagen gespeeld zouden worden, hetgeen o.i. in diverse gevallen op religieuze bezwaren zal afstuiten). Vast staat, dat de meeste competitie's van te geringen omvang zijn. Elke afdeeling op zich zelf is te gauw uitgespeeld en de voorbereidingen staan in onjuiste verhouding tot den duur der competitie (stel 12 weken competitie tegen 40 weken onderlinge wedstrijden, die toch gedreven worden door de bordbezetting der competitie). Er komt bovendien nog bij, dat tal van wedstrijden niet ten einde komen en dan over de hoofden der spelers heen, door arbitrage beslist worden. Deze groote onjuistheid pleit alleen al voor het vaststellen van een bepaalden speelduur en het verder spelen in tweede zitting. Aangenomen kan bovendien worden, dat het speeltempo van 55 zetten in 1% uur deze zaak niet kon redden. 2. Wedstrijden meestertitel. Deze wedstrijden beschouwd in verband met voorwedstrijden mogen zich o.i. in een prettige belangstelling verheugen, al kan niet ontkend worden, dat vele spelers opzien tegen den langen duur, gepaard aan de kosten. Inderdaad is het voor de langstaangebleven spelers een „lange weg", die de waarde van het bereikte resultaat o.i. belangrijk verhoogt. Uit oogpunt van propagandistische waarde wake men voor versnippering en geve men aan de wedstrijden de noodige publiciteit. 3. De wedstrijden om het kampioenschap van Nederland mogen o.i. zich altijd in een flinke belangstelling verheugen. Men wake hierbij tegen verstarring. Een góed gebruik maken van het recht tot uitnoodiging werkt animeerend. Het is te betreuren, dat de candidaten voor den titel niet tot de landelijke vertegenwoordigers gerekend kunnen worden. Hoezeer dit wenschelijk is, men zal o.i. bezwaarlijk het aantal deelnemers grooter kunnen maken, zonder te vervallen in voor-ronden. Uit oogpunt van propaganda moet het o.i. mogelijk zijn, dat de ronden niet allemaal in dezelfde stad gespeeld worden. Dit moet districtsgewijze verdeelbaar zijn. Bij~ geval dit niet voor verwezenlijking vatbaar is ligt het o.i. in de lijn der districtswerkzaamheden om hier andere kampen voor in de plaats te stellen. Men spiegele zich hier bijv. aan het D. O. S.-tournooi, dat deze club organiseerde bij haar 20-jarig bestaan en aan het tournooi van het 25-jarig bestaan van Jozef Blankenaar, om slechts twee voorbeelden te noemen. 4. De huidige speelwijze behoeft o.i. vooreerst nog niet gewijzigd te worden. Het moge in bepaalde gevallen al min of meer teleurstellend zijn, dat een bepaald overwicht met niet meer dan remise beloond wordt, het kan aan den anderen kant niet ontkend worden, dat in de wedstrijden der laatste jaren de school van Blankenaar opgang maakt, dat niet alle 3 tegen 1 standen remise zijn, terwijl anderzijds door de school Presburg (met Weiss c.s. als voorloopers) naar voren is gebracht, dat niet alle 4 tegen 1 standen, zoo maar voor de partij met 4 schijven gewonnen zijn. Zoo lang een en ander nog niet ten volle is onderzocht en om zoo te zeggen nog niet het geestelijk eigendom is van eiken speler, zoo lang behoeft o.i. de speelwijze niet veranderd te worden. Met deze zienswijze bedoelen wij geenszins een veroordeeling van de speelwijze van Hoogland uit te spreken. Wij zien in de door ons gedachte verruiming van speelduur en speeltijd een zoodanige verdiepingsmogelijkheid van ons spel, dat een andere speelwijze, welke dan ook. vooreerst niet aan de orde is. Wij wijzen op de beruchte 4 tegen 2 standen, die thans meestal slechts bij analyse afgewerkt worden. Wij wenschen aan de practijk getoetst te zien de opvatting, dat een stelling van 1 dam en 3 schijven gaat winnen van een dam en 1 schijf, wanneer de sterkste een schijf tot tweede dam weet te promoveeren en de zwakste remise heeft met 2 dammen. Als uiterste wenschen wij voorloopig te beschouwen de winst van 5 dammen tegen 2 dammen, welke wij nog nooit op het bord qezien hebben. 5. Het spelreglement in den huidigen vorm bevat zeer zeker een aantal onduidelijkheden, maar, waar het van te voren vaststaat, dat er nooit een reglement gemaakt zal kunnen worden, dat alle gevallen omvat, komt het ons gewenscht voor, dat een jurisprudentie wordt gevormd, waardoor het voor alle dammers mogelijk wordt te weten hoe in bepaalde gevallen gehandeld zal moeten worden. De jurisprudentie met voorbeelden toegelicht en steeds bijgewerkt. 6. Het instituut voor wedstrijdleiders is in deze een belangrijke stap in de goede richting. Echter ook hier is nog veel te doen, opdat deze leiders in al hun handelingen en beslissingen één groote lijn trekken. 7. Van het wedstrijdwezen op internationaal gebied vermogen wij te dezer plaatse slechts weinig te zeggen. De groote tournooien kennen wij alleen bij overlevering en als zoodanig leven als legendarische grootheden de tournooien 1912 en 1928 voort. Tournooien van kleiner omvang hebben ook gunstige indrukken achter gelaten: bijv. de Haas—Molimard en uit de laatste jaren: Keiler— Raichenbach, de 4-kamp te IJmuiden en in stijgende lijn: V os—Raichenbach. De groote lijn is hier echter zoek vanaf 1928. De damwereld snakt naar tournooien van groot formaat, het is een levenskwestie voor het internationaal contact. Spiegelen wij ons in deze aan de Schaakwereld en kome men niet met „Wat daar kan, kan niet bij ons". P. D. DE GRAAF. Hoofdredacteur „Het Damspel" tevens Wedstrijdleider N. D. B. „HET DAMSPEL". Het officieel orgaan en uitgave van den Nederlandschen Dambond. Wie slechts een beetje schuift, hij abonneere zich! April 1909 was een belangrijk tijdstip in de toen nog in de kinderschoenen staande Nederlandsche dambeweging. Immers toen verscheen het eerste nummer van het maandblad „Het Damspel", het officiéél orgaan van den Nationalen Dambond (in 1911 omgedoopt in Nederlandschen Dambond). Toch was dit niet het eerste damtijdschrift dat in Nederland verscheen; de eer hiervan komt toe aan het Vereenigd Amsterdamsch Damgenootschap, dat in zijne buitengewone algemeene vergadering op 19 December 1905 het initiatief nam tot de uitgave van een damtijdschrift. Er werd besloten de Hollandsche damwereld iets te geven, waaraan groote behoefte bestond: een Hollandsch damtijdschrift, waaruit men dammen leeren kon. Dit kon het V. A. D., omdat het in z'n midden had een De H a a s en een Battefeld, die ons zouden leeren, hetgeen zij, vooral de eerste, door jarenlange studie zonder boeken, zelf hadden gevonden. De Haas, de man van de theorie van het positiespel, had zich met Battefeld bereid verklaard de zware taak te aanvaarden van het redigeeren van zulk een tijdschrift, geheel belangeloos, gelijk elke medewerking aan het blad zou zijn. Dit tijdschrift trok veel belangstelling en men begon in den Nationalen Dambond, die intusschen opgericht was, te verlangen naar een eigen bondstijdschrift, met het resultaat, dat men voor het bondsbelang zwichtte en na een bestaan van drie jaren het V. A. D.-tijdschrift ophief, om het onder den naam van ,,Het Damspel" door den Nationalen Dambond als bondstijdschrift te doen voortzetten. Wij tellen nu Anno Dammia XXIX, want wij vinden het niet noodzakelijk, dat wij ons houden aan de maatschappelijke jaartelling, immers... de Mahomedanen doen dit ook niet! Wij, die slechts het ware leven genieten in de damwereld, rekenen liever vanaf het tijdstip der geboorte van ons alom bemind bondsorgaan. En geen wonder!! Men denke echter niet, dat haar pad immer over rozen is gegaan. Integendeel, ook ons tijdschrift heeft z'n magere jaren gekend. Toen echter in 1921 het gelukkige besluit genomen werd het abonnement op „Het Damspel" voor de leden van den Nederlandschen Dambond verplichtend te stellen, brak eene nieuwe periode van glorie aan. Bedroeg de oplage in 1921 slechts 200 exemplaren per maand, dank zij het verplichtend stellen van het abonnement voor de bondsleden kon toen de oplage direct tot 800 exemplaren worden opgevoerd. Dit laatste cijfer liep in de jaren na 1921 gestadig op, totdat met ingang van 1 Juli 1935 „Het Damspel" als weekblad verscheen met eene oplage van 2500 exemplaren. En thans, nu ons bondsorgaan een jaar als weekblad verschijnt, bedraagt de wekelijksche oplage reeds 3400 exempl. Vier-en-dertig-honderd damspelers binnen en buiten Nederland ontvangen nu elke week het bondstijdschrift en het behoeft wel geen betoog, dat er heel wat werk verzet moet worden door redactie en administratie om inhoud en expeditie tot in de perfectie verzorgd te doen zijn. Niets dan lof aan allen, die ons bondstijdschrift door toegewijden arbeid hebben opgevoerd, ver boven andere periodieken, die hetzelfde doel beoogen. Eere wie eere toekomt! Wij, die met hart en ziel de belangen van „Het Damspel" voorstaan en triumphantelijk propageeren, wij zijn oprecht voldaan als U ons streven steunt! „Het Damspel mag bij geen beoefenaar ontbreken. Wie slechts een beetje schuift, hij abonneere zich! Den tegenstander, die het waagt de speelkunst af te breken, toont hem ons weekblad maar! Zet een eindspel op van onzen grooten meester Blankenaar en zeg dan laconiek: „Wij, dammers, krijgen 60 dagen tijd om dit vraagstuk op te lossen; voor eiken dag geef ik U een jaar!!" En dan .... eene overwinning door een nederlaag. Zoo iemand wordt direct abonné! Zoo winnen wij veld voor veld en bezetten alle vakken! De Administrateur „Het Damspel", J. W. VAN DARTELEN. 25 jaar Amsterdamsche Dambond. Het toeval wil, dat ongeveer tegelijk met de viering van het 25-jarig bestaan van den Nederlandschen Dambond, de Amsterdamsche Dambond, een district van den hiervoor genoemden, de kwart eeuw zal bereiken. Of toeval is het eigenlijk niet. De Pjoniers van de dambeweging in ons land, zooals De Haas, Ph. Battefeld, I. Meijer om maar enkele te noemen woonden in Amsterdam en het spreekt bijna vanzelf dat deze voorloopers niet tevreden waren met landelijke organisatie alleen, maar ook districtsgewijs tot centralisatie van de geheele dambeweging wenschten te geraken. Nu telde Amsterdam 25 jaar geleden maar weinig clubs. Daaronder hadden wij, voorzoover mijn herinneringsvermogen mij niet in de steek laat: Vereenigd Amsterdamsch Damgenootschap; Damvereeniging Amsterdam; Damclub fcphraim van Embden; Josef Blankenaar, Dammen is Denken en Gezellig Samenzijn. Met dit aantal clubs werd tot stichting van den Amsterdamschen Dambond besloten. Voorzitter was toen de heer Chr. Schröder van Gezellig Samenzijn, inmiddels overleden. en aangename persoonlijkheid, die al zijn vrijen tijd gaf voor den districtsbond. In het bestuur zaten eveneens De Haas en Battefeld. Het is niet onmogelijk dat het V. A D andere vertegenwoordigers heeft gehad, maar men vergeve mij deze eventueele incorrectheid, daar ik uit mijn hoofd citeer. Gegevens op schrift staan mij niet ten dienste. Na zeer korten tijd ontstond oneenigheid en traden V.A.D. en Josef Blankenaar uit. Van Embden en Amsterdam fusionneerden en nadat ook D. I. D. was uitgetreden, bestond de A. U B. nog maar alleen uit Gezellig Samenzijn en Van fcmbden In deze samenstelling trof ik de Amsterdamsche Dambond, toen in 1915 D. O. S. werd opgericht en zich 2 onmiddellijk reeds zoowel bij den Nederlandschen als Amsterdamschen Dambond aansloot. Ik had het genoegen als vertegenwoordiger in het bestuur van den A. D. B. door D. O. S. te worden aangewezen. Het was mij gebleken, dat ook D. I. D. inmiddels weer was toegetreden en de heer H. Blokdijk het tweede voorzitterschap vervulde. Evenwel, deze trad spoedig als zoodanig af en ik kwam in zijn plaats. Toen in hetzelfde jaar ook de heer Schröder om gezondheidsredenen het bestuur verliet, kwam ik na een jaar lidmaatschap op de plaats van den heer Schröder. Er heerschte een zeer aangename samenwerking. Het dagelijksch bestuur waarin de heeren R. Nolthuis van G. S. als secretaris en H. Koperberg van Van Embden als penningmeester fungeerden had in dit korte bestaan heel veel te verwerken. De plaatselijke kampioenschappen werden jaarlijks georganiseerd, groepenwedstrijden hadden plaats en wij zien deze ook thans nog steeds terugkeeren. Ik wil hiermee maar laten uitkomen welke taak de districtsbond zich had gesteld. Het kon niet anders, of de propaganda voor het damspel moest plaatselijk geschieden. De bevoegdheden van een plaatselijken bond reiken nu eenmaal niet verder. De Nederlandsche Dambond zou zeer terecht onzen districtsbond op zijn plaats niet hebben geduld. En dat werd door het districtsbestuur dan ook wel begrepen. Wat mij alleen tegenstond, was de boycot, die als het ware door uitgetreden vereenigingen was uitgesproken. Zij konden zich er altijd op beroepen, dat de plaatselijke kampioenschappen niet zulk een groote waarde hadden, omdat slechts spelers van enkele clubs eraan deelnamen. Hoewel niemand hen toch belette aan onze wedstrijden deel te nemen, of het moesten de besturen der uitgetreden vereenigingen zijn geweest. Met D. O.S. erbij, dat spelers als Springer e.a. herbergde, kregen de kampioenschappen weer een andere beteekenis en toen na een aantal jaren de Nederlandsche Dambond tot vorming van districtsbonden overging, werden de clubs, die eruit waren getreden, weer automatisch in onzen bond ondergebracht. Er brak toen een periode van bloei aan. Het aantal damclubs steeg aanmerkelijk, ik zou haast zeggen, wij groeiden te hard. En weer kwam het district Amsterdam voor het feit te staan, dat enkele clubs uit den districtsbond traden. De Nederlandsche Dambond had de clausule, die bepaalde, dat elke club van den N. D. B. automatisch lid van het gevormde district zou zijn, laten vervallen. In 1928 kwam het belangrijkste gebeuren. Gezellig Samenzijn en Josef Blankenaar traden uit, het V. A. D. bleef. De beide deserteerende vereenigingen stichtten een anderen districtsbond n.1. Amsterdamsche Dambond 1928. De oude bond behield clubs als D. O. S., Van Embden, V. A. D„ Tavenu, Excelsior. De nieuwe bond kreeg steun van eenige andere clubs en enkele buiten Amsterdam gelegen vereenigingen, die toen tot den nieuwen bond werden toegelaten. Drie jaar lang bleef deze toestand gehandhaafd, toen werden deze beide bonden weer tot één vereenigd onder den naam van Amsterdamschen Dambond, den naam dus van den ouden bond. In wezen was niets veranderd, alleen het aantal clubs was belangrijk uitgebreid. Zoodat deze scheuring toch nog een gunstig resultaat had opgeleverd. De dus opnieuw gerestaureerde bond telde toen pl.m. 500 leden, hetgeen kan wijzen op den enormen groei, welke de dambeweging in den tijd, die liep van de oprichting tot aan de fusie, had ondergaan. Ik zou hier kunnen wijzen op het vele propagandistische werk, dat tot nog toe is verricht. Op de handhaving van de plaatselijke kampioenschappen, van hoofdklasse tot eerste, tweede en derde klasse uitgebreid. Van de stedenwedstrijden, die vooral in de laatste periode van zijn bestaan zijn georganiseerd en langzamerhand burgerrecht hebben gekregen. Kortom, de cultureele taak, die deze bond zich had gesteld, is voor een belangrijk deel volbracht. Natuurlijk hebben in den loop der jaren bestuurswisselingen plaats gehad, maar allen, zoowel afgetredenen als opnieuw gekozenen hebben hun werk steeds met liefde verricht en mede aan hun werk is het te danken, dat de Amsterdamsche Dambond op het oogenblik een belangrijke plaats inneemt in de Nederlandsche Dambeweging. Ik vind het prettig, dat de samensteller van dit boek, mij 5 de gelegenheid heeft gesteld, op het oogenblik dat de A. D. B. zijn 25-jarig bestaan zal gaan vieren en ik daarbij op een 20-jarige loopbaan mag terugzien, iets van onzen bond te vertellen, al heeft dit in zeer sumieren vorm moeten gebeuren. Het spreekt vanzelf, dat ik ook gaarne andere dingen had willen beschrijven, zoo de ruimte dit had toegelaten. Ik moest mij dan ook bepalen tot een gedeelte, dat handelde over oprichting, groei en enkele wetenswaardigheden, die daarmee verband hielden. Ik hoop er echter mee te hebben bereikt, dat de lezer een zij het vluchtig beeld zal hebben gekregen, van wat op dit terrein in Amsterdam is geschied en tot de bloei van het Damspel in de hoofdstad des lands heeft kunnen bijdragen. Moge het resultaat zijn, dat ook de buitenstaander zich meer voor ons mooie spel zal gaan interesseeren en deze interesse zich zal uitspreken in het ledental van den bond of in de ledentallen van de aangesloten vereenigingen. J. GROENTEMAN, Voorzitter Amsterdamsche Dambond. HOOFDSTUK 1. Overzicht van jaar tot jaar. Dit hoofdstuk, de kern van dit werk, geeft een overzicht m vogelvlucht van alle belangrijke gebeurtenissen, zoowel op organisatorisch- als wedstrijd-gebied in den loop der jaren. De geschiedenis van den Nederlandschen Dambond vangt uiteraard aan in het jaar zijner oprichting: 1911. Volledigheidshalve laat ik in korte trekken echter tevens volqen een uittreksel van de jaargangen van „Het Damspel", het officieele orgaan van het Vereenigd Amsterdamsch Damgenootschap, welke aanvangen in het jaar 1906, en welke Joop,en en met 1908, van de jaargangen van „Het Damspel , officieel orgaan van den Nationalen Dambond, loopende tot en met April 1911, waarna de fusie tusschen den Algemeenen Nederlandschen Dambond en den Nationalen Dambond een feit werd, zoodat vanaf Mei 1911 „Het Damspel het orgaan van den Nederlandschen Dambond is. De heer J. Fabricius te Amsterdam was zoo welwillend mij alle jaargangen tot 1921 ter beschikking te stellen, hetma^kt™^ ^even van een compleet overzicht mogelijk 1906. No. I (10 Maart). Hoofdredactie: J. de Haas en Ph. L. Battefeld. Probleemredactie: G. van Leeuwen en L. Goudsmit. Medewerkers: C. G. Vervloet, H. J. v. d. Broek, F. C. Hemmes, C. Blankenaar, Jb. Jimmink, A. Cardozo, Jb.'Meijer en verschillende damvereenigingen. Voor de eerste maal in Nederland verschijnt een Tijdschrift, gewijd aan de beoefening van het Damspel. Het Algemeen Reglement voor het Damspel uit dit nummer werd in Mei 1904 geldend verklaard voor het geheele land door de Damvereeniging „Constant", Rotterdam; Vereenigd Amsterdamsch Damgenootschap, Amsterdam; Damvereeniging „Ons Genoegen", Edam; Damclub „Haarlem"; „Wormerveersche Damclub". Het V. A. D. heeft 78 leden. Oprichting van het Utrechtsch Damgenootschap. No. 2 (April). Administratie: I. Meyer. Personalia: ARIS DE HEER, geb. 30 December 1806 te Schermerhorn (N.-H.) is wel de sterkste en meest beroemde dammer, die in ons land ooit geleefd heeft. Op 15-jarigen leeftijd reeds behaalde hij een lsten prijs en van dien tijd af bleef hij gedurende 50 jaren onoverwinlijk. Hij was de bescheidenheid in persoon en de kalmte, waarmede hij steeds speelde dwong bewondering af. Zijn houding voor het bord was steeds kaarsrecht en onbewegelijk.... De heer S. de Heer te Schermerhorn, zoon van Aris de Heer, wiens gastvrije woning aan eiken dammer zij aanbevolen, deelde ons mede, dat zijn 2 broeders K. en C. de Heer eveneens dammers van enorme kracht waren. Mededeeling van vele simultaanseances gegeven door de heeren De Haas en Battefeld. Oprichting Nationale Dambond. Zondag 25 Maart werd in café „De Karseboom", Kalverstraat, alhier, de aangekondigde bijeenkomst gehouden van* afgevaardigden van Damvereenigingen in ons land tot het oprichten van een Dambond. Behalve de damvereeniging „Constant" te Rotterdam, die het initiatief daartoe nam, waren nog afgevaardigden aanwezig van de Damclub „Waddingsveen", „Ver. Amsterd. Damgen.", „Utrechtsch Damgen.", Damclub „Weesp", Damclub „Haarlem", „Enkhuizer Damclub", „Zijper Damclub", Damclub „Wormerveer", Damclub „Wieringerwaard", D. C. „Schagen", terwijl sympathiebetuigingen waren binnengekomen van Alkmaar, Den Haag, Krommenie, Groningen en Wormer. Door de afgevaardigden, te zamen circa 300 damspelers vertegenwoordigende, werd tot de oprichting van een bond besloten onder den naam van „Nationalen Dambond". No. 3 (Mei). Medewerkersstaf uitgebreid met de heeren S. de Heer Azn. en Jb. de Bruin. Personalia: KLAAS DE HEER (18 Juli 1829—18 September 1904) hield in Amiens, in het internationaal damtournooi van 1886, de Nederlandsche eer hoog. Dussaut behaalde den eersten prijs met 39]/2 punt, Barteling den tweeden met 38J^ punt, en Klaas de Heer den 3den prijs met 3iy2 punt. K. de Heer was de zoon van Aris de Heer. CORNELIS DE HEER (8 December 1845—20 November 1891) was de broer van Klaas de Heer, en volgde dezen in speelkracht. No. 4 (Juni). Personalia: CONSTANT STAMS, geboren te Rotterdam in 1841 en aldaar overleden in December 1896 organiseerde als hartstochtelijk beminnaar van het damspel in October 1893 te Rotterdam den eersten, grooten openbaren wedstrijd en ofschoon zijn innig verlangen naar het stichten eener damvereeniging tijdens zijn leven niet werd vervuld, daar hij te plotseling aan zijn vrienden en zijn werkkring ontviel, bracht men hulde aan zijn nagedachtenis door de damvereeniging „Constant" te Rotterdam bij de stichting naar hem te noemen. No. 5 (Juli). F. Bouillon, algemeen medewerker. Stichting „Nationale Dambond" in het Brongebouw te Haarlem. Bestuur: C. G. Vervloet, Rotterdam, voorzitter; Ph. L. Battefeld, Amsterdam, vice-voorzitter; Henri J. van der Broek, Rotterdam, secretaris; A. L. Zuidscherwoude, 2de secretaris; P. Clay, Alkmaar, J. de Haas, Amsterdam en Jan de Heer Azn., commissarissen. Aantal leden 380. No. 6 (Augustus). René Ortigé, algemeen medewerker. No. 7 (September). Suggesties van René Ortigé om te komen tot de oprichting van een Internationalen Dambond en tot het brengen van eenheid in dambord en damspelreaels. No. 8 (October). S. Kan, algemeen medewerker. Aankondiging van een match Weiss—De Haas om het wereldkampioenschap (Weiss titelhouder). A. Zomerdijk overleden: (1 April 1836—October 1906). No. 9 (November). No. 10 (December). Door toetreding van „Excelsior" te Waddinxveen telt de Nationale Dambond thans 15 vereenigingen. No. 11 (Januari 1907). Met blij enthousiasme wordt geschreven over het organiseeren der eerste competitiewedstrijden tusschen de vijftien aangesloten vereenigingen. Voor de eerste keer worden door het bestuur van den Nationalen Dambond diploma's van meesterschap uitgereikt aan de heeren C. G. Vervloei en J. de Haas. Massakamp V. A. D.—Constant: 29—17. No. 12 (Februari). Constant, Rotterdam, eerste in competitie groep A. D. I. O., Den Haag, sluit zich aan bij den Nationalen Dambond. 1907. No. 1 (Maart). V. A. D. eerste in competitie groep B, moet om de beslissing tegen Constant spelen. No. 2 (April). Constant wint de kampioensmedaille door het V. A. D. met 13—7 te verslaan. L. Goudsmit treedt uit de probleemredactie. No. 3 (Mei). No. 4 (Juni). Match J. de Haas—I. Weiss (19—21) om het WERELDKAMPIOENSCHAP. Weiss behoudt zijn titel. Aanvang van de match: 19 Mei. Van de 20 partijen werden er 15 remise. De Haas won 2. Weiss 3 partijen. Per dag 2 partijen; speeltempo 25 zetten per uur. Weiss aanvaardt in deze match geen risico's; in tegenstelling tot vroeger speelde hij positie-, en geen combinatiespel. No. 5 (Juli). I. Weiss medewerker. No. 6 (Augustus). HERMAN HOOGLAND treedt op den voorgrond: „Herman Hoogland is een 16-jarig jongeling, dien we voor on9eveer ^ Jaar *n U.D.G. leerden kennen". (I. Meyer). Zijn successen op wedstrijd- en simultaangebied, alsmede op het terrein der problematiek, worden gemeld. De heer L. la Porte, te Goes, houdt een beschouwing over de spelregels omstreeks 1850. No. 7 (September). No. 8 (October). Dam- en schaakséance J. de Haas in Beemster (5 en 6 October). No. 9 (November). Notulen der eerste jaarvergadering van den Nationalen Dambond op 6 October te Beemster gehouden. Voorstellen „Het Damspel tot officieel bondsorqaan te maken. No. 10 (December). No. 11 (Januari 1908). No. 12 (Februari). I. Meyer neemt afscheid als administrateur. 1908. No. 1 (Maart). Administratie: J. Roost, Amsterdam. Winnaar van den wisselprijs „Aris de Heer" (voor problematiek): L. Goudsmit, te Amsterdam. No. 2 (April). Competitie: Groep I: 1. Ver. Amst. Damgenootschap. Groep II: Constant, Rotterdam. Groep III: 1. Zijper Damclub. In deze en voorgaande competitie is het aantal bordpunten beslissend. 2de klasse: Finale: V. A. D. wint van Constant met 13—7. No. 3 (Mei). V. A. D. wint kampioenschap tweede klasse door 13—7 overwinning op de Zijper Damclub. Simultaanséances van J. de Haas in Groningen. No. 4 (Juni). No. 5 (Juli). No. 6 (Augustus). Wedstrijd in het analyseeren van gespeelde partijen wordt uitgeschreven. No. 7 (September) No. 8 (October). Constant wint met 12—8 massakamp tegen het V. A. D. Samenstelling tientallen: Constant: 1. C. G. Vervloet; 2. H. J. v. d. Broek; 3. J. P. Huibers; 4. J. A. Torley Duwel; 5. S. Kan; 6. Jac. de Bruin: 7. A. C. van Wageningen; 8. W. J. de Wilde: 9. P. Smaal Sr.; 10 P. Smaal Jr. V. A. D.: 1. J. de Haas; 2. Ph. L. Battefeld; 3. H. Koperberg; 4. D. Schippers; 5. I. Presburg; 6. A. van 't Schip; 7. I. Meyer; 8. J. de Jong: 9. A. J. Hanewald; 10. W. Lisser. 2de Jaarvergadering Nationale Dambond op 4 October in Amsterdam: 16 vereenigingen, ruim 400 leden. De tijdschriften „Het Damspel" (V. A. D.) en „Damkunst" (Constant) zullen ineenvloeien tot Bondsorgaan. No. 9 (November). Returnmatch massakamp V. A. D.—Constant: 11—9. No. 10 (December). Wijziging damreglement inzake posities van drie tegen een dam. No. 11 (Januari 1909). J. de Haas, kampioen van Nederland met 18 pnt. uit 10 partijen (8 gew., 2 remise); 2. H. Hoogland Jr. 14 pnt.; 3. Ph. L. Battefeld 12 pnt. Verdere deelnemers (in volgorde van aankomst): C. G. Vervloet, F. Benima, W. Vijn, A. C. van Wageningen, D. Schipper, De Wilde, I. Meyer, Pippijn; Henri J. v. d. Broek en H. Koperberg moesten zich aan het eindtournooi onttrekken, door omstandigheden onafhankelijk van hun wil. Battefeld en Hoogland ontvangen den meestertitel. Weiss voorspelt den 18-jarigen Fabre een groote toekomst. No. 12 (Februari). Laatste nummer van „Het Damspel" als orgaan van het V. A. D.: een woord van afscheid door J. de Haas. ƒ. Noome te Purmerend wint den Aris de Heer-prijs voor problematiek. 1909. No. I (April). „Het Damspel als officieel orgaan van den Nationalen Dambond. Hoofdredactie: J. de Haas en C. G. Vervloet. Algemeene Red.: Ph. L. Battefeld, A. C. van Waqeninqen, W. J. de Wilde. Probleemred.: H. J. van den Broek, C. Blankenaar, J. Noome, G. van Leeuwen. Kroniek-Red.: Jac. de Bruin, J. Meyer. Administratie: C. Schellenberg. Medewerkers: I. Weiss, H. A. van Etten, H. Hoogland, S. Kan, C. H. Schröder, J. Vardon, e.a. No. 2 (Mei). No. 3 (Juni). No. 4 (Juli). Eindresultaat van Internationalen Damwedstrijd te Parijs: l. Weiss (20 uit 14); 2. Molimard (19); 3. De Haas (16); 4. Bizot (15); 5/6 Battefeld en Fabre (15); 7. Balédent (10); 8. Dumont (8). De deelnemers speelden een dubbel tournooi. Groote belangstelling van de Nederlandsche pers. Drie partijen per dag. Initiatief tot het spelen van een match Holland—Frankrijk, te Brussel. No. 5 (Augustus). S. Kan houdt te Rotterdam voor „Constant" lezinq met lichtbeelden. Onder leiding van den heer C. H. Broekkamp is een Algemeen Nederlandsche Dambond opgericht, tellende 3 vereenigingen met ca. 60 leden. Dit is een dissidente groep van den Nationalen Dambond, en de door den nieuwen bond te organiseeren Nationale Clubwedstrijd om het Kampioenschap van Nederland wordt niet erkend. No. 6 (September). No. 7 (October). Constant bestaat 10 jaar. Opgericht 7 October 1899 door o.a. Vervloet, Blankenaar Sr., Torley Duwel, Blankenaar Jr., genoemd naar (Constant), Stams. In October 1900 werd een nationaal concours uitgeschreven, waaraan 21 spelers deelnamen. De heer L. J. Content behaalde den titel „Kampioen van Nederland" met 33 punten. Op het voorbeeld van „Constant" werd spoedig te Amsterdam het V. A. D. opgericht. In 1902 namen Vervloet en de Bruijn deel aan den kampioenswedstrijd voor Nederland, uitgeschreven door het V. A. D. De Haas werd kampioen. Door een geschil namen de Amsterdammers niet deel aan een door Constant in 1904 uitgeschreven Nederlandsch kampioenschap. De heer H. J. van den Broek werd kampioen van Nederland. Verzoening volgt tusschen het V. A. D. en Constant od 5 October 1905. Vervloet en Van den Broek zijn Constant's prominente figuren, zoowel op wedstrijd- als organisatorisch gebied. Verder: J. H. Torley Duwel, J. Blankenaar, C. Blankenaar, W. N. van der Zwalm, J. P. Huibers, Jac. de Bruijn. No. 8 (November). No. 9 (December). Simultaan-tournée Herman Hoogland. Gezellig Samenzijn te Amsterdam lid van den Nationalen Dambond. No. 10 (Januari 1910). Damleven in den Achterhoek, onder leiding van den propagandist G. Mantel. No. 11 (Februari). Elf vereenigingen nemen deel aan de competitie, No. 12 (Maart). V. A. D. II kampioen afdeeling Noord. 1910. No. 1 (April). „Twente's Eerste" te Hengelo, lid van den Bond, vertoont groote activiteit. Constant II in de finale om het kampioenschap 2de klasse; Haarlem eveneens. Ontwerp-reglement voor het Damspel. V. A. D. kampioen van Nederland hoofdklasse door 13—5 zege op Constant. No. 2 (Mei). Fransche Dambond in 1909 slechts 204 leden No. 3 (Juni). No. 4 (Juli). No. 5 (Augustus). No. 6 (September). Ontwerp reglement „Het Damspel". De Haas in Parijs: match tegen Weiss; 3 partijen, verl. met 2—4; match tegen Molimard; 8 partijen, gew. met 9 7; match tegen Fabre; 6 partijen, gew. met 10 2. No. 7 (October). Dammen zonder gezichtsvermoqen: A. M. OLSEN. Na een gemoedelijk interview met den blijmoedigen blinde: heb ik ruimschoots gelegenheid te overdenken de rustige, tevredene gelijkmoedigheid van dezen in het leven toch zoo zwaar getroffene, die hem, behalve door een gelukkig en gezellig thuis, en tevreden levensomstandigheden, toch ook in groote mate gegeven is door ons spel, waarin hij geheel opgaat en dat hem zijn groot gemis kan doen ver- geten. En ik zou dan hen, wien ons spel saai en vervelend lijkt, naar hem willen meenemen om ze te doordringen van het opwekkende, onderhoudende, ja zelfs meeslepende er van voor allen, die het met toewijding beoefenen en waarvan de blinde ons zulk een heerlijk mooi voorbeeld geeft..." No. 8 (November). V. A. D. bestaat 10 jaar. 5 November 1900 opgericht door o.a. J. de Haas, H. A. J. de Grebber, Jakob Meyer, C. H. Broekkamp en A. J. van der Woude. Door vele simultaanséances van De Haas uitnemend propagandawerk verricht. Battefeld doet zijn intrede in Juli 1901, en maakt spoedig groote vorderingen. Van het V. A. D. gaat een groote stuwende kracht uit, en in het najaar 1904 organiseert de vereeniging een match Weiss—De Haas van 10 partijen. Uit alle deelen van het land kwamen belangstellenden om de ontmoeting te volgen. Het resultaat was 10—10; ieder won 3 partijen en 7 werden er remise. 1905; woelingen in het V. A. D.; algeheele bestuursverandering en scheuring waren het gevolg. Er vormden zich twee partijen te Amsterdam, die elkaar vinnig gingen bekampen. In dit jaar 1905 kende het V. A. D. scheuring, achteruitgang, maar ook vooruitgang. Het ledental steeg van 31 tot 60. In 1904 volgde de verzoening met Constant, Rotterdam, door bemiddeling van René Ortigé, en het gulden tijdperk 1905/1906 brak aan. Een damtijdschrift werd uitgegeven, „Het Damspel", waartoe 34 personen een reservefonds bijeenbrachten. G. van Leeuwen trad toe, en werd penningmeester. De verdere historie van het V. A. D. moge gereconstrueerd worden uit de „van maand tot maand" gegevens hieraanvoorafgaande. In 1909 openden de drie grootste Amsterdamsche dagbladen, „De Telegraaf", „Algemeen Handelsblad" en „Nieuws van den Dag" een damrubriek, respectievelijk geredigeerd door I. Meyer, J. de Haas en Ph. L. Battefeld. G. Woudenberg, administrateur van den Nationalen Dambond. H. D. Brouwer, Enkhuizen, lid van het Hoofdbestuur. No. 9 (December). Jaarverslag. October 1909: 17 vereenigingen met 448 leden. October 1910: 21 vereenigingen met 480 leden. Winnaar Aris de Heer-wisselbeker Problematiek: G. Mantel, Hengelo. Plannen tot fusie met Algem. Nederl. Dambond. No. 10 (Januari 1911). No. 11 (Februari). A. C. van Wageningen, Rotterdam (Constant) en J. Noome Mzn., Purmerend (Aris de Heer) winnen den meestertitel. De twee eerstaankomenden behalen den titel. Einduitslag: A. C. van Wageningen en J. Noome 9 pnt. uit 6 (dubbele ronde), F. Benima 7, J. Damman 5, A. van 't Schip en G. Woudenberg 4, H. J. v. d. Broek 2 pnt. No. 12 (Maart). DE HARMONIE IN DE DAMWERELD nadert De fusie tusschen Nationalen Dambond en Algemeen Nederlandschen Dambond is aanstaande, dank zij de bemiddelingspogingen van J'b. de Bruijn te Hengelo, A. Cardozo te Amsterdam en C. G. Vervloet, den voorzitter van den Nat. Dambond. Op 9 April zal een vergadering van den Nationalen Dambond plaats vinden, waarvan de agenda een voorstel tot ontbinding van den Nat. Dambond behelst. Op denzelfden dag wordt een vergadering gehouden om DAMBOND dC Stichting van den NEDERLANDSCHEN 1911. No. I (April). Algemeene groepenwedstrijden over geheel Nederland. (Alkmaar, Roosendaal, Amsterdam, Haarlem, Gouda, Den Haag, Schagen, Den Bosch, Hengelo, Wormerveer, Rotterdam). G. van Leeuwen treedt af als probleemredacteur en wordt vervangen door J. Noome Mzn., Purmerend, bijgestaan door C. Blankenaar, Henri J. van den Broek en G. Mantel. „HET DAMSPEL" ALS OFFICIEEL ORGAAN VAN DEN NEDERLANDSCHEN DAMBOND. Het voorafgaande gedeelte van dit overzichts-hoofdstuk was bedoeld om de totstandkoming van den N. D. B. tc schetsen. Het Mei-nummer 1911 is het eerste nummer van den nieuwen Bond. No. 2 (Mei). Algemeen inleidend artikel over de tot stand gekomen fusie. Ledental: 29 vereenigingen. Op 9 April, den oprichtingsdatum, werd het volgende bestuur gekozen: C. G. Vervloet, voorzitter; Ph. L. Battefeld, vice-voorzitter; W. Vijn, penningmeester; Henri }. v. d. Broek, eerste secretaris; Ph. F. Rutten, 2de secretaris; J. de Haas, J. de Heer Azn., D. Brouwer, A. Cardozo, J. Meyer overige bestuursleden. Chr. van der Spek administrateur. Match Hoogland—Weiss (4—9 April) tijdens tournéeWeiss, door den Franschman gewonnen met slechts twee punten verschil (10 partijen). Damclub „Jozef Blankenaar" opgericht. No. 3 (Juni). No. 4 (Juli). No. 5 (Augustus). J. H. Torley Duwel overleden. Damclub „Haarlem" en „Van Embden" melden zich als lid aan. No. 6 (September). Hendrik Jimmink, pionier uit Noord-Holland, overleden. Eerste ontmoeting tusschen D. I. O., Den Haag en Constant, Rotterdam. Uitslag massakamp: 26—22 voor D. I. O. No. 7 (October). Verslag algemeene vergadering 24 September. Ook in Frankrijk worden ernstige pogingen in het werk gesteld om het „blazen" af te schaffen. De N. D. B. heeft 36 vereenigingen, met ca. 780 leden en 3 buitengewone leden. Reglement voor de Competitiewedstrijden van den N.D.B, A. C. v. Wageningen instructeur van „Jozef Blankenaar"'. Op 3 Augustus werd Koninklijke Goedkeuring van den N. D. B. verkregen. No. 8 (November). Oprichting van een speciaal blad voor de Jeugd, als bijlage bij „Het Damspel", getiteld „Voor de Jeugd", onder redactie van Chr. van der Spek. Yolgens een artikel van v. W. (van Wageningen) is de fusie nog niet geslaagd, daar er nog steeds oneenigheid heerscht tusschen bepaalde groepen omtrent zuiver persoonlijke belangen, die het bondsleven schaden .... Schrijver spreekt den vurigen wensch uit, dat ons spel toch zal zegevieren, dat ten slotte allen den weg zullen vinden, die tot eendracht zal leiden. No. 9 (December). Ontwerp-reglement „Het Damspel". Returnmatch Constant—D. I. O.: 29—21 voor Constant. No. 10 (Januari 1912). Biografie C. G. Vervloet, bondsvoorzitter. Reeds als scholier op de H. B. S. boeide het damspel Vervloet. Nadat hij van school ging, stichtte hij met eenige vrienden een onderlinge club „Ephraim", waarvan hij secretaris was. Later ging het clubje uiteen, en toen werd vriendschap gesloten met Constant Stams. Hij was mede-oprichter van het Fransche blad „Le jeu de dames", en nam ook met succes deel aan het oplossen van problemen, terwijl hij zijn kracht bij het samenstellen van problemen meer zocht in de kwaliteit dan in de hoeveelheid, want hij streefde naar oorspronkelijkheid. Vervloet heeft steeds gevochten voor ons spel, dat hij nimmer verzuimde ingang te doen vinden. Steeds staande ui het eerste gelid der dampioniers is de groote vlucht van ons spel met zulke voorvechters niet te verwonderen. Kampioenschap van Nederland: 1. De Haas 17 (10); 2. H. Hoogland Jr. (14); 3. H. J. v. d. Broek (12); 4. C. g! Ver- y rJ7): 5'jA" C' .V?n Wa9eningen (7); 6. J. Noome Mzn. iir werd een dubbele ronde gespeeld. No. 11 (Februari 1912). J Personalia: J. de Haas werd I November 1876 te Londen geboren. Zijn ouders waren beiden Hollanders en trokken met hun gezin, toen hun zoon Jack 12 jaar oud was, naar Nederland, waar zij zich te Rotterdam vestigden. Na enkele maanden verhuisde de familie De Haas naar Amsterdam en sedert dien is zij altijd in de hoofdplaats blijven wonen. Op 16-jarigen leeftijd leerde hij voor 't eerst het damspel kennen en vond er zich al spoedig bijzonder door aangetrokken. Ongeveer een jaar later werd er te Amsterdam een damwedstrijd gehouden, waaraan De Haas nog niet deelnam en in welken de heer Jacob Meyer, de nu nog algemeen bekende veteraan op damgebied, den eersten prijs won. Met genoemden heer in aanraking gekomen ontwikkelde zich zijn damkennis al spoedig. In den loop van enkele jaren kwam De Haas in aanraking met verscheiden sterke dammers, als Van Vught, den ouden heer M. Vos, A. Zomerdijk uit Beemster. Daar leerde hij veel, en van dien tijd begint hij te schitteren. Sedert 1900 kwam er in het damleven organisatie. De Haas' resultaten waren: 1902. Kampioen van Nederland; gespeeld te Rotterdam. 1908. idem, te Amsterdam, Rotterdam en Scheveningen gespeeld. 1910. Derde in Intern. Wedstrijd te Parijs. 1911. Kampioen van Nederland: gespeeld te Amsterdam en Rotterdam (één verliespartij tegen Hoogland). De Haas was altijd kampioen van het V. A. D. De resultaten van zijn matches luidden: De Haas—Cardozo 20—0 (in beginperiode) 1898. De Haas—Zomerdijk 8—2 1898. De Haas—Content 10—2 1904. De Haas—Benima 6—0 1904. De Haas—Weiss 10—10 (eerste match) 1907. De Haas—Weiss 19—21 (tweede match), 1910. De Haas—Molimard 9—7 1910. De Haas—Woldouby 5—1 1910. De Haas—Fabre 10—2 De Haas was een geweldig propagandist, en stond altijd belangeloos gereed tot het geven van lezingen, simultaanséances, enz. Van de door hem opgerichte vereenigingen noemen w,, Edam t Zand, Schagen, Haarlem, Wormerveer. Oudesluis V.V.V. Alkmaar, Aris de Heer, Beemster, Hoorn, Utrecht, Enkhuizen en Wieringer Waard. Voorwaar een heel répertoire. Van 1901—1911 gaf De Haas 45 simultaanséances tot een gezamenlijk aantal van ca. 1300 partijen. Voor de damliteratuur maakte De Haas zich verdienstelijk door het schrijven van het standaardwerk „Het Damspel" in vereeniging met zijn vriend Battefeld. Zijn groot succes tegen de Franschen zit voornamelijk in zijn enorme eindspelkennis. Zijn devies: „Eindspel, eindspel dat is alles , is voorwaar voor hem geen holle klank. Ontwerp regeling meesterwedstrijden. Ontwerp regeling kampioenschappen van Nederland (ProbSS?: AntWe">en- A™ *= Heer-prijs Eerste districtsontmoeting tusschen Amsterdamschen Dam- bond en Noordhollandsche dammers. 228 deelnemers; qe- speeld werd in Het Heerenhuis" te Midden-Beemster. e heer L. H. Broekkamp neemt afscheid van de dam■beweging. 1912. No. I (April). Mededeeling wordt gedaan van de oprichting van den Amsterdamschen Dambond bestaande uit 6 vereenigingen. oorzitter. Ph. L. Battefeld, secretaris: J. C. E. van Veenhuizen. Parijl£iSS VCrlieS mCt 9~21 Cen match te9en Molimard te K,,D?oSflnVeiieeni^in9 "Amsterdam", opgericht 12 September 1905, en het Damgenootschap „Ephraim van Embden". opgericht 20 Juli 1911, zijn samengesmolten tot één vereeniging met 65 leden: „Amsterdamsche Damvereeniginq Van mbden . Voorzitter L. de Beer; secretaris H. Koperberg. No. 2 (Mei). Een inschrijving is opengesteld tot het houden van een Internationaal Damtournooi te Rotterdam. No. 3 (Juni). Administratie: K. Kooiman Dzn., Rotterdam. Probleemred.: C. Mosselman, Rotterdam. No. 4 (Juli). Artikelen over Blankenaar en zijn eindspelen. No. 5 (Augustus). Henri J. van den Broek wordt den officieelen meestertitel aangeboden. Match Molimard—De Haas 23 Juni—4 Juli 1912: Molimard wint met 21—19. No. 6 (September). Naschrift De Haas over zijn match tegen Molimard: „Gezien dan de spelqualiteit in die match geleverd, heeft hier werkelijk de sterkste gewonnen". De Internationale Wedstrijd te Rotterdam heeft een aanvang genomen. Deelnemers: Is. Weiss, wereldkampioen: Dr. Alfred Molimard, kampioen van Frankrijk; Marius Fabre, kampioen van Parijs: J. Garoute, kampioen van Marseille; Marcel Bonnard, Lyon; J. de Haas, kampioen van Nederland; Herman Hoogland, Utrecht; Ph. L. Battefeld, Amsterdam; Henri J. van den Broek en A. C. van Wageningen, Rotterdam. Opening door G. C. Vervloet, in hotel „Coomans , op 24 Augustus. Eindresultaat: 1. Herman Hoogland 25 (18); 2. J. de Haas 24; 3. A. Molimard 23; 4. Is. Weiss 23; M. Bonnard 21; M. Fabre 20; Ph. L. Battefeld 14; A. C. van Wageningen 11; J. Garoute 11; H. J. van den Broek 8. Eerste lustrum „Gezellig Samenzijn". Voorzitter Chr. Schroeder. Gereleveerd wordt het initiatiefnemen tot de oprichting van den Amsterdamschen Dambond. No. 7 (October). . Nabeschouwing over het winnen van den Wereldtitel door Herman Hoogland. 22 September: Jaarvergadering. De Bond bestaat uit 36 vereenigingen met ca. 800 leden, tegen 36 vereenigingen met 780 leden op 1 October 1911! In het jaarverslag wordt melding gemaakt van den dood van F. C. Hemmes. Het V. A. D. behaalde in eerste en tweede klasse den Nederlandschen kampioenstitel. No. 8 (November). Van Fransche en ook van andere zijde gaan stemmen op tegen het stelsel om het wereldkampioenschap uitsluitend in een rondtournooi te doen verspelen, en wordt aangedrongen op een regeling tot het spelen van matches om den wereldtitel. Publicatie van een reglement voor de Competitie. No. 9 (December). No. 10 (Januari 1913). No. 11 (Februari). No. 12 (Maart). 1913. No. 1 (April). D. I. O. kampioen klasse B, afd. Zuid. Haarlem afdeelingskampioen 2de klasse. D. en Constant in de finale clubkampioenschap van Nederland 1ste klasse. Eenige tientallen: Constant: 1. G. Woudenberg; 2. A. C. van Wageningen; 3. H. J. v. d. Broek; 4. A. M. Olsen; 5. P. Smaal Jr.; 6. P. M. Soudijn; 7. P. Smaal Sr.; 8. D. Rijneke Wzn.; 9. J. de Jong; 10. A. K. W^. Damme. Van Embden: 1. I. Presburg; 2. H. Koperberg; 3. L. de Beer; 4. W. Lisser; 5. J. Swart; 6. J. Verdoner; 7. N. Simons; 8. A. D. Querido; 9. Z. E. Brandeis; 10. F. Benima. D. I. O.: 1. L. Boas; 2. C.H. Schouten; 3. W. F. Fonderie; 4. T. H. Schouten; 5. J. van Leeuwen; 6. C. Sneepels; 7. Ph.' van Leeuwen; 8. M. J. J. Aarts; 9. Jh. Schumacher; 10. A. van Leeuwen. Gezellig Samenzijn: 1. E. C. Lochtenberg; 2. C. J. Lochtenberg; 3. A. Turkenburg; 4. C. J. de Goey; 5. H. Adema; 6. J. Schröder; 7. R. Nolthuis; 8. G. Bout; 9. P. Pels; 10. B. Rustenburg. V.A.D.: 1. J. de Haas: 2. Ph. L. Battefeld; 3. I. Meyer; 4. J. de Jong; 5. A. van 't Schip; 6. H. J. Hanewald; 7. F. de Wolf; 8. M. A. Haye; 9. G. van Daalen; 10. B. Voorzanger. Zaandam: 1. P. Blees; 2. B. May; 3. G. Fris: 4. H. G. Giskes; 5. K. Slagter; 6. S. Troost; 7. J. Breeuwer; 8. J. Nieuwkamp; 9. P. Hellings; 10. J. Bos. ^Vormerveer: 1. G. Beets; 2. K. Stolp; 3. N. Goezinne: 4. D. van Hoorn; 5. B. Ris; 6. K. de Ruijter; 7. B. Pot; 8. P. C. Kat; 9. J. Demmendal; 10. S. Kuiper. Haarl. Damclub: 1. M. ten Brink; 2. F. Th. Timmer; 3. P. J. Eype; 4. C. Serodini; 5. J. H. Blom; 6. J. Lycklama; 7. J. Meyer; 8. W. J. A. Matla; 9. P. Ottolini; 10. A. Zijlstra. Jozef Blankenaar: 1. J. C. Koomen; 2. C. D. Holleman; 3. N. Smit; 4. P. Spaander; 5. J. Zeeman; 6. A. Kruis; 7. W. Blankensteijn; 8. D. J. de Lente; 9. J. de Bree; 10. D. W. Knijf. V. A. D. clubkampioen van Nederland eerste klasse door een 11—9 zege op Constant. No. 2 (Mei). C. Meeuwe winnaar Aris de Heer-wedstrijd problematiek. No. 3 (Juni). G. Beets, kampioen van de Zaanstreek. No. 4 (Juli). Artikel J. de Haas over de Notatie. No. 5 (Augustus). I. J. de Jong wint den meestertitel. Leerling van De Haas, lid van het V. A. D. Eindstand: I. J. de Jong 19 (13); I. Presburg 18; M. ten Brink 16; A. K. W. Damme 16; M. A. Haye 16; I. Rozelaar 16; L. de Beer 13; I. Verdoner 13; G. Woudenberg 12; P. Beers Kzn. 11; C. de Goey 10; C. J. Lochtenberg 10; N. de Vries 10; P. M. Soudijn 2. (P. M. Soudijn heeft zich teruggetrokken). Speciale aandacht wordt gevestigd op de verrichtingen van den 18-jarigen A. K. Damme (Constant), die in zijn vereeniging op den voorgrond treedt, doch nu zeer gehandicapt werd door het terugtrekken van eenige deelnemers. »De Jong toont ons, wat door studie te bereiken valt... zijn speeltrant heeft iets origineels ... het sterkst is hij in het middenspel... dit vasthouden aan eens verkregen voordeel is een kenmerkende eigenschap van zijn spel. In den aanval is De Jong het sterkst... gelijk de meeste meesters analyseert hij veel in de partij... is een echte wedstrijdspeler. Hij is kalm en heeft veel „Ausdauer" ,,I. Presburg, lid van „Van Embden is een speler van de oude garde... staat ten opzichte van het damspel niet op een wetenschappelijk standpunt, zijn spel is dat van een zeer geroutineerd speler... het is soms verbluffend, zoo diep als hij in een eindstand kan zien. Als Presburg in een eindspel nadeelig staat, zal hij zelfs de meest verborgen remise vinden." No. 6 (September). Artikel Louis Dambrun over de Notatie. tj\ — Va" Wageningen over de leiding in de competitie: „Fabricius is in de damwereld een bescheiden figuur. Hij is iemand, die zich als persoon nooit op den voorgrond dringt, als dammer dit al evenmin wil... Steeds was hij bereid het leeuwenaandeel van het werk op zich te nemen in het goed verloop der competities heeft Fabricius zeer zeker een groot aandeel..." „G. Gortmans, Amsterdam, een van de wakkere jongelui, die volgens hun eigen bekentenis met het Jeugdblaadje is opgekomen en thans reeds kranige stukjes werk levert." Chr. van der Spek, leider „Voor de Jeugd". No. 7 (October). No. 8 (November). Verslag jaarvergadering, gehouden te Schagen op 28 September. 38 Vereenigingen met 900 leden. No. 9 (December). Herman Hoogland kampioen van Nederland. Slechts vier deelnemers: J. de Haas, H. Hoogland, I. J. de Jong en A. C. van Wageningen, die drie keer tegen elkaar uitkwamen. Eindstand: 1. Hoogland 16 (9): De Haas 13; I. J. de Jong 6; A. C. van Wageningen 1. Wormerveer afdeelingskampioen 2de klasse competitie 1912/13. No. 10 (Januari 1914). No. 11 (Februari). Eerste kampioenschap van Amsterdam. 1. J. van Geemen (V. A. D.); 2. C. J. Lochtenberg (G. S.); 3. J. Swart (Van Embden), na her kamp met Jurriaan Schröder (G. S.) en J. H. Vos (V. A. D.). Geen der Amsterdamsche meesters nam deel. Verdere bezetting: J. Waaker, A. Turkenburg, C. de Goey, B. Rustenburg, H. Simons, A. D. Querido, H. Adema, E. C. Lochtenberg, H. Koperberg. C. Meeuwe, bekend problemist, overleden. No. 12 (Maart). Op 1 Februari 40 vereenigingen met ca. 900 leden. Grootste vereenigingen: Constant (61); Van Embden (60); V.A. D. (45); U. D. G. (38); Hoorn (35); H. D. C. en G. S. (33); Aris de Heer (32); Damlust (Z.-Scharwoude) (34). Competitie: Constant II kampioen afd. Zuid. 1914. No. I (April). Onder presidium van den heer N. E. Onnes wordt de Utrechtsche Provinciale Dambond opgericht, met vijf vereenigingen. Competitie: V. A. D. II kampioen afd. Noord. Zuidelijke derde klasse: Constant III. Noordelijke derde klasse: V. A. D. III. No. 2 (Mei). No. 3 (Juni). Constant II kampioen van Nederland door ll—9 zege op V. A. D. II. Constant III kampioen van Nederland door 12—8 zege op V. A. D. III. V. A. D. I kampioen van Nederland. J. Noome Mzn., Purmerend, wint den Aris de Heer wisselprijs Problematiek. No. 4 (Juli). No. 5 (Augustus). No. 6 (September). Algemeene Jaarvergadering: Wegens den oorlogstoestand en den beperkten treinenloop heeft het Bestuur van den N. D. B. besloten, de tegen 4 October te houden Algemeene Vergadering van den Bond voor onbepaalden tijd uit te stellen. No. 7 (October). Dammen onder de militairen. Propaganda door H. C. van Oort. Kampioenschap van Rotterdam: 1. H. J. v. d. Broek 8 (10): 2. G. Woudenberg: 3. A. K. W. Damme: 4. N. de Haas: 5. A. M. Olsen; 6. Poulis. No. 8 (November). Geen competitie, wel provinciale wedstrijden. Henri J. van den Broek, tijdelijk probleemredacteur. No. 9 (December). No. 10 (Januari 1915). 13 December Algemeene Vergadering. Ledental stationnair. I. Presburg, probleem-redacteur. „De Damschool" nieuwe titel voor „Voor de Jeugd". No. 11 (Februari). Door het „Comité tot ontwikkeling en ontspanning van Werkloozen" zijn wedstrijden georganiseerd, waaraan 539 spelers deelnamen. Voortgezette propaganda onder de militairen. No. 12 (Maart). Jacob Noome in den ouderdom van 33 jaar ontslapen. 1915. No. I (April). Jac. Musly overleden, op 46-jarigen leeftijd. Vice-voorzitter van Constant. Gaf de stoot aan de organisatie van het wereldkampioenschap 1912 te Rotterdam. De damvereeniging Door Oefening Sterk, Amsterdam, lid ▼an den N. D. B. Haarlem I Noordelijk kampioen 2de klasse. Rotterdam I Zuidelijk kampioen 2de klasse. No. 2 (Mei). No. 3 (Juni). Jacob Meyer overleden. Pionier van het spel, iemand van de Oude Garde, bestaander uit de heeren E. B. J. van Vught, M. Vos, Van Bever, H. Engelschman, N. Zeelander, W. J. van der Woude, Groot eindspelkenner. M. ten Brink, kampioen van Haarlem. J. Verhoeve kampioen van Den Haag; 2. F. S. J. Pickard; 3. M. Spetter. Verdere bezetting: C. Spoelder; J. de Nie; J. J. Kemmers; J. G. van der Klein; G. J. Barbier; C. de Nie; J. Vecht; J. Barbier; P. Nijbacker. Vele simultaanséances onder de militairen. No. 4 (Juli). No. 5 (Augustus). No. 6 (September). No. 7 (October). Artikel over ,,De Turksche Slag". No. 8 (November). Competitiewedstrijd Amsterdamsche Dambond: 1. Van Embden II; 2. Van Embden I; 3. G. S.; 4. D. I. D. (er werd gespeeld met voorgift). Naar schatting heeft de N. D. B. ongeveer 841 leden, 40 vereenigingen. Artikel over Manoury en zijn werk. M. ten Brink behaalt den meestertitel met 17 pnt uit 11 partijen: Voorts: 2. A. K. Damme 15; 3. L. Boas 13; 4. S. E. van der Meer 11; 5. J. van Leeuwen 11; 6. G. "Woudenberg 11; 7. C. J. Lochtenberg 11; 8. M. Koperberg 11; 9. A. Renooy 9; 10. N. de Vries 8; 11. A. M. Olsen 8, 12. G. L. Gortmans 7. De 24-jarige M. ten Brink ging door een simultaan van De Haas te Haarlem het damspel serieus beoefenen. Een speler met veel aanleg, die snel opkwam. Veel studie: zijn spel heeft iets van Dr. Molimard. Vervolg artikel over den „Turkschen slag". No. 9 (December). A. M. Olsen wordt op voorstel van de Damclub Hengelo met algemeene stemmen tot meester honoris causa van den Nederlandschen Dambond benoemd. Jaarvergadering 21 November te Haarlem: H. A. Dehnert te Rotterdam 2de secretaris N. D. B. Vervolg artikel: Manoury en zijn werk. G. L. Gortmans wordt benoemd tot probleemredacteur. No. 10 (Januari 1916). Het Bondsbestuur ziet er als volgt uit: C. G. Vervloet, voorzitter; Ph. L. Battefeld, vice-voorzitter; Henri J. v. d. Broek, secretaris; H. E. E. Dehnert, 2de secretaris; J. Fabricius, penningmeester; J. de Haas, Ch. Schröder, D. Brouwer, N. E. Onnes, W. A. IJdo, overige bestuurders. Samenstelling tiental D. O. S., Amsterdam: I. M. Koperberg; 2. B. Springer; 3. J. Groenteman Sr.} 4. J. Groenteman Jr.; 5. A. Cardozo; 6. J. Pinto; 7. J. Ereira: 8. S. Ereira; 9. L. Onderwijzer; 10. S. Waas. W. F. Strijbos, kampioen van Zeeland, met 9 pnt. uit 6 partijen; 2. N. van der Maas. Voortzetting artikel over Manoury en zijn werk. Hoofdstuk I: Over den oorsprong, grondbeginselen en den geest van het Poolsche damspel. Opwekking G. L. Gortmans tot verhooging van het peil der rubriek Problematiek. No. 11 (Februari). Administratie „Het Damspel": D. P. van Wageningen Jr.. Rotterdam. Voortzetting artikel over Manoury en zijn werk. Voortzetting artikel over „De Turksche Slag", No. 12 (Maart). Artikel: Problematiek en spel, van G. L. Gortmans. Rotterdam I kampioen tweede klasse Zuid. Rotterdam II kampioen derde klasse Zuid. Voortzetting artikel „De Turksche Slag". 1916. No. I (April). Van Embden kampioen 2de klasse Noord en 3de klasse Noord. Kampioenschap van Amsterdam: l. I. Presburg 12 (10), na her kamp met H. Koperberg, J. Waaker en J. Swart 5. H. Simons 11; 6. S. Serlui 11; 7. L. de Beer 10; 8. A. D. Querido 10; 9. C. J. Lochtenberg 9; 10. A. van der Heide 8; 11. C. de Goey 3. Voortzetting artikel over Manoury en zijn werk. Beschouwingen over „De Lokzet" door G. L. Gortmans. No. 2 (Mei). Voortzetting artikel over „De Turksche Slag". Artikel „Over Problemen" van G. L. Gortmans. No. 3 (Juni). Constant I kampioen van Nederland. Voortzetting artikel Manoury en zijn werk. Voortzetting artikel over „De Turksche Slag". No. 4 (Juli). Amsterdamsche Dambond wint met 47—23 massakamp van Utrechtschen Provincialen Dambond. Voortzetting artikel Manoury en zijn werk. Voortzetting artikel over „De Turksche Slag." No. 5 (Augustus). Het bestuur van den Nederlandschen Dambond schrijft een rentelooze leening uit. Voortzetting artikel: „Manoury en zijn werk". No. 6 (September). Artikel „Manoury en zijn werk" voortgezet. Hoofdstuk II: De beginselen van het spel. Hoofdstuk III: Spelregels. Artikel: Suggestie in het Damspel. No. 7 (October). Voortzetting artikel: „Manoury en zijn werk. Wedstrijdtabel voor Rondtournooien (herhaling „Het Damspel", Dec. 1907). Voortzetting artikel „De Turksche Slag". No. 8 (November). Jaarverslag: Minder gunstige toestand; 37 vereenigingen met ca. 760 leden, tegen 39 vereenigingen met 840 leden in October 1915. A. Visser wint den meestertitel met 18 punten uit 11 partijen. Voorts: }. Waaker, M. Koperberg, I van Leeuwen 15; S. E. van der Meer 14; N. de Vries Gzn. 13; S. de Jong 11; Ruitenboer 9; B. Rustenburg 8; C. J. Lochtenberg 6; G. Sneepels 5; P. Kleute Jr. 3. Meester A. Visser is 21 jaar oud, en lid van het V. A. D. Op 15-jarigen leeftijd maakte hij kennis met het damspel in de Chr. Jongemannenvereeniging Excelsior te Amsterdam. In 1912 werd Visser door een simultaan van Battefeld lid van het V. A. D. Hij neemt voor het eerst deel aan de meesterwedstrijden. Een positiespeler van de moderne school, hecht niet aan een bepaald figuur. Veelzijdig, kent de klassieke partij uitstekend. In de partij ziet hij heel diep, een slagzet ontgaat hem niet. Problemistenwedstrijd naar opgegeven motieven. No. 9 (December). Willem Hoogland Sr. op 8 November overleden; nester van de Nederlandsche dambeweging, grootvader van Herman Hoogland Jr. „Manoury en zijn werk" (vervolg Spelregels). No. 10 (Januari 1917). Jaarvergadering 24 November. D. S. Nerden en T. H. Schouten tot bestuurders gekozen. Competitie Amsterdamsche Dambond: 1. Van Embden I; 2. Van Embden III; 3. Van Embden II; 4. D. O. S.; 5. G. S. en 6. D. I. D. (competitie met voorgift). No. 11 (Februari). Kampioenschap van Nederland: (door den oorlog in 1914 niet gehouden): 1. J. de Haas 12 (9); 2. Herm. Hoogland Jr. 10 (9); A. Visser 7 (9); M. ten Brink 7 (9). De spelers ontmoetten elkaar drie maal. I. Meyer bepleit de instelling van een wedstrijdfonds. Dit kampioenschap kwam onder moeilijke omstandigheden tot stand, daar vele meesters niet konden uitkomen. No. 12 (Maart). Competitie: Tweede klasse Noord: D. O. S„ Amsterdam, kampioen. * Derde klasse Noord: Joz. Blankenaar II, A'dam, kampioen. Tweede klasse Zuid: D. I. O., Den Haag, kampioen. Derde klasse Zuid: Het Westen, Rotterdam, kampioen. De heer Smid, kampioen van het Noorden (prov. Groningen, Friesland en Drente), uitgeschreven door Damclub „Het Noorden", Groningen. 1917. No. I (April). W. F. Strijbos, kampioen van Zeeland en West-NoordBrabant. No. 2 (Mei). 15 April buitengewone ledenvergadering. Algemeene zaken. No. 3 (Juni). Artikel „Over plagiaat en een eigenaardigen slag." No. 4 (Juli). No. 5 (Augustus). P. Smaal, van de oude garde, overleden (Constant). Competitie: Van Embden I kampioen van Nederland. Gezellig Samenzijn, Amsterdam, bestaat 10 jaar. G. S. werd opgericht door den heer Damstra en eenige damvrienden. In 1909 lid van den N. D. B.; in het begin slechte resultaten. Door den oorlog, na een bloeiperiode, groote inzinking. Van hoofdklasse weer terug naar tweede klasse. Op initiatief van G. S. werd de Amsterdamsche Dambond opgericht. Steeds actief lid van den N. D. B. No. 6 (September). H. A. J. de Grebber overleden. Ook een lid van de oude garde, V.A.D.'er. Haarlemsche Damclub bestaat 10 jaar. Haar jongste lid, P. J. van Dartelen, 19 jaar, won den kampioenstitel, na herkamp met P. J. Eype. Van de 5 oprichters worden genoemd de heeren J. Jacobson Azn., W. J. A. Matla en J. Mulder; de heeren A. M. Verkerk en J. Meyer ontvielen de vereeniging door den dood. Massakamp tusschen Amsterdamschen Dambond en drie Haarlemsche Clubs (Theorie en Practijk, Haarlem en Haar- lemsche Damclub): 52—26 voor Amsterdam. Returnmatch: Haarlem—Amsterdam 23—21. Oprichting Zuid-Hollandsche Dambond. No. 7 (October). In den strijd om het kampioenschap van Rotterdam, waaraan de heeren D. H. Möllenkamp, A. M. Olsen, F. W. Naujoks, H. E. E. Dehnert en H. J. van der Broek deelnamen, wist de heer D. H. Möllenkamp, na herkamp met Olsen en Naujoks, den titel te behalen. Möllenkamp is lid van „Rotterdam". Bornkamp wint Wisselbeker van Rotterdam. Tweede werd A. P. Voorburgh, die het vorig jaar den beker won. Nationaal damconcours Gezellig Samenzijn. Oprichting van den Nederlandschen R.K. Dambond. Voortzetting artikel „De Turksche Slag". No. 8 (November). Aan de Redactie van „Het Damspel" zijn thans verbonden: A. Cardozo, Amsterdam; B. Springer Jr., Amsterdam; J. ^V. van Dartelen, Schoten, voor analyse van partijen. Probleemredactie: J. Groenteman Jr.; W. Lisser; A. D. Querido. Hoofdredactie: C. G. Vervloet. Niet verantwoordelijke redacteurs: J. Roselaar en F. W. Naujoks. Administratie: H. A. Dehnert. Nieuw bestuur als volgt gekozen: 1ste voorzitter: C. G. Vervloet; 2de voorzitter: D. S. Nerden; 1ste secretaris: H. J. van den Broek; 2de secretaris: T. H. Schouten; penningmeester: J. Fabricius; 1ste commissaris: H. A. Dehnert; 2de commissaris: J. Jacobson Azn. Kampioenschap van Amsterdam: 1, 2 en 3: I. Presburg, I. Hendrix en J. Schröder, ieder met 16 pnt. uit 13 partijen, herkamp noodzakelijk. Voorts: B. Springer Jr. 15; P. G. van Hout 14; Chr. Markus, L. Prijs, J. van Rooy, J. Roselaar 13; J. Buitenkant 12; W. Lisser 12; C. J. Lochtenberg 12; C. de Goey 9, E. C. Lochtenberg 8. Slot artikel over „De Turksche Slag". No. 9 (December). J. W. van Dartelen kampioen van Haarlem. No. 10 (Januari 1918). S. Kan overleden, den 30sten November, op 41-jarigen leeftijd. Teruggang in den Nederlandschen Dambond: op 1 Januari 1918 22 vereenigingen met ruim 500 leden. Contributieverhooging van ƒ 0.25 op ƒ 0.50 per lid per jaar. C. J. Lochtenberg wint den meestertitel met 19 pnt. uit 11 partijen. Tweede werd J. J. de Boer met 15 pnt.; 3. Herm. de Jongh 13; 4. D. H. Möllenkamp 13; 5. B. Springer Jr., 12: 6. A. van 't Schip 11; 7. J. J. Kemmers 10; 8. F. Benima 9; 9. C. D. Bordewijk 9; 10. C. J. Hinfelaar 8; 11. C. Schellenberg 7; 12. A. van der Heide 6. I. Hendrix kampioen van Amsterdam, na herkamp met Presburg en Schröder. No. 11 (Februari). No. 12 (Maart). 1918. No. 1 (April). Competitie: „Rotterdam" kampioen hoofdklasse afd. Zuid. Constant II kampioen 2de klasse afd. Zuid. Constant III kampioen 3e klasse afd. Zuid. V. A. D. kampioen hoofdklasse afd. Noord. No. 2 (Mei). Op 1 April telt de N. D. B. 23 vereenigingen met 599 leden. G. Burgerhof kampioen van Den Bosch. V. A. D. wint met 14—6 van „Rotterdam" en behaalt den kampioenstitel van Nederland competitie 1918. G. S. I kampioen tweede klasse afd. Noord, G. S. II idem derde klasse. No. 3 (Juni). Vergadering tot oprichting van den Amsterdamschen Districtsbond, met uitgebreider ledental dan de op te heffen Amsterdamsche Dambond. No. 4 (Juli). Jaarverslag. De N. D. B. telt 23 vereenigingen met ca. 570 leden. Wederom achteruitgang ten opzichte van het vorig jaar. No. 5 (Augustus). C. J. Lochtenberg: heeft dammersbloed. Als jongen leerde hij het spel met zijn beide broeders E. C. en S. A. van hun vader. Maakte kennis met het clubleven door een simultaanséance van den heer Battefeld, op 18-jarigen leeftijd. Lochtenberg werd lid van het V. A. D., doch ging na diensttijd over naar G. S., op 10 November 1910. In 1913 behaalde hij den tweeden prijs in het kampioenschap van Amsterdam. Ontwerp wedstrijdreglement. Jaarvergadering op 30 Juni. W. de Goede wint den Wisselbeker van Rotterdam. No. 6 (September). Joseph Groenteman overleden in Amsterdam, op 68-jarigen leeftijd. Toen er nog geen damclubs bestonden, stond hij in voortdurend contact met pioniers als Zomerdijk, de Heer, J. M. Vos, Broekkamp, Engelschman, Jb. Meyer, Monas, Van Vught, Van der Woude e.a. Hij kwam uit in de damwedstrijden van 1899 en 1902, resp. te Rotterdam en Amsterdam, erf werd later lid van „Amsterdam", na de fusie met „Van Embden". Toen D.O.S. werd opgericht, werd hij lid van deze vereeniging, toen zijn zoon in deze club een werkzaam aandeel nam. Op de buitengewone vergadering van 11 Augustus wordt het definitieve wedstrijdreglement vastgesteld, dat is opgenomen in dit nummer. No. 7 (October). No. 8 (November). No. 9 (December). De jaargang 1918 telt slechts 9 nummers, om de nieuwe jaargang 1919 op 1 Januari te doen aanvangen. 1919. No. I (Januari). B. Springer Jr. wint den meestertitel, op 21 -jarigen leeftijd. Beoefende het damspel slechts 5 jaren serieus. Is lid van D. O. S., in welke vereeniging hij aan het eerste bord speelt. 4 Publiceerde reeds een groot aantal mooie studies, is medewerker van „Het Damspel". Reeds het vorig jaar meende men, dat hij den titel zou gaan winnen. Eindstand: 1. B. Springer 15 (9), ongeslagen; 2. J. W. van Dartelen 10; 3. }. Groenteman 9 (8); J. Schröder 9 (8); 5. D. H. Möllenkamp; 6. L. Prijs; 7. J. H. Vos 9; 8. P. J. van Dartelen 8; 9. J. }. de Boer 6; 10. P. Kleute Jr. 4. No. 2 (Februari). Partij Schröder—Groenteman uit Meesterwedstrijd remise geworden. No. 3 (Maart). Hulde aan Joh. de Bree, den blinden genialen problemist. „Een ieder weet het reeds. Deze problemist is blind, niet altijd geweest, maar geworden. Zijn troost is het dambord en al wat hij daar op geniale wijze weet te scheppen, kan voor menig zienden problemist tot leering strekken." No. 4 (April). Competitie: Gonstant I kampioen afd. Zuid hoofdklasse. Mutua Delectatio I kampioen afd. Zuid tweede klasse. W. Z. D. V. I, Den Haag, kampioen afd. Zuid derde kl. V. A. D. kampioen afd. Noord hoofdklasse. L. Boas kampioen van Rotterdam, na herkamp met D. H. Möllenkamp. Verdere deelnemers: A. M. Olsen, H. ƒ. van den Broek, Centripetaal, Boas, lid van Constant. No. 5 (Mei). Jaarverslag. Ledental op 1 Januari 1919: 21 vereenigingen met ca. 500 leden, tegen 23 vereenigingen met ca. 570 leden het vorig jaar. Slechte, financieele toestand, mede door de grootere uitgaven in den oorlogstijd. Voorstel tot contributieverhooging. H. J. van den Broek, kampioen van Zuid-Holland. No. 6 (Juni). Jaarvergadering op 27 April te Amsterdam. Constant kampioen van Nederland. Tweekamp tusschen Constant en V. A. D. 2—2, doch Constant wint door bordpunten. Haarlemsche Damclub kampioen 2de klasse Noord, Haarl. Damclub II derde klasse kampioen afd. Noord. A. VAN BROEK voorzitter N.D.B. W. H. LIEVE secretaris N.D.B. J. W. VAN DARTELEN administrateur „Het Damspel" P. D. DE GRAAF hoofdredacteur „Het Damspel" J. DE HAAS een pionier . . J. VOORBURG penningmeester N.D.B. Een gedeelte der cliché's werd welwillend in bruikleen afgestaan door de administratie van „Het Damspel". No. 7 (Juli). Mutua kampioen 2de klasse van Nederland door twee 11 —9 overwinningen op H. D. C. W. Z. D. V. I kampioen van Nederland derde klasse door 8—12 en 14—6. Vertrek L. Onderwijzer naar Ned.-Indië. No. 8 (Augustus). No. 9 (September). P. J. van Dartelen kampioen van Haarlem, met 21 pnt. uit 13 partijen. Eindstand: P. J. van Dartelen 21; J. W. van Dartelen 20; P. J. Eype 18; W. C. J. Polman 17; J. Lycklama 15; A. Zijlstra 15; H. G. Teunisse 14; D. van Wamel 12; A. Singer 11; J. van Looy 10; W. J. Teunisse 10; P. van Wamel 8p; D. A. van Abs 7; H. M. Sprokkelenburg 4. P. Mahn wint den wisselbeker van Rotterdam. No. 10 (October). J. de Haas kampioen van Nederland met 15 (9). Voorts: A. K. W. Damme 13; H. Hoogland Jr. 12; B. Springer Jr. 10; L. Prijs 9; J. J. de Boer 9; A. Visser 8; H. J. van den Broek 5; A. M. Olsen 5, C. J. Lochtenberg 4. Behalve de rechthebbende meesters namen tevens eenige spelers op invitatie van het bondsbestuurs deel. No. 11 (November). No. 12 (December), A. K. W. Damme wint den meestertitel met 10 pnt. uit 7 partijen. Eindstand: A. K. W. Damme 10; L. Prijs 8; J. Swart 7; J. Groenteman Jr. 7, W. C. J. Polman 7; J. J. de Boer 7; A. Renooy 6; L. Boas 4. P. Kleute, van „Mutua Delectatio", heeft het kampioenschap van Den Haag gewonnen. 1920. No. I (Januari). D. I. O., Den Haag, kampioen hoofdklasse afd. Zuid. D. O. S., Amsterdam, kampioen hoofdklasse afd. Noord. No. 2 (Februari). Haarlemsche Damclub bestaat l2]/2 jaar en schrijft jubileumwedstrijden uit. No. 3 (Maart). Het tekort op „Het Damspel" bedraagt, volgens mededeeling van den administrateur, den heer E. Dehnert, ƒ 1300.—, te dekken door een extra heffing van ƒ 2.— per lid per jaar. D. O. S. en D. I. O. spelen twee maal met 10—10 gelijk in de finale club kampioenschap van Nederland. Het Westen tweede klasse kampioen afd. Zuid. No. 4 (April). S. Wijnberg en S. Ereira, resp. „Van Embden" en ,,D. O. S.", Amsterdam, overleden. De Amsterdamsche Damsocieteit, een nieuwe vereeniging, organiseert een vierkamp, waaraan oorspronkelijk de heeren B. Springer Jr., L. Prijs, Herm. de Jongh en A. K. W. Damme deelnamen. Door terugtrekken van Springer viel De Haas, die eveneens uitgenoodigd was, alsnog in, aanvaardde een achterstand van 3 op de 4 punten, maar wist toch met Prijs en De Jongh met 7 pnt. gelijk te eindigen. Damme behaalde 3 punten. Dit tournooi bleek een belangwekkende proef te zijn met het speltempo: voor het eerst 20 zetten per uur, echter niet bevredigend. Ledental: 481 leden in 16 vereenigingen. Het ontstane tekort voor „Het Damspel" is het gevolg van de stijging der drukkosten. Deze bedroegen voor: 450 ex. in Augustus 1917 ƒ 28.50, 450 „ „ October 1917 „ 55.—, 400 „ „ Januari 1919 „ 60.50, 400 „ „ April 1919 „ 70.— 300 „ „ December 1919 „ 75.—. G. Burgerhof behaalt, evenals het vorig jaar, het kampioenschap van den Bosch. Mutua Delectatio wint de degradatiewedstrijden tegen „Het Westen". No. 5 (Mei). Tournee Marius Fabre door Nederland, in tweede helft April. Simultaan-séances en personeele partijen in verschillende steden. No. 6 (Juni). P. Kleute Jr., Probleemredacteur. N. de Haas Jr., Rotterdam, Analyseredacteur. Geen derde beslissingswedstrijd tusschen D. O. S. en D. I. O. No. 7 (Juli). Algemeene Vergadering op 27 April in Den Haag. Diverse besprekingen omtrent toestand van „Het Damspel". Bestuur komt met Reorganisatieplan. No. 8 (Augustus). Wijzigingen in huishoudelijk- en wedstrijdreglement. No. 9 (September/October). L. Prijs kampioen van Nederland. Eindresultaat: 1. L. Prijs 13 (9); J. H. Vos 12; J. J. de Boer 10; I. Buitenkant 10; B. Springer 10; P. J. van Dartelen 9; M. H. Hoogland 8; Herm. de Jongh 7; I. Presburg 6; Henri J. v. d. Broek 5. J. W. van Dartelen administrateur van „Het Damspel". Wisselbeker van Rotterdam gewonnen door den heer B. H. Bornkamp (2de maal), na herkamp met A. H. J. Koopmeiners. D. H. Möllenkamp kampioen van Rotterdam, met 17 (9); tweede Henri J. v. d. Broek 16 pnt. „Het Damspel" wordt verplicht bondsorgaan van den Nederlandschen Dambond. No. 10 (November). Henri J. v. d. Broek kampioen van Zuid-Holland, met 14 pnt. Verder: J. J. de Boer en L. J. Jacobs 13; P. Mahn 12; C. de Nie en G. Lammers 11; Ph. Kets de Vries 10; J. J. Kemmers en G. Sneepels 9; J. H. G. Möllenkamp 6; J. C. van der Klein 4. No. 11 (December). Vierkamp ter gelegenheid van de Sporttentoonstelling te Amsterdam tusschen Is. Weiss, A. K. W. Damme ,B. Springer en L. Prijs. Eindstand: 1. I. Weiss 9 pnt.; 2. B. Springer 6; 3. A. K. W. Damme 5; 4. L. Prijs 4. Verschillende simultaanséances: Matches Weiss—Springer en Weiss—Prijs beide 3—3. 1921. No. 1 (Januari). 19 Vereenigingen met 520 leden. J. W. van Dartelen met 22 punten uit 13 partijen kampioen van Haarlem; P. J. van Dartelen met 21 pnt. tweede. Competitie: „Rotterdam", kampioen hoofdklasse afd. Zuid. V. A. D., kampioen hoofdklasse afd. Noord. No. 2 (Februari). J. Bos, kampioen van de Zaanstreek, met 12 pnt. uit 7 partijen; H. G. Giskes 10; P. Blees 8; B. Ris 8; G. Fris 7; B. May 6; J. Demmendal 3; N. Dekker 2. No. 3 (Maart). No. 4 (April). De N. D. B. telt 20 vereeniging met ca. 550 leden. J. H. Vos wint den meestertitel met 14 (7). No. 5 (Mei). Competitie. W. Z. D. V. kampioen 2de klasse Zuid. Dordrecht kampioen 3de klasse Zuid. G. S. II kampioen 2de klasse Noord. De Zaanstreek I kampioen 2de klasse Noord (District Haarlem). Fabre weer in Nederland op tournée: Match tegen J. de Haas: 8—6 voor De Haas (7 gesp., 2 gew., 4 gel., 1 verl.). Diverse simultaanséances en personeele partijen. No. 6 (Juni). Zondag 29 Mei Jaarvergadering te Utrecht. C. G. Vervloet wegens ziekte verhinderd. S. S. van Baaien, vice-voorzitter, heeft de leiding. J. J. de Boer kampioen van Zuid-Holland, met 15 pnt. uit 10 partijen; Henri J. v. d. Broek 14; L. J. Jacobs 13; P. Mahn 12; G. Lammers 11; Ph. Kets de Vries 10; C. de Nie 9; J. J. Kemmers 9; G. Sneepels 7; J. H. G. Möllenkamp 6; J. G. v. d. Klein 4. No. 7 (Juli). Beschouwingen Fabre en De Haas over hun match. M. A. Haye kampioen van Amsterdam met 12 pnt. uit 7 partijen; 2. B. Springer Jr. 11; 3. Herm. de Jongh 9; 4. C. J. Lochtenberg 8; 5. G. Swart 5; 6. A. Trompetter 5; 7. L. de Beer 4; 8. ƒ. Polak 2. Herm. de Jongh probleem-redacteur. No. 8 (Augustus). G. S. III kampioen derde klasse afd. Noord-Competitie. No. 9 (September). I. Millikowski en P. Schaaf in de finale van den wedstrijd om het meesterschap, namens het district Den Haag. Herkamp tusschen J. J. de Boer. G. de Jongh en A. Hagenaars o mde derde plaats. Competitie: V. A. D. kampioen van Nederland hoofdklasse door overwinningen in de finale op „Rotterdam" en U. D. G. „De Zaanstreek" kampioen van Nederland tweede klasse door twee overwinningen op W. Z. D. V. Den Haag in de finale. J. Groenteman wederom redacteur problematiek. No. 10 (October). S. S. van Baaien tijdelijk hoofdredacteur. Nabeschouwing J. Groenteman over match De Haas— Fabre. A. K. W. Damme kampioen van Nederland, met 9 pnt uit 7 partijen; 2. J. H. Vos 8; 3. M. A. Haye 8; 4. A. Visser 7; 5. Henri J. v. d. Broek 6; 6. J. W. van Dartelen 6; 7. C. J. Lochtenberg 6; 8. L. Prijs 6. I. Presburg eindspel-redacteur. No. 11 (November). A. K. W. Damme, 26 jaar, werd in 1912, op 16-jarigen leeftijd, lid van de Damvereeniging „Constant". In deze vereeniging gelukte het hem enkele malen in de hoofdklasse den eersten prijs te verwerven. In den meesterwedstrijd van 1914 bezette hij de 3de plaats, in die van 1915 de tweede en van 1919 de eerste, waarmede hij den titel van „meester" verkreeg. In den kampioenswedstrijd van Nederland in 1919 deed hij op uitnoodiging van het Bondsbestuur mede en behaalde hij den tweeden prijs achter den heer J. de Haas, maar voor den wereldkampioen Herm. Hoogland, die derde aankwam. F. W. Naujoks kampioen van Rotterdam, met 14 pnt. uit 9 partijen; 2. en 3. Ph. Kets de Vries en D. H. Möllenkamp 12; 4. Henri J. v. d. Broek 11; 5. J. H. G. Möllenkamp 9; 6. P. Mahn 8; 7. A. M. Olsen 6; 8. G. de Jongh 6; 9. A. Hagenaars 3; 10. D. Wiersma 3. No. 12 (December). 1922. No. 1 (Januari). Uitbreiding van het aantal pagina's van „Het Damspel" van 12 op 20. Herm. de Jongh wint den meestertitel, met 12 pnt. uit 7 partijen, lid van het V. A. D.; 2. P. Schaaf 11; 3. M. A. Haye ; 4. I. Millikowski 7; 5. P. J. van Dartelen 6; 6. J. Bo# 5; 7. A. Hagenaars 3; 8. G. Swart 3. G. S. kampioen hoofdklasse afd. Noord (Competitie). Rotterdam kampioen hoofdklasse afd. Zuid. P. Blees kampioen van de Zaanstreek, hoofdklasse met 8 pnt. uit 5 partijen; 2. B. Ris 8; 3. B. May 6; 4. S. Kuiper 4; 5. J. Bos 3; 6. G. Fris 1. „Damstudies en Analyses" van De Jongh en Springer (3 deelen) verschijnt. Fabre—Molimard 8—8. J. Groenteman tijdelijk eindspel-redacteur. No. 2 (Februari). Gezellig Samenzijn kampioen van Nederland door 15—5 en 9—11 tegen „Rotterdam". Tientallen: G. S.: Vos, G. Swart, Lochtenberg, Kwaad, J. J. Hubelmeijer, Meester, Rugenbrink, Van Hout, Seljee, Kuipers. „Rotterdam": D. H. Möllenkamp, F. W. Naujoks, J. H. Möllenkamp, B. H. Bornkamp, Ph. Kets de Vries, A. Hagenaars, H. E. E. Dehnert, J. Voorburgh, I. Bouwman, J. W. Bruinsma. P. J. van Dartelen en H. G. Teunisse met 15 (10) gelijk geëindigd in den wedstrijd om het kampioenschap van Haarlem. J. W. van Dartelen 14; S. M. Mons 13; H. T. Luif 12. Fabre—Molimard 11—9. Springer van Parijs naar Marseille vertrokken. No. 3 (Maart). H. G. Teunisse kampioen van Haarlem. Resultaat herkamp tegen P. J. van Dartelen 4—2. Een kampioenschap van België — in Brussel, Antwerpen, Luik enz. schijnt het damspel beoefenaren te vinden — in voorbereiding. De N. D. B. heeft 22 vereenigingen met 566 leden. No. 4 (April). M. A. Haye kampioen van Amsterdam, met 20 pnt. uit 11 partijen; 2. A. K. W. Damme 16; 3. Herm. de Jongh 14; 4. J. H. Vos 13; 5. I. J. de Jong 13; 6. H. Simons 11; 7. J. Groenteman 11; 8. A. Visser 10; 9. G. Swart 8; 10. J. Verdoner 8; 11. C. J. Lochtenberg 5; 12. Chr. Markus 3. Competitie: Dordrecht kampioen tweede klasse Zuid. Problemen naar opgegeven motieven. No. 5 (Mei). Zwolle kampioen van het Oosten. J. Scheeres kampioen Provincie Groningen, met 9 pnt. uit 6 partijen; 2. R. Vonk. No. 6 (Juni). J. Fabricius hoofdredacteur van „Het Damspel". Competitie: G. S. II kampioen afd. Noord; G. S. III idem. G. S. in alle klassen kampioen afdeeling Noord. In Frankrijk luidt de uitslag van een referendum, het z.g. blazen af te schaffen; 48 voor, 36 tegen. Voortaan dus geen „blazen" meer. A. K. W. Damme, redacteur Partij-Analyses. N. de Haas, redacteur „Kijkjes in de Damclubs". L. de Milleret, redacteur „Eindspelen". No. 7 (Juli). Zondag 14 Mei Algemeene Vergadering. De voorzitter, C. G. Vervloet, nog steeds door ziekte verhinderd. C. D. Bordewijk, redacteur rubriek Binnenland. C. J. Hinfelaar, redacteur rubriek Buitenland. G. Lammers kampioen van Zuid-Holland, met 8 pnt uit 6 partijen; 2. I. Millikowslci 7; 3. J. J. de Boer 6; 4. D. Wiersma 6; 5. J. C. v. d. Klein 5; 6. }. de Nie 5; 7. A. M. Olsen 5. No. 8 (Augustus). Oprichting Noordbrabantsche Districtsbond. A. van der Sluis, voorzitter. Molimard wint Internationalen Vierkamp op de Koloniale Tentoonstelling te Marseille, met 9 pnt. uit 6 partijen; 2. Bonnard 6; 3. B. Springer 5; 4. Herm. de Jongh 4. No. 9 (September). Carel George Vervloet overleden (14 October 1849—30 Augustus 1922). Voorzitter van den Nederlandschen Dambond. Reeds omstreeks 1890 bestond te Rotterdam een groepje personen, dat geregeld bijeenkwam om een dampartijtje te spelen. „Constant" werd in 1899 opgericht; oprichters C. G. Vervloet, Jozeph Blankenaar en J. H. Torley Duwel. Bij dit groepje sloten zich spoedig anderen aan: C. E. Mögle, A. J. M. Goudriaan, Jac. de Bruijn, J. P. Huibers, C. Blankenaar, S. Kan enz. Vervloet was van stonde aan voorzitter, en betere keuze was niet mogelijk. Spoedig voeling met Fransche damvrienden: Leqlerq, Weiss, Bizot. In 1906 Vervloet voorzitter van den nieuw opgerichten Nationalen Dambond. Onder zijn leiding groot. In 1911, na fusie tusschen Nationalen en Algemeen Ned. Dambond tot Nederlandschen Dambond, voorzitter van dien Bond. In 1912 op Vervloet's initiatief, en met steun van de heeren Jac. Musly c.s. groote internationale wedstrijd te Rotterdam. Mr. Vervloet was de eerste, wien het brevet van „Meester Damspeler" werd uitgereikt, en hij heeft verscheidene malen het kampioenschap van Constant behaald. Helaas in Maart 1921 een ongeval op straat, toen hij zich van de damclub huiswaarts begaf. Op 30 Augustus te Scheveningen overleden. „Zijn spel was een afspiegeling van zijn persoon. Hij behandelde de partij in groote lijn, in het algemeen was het de klassieke partij in haar fijnen opbouw, die Vervloet speelde. Listigheden, valletjes, of finesses hadden nooit veel attracties voor hem. Vervloet was de grootste liefhebber van het spel, dien ik ooit gekend heb. Hoewel leider van een der grootste ondernemingen in onze voornaamste havenstad, wist hij steeds tijd te vinden voor ons damspel. Laat onze dambeweging blijven zijn Stichter waardig." J. de Haas. No. 10 (October). Damme—Vos (match 20 partijen) door Damme gewonnen met 21—19. Damme—I. }. de Jong (match 10 partijen) door Damme met 11—9 gewonnen. P. Kleute kampioen van Den Haag met 20 pnt. uit 12 partijen; 2. I. Millikowski met 19 pnt. Haarlemsche Damclub bestaat 15 jaar. H. Marchal redacteur „Buitenland", met medewerking van R. H. Hinderks. J. H. Vos medewerker aan rubriek „Partij-Analyses" van Damme. No. 11 (November). Mutua Delectatio bestaat 10 jaar. Van der Sluis kampioen van Den Bosch met 10 pnt. uit 6 partijen; 2. Burgerhof met 9 pnt.; 3. Sterk met 8 pnt Springer slaat Bonnard met 9—3. Steeds meer komt de organisatie van een nieuw tournooi om het wereldkampioenschap, vooral in Frankrijk, naar voren. No. 12 (December). Probleem-rubriek met medewerking van A. D. Querido. 1923. No. I (Januari). J. H. Vos, kampioen van Nederland, met 9 punten uit 6 partijen; 2. A. K. W. Damme 8; 3. H. de Jongh 7: 4. I. J. de Jong 5; 5. I. Milikowski 5; 6. J. Noome 5: 7. C. J. Lochtenberg 3. I. Millikowski wint den meestertitel (D. I. O.). In 1916 besloot hij door een simultaan van De Haas, het damspel serieus te gaan beoefenen. In de tweede afdeeling van D.I.O. werd hij in het eerste jaar 2de, in het tweede jaar eerste. lx> het 4de jaar vereenigingskampioen. Kwam uit in Haagsche kampioenschappen en voorwedstrijden kampioenschap van Zuid-Holland. Steeds tweede. In 1921 no. 4 in de meesterwedstrijden. Thans meester met 11 van de 12 pnt., met 5 punten verschil met nr. 2. No. 2 (Februari). J. H. Vos begon zijn loopbaan als dammer in 1911 op 16jarigen leeftijd als lid van het V. A. D. Spoedig van derde klasser tot eerste klasser. Steeds stijgend succes; leerling van De Haas. In 1920 behaalt hij den meestertitel met alle te behalen punten (14). In het kampioenschap van Nederland 1920 tweede achter Prijs. In 1921 eveneens tweede, samen met Haye, achter Damme, weer met 1 punt verschil. In kampioenschap van Amsterdam 1922 minder succes: 4/5 samen met I. J. de Jong. Dit mindere succes weer goed gemaakt door het kampioenschap van Nederland te winnen, en in het Kersttournooi van het V. A. D., waarin Springer eerste werd, met slechts 1 punt voor op Vos, als tweede. In den loop van 1919 verliet Vos het V. A. D., omdat hij meende daar geen voldoende gelegenheid te hebben tot serieuse beoefening van het spel. Hij sloot zich aan bij „Gezellig Samenzijn", Kersttournooi van het V. A. D. 1. B. Springer 14 (10); 2. J. H. Vos 13; 3. A. K. W. Damme 12; 4. H. de Jongh 8; 5. M. A. Haye 7; 6. I. J. de Jong 6. No. 3 (Maart). P. J. van Dartelen kampioen van Haarlem met 16 punten uit 9 partijen; 2. P. J. Eype 13; 3. J. W. van Dartelen 11; 4. J. Lijcklama 11; 5. J. van Looy 10; 6. H. G. Teunisse 10; 7. F. A. Berkemeyer 8; 8. W. van Daalen 7; 9. S. M. Mons 4; 10. J. P. Exel Jr. 0. Artikel „De beperking der remises", door den Franschen dammer Fayet, naar aanleiding van Damme's desbetreffend voorstel. Match Fabre—Springer: 11—7 voor Springer. Tegen Dr. Molimard: 6 gespeeld, 4 verloren, 2 remise. No. 4 (April). Aankondiging van een serie extra artikelen over „De Nieuwe Speelwijze" door Herman Hoogland, wereldkampioen. Oprichting Districtsbond Rotterdam. G. J. A. van Dam tijdelijk probleemredacteur „Het Damspel". No. 5 (Mei). V. A. D. afdeelingskampioen Noord hoofdklasse, tevens, daar in het Zuiden niet gespeeld is, voor Nederland. Haarlemsche Damclub II afdeelings kampioen 2de klasse. Eerste artikel Herman Hoogland over De Nieuwe Speel: wijze: Dammen slaan elkaar ook dwars en recht. Voorbeeld: No. 1. Om onmiddellijk te winnen speelt wit 49—44. Zwart moet nu 40X49 slaan, en schijf 40 wordt dam. Nu wit 36—9, waarna de zwarte dam op 49 gedwongen is de witte dam op 39 te slaan naar veld 29 of 19, en wit alles wegneemt, slaande via de velden 49, 46 naar 5. No. 6 (Juni). Kampioenschap van Amsterdam 1923; 1. Herm. de Jongh 17 (11); 2, I. J, de Jong 15; 3. P. G, van Hout 14; 4. C. J. Lochtenberg 13; 5. M. A. Haye 13; 6. L. Duitz 11; 7. G. Swart 10; 8. H. Koperberg 10; 9. J. H. Vos 9; 10. A. Visser 8; 11. W. Pieksma 8; 12. A. J. Mulder 4. De Jongh: ,,'n uiterst correct speler met waarlijk brilliante momenten." Springer oogst in Frankrijk succes met zijn blindséances. Voortzetting beschouwingen Herm. Hoogland over „Een nieuwe speelwijze": De partij in haar geheel, de problematiek, het eindspel bezien in het licht der nieuwe slagmogelijkheid. No. 7 (Juli). Contributieverlaging van ƒ 3.— op ƒ 2.— per lid per jaar. In Januari 1922 22 vereenigingen met ca. 575 leden. Na 17 jaar de functie van eersten secretaris te hebben vervuld, neemt Henri J. van den Broek afscheid als zoodanig. Competitie: G. S. III kampioen 3de klasse afd. Noord. F. Benima en Chr. Schröder overleden. A. van der Sluis kampioen van Den Bosch. Voortzetting artikel Herman Hoogland: De Nieuwe Speelwijze: Twee dammen tegen een dam gewonnen. No. 8 (Augustus). Match Herman de Jongh—Springer in Zuid-Frankrijk na sensationeel verloop 10—10. Voortzetting artikel Herman Hoogland: Remise-grenzen. No. 9 (September). Algemeene vergadering op 5 Augustus te Utrecht. W. H. Lieve, eerste secretaris N. D. B. P. Mahn kampioen van het district Rotterdam, met 23 pnt. uit 13 partijen; 2/3. D. H. Möllenkamp en Ph. Kets de Vries 18; 4. E. J. van Rijn 17; 5. A. Bakker 14; 6. H. G. van Mill 12; 7. J. Möllenkamp 12; 9. J. Vons 12; 10. D. Wiersma 12; 11. A. Man in 't Veld 9; 12. C. Romer 9; 13. W. Schoonenberg 9; 14. A. Koopmeiners 8. Voortzetting artikel over „De Nieuwe Speelwijze". No. 10 (October). Jozef Blankenaar bestaat 12^ jaar. Kampioenschap van Noord-Brabant: 1. Th. Kling 8 (5); 2. L. Vermunt 7. Frankr^ky^°'in'ar^ "~9 <0° k»°Pi»«»k»P ™ Springer naar Canada om Beauregard te ontmoeten. Besluit beschouwingen van Hoogland. No. 11 (November). Match Vos—Damme: 11—7 voor Damme Wedstrijd om het wereldkampioenschap gemengd dammen (bpringer—Beauregard) te Montreal. Canadeesch bord, 144 rUon; ?PrAn9eiÜ verlie®t 2 van de 5 partijen, 3 werden remise. Match De Haas—Springer te Brussel, na 8 partijen: De Haas 11 pnt., Damme 5 pnt. Het Damspel in Engeland, door G. L. Gortmans. No. 12 (December). J. H. Vos wederom kampioen van Nederland, met 11 pnt uit 8 partijen; 2. A. Visser 9; 3. Herm. de Jonqh 9; 4. I ï' de Jong 7; 5. C. J. Lochtenberg 4. Dubbele ronde. Groenteman, H J. Lize en W. Rustenburg eindigen gehjk m den voorwedstrijd om het meesterschap te Amsterdam (13 uit 9). ,nDamnVe? in Afwerpen onder leiding van Hollanders. (Pri;s, Presburg en Buitenkant). Mogelijk ook met medewerking van De Haas en Damme. 1924. No. I (Januari). In de finale van den wedstrijd om den meestertitel eindigen J. Groenteman, P. Mahn en P. J. van Dartelen gelijk met 13 punten uit 9 partijen. Voorts: P. Schaaf 11; H. J Lize 10L. Vermunt 8; W. Rustenburg 7; A. Alblas 7; A. M. Olsen ói J. H. Cj. Mollenkamp 3. Een herkamp tusschen de drie eerstaankomenden is noodzakelijk. Eindresultaat wereldkampioenschap gemengd spel: Canadeesche bord: Springer—Beauregard 3—7; Poolsche bord: bpringer—Beauregard: 5—5. H^1gndresuItaat match De Haas—Damme: 13—7 voor De No. 2 (Februari). Speelwijf11 V3n W' C* J' P°lman tC9Cn Ho°9land's Nieuwe No. 3 (Maart). R. C. Keiler kampioen van Gelderland met 16 pnt. uit Voortzetting bezwaren Polman tegen de Nieuwe Speelwijze. Problemistenwedstrijd naar opgegeven motieven. No. 4 (April). Competitie: Dordrecht kampioen afd. Zuid hoofdklasse. V. A. D. kampioen afd. Noord hoofdklasse. R Nolthuis wedstrijdleider afdeeling Noord. Het ligt in de bedoeling een Meestertournooi te Marseille te organiseeren, met vele Nederlandsche spelers als deelnemers. De titel van wereldkampioen zou aan het winnen hiervan worden gegeven. No. 5 (Mei). OpTjÏnuari 1923 ca. 650 leden, einde 1923 ruim 900, in 35 vereenigingen. , .. t> Haarlemsche Damclub II kampioen tweede klasse afd. NlTclen wedstrijd om het damkampioenschap van Amsterdam kwamen A. K. W. Damme, M. A. Haye en R C. Keiler gelijk aan met 17 punten uit 12 partijen. Verder: J Groenteman 14; L. Duitz 14; W. Rustenburg 13: I- J- de Jong 10, G. Swart 10; H. Koperberg 10; A. Visser 10; J. A. Verdoner 9; C. J. Lochtenberg 8; H. Vos 7. Herkamp tusschen de eerste drie noodzakelijk. No. 6 (Juni). Artikel Van Dam vóór de Nieuwe Speelwijze. Verder ook bijdragen van C. H. Broekkamp en A. Renooy naar aanleiding van Polman s critiek. Beschouwingen van Maxim Fayet over het syst^mHoogland. Voorstel van den schrijver tot een systeem Damme—Fayet. Match Vos—Damme in stand 8—0 voor Vos geëindigd. Herman de Jongh, hoofdredacteur van „Het D^sPel " Dordrechtsche Damvereeniging kampioen van Nederland hoofdklasse door 11—9 overwinning op het V. A. D. in den eindstrijd. P. J. van Dartelen wint den meestertitel, na herkamp met Groenteman en Mahn. Resultaat eerste herkamp: P. J. van Dartelen 7; P. Mahn 7; J. Groenteman 4. Resultaat tweede herkamp: P. J. van Dartelen—P. Mahn 4—2. P. J. van Dartelen werd in Februari 1915 lid der „Haarlemsche Damclub . Dank zij serieuse studie en vooral ook de goede lessen, welke hij in deze vereeniging ontving, ontpopte hij zich reeds spoedig als een speler met bijzonderen aanleg en aangeboren damtalenten. Het volgend jaar reeds werd hij op 18-jarigen leeftijd kampioen van H. D. C. Sindsdien bijna steeds kampioen van zijn club, evenals van de stad Haarlem. In 1920 nam hij op uitnoodiging deel aan het kampioenschap van Nederland en bezette van de tien deelnemers de vijfde plaats. Thans voor de vierde maal dat Van Dartelen medespeelde in den wedstrijd om den meestertitel. Competitie: Jos. Blankenaar III kampioen derde klasse afd. Noord. Internationaal Tournooi te Marseille: 1. B. Springer Jr. 15: 2. I. Weiss 14; 3. J. J. de Boer 10; 4. Ricou 8; 5. Garoute 7; 6. Revertégat 6. Springer speelt zijn achtste blindpartij. P. Schaaf redacteur Eindspel-rubriek. No. 8 (Augustus). Jaarvergadering op 29 Mei te Den Haag. H. D. C. II clubkampioen van Nederland tweede klasse. Repliek Polman over „De Nieuwe Speelwijze". No. 9 (September). W. C. J. Polman en P. Schaaf eindigen met 14 pnt. uit 9 partijen gelijk in den wedstrijd om het kampioenschap van Den Haag; 3. A. Jacobs 13; 4. I. Millikowski 13; 5. H. J. A. Leltz 10; 6. W. Scholtes 8; 7. W. van der Werf 7; 8 L W Scholtes 4; 9. C. Spoelder 4; 10. G. H. Zaat 3. G. L. Gortmans over het Engelsche spel. Een praatje over motieven door G. L. Gortmans. No. 10 (October). E. van Rijn kampioen district Rotterdam met 12 pnt. uit 5 8 partijen (dubbele ronde); 2. J. J. de Boer 9; 3. D. H. Möllenkamp 9; 4. P. Mahn 8; 5. M. B. Braber 2. W. F. Strijbos kampioen van Noord-Brabant, met 5 pnt. uit 3 partijen; 2. L. Vermunt 4 pnt. Haarlemsche Damclub op tournée: in Antwerpen: 14—6 overwinning op Antverpia; in Parijs: 13—7 overwinning van de damier „Notre Dame en Damier Parisien. Het Canadeesch Dammen, door G. L. Gortmans. S. Swart medewerker Eindspelrubriek. No. 11 (November). Blindséance van Springer in het V. A. D.: remise tegen I. de Boers. Diverse opinies over ,,De Nieuwe Speelwijze . Voortzetting „Een praatje over Motieven". No. 12 (December). Eindstrijd wedstrijd om den Meestertitel: 1. en 2. L. Duitz en R. C. Keiler 12; 3. E. J. van Rijn 7; 4. W. F. Strijbos 7; 5. D. Wiersma 7; 6. P. Schaaf 6; 7. C. de Nie 3; 8. L. Vermunt 2. Constant bestaat 25 jaar. W. van Daalen redacteur Buitenland. Rotterdamsch Damgenootschap—-Franke de ^Vinde, Antwerpen 28—0. „ Voortzetting „Een praatje over motieven . 1925. No. I (Januari). Canadeesch en Engelsch dammen, door G. L. Gortmans. Rubriek: Damflitsen, door Wouter Hofland. No. 2 (Februari). V. A. D. kampioen hoofdklasse afd. Noord. Indrukken van Herman de Jongh over het kampioenschap van Nederland: 1. Herm. de Jongh; 2/3. J. H. Vos en R. C. Keiler; 4/6. L. Duitz, I. J. de Jong en P. J. van Dartelen; 7. I. Millikowski; 8. A. Visser; 9. F. Carlebur; 10. M. A. Haye; 11. J. Noome; 12. C. J. Lochtenberg. R. C. Keiler wint den meestertitel, na herkamp met L. Duitz: 5—1. „Het resultaat van Keiler, hoe schitterend ook, was verwacht. Na zijn buitengewone prestaties in de Kampioenschapstournooien van Gelderland en Amsterdam, was zijn naam gevestigd. Keiler en Duitz: namen, die den laatsten tijd meer en meer samen worden genoemd, kamp. van A'dam: Keiler nr. 3; Duitz 4/5. Voorwedstrijd meestertitel: Keiler nr. 1; Duitz 2. Eindstrijd: 1. en 2. ex aequo. En in het Nationale kampioenschap weer: Keiler 2/3 en Duitz 4/6". Voortzetting „Een praatje over motieven", door Gortmans. No. 3 (Maart). Districtsbond Den Haag opgericht. No. 4 (April). Reglement Plagiaat-commissie. P. J. van Dartelen en J. W. van Dartelen eindigen gelijk in den kampioensstrijd van Haarlem met elk 14 punten; 3. W. van Daalen 12; 4. Mr. P. F. Westerling 11; 5. Chr. Visse 10; 6. S. M. Mons 10; 7. Aebe de Jong 10; 8. F. A. Berkemeyer 8; 9. J. Lyclama 7; 10. G. P. Heek 7; 11. J. van Looy 6. G. L. Gortmans, redacteur Buitenland „Het Damspel". DE DICHTERS VAN HET DAMSPEL: G. J. A. van Dam: „Een korte vleugelaanval doet Vos of Bonnard te voorschijn komen, flankspel roept Marius Fabre op, centrumspel doet me aan Hoogland denken, tijdnood aan Lochtenberg, een zwaar bevochten remise aan Presburg, enz. enz. Maar ook ... ik kan geen probleem zien, of het herinnert me aan den jeugdigen leider (den gangmaker, zooals Mantel hem noemt) der Nederlandsche problemistenwereld, G. J. A. van Dam.... Schrijver van vele artikelen, heeft een enorm aantal problemen gecomponeerd, was jaren geleden reeds bestuurslid van een Haagsche damclub, had zitting in verschillende commissies en was ten slotte ook nog inspecteur bij de geheime politie in Rijksdienst." Herm. de Tonqh No. 5 (Mei). Jaarverslag: 1 Januari 1925: 52 clubs met ca. 1300 leden. Eindresultaten competitie: Haarlemsche Damclub kampioen tweede klasse afd. Noord. Vlaardingsche Damvereeniging kampioen tweede klasse afd. Zuid. Bossche Damclub kampioen tweede klasse afd. NoordBrabant. In de finale werd, na toevoeging van W. Z. D. V., Arnhem, H. D. C. II kampioen. J. Fabricius neemt afscheid als penningmeester van den N. D. B. J. Voorburgh, Rotterdam, penningmeester. Voorbereidende maatregelen Wereldkampioenschap te Parijs. Nog steeds is nog niet voorzien in de vacature-Vervloet. W. J. A. Matla en J. Groenteman Jr. herkozen als commissarissen in het bestuur van den N. D. B. W.Z.D.V., Arnhem, kampioen Oostelijke tweede klasse. ^Vereldkampioenschap te Parijs definitief vastgesteld van 30 Mei tot 11 Juni. D. O.S., Amsterdam, viert haar 10-jarig bestaan. DE DICHTERS VAN HET DAMSPEL: G. L. Gortmans: „Groot problemist, uitmuntend journalist en verwoed verzamelaar. Verder een zeer listig speler en geestig analysator en ten slotte een ijverig propagandist. In een woord: een strijder voor de dambeweging ... Het sportieve kwam bij hem na het artistieke ... als geschiedvorscher en als problemist gaat hij zeer wetenschappelijk te werk. Niemand heeft een zoo uitgebreide verzameling damtijdschriften, boeken, artikelen enz. als hij, en ook is er niemand zoo thuis in de oude en moderne problematiek op alle drie de damborden. Zijn genialiteit deed hier de rest en de composities van zijn hand zouden vroeger voor onmogelijk gehouden zijn geworden en doen thans nog wonderlijk aan". Herm. de Jongh. Het Damspel in Ned.-Indië, door Gortmans. No. 6 (Juni). R C. Keiler kampioen van Amsterdam, met 19 pnt. uit 11 parijen; 2. J. H. Vos 18: 3. M. A. Haye; 4. Herm. de Jongh; 5. I. }. de Jong. Verder: Rozelaar, Koperberg, J. Swart, G. Swart, Lochtenberg, Ereira en Kwieser. Nabeschouwing over het kampioenschap van Amsterdam. Uit de geschiedenis van het damspel: een onbekend manuscript door Isaac van Emden (1803—1805) ... G. L. Gortmans. Wie is de sterkste? door P. Vogel. Voortzetting: „Een praatje over motieven". No. 7 (Juli). Mr. S. de Jong voorzitter van den Nederlandschen Dambond. WERELDKAMPIOENSCHAP te Parijs. 1. Bizot 27 (18); 2. M. Fabre 23; 3. R. C. Keiler 22; 4. J. H. Vos 20; 5. Herm. de Jongh 20; 6. H. Hoogland Jr. 18; 7. P. J. van Dartelen 16; 8. Dumont Fils 14; 9. M. Causse 11; 10. P. Sonier 9. Dubbele ronde. Hooglands remises in de tweede helft, behalve die tegen Keiler, zijn reglementair. Vele interessante nabeschouwingen van Herman de Jongh, A. K. W. Damme (uit „De Telegraaf") e.a. Beroemde winst van Vos tegen Fabjre. R. de Widt kampïoen van Tiel en omstreken, met 17 pnt. uit 9 partijen. M. B. Braber kampioen district Rotterdam, met 14 pnt. uit 9 partijen; 2. E. J. van Rijn 13; 3. P. Mahn 12; 4. H C van Miel 9; 5. D.Wiersma 9; 6. J. de Bruijn Jr. 8; 7. A. Koopmeiners 8; 8. A. M. Olsen 7; 9. W. van Aalst 5; 10. C. J. Saarloos 5. W. C. J. Polman kampioen van Den Haag. P. J. van Dartelen kampioen van Haarlem, na herkamp met zijn broer. D. Stunnenberg, kampioen van Nijmegen. No. 8 (Augustus). Jaarvergadering op 21 Mei. Mr. S. de Jong, hoewel een vurig bewonderaar en groot liefhebber van ons spel, heeft zich nimmer op den voorgrond geplaatst. Na damwerken bestudeerd te hebben, bracht een toeval hem in aanraking met den heer G. van Leeuwen, destijds lid van het V. A. D„ oud-probleemredacteur van „Het Damspel". Op het Gymnasium won De Jong den eersten prijs in de dam- en schaakclub, in hetzelfde jaar, dat Euwe op den schaakprijs beslag legde. Sedert 1915 lid van het V.A.D. Reeds in 1916 neemt hij deel aan de meesterwedstrijden, waarin hij zijn gemiddelde behaalt. Nadien nooit meer in belangrijke persoonlijke wedstrijden. Veel in contact met De Haas; clubje Belinfante, Gortmans, De Jong, Mantel en Van der Meer. Ofschoon niet meer in groote wedstrijden uitkomende, zocht De Jong toch voortdurend contact met sterke spelers, o.a. door matches met Herm. de Jongh, terwijl hij van alles, wat op damgebied verscheen, steeds met groote belangstelling kennis nam. Match A. K. W. Damme—R. C. Keiler 5—7. No. 9 (September). G. Burgerhof kampioen van Den Bosch, met 11 pnt. uit 8 partijen; 2. Sajet 11 pnt., na herkamp. K. Stolp kampioen van Wormerveer en omstreken, met 15 pnt. uit 9 partijen; 2. en 3. C. Janneman en B. Ris 14. R. C. Keiler redacteur Partijanalyses. DE DICHTERS VAN HET DAMSPEL. Dr. M. J. Belinfante. „Nog economischer vaak dan Van der Meer dit was en steeds strevend naar schoone, der partij gelijkende schikking der stukken, heeft Belinfante zijn beste, want meest aesthetische werk geleverd in miniaturen, waarbij de moeilijkheid der oplossing ondergeschikt was gemaakt aan de schoonheid van de afwikkeling. Zijn beste werk lijkt partijstanden .... Belinfante is voor alles een harmonisch gestemd, goed mensch, dus muzikaal in den zin van muziekminnend. Belinfante is in de tweede plaats een intelligent mensch met fijne smaak Belinfante's problemistenbloeitijd valt samen met die van Gortmans, Van der Meer en Mantel, tusschen wie eenige jaren nauwe samenwerking bestond Is ongeveer dertig jaar oud. Leeraar in de wis- en natuurkunde. a S. de J.(ong) No. 10 (October). Nieuws uit Rusland. Herm. de Jongh—R. C. Keiler-match 6—6. De notatie Sonier toegelicht. No. 11 (November). M. Beem kampioen van Gelderland, met 14 pnt. uit 9 partijen; 2. I. Beem 13. No. 12 (December). Competitie: Wormerveer I kampioen 2de klasse Noord. Excelsior I kampioen 3de klasse Noord. Uit de geschiedenis van het damspel II. 1926. No. I (Januari). Een vergelijking der drie damspelen, door Willy Beaure» gard. DE DICHTERS VAN HET DAMSPEL. „C. Blankenaar was, wat men alleen mag zeggen van een ongemeen talent, dat werd gesteld ten dienste van het goede en het schoone: een genie. Zijn materie was het eindspel... men kan genieten van Blankenaar's scheppingen als die van Beethoven, zonder de verplichting b.v. den volgenden dag een Nieuwjaarswensch in „C dur" te kneden." A. K. W. Damme. No. 2 (Februari). I. Presburg wint den meestertitel met 18 punten uit 11 partijen; 2. J. Stormmesand, Zaandam 15; 3. W. Burgerhof, Den Bosch 13; 4. H. Keuning, Amsterdam 13; 5. L. Duitz, Amsterdam 12; 6. A. Jacobs, Den Haag 10; 7. W. C. J. Polman, Den Haag 10; 8. W. van Aalst, Rotterdam 9; 9. J. H. de Hoogh 9; 10. C. Hovius, Hilversum 9; 11. G. Pors, Dordrecht 8; 12. P. Mahn, Rotterdam 6. „De eindstrijd was eigenlijk een groote verrassing. Al die spelers met hun mooie titels en schitterende prestaties, al die jonge menschen, ieder op zichzelf de hoop van zijn stad of vereeniging, allen werden op verpletterend overtuigende wijze verslagen door een man, die de laatste tien jaar in bijna geen wedstrijd van beteekenis is uitgekomen. De veteraan I. Presburg nam vanaf de eerste ronde de leiding, om die niet weer af te staan. Presburg's overwinning is daarom van zoo bijzondere beteekenis, omdat deze zich, reeds jaren geleden, door een eigenaardige beslissing van het toenmalige bondsbestuur, den meestertitel zag ontgaan. Wel behaalde hij nadien nog successen in locale tournooien en clubwedstrijden; zijn meesterillusies schenen echter verdwenen. Totdat het „on revient toujours" ook hem te machtig werd en met onverwoestbare energie, een energie, waarop de tijd geen vat schijnt te hebben gehad, bestreed hij zijn 25 tot 35 jaar jongere concurrenten." (Resultaat van Presburg in den voorwedstrijd: 15 pnt. uit 11 partijen). J. H. Vos en A. K. W. Damme eindigen gelijk in den wedstrijd om het kampioenschap van Nederland: 1. en 2. J. H. Vos en A. K. W. Damme 16 pnt. uit 12 partijen; 3. P. J. van Dartelen 13; 4. I. }. de Jong 12; 5. 6. en 7. Herm. de Jongh, I. Millikowski en C. J. Lochtenberg 9. No. 3 (Maart). Vos kampioen van Nederland door 4—2 zege op Damme. DE DICHTERS VAN HET DAMSPEL. „G. Mantel bloeide op tot een problemist als er slechts weinigen zijn. Hij wette het genie van zijn Twentschen geest aan de wilde perspectieven van Gortmans en de harmonische klaarheid van Belinfante. Hij is, zoo niet de schepper, dan toch een der helden van den lokzet en niets heeft meer zijn liefde dan de variantenstudie." (S. de J.ong). No. 4 (April). Wat is problematiek? door Geo van Dam. No. 5 (Mei). Jaarverslag. Bij den aanvang van het jaar 52 clubs met 1300 leden, thans 70 clubs met 1700 leden. W. Z. D. V., Arnhem, clubkampioen van Nederland 2de klasse (in de finale: D. I. O., Roosendaal, Wormerveer en W. Z. D. V.). H. D. C. I kampioen hoofdklasse afd. Noord. Zaandam kampioen 2de klasse afd. Noord A. Hilversum kampioen 2de klasse afd. Noord B. J. H. Vos kampioen van Amsterdam met 22 punten uit 12 partijen; 2. A. K. W. Damme 18; 3. M. A. Haye 18; 4. W. Rustenburg 14; 5. Herm. de Jongh 11; 6. G. \V. Spittuler 11; 7. M. Markus 11; 8. H. Koperberg 10; 9. I. J. de Jong 9; 10. C. J. Lochtenberg 9; 11. J. Ereira 8; 12. O. J. B. van der Sleen 8; 13. Nico de Vries 7. No. 6 (Juni). Algemeene vergadering 13 Mei in Den Haag. Hoofdredactie „Het Damspel' afgetreden. Bondssecretariaat tijdelijke hoofdredactie. Competitie: Afd. Zuid eerste klasse „Rotterdam" kampioen. In de tweede klasse Zuid werd na herkamp met Dordt 2 Constant 2 kampioen. B. Slegtenhorst kampioen van Leiden, met 11 pnt. uit 6 partijen: 2. O. G. van Veen 10. „Jozef Blankenaar" bestaat 15 jaar. Bergen op Zoom na 12—8 zege op Steeds Beter 2de klasse kampioen van Brabant. Joël Roselaar overleden, vroeger lid van het V. A. D„ later van „Van Embden". Voortzetting permanente cursus in probleemconstructies, door G. J. A. van Dam. No. 7 (Juli). Haarlemsche Damclub door 12—8 zege op W. Z. D. V„ Anrhem, hoofdklasse kampioen van Nederland. W. Bemer Jr. kampioen van Tiel, met 16 pnt. uit 10 partijen; 2. H. van Keulen 15 pnt. Een verdediging van het Ëngelsche spel, door J. Alexander. Fabre slaat Bizot met 12—8 en wint den wereldtitel. „Het Sprookje van de Grieksche en Romeinsche afkomst van het Damspel." No. 8 (Augustus). Aanvullingen wedstrijdreglement. C. Janneman na herkamp met P. Mahn kampioen district Rotterdam, met 17 pnt. uit 11 partijen; 2. P. Mahn 17; 3. M. B. Braber 16; 4. W. van Aalst 15; 5. D. Möllenkamp 14; 6. D. Wiersma 11; 7. H. G. van Mill 10; 8. J. Möllenkamp 10; 9. A. Koopmeiners 8; 10. J. van Doorn 6; 11. J. J. de Bruijn 5; 12. N. de Jong 3. Massakamp Haarlemsche Damclub—Gezellig Samenzijn: 1924: Haarlem wint met 42—32; 1925: G. S. wint met 40—26; 1926: G. S. wint met 47—21, of wel 129—79 voor G. S. Redacteur rubriek „Partij-Analyses": W. C. J. Polman. Voortzetting cursus problematiek Geo van Dam. No. 9 (September). Zaandam tweede klasse kampioen van Nederland. R. D. G. kampioen tweede en derde klasse afd. Zuid. J. W. van Dartelen kampioen van Haarlem, na herkamp met H. G. Teunisse. Eindstand: H. G. Teunisse en J. W. van Dartelen 18; P. J. van Dartelen en Aebe de Jong 15: F. A. Berkemeyer 14; G. P. Heek 13; J. van Looy 12; W. van Daalen 11; Chr. F. Visse 10; J. Poppen en W. de Goede 8; W. J. Teunisse en D. A. van Abs 7; allen uit 12 partijen. M. van Rees met 25 uit 15 kampioen van Dordrecht; 2. M. Kleyn 24; 3. G. Pors en Ir. W. Vrijland 21 pnt. Vierkamp D. O. S., met Springer als gast: 1. J. Groenteman 5; 2. B. Springer 4; 3. L. Duitz 2; 4. I. Presburg 1. Voortzetting cursus problematiek Geo van Dam. Voortzetting artikel over „Het Sprookje van de Grieksche en Romeinsche afkomst van het Damspel". Damflitsen: „Het Economisch Probleem", motief: G. L. Gortmans, bewerking G. Mantel. No. 10 (October). D. Jureka kampioen van Gelderland, met 16 pnt. uit 9 partijen; 2. W. Versluis 14; 3. Kortlever 14. Slot artikel: „Het Sprookje van de Grieksche en Romeinsche afkomst van het Damspel." No. 11 (November). W. C. J. Polman kampioen van Den Haag, met 11 pnt. uit 8 partijen; 2. G. J. Bijlsma 10; 3/6. J. F. Kuijer, J. H. de Hoogh, }. A. A. van Leeuwen, M. Vermeulen 9; 7. R. van Frank 6; 8. C. de Nie 5; 9. K. Mantel 4. A. Jacobs medewerker Eindspelrubriek. „Elck wat wils" rubriek van J. W. van Dartelen. No. 12 (December). Oostelijke Districtsbond opgericht. G. Mantel, Hengelo, voorzitter; A. Mantel, Hengelo, secretaris. B. Ris kampioen van de Zaanstreek, met 15 uit 10 partijen. De heeren De Jong, Ofman, Van Hoorn en May ein- digen op de tweede plaats met 12 punten; Stolp 11; Fris 10; Stormmesand 8; Van Hattum en Fritz 7; N. Dekker 4. Simultaanseance Springer blindspel (2 partijen). Nieuw systeem voor oplossers problemen: permanente serie-wedstrijd. 1927. No. I (Januari). J. Fabricius tijdelijk hoofdredacteur „Het Damspel", met R. C. Keiler als technisch medewerker. G. S. kampioen afd. Noord hoofdklasse. Dordrecht kampioen afd. Zuid hoofdklasse. No. 2 (Februari). D. I. O. kampioen hoofdklasse afd. Den Haag. Beschouwing over Blindspel. Springer kampioen van Parijs, Herm. de Jongh 2, vóór o.a. Bizot. No. 3 (Maart). Jaarverslag eerste secretaris. Ledental stationnair gebleven (1700), aantal vereenigingen gestegen van 70 tot 75. No. 4 (April). R. C. Keiler kampioen van Nederland met 19 pnt. uit 13 partijen; 2. A. K. W. Damme 15; 3. J. F. Kuyer 14; 4. P. J. van Dartelen 13; 5. I. J. de Jong 12; 6. J. Noome 10; 7. C. J. Lochtenberg 5. J. H. Vos trok zich, met 8 punten uit 6 partijen, wegens familieomstandigheden terug. Vierkamp V. A. D.: Springer, Keiler, Damme en Haye. Eindstand: 1. Keiler 10; 2/3. Damme en Springer 9; 4. Haye 8. Drie ronden gespeeld; van de 18 partijen werden er 16 remise. No. 5 (Mei). Gezellig Samenzijn kampioen van Nederland (in de finale: G. S., Dordrechtsche Damvereeniging, D. I. O., Den Haag en W. Z. D. V., Arnhem). C. D. A. kampioen afd. Noord tweede klasse, groep A. Haarlemsche Damclub idem, groep B. Strijen en R. A. D. I idem groepen A en B afd. Rotterdam. D. O. S. 2 kampioen tweede klasse afd. Den Haag. H. D. C. 2 wint herkamp van C. D. A., R. A. D. I wint herkamp van Strijen. Keller's indrukken over V. A. D.-vierkamp. No. 6 (Juni). W. C. J. Polman wint den meestertitel, met 12 punten uit 8 partijen; 2. B. Ris 10; 3/5. D. Jureka, Chr. Markus en W. Rustenburg 9; 6. J. J. Roels 7; 7. J. Bal 6; 8. G. Burqerhof 6; 9. H. G. van Mill 4. Polman is lid van Mutua Delectatio. Leerde het damspel kennen door simultaanséance van Herman Hoogland te Beverwijk in 1912 en werd lid van de Beverwijksche Damclub. In 1917 lid van „Haarlem , van welke vereeniging tot 1920 lid en kampioen. In dit laatste jaar goede successen in de meesterwedstrijden. Vertrek naar Den Haag, waar hij eenige jaren nonactief blijft. In 1923 lid van M. D. In 1924 kampioenschap van Den Haag; gelijk geëindigd met Schaaf, herkamp verloren met 3—5. 1925 en 1926 ongeslagen kampioen van Den Haag. Vanaf 1924 kampioen van M. D. Polman deed vroeger, voor 1920, veel aan problematiek. Van zijn hand verschenen ook artikelen over de nieuwe speelwijze van Herm. Hoogland, terwijl hij tevens met tegenvoorstellen kwam. Redacteur Partij-analyses „Het Damspel". Eerste competitie in het Oosten: Enschedesche Damclub kampioen eerste. Goor kampioen tweede klasse. H. W. Zitman kampioen van Haarlem, met 15 pnt. uit 9 partijen; 2. 3. en 4. J. W. van Dartelen, Aebe de Jong en Chr. F. Visse 11; 5. H. Greeuw 10; 6. F. A. Berkemeyer 8; 7. H. G. Teunisse 7; 8. en 9. J. P. van Eyck en J. Poppen 6; 10. J. van Looy 5. No. 7 (Juli). Jaarvergadering op 26 Mei in Rotterdam. J. Fabricius hoofdredacteur. Discussies over a.s. Olympische Spelen: het ligt in de bedoeling ook een groot damtournooi te houden. De N. D. B. heeft een Bondsinsigne vervaardigd. No. 8 (Augustus). H. D. C. II clubkampioen van Nederland. W. F. Verburg kampioen district Rotterdam, na herkamp met Niestadt, Mahn en Koopmeiners. Eindstand: 1. W. F. Verburg 9 (6); W. H. Niestadt 6; P. Mahn 5 en Koopmeiners 4. A. D. Querido overleden. Bizot wint het Meestertournooi van de Damier Parisien, vóór Fabre, Weiss, Springer en Herm. de Jongh. No. 9 (September). Gezellig Samenzijn, Amsterdam, viert haar 20-jarig bestaan P. Smulders kampioen van Tilburg 15 (9); B. Grossoo 12. A. Jacobs (Mutua Delectatio) kampioen van Den Haag, met 22 (14); 2/3. J. H. de Hoogh en G. }. Bijlsma 21; 4. J. Verhoeve 20; 5. J. F. Kuijer 19; 6. J. J. Kemmers 18; 7. C. de Nie 16; 8. R. van Frank 13; 9. W. Hoekstra 12; 10. J. Koegler 11; 11. J. Poons 11; 12. C. Breedijk 9; 13. J. Schwencke 8; 14. C. J. J. Diederik 5; 15. W. F. Bolle 4. No. 10 (October). Aanvulling wedstrijdreglement. H. Zegeling kampioen van Eindhoven, met 17 (10). No. 11 (November). Districtsbond Haarlem opgericht. „Het Laboratorium van den Problemist" (naar aanleiding van de stelling Manoury), door C. Blankenaar. No. 12 (December). W. H. Niestadt, Vlaardingen, kampioen van Zuid-Holland, met 9 uit 6; 2. 'W. Verburg, eveneens 9 (resultaat herkamp 5—3 voor Niestadt); 3. M. Kleyn 6; 4. A. Bijlsma 6; 5. J. H. de Hoogh 4; 6. J. F. Kuijer 3; 7. A. J. A. Koopmeiners 1. 1928. No. I (Januari). D. Jurcka kampioen van Gelderland; 2. D. Stunnenberg. Mutua Delectatio viert haar vijftienjarig bestaan. No. 2 (Februari). Gezellig Samenzijn en Haarlemsche Damclub afdeelingskampioenen Noord hoofdklasse. Door 2 overwinningen H. D. C. in de finale. ,,Rotterdam" kampioen hoofdklasse afd. Rotterdam. Jeremias Swart (Van Embden) overleden. No. 3 (Maart) Olympiade-verloting in vollen gang. W. Rustenburg wint den Meestertitel (na eerste te zijn geworden in halven eindstrijd en voorwedstrijd te Amsterdam): l. W. Rustenburg 7 (5); 2. A. Jacobs 6; 3. J. Kwieser 5; 4. G. Burgerhof 4; 5. P. G. van Engelen 4; 6. J. F. Kuyer 4. Rustenburg is lid van Gezellig Samenzijn. A. K. W. Damme kampioen van Nederland, nadat de vier eerstaankomenden elkaar onderling nog hadden ontmoet. Eindstand: l. A. K. W. Damme 13 (10); R. C. Keiler, W. C. J. Polman en J. H. Vos 12 (10); 5. P. J. van Dartelen 7 (7); 6. I. J. de Jong 7 (7); 7. W. N. Niestadt 3 (7); 8. C. J. Lochtenberg 2 (7). No. 4 (April). Jaarverslag secretaris. 76 vereenigingen met ca. 1700 leden. Amsterdam wint van Antwerpen met 13—7. No. 5 (Mei). Fusie tusschen den Amsterdamschen Dambond en den A. D. B. 1928. Haarl. Damclub clubkampioen van Nederland hoofdklasse. Haarl. Damclub kampioen afd. Noord 2de klasse na herkamp met Blijdenstein I. Almelo I kampioen eerste klasse comp. Oost. Dbd. Nijverdal kampioen tweede klasse comp. Oost. Dbd. Springer wint het Paaschtournooi te Marseille tezamen, met Bonnard; 3. Fabre; 4. en 5. Bélard en Ricou. No. 6 (Juni). Jaarvergadering op 17 Mei te Utrecht. E. E. D. te Eindhoven kampioen tweede klasse district Noord-Brabant. Biografie A. K. W. Damme: Thans ruim 30 jaar, begon hij zijn loopbaan als dammer door boekenstudie. Door het tournooi te Rotterdam in 1912 sloot hij zich aan bij „Constant". Onmiddellijk eerste in de eerste klasse van „Constant", en het jaai erna in de hoofdklasse, na herkamp met Woudenberg. In 1913 neemt Damme deel aan de meesterwedstrijden, waarin hij 16 pnt. uit 13 partijen behaalde. I. J. de Jong behaalde toen den titel. In 1915 tweede met 15 pnt.; Ten Brink werd met 17 pnt. eerste. Na eenige jaren van nietdeelname won Damme den meestertitel in 1919 met 10 pnt» uit 7 partijen. In hetzelfde jaar werd Damme ook kampioen van Zuid-Holland. Reeds vóór het behalen van den meestertitel nam Damme op uitnoodiging deel aan den wedstrijd om het Nederlandsch kampioenschap, waarin hij tweede werd met 13 pnt. In 1921 werd hij kampioen van Nederland, doch daarna vertoonde zich bij hem een opmerkelijke depressie. Reeds in 1915 maakte Damme de beperking der remise tot een onderwerp van bespreking met anderen, en in 1921 lanceerde hij zijn denkbeelden daarover. Tot de oorzaken zijner depressie dient ook de opkomst van het flankspel te worden gezocht, dat niet met zijn spelopvattingen strookte. In 1927 wederom kampioen van Nederland. Ook als schrijver maakte Damme naam: redacteur van „De Telegraaf" en schrijver van „Zwart-Wit", terwijl de herdrukken van de boeken van De Haas en Battefeld door hem werden verzorgd. P. Schaaf wederom Eindspelredacteur. No. 7 (Juli). „Het Phantasieprobleem in de probleem-kunst", door Ph. J. Ham. No. 8 (Augustus). J. J. de Boer wint den Miss Blanche-Beker (Rotterdam) voor de derde maal definitief. „De geschiedenis van het damspel": De Poolsche Kunst. No. 9 (September). M. Kleyn kampioen van Dordrecht met 19 pnt. uit 11, Dr. M. van Rees 18 (titelhouder 1926 en 1927), A. C. de Wit en G. Pors 15, H. G. van Mill 12, A. Bax 11; de overige deelnemers hadden minder punten. M. Kleyn titelhouder 1924 en 1925. Voortzetting: „De geschiedenis van het damspel". No. 10 (October). G. Boost kampioen van Breda met 23 pnt., A. Bijl 22 en J. F. v. d. Zwaan 21 pnt. Herm. Muller kampioen van IJmuiden, met 20 uit 11. R. C. Keiler redacteur „Kijkjes in de damclubs . No. 11 (November). Eindresultaat WERELDKAMPIOENSCHAP TE AMSTERDAM (Militiezaal), van 20—30 October: 1. B. Springer, wereldkampioen, 31 uit 22 (ongeslagen); 2. en 3. Herm. de Jongh en A. Molimard 26; 4. , 5. en 6. M. Bonnard, M. Fabre en W^. Rustenburg 25; 7. S. Bizot 23; 8. J. F. Kuijer 20; 9. en 10. J. Bélard en J. H. Vos 17; 11. I. Weiss 15; 12. W. C. J. Polman 14. Er werd een dubbele ronde gespeeld. Officieele belangstelling van het Amsterdamsche Gemeentebestuur en Fransch Consulaat. In korte interviews laten alle deelnemers zich erover uit, dat Springer onbetwist de sterkste is geweest. Ieder is vol lof over de geweldige organisatie, welke op eminente wijze door de heer en Van Baaien, Lieve en Van Dartelen werd geleid. Er werden per dag twee partijen gespeeld, in een tempo van 25 zetten per uur. Dit nummer bevat voorts een interessante nabeschouwing, ook van technischen kant bezien, door R. C. Keiler. Interessant is ook het volgende staatje omtrent den speeltijd door de deelnemers gebruikt: Deelnemers Aantal Gebr. tijd Besch. tijd Overschot zetten uur mnt. uur uur mnt. A. Belard 1124 40.44 45 4.16 S. Bizot 1230 34.36 49 14.24 N. Bonnard 1176 40.32 47 6.28 M. Fabre 1254 23.37 50 26^23 Dr. A. Molimard 1184 44.26 47 2.34 I. Weiss 1199 19.37 48 28*23 H. de Jongh 1263 40.28 51 10.32 J. F. Kuijer 1245 47.20 50 2.40 W. C. J. Polman 1253 41.38 50 8.22 W. Rustenburg 1193 45.— 49 4, B. Springer 1193 24.— 48 24. J. H. Vos 1194 41.32 48 6^28 No. 12 (December). Eindstand voor-wedstrijd Wereldkampioenschap (nationaal kampioenschap hoofdklasse): B-RiS' Wormerveer 9 (7); J. F. Kuijer, Den Haag 8; G. W. Spittuler, Amsterdam 8; L. van Santen Kolff, Utrecht 7; J. B. Sluiter, Haarlem 7; D. Jureka, Arnhem 6: J. Bal, Rotterdam 6: G. Burgerhof, Den Bosch 5. Aangezien noch Ris noch Spittuler gelegenheid hadden om deel te nemen, verdedigde Kuijer als zesde Hollander de Nederlandsche kleuren. De fusie tusschen de beide Amsterdamsche districtsbonden is nog steeds geen feit, aangezien de onderhandelingen zijn mislukt. ' Voortzetting technische beschouwing R. C. Keiler (wereldkampioenschap). Statistiek betreffende de gespeelde openingen in het wereldkampioenschap: 78X32—28 opening 24X33—28 open. 16X34—29 open. 12X34—30 opening 1 X31—27 open. 1 X31—26 open. 6 1929. No. 1 (Januari). Massakamp Haarl. Damclub—G. S. 29—19 voor G. S. Amsterdam—Rotterdam 7—13. Voortzetting: „De geschiedenis van het damspel". No. 2 (Februari). Eindstand finale meesterwedstrijden: 1. en 2. B. Ris 7 (5): W. F. Verburg 6 (5); J. B. Sluiter Jr. 5 (5); M. Vermeulen 3 (5); C. Kortlever 2 (5). Ris en Spittuler moeten een herkamp spelen. J. H. Vos en J. Groenteman eindigen gelijk in het V.A.D.tournooi, en spelen een herkamp van 5 partijen, welke in 5 5 eindigt. Pas de achtste partij werd beslissend in het voordeel van Vos, die daarmede den beker won. No. 3 (Maart). Damclub „Haarlem" bestaat 25 jaar. Artikel over „De openingen in theorie en practijk . No. 4 (April). Jaarverslag secretaris. Ledental teruggeloopen tot ca. 1400, door het uittreden van eenige Amsterdamsche vereenigingen in verband met de te Amsterdam bestaande geschillen, welke uitgroeiden tot een conflict tusschen den N. D. B. en Amsterdamschen Dambond 1928. Kampioenschap van Nederland 1928 niet gespeeld. Artikel „De openingen in theorie en practijk", door W. C. J. P(olman). No. 5 (Mei). Oplossing van de Amsterdamsche kwestie in zicht: G. b., Amsterdam, wederom lid van den N. D. B. Voortzetting „De openingen in theorie en practijk . No. 6 (Juni). Herkamp tusschen de heeren G. W. Spittuler en B. Kis, die gelijk eindigden in den wedstrijd om het meesterschap, door den heer G. W. Spittuler met 4—2 gewonnen, waardoor deze den meestertitel behaalde. H. D. C. I kampioen hoofdklasse afd. Noord. (Eenige Amsterdamsche clubs kwamen wegens de bestaande geschillen niet uit). „Rotterdam" kampioen hoofdklasse afd. Zuid. „Mutua Delectatio" kampioen hoofdklasse afd. Den Haag. Twente's Eerste kampioen hoofdklasse Oost. J. J. Kaan, Sluiskil, kampioen van Zeeland, met 21 uit 14; 2. S. J. Boogaart, Zuidzande en I. Verhage, Nieuwvliet, met 17 pnt. In 1927 de 70-jarige J. Luteijn te Groede kampioen; in 1928 J. A. Risseeuw te Zuidzande. J. B. Sluiter Jr. kampioen van Haarlem met 17 punten uit 10 partijen; 2. J. W. van Dartelen 15; 3. J. P. van Eyck 134. Aebe de Jong 11; 5. H. Greeuw 10; 6. J. Poppen 10; 7.' Chr. F. Visse 10; 8. F. A. Berkemeyer 9; 9. J. van Looy 6; 10. R. Hartgerink 5; 11. W. van Daalen 4. W. Bemer Jr. kampioen van Tiel, met 10 pnt. uit 6 part.; 2. E. Maasbach 8 pnt. F. Tusveld, Almelo, kampioen van Overijsel met 13 pnt uit 8 partijen; 2. M. Gorel, Almelo 11; 3. M. van Oostrom^ Deventer 10. Dr. M. van Rees kampioen van Dordrecht met 15 pnt. uit 9 partijen; 2. G. Pors 14; 3. M. Kleyn 13. P. N. Faure kampioen van Amsterdam, met 17 pnt. uit 11 partijen; 2. J. Groenteman 16; 3. M. Markus 13; 4. H. Koperberg 12; 5. A. M. ter Wal 11; 6. I. Presburg 10; 7. J. Kwieser 10; 8. P. M. Scherpenisse 10; 9. I. J. Groen 9; 10. W. Lisser 8; 11. J. Ereira 8; 12. P. H. Pot 7. „De openingen in theorie en practijk". No. 7 (Juli). Jaarvergadering 9 Mei te 's-Hertogenbosch. A. K. W. Damme kampioen van Nederland, na den voorwedstrijd (deelnemers de heeren Damme, 10 pnt.; B. Ris 10J. H. Vos 8; A. Jacobs 7; W. Rustenburg 7; G. W. Spittuler iF' Verburg 5; W. C. J. Polman 4) gewonnen te hebben. Het aantal punten, behaald in deze voorwedstrijden, bleef gelden in de finale tusschen de vijf eerstaankomenden. Eindresultaat: 1. A. K. W. Damme 15; 2/3. J. H. Vos en B. Ris 14; 4. W. Rustenburg 11; 5. A. Jacobs 8. „De openingen in theorie en practijk". Ir. Vrijlandt: Enkele opmerkingen over problematiek. No. 8 (Augustus). Mutua Delectatio, Den Haag, kampioen van Nederland hoofdklasse. In de finale: M. D., Rotterdam, H. D. C. en W. Z. D. V., Arnhem. H. D. C. II eerste in reserve eerste klasse competitie afd. Noord. Bussum kampioen tweede klasse afd. Amsterdam. Constant II kampioen reserve eerste klasse comp. afd. Rotterdam. Maassluis kampioen tweede klasse afd. Rotterdam. Scheveningen kampioen tweede klasse afd. Den Haag. Nijverdal kampioen tweede klasse afd. Oost. Vriendenkring, Nijmegen, kampioen tweede klasse Gelderland. J. van der Flier, Zalt-Bommel, met 8 uit 6 kampioen van de Betuwe; 2. W. Bemer Jr., Tiel, 6 pnt. Biografie G. W. Spittuler: Begon te dammen door een rubriek in een dagblad, loste daaruit veel problemen op. In 1923 aansluiting bij „Gezellig Samenzijn" te Amsterdam. Zijn eerste successen in die vereeniging. Achtereenvolgens van derde-, tweede- naar hoofdklasse. In 1925 derde in het eerste klasse kampioenschap van Amsterdam. In hetzelfde jaar kampioen van G. S. Daarna eenige teruggang: kampioen van Amsterdam 1926 5, 6. en 7. met Herm. de Jongh en M. Markus. Vierde in onderlingen wedstrijd G. S. In 1926 2/3. in voorwedstrijd meestertitel, tezamen met Rustenburg, waarna hij zich terugtrok. In bijna anderhalf jaar geen serieuse partij meer. In 1928 keert hij echter weer terug: 2/3. met Kuijer in het Olympisch kampioenschap hoofdklasse. Lid van D. S. T. O. Zesde in kampioenschap van Amsterdam 1928. Momenteel slechts 22 jaar oud. „De openingen in theorie en practijk . No. 9 (September). Oprichting districtsbond Dordrecht en Omstreken. ,,De openingen in theorie en practijk . No. 10 (October). Constant bestaat 30 jaar. „De openingen in theorie en practijk . Voortzetting artikel „Enkele opmerkingen over problematiek", door Ir. Vrijlandt. No. 11 (November). Haarl. Damclub III kampioen 3de klasse afd. Noord „Het Engelsche spel" door R. C. Keiler. „De openingen in theorie en practijk". No. 12 (December). Oprichting Districtsbond Noord-Holland benoorden het IJ. „Uit de geschiedenis van het damspel". G. S. wint massakamp tegen H. D. C. met 31—17 voor de vijfde maal. H. D. C. won alleen de eerste ontmoeting. Twee matches tusschen Herm. de Jongh en Fabre eindiaen gelijk. ö Vervolg „Het Engelsche Spel" door R. C. Keiler. Vervolg: „De openingen in theorie en practijk". 1 930. No. 1 (Januari). D. H. Möllenkamp kampioen van Rotterdam met 14 pnt 8 Paft :K2; W; H" Niestadt 12; 3. J. Bal 10; 4. J. van Mili 0;,.5: A M. Olsen 8; 6. J. Hillebrand 8; 7. M. Kleijn 5; 8. W. Verburg 5; 9. R. C. van Dijk 0. Verschil van meening tusschen Franschen en Nederlandschen Dambond: Wie heeft het voorrecht Springer uit te dagen? Door lacune in het reglement voor het wereldkampioenschap, waarin een Franschman (Molimard) en een Nederlander (Herm. de Jongh) op de tweede plaats eindigden, weet men niet, welk land den uitdager van Sprinqer moet aanwijzen. „Het damspel van de inlanders van Malakka" door Gortmans. Voortzetting „Het Engelsche Spel" door R. C. Keiler. Voortzetting „De openingen in theorie en practijk" door Polman. Voortzetting „Enkele opmerkingen over problematiek" door Ir. Vrijlandt. No. 2 (Februari), A de Graag wint den meestertitel met 7 pnt. uit 5 parijen2. Ph. de Schaap 6; 3. J. B. Sluiter 6; 4. P. Beers 5; 5. C Kortlever 3; 6. J. Kleer 3. G. S. kampioen afd. Amsterdam hoofdklasse. Constant I kampioen afd. Rotterdam hoofdklasse. In afd. Amsterdam kwam H. D. C. met 2 tientallen uit, in afd. Rotterdam Constant eveneens. D. I. O. kampioen afd. Den Haag hoofdklasse. Voortzetting „Het Engelsche Spel" door R. C. Keiler. Aanteekeningen Damme op artikel van Polman: „De openingen in theorie en practijk . Nieuwe Internationale Problemistenwedstrijd. No. 3 (Maart). Biografie A. de Graag: Maakte ongeveer 6 jaar geleden met het damspel kennis. Gedurende de eerste drie jaar legde hij zich voornamelijk op de problematiek toe. Groote kennis van het spel voornamelijk door zelfstudie. Pas in 1928 kwam hij uit in het kampioenschap van Noord-Brabant. Ook in 1929 kwam hij hierin uit, beide malen met goede resultaten. Hij speelde in de meesterwedstrijden voor de eerste keer mee. Richtte een damclub op in Heusden, zijn woonplaats: is tevens lid van de Bossche Damclub. Pas 22 jaar oud. De internationale samenwerking tusschen Nederland en Frankrijk door de nog steeds niet opgeloste kwestie inzake het wereldkampioenschap verbroken ... No. 4 (April). Jaarverslag eerste secretaris: Door contributieverlaging werd een grooter aantal clubs tot den Bond gebracht. Ledental ca. 1800. A. Jacobs in Polman's plaats als commissaris-bestuurslid N. D. B. Voortzetting „Het Engelsche Spel" door R. C. Keiler. Voortzetting „De openingen in theorie en practijk door Polman. No. 5 (Mei). J. F. H. van Mill kampioen van Zuid-Holland met 9 pnt. uit 6 partijen: 2. W. H. Niestadt 8: 3. A. M. Olsen 8: 4. J. de Hoogh 5; 5. J. Winkelman 5: 6. D. H. Möllenkamp 4; 7. R. van Frank 3. J. J. Kaan, Sluiskil wederom kampioen van Zeeland, met 19 pnt. uit 11 partijen; 2. S. J. Boogaart, Zuidzande 14; 3. J. P. Geensen, Ter Neuzen 14; 4. J. van der Heuvel, Ter Neuzen 14. Gezellig Samenzijn clubkampioen van Nederland, met 3 gewonnen wedstrijden. J. H. Vos kampioen van Nederland, met 17 pnt. uit 10 partijen; 2. R. C. Keiler 15; 3. A. K. V/. Damme 12; 4. D. H. Möllenkamp 11; 5. P. J. van Dartelen 10; 6. W. Rustenburg 9; 7. J. B. Sluiter 9; 8. Ph. de Schaap 8; 9. B. Ris 8; 10. P. Beers 7; 11. A. Jacobs 4. J. H. Vos is lid van G. S. Rotterdam—Amsterdam 14—6. Haarl. Damclub slaat te Parijs een Parijsche combinatie met 13—7. Voortzetting „De openingen in theorie en practijk" door Polman. No. 6 (Juni). F. Tusveld, Almelo, kampioen Oostelijke Districtsbond, met 10 uit 6. D. O. S. II kampioen tweede klasse comp. afd. Amsterdam. Constant I kampioen tweede klasse comp. afd. Rotterdam. W. Z. D. V. I, Den Haag, kampioen tweede klasse comp. afd. Den Haag, tevens clubkampioen van Nederland door overwinningen op Constant C en D. O. S. 2. Twente s Eerste klasse kampioen afd. Oost. Zwolle II kampioen tweede klasse afd. Oost. Sneek kampioen eerste klasse district Friesland. Leeuwarden II kampioen tweede klasse district Friesland. District „Friesland" heeft zich aangesloten bij den N.D.B. W. Bemer Jr. kampioen van de Betuwe; J. W. v. d. Flier tweede. Eindstand Haagsch tournooi „Nieuwe Speelwijze": 1. P. Kleute Jr. 10; 2. J. de Hoogh 9; 3. A. K. W. Damme 8; 4. A. Jacobs 7; 5. L. de Haan 6; 6. J. Winkelman 2; 7. J. Kleer 0. Uit de rubriek „Buitenland": „In Frankrijk zegt men veel goeds van een jongen dammer Raichenbach, lid der damier de la Seine, die slechts 15 jaar oud is en den meesters in kracht nabij komt". Voortzetting „De openingen in theorie en practijk" door Polman. No. 7 (Juli). Jaarvergadering op 29 Mei in Utrecht. Fusie tusschen de beide Amsterdamsche districtsbonden aanstaande. D. Jurcka kampioen van Gelderland met 13 pnt. uit 7 part. „De openingen in theorie en practijk" door Polman. No. 8 (Augustus). Rotterdam—Den Haag 10—10. F. Raman, kampioen van Amsterdam, na herkamp met J. Kwieser. Dit kampioenschap stond onder leiding van een commissie van vertegenwoordigers van Nederl. Dambond, Amsterdamschen Dambond en Amsterdamsche Damfederatie. Na voorwedstrijden plaatsten zich de heeren Raman, Kwiezer, Blokker en Gokkel in de finale. Match Raman— Kwieser 3—3; vierde winstpartij beslissend ten gunste van Raman. L. F. van Santen Kolff wederom winnaar van den Utrechtschen Wisselbeker, verspeeld volgens nieuwe speelwijze. „Uit de geschiedenis van het damspel" door G. Bakker. „De openingen in theorie en practijk" door Polman. No. 9 (September). B. Springer redacteur „Partij-analyses". No. 10 (October). Gezellig Samenzijn wint den „Vaderland-beker" 1930. „De openingen in theorie en practijk" door Polman. No. 11 (November). 18 September: De eenheid in Amsterdam hersteld. Om den Viesbeker, tweede ontmoeting: Den Haag—Rotterdam 11—9. Massakamp D. O. S., Amsterdam—Haarl. D. C. 19—19. D. Jurcka wederom kampioen van Gelderland, met 6 gewonnen partijen, 12 punten: 2. G. Hartman, Nijmegen, 8. Heldersche Damclub bestaat 20 jaar. Voorzetting artikel: „De openingen in theorie en practijk". W. C. J. Polman redacteur „Van hier en daar". No. 12 (December). Massakamp Haarl. Damclub—G. S.: 34—12 voor G. S. Voortzetting: „De openingen in theorie en practijk" door Springer. No. 1 (Januari). „Uit de geschiedenis van het damspel" (G. Bakker Wzn.) „De openingen in theorie en practijk" door B. SDrinaer No. 2 (Februari). a * „Het Fransche standpunt is, dat de titel van wereldkampioen is vervallen". „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer- No. 3 (Maart). B. Ris wint den meestertitel met 9 punten uit 6 partijen; 2' i?' MöllenkamP 8; 3. L. de Haan 7; 4. J. F. Kuijer 7; ir ^usveld 5: 6" B" J- de Boer 7• P- G. van Engelen 2. Uit demi-finales van elk zes deelnemers werden de hoogstaankomenden in den eindstrijd geplaatst. B. Ris behoort oorspronkelijk tot een der vele sterke spelers uit het district ,,De Zaanstreek". Reeds op 14-jarigen leeftijd maakte hij in Wormerveer met het damspel kennis, de club van Beets dus, wiens leerling hij werd. Jaren achtereen met Beets en Stolp aan den kop. Meermalen Zaansch kampioen. Om routine en grootere kennis te krijgen, werd Ris lid van G. S. te Amsterdam. Winnaar van de Olympische voorwedstrijden, met recht tot deelname aan het wereldkampioenschap 1928. Nam eenige malen deel aan het kampioenschap van Nederland. „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer No. 4 (April). ° Jaarverslag secretaris. In Frankrijk is sprake van een internationaal tournooi aldaar,_waartoe ook de Hollanders zullen worden uitgenoodigd. Op deze wijze kan wellicht het verbroken contact hervat worden. De N. D. B. blijft steeds tot samenwerkinq bereid.... District „De Rijnstreek te Leiden opgericht. Friesche Dambond is uitgetreden. Ledental: bijna 100 aangesloten vereenigingen; langzame aanwas van leden. Tekst Statuten, Huishoudelijk- en Wedstrijdreglement, zooals voorgesteld door de Reorganisatie-commissie van den N. D. B. No. 5 (Mei). „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. No. 6 (Juni). W. Rustenburg kampioen van Nederland, met 12 punten uit 9 partijen; 2. F. Raman 11; 3. P. J. van Dartelen 10; 4. W. C. J. Polman 10; 5. A. de Graag 9; 6. L. de Haan 9; 7. J. H. Vos 9; 8. B. Ris 8; 9. J. H. van Mill 7; 10. J. F. Kuijer 5. Competitie: Afd. A Amsterdam hoofdklasse G. S. kampioen. Afd. B Amsterdam hoofdklasse H. D. C. kampioen. Afd. Den Haag hoofdklasse Res. Damgen. kampioen. Afd. Rotterdam hoofdklasse Rotterdam kampioen (na drie herkampen). Afd. Oost hoofdklasse Almelo kampioen. Tweede klasse: Afd. Amsterdam groep A G. S. II kampioen. Afd. Amsterdam groep B H. D. C. II kampioen. Afd. Den Haag Het Zuiden I kampioen. Afd. Rotterdam Gouda kampioen. Afd. Oost Goor I kampioen. W. Lisser, veteraan uit de jaren 1900, overleden. F. Tusveld, Almelo, kampioen Oostelijk district, met 7 pnt. uit "4 partijen. J. B. Sluiter Jr. kampioen van Haarlem na herkamp met H. W. Zitman (5—1); 2. H. W. Zitman eveneens 13 (9); 3. W. Stroo 10; 4. B. Dukel 9; 5. P. G. van Engelen 9; 6. Aebe de Jong 9; 7. F. A. Berkemeyer 8; 8. J. ^V. van Dartelen 8; 9. Chr. F. Visse 7; 10. J. van Looy 4. H. G. van Mill kampioen van Dordrecht, na herkamp (uit 14 deelnemers) met M. Kleyn Jr., Ph. Sebes en Ir. "W. Vrijlandt. „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. „Een motieven-stokpaardje, oftewel een artikel over „Thematische Variaties". No. 7 (Juli). „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. No. 8 (Augustus). 28 Juni jaarvergadering te Amsterdam. Mr. S. de Jong treedt af als voorzitter van den N. D. B. De heer A. van Broek gekozen tot voorzitter van den N. D. B. „Bij gewone circulaire is den Nederl. Dambond door den Franschen Dambond mededeeling ervan gedaan, dat de Fransche organisatie een ournooi om het wereldkampioenschap heeft georganiseerd te Parijs van 20 September tot 4 October. Aangezien de N. D. B. in geen enkel opzicht bij de voorbereidingen of organisatie van dit tournooi is gekend, besloot het dagelijksch bestuur in zijn vergadering van 23 Augustus, dat in de gegeven omstandigheden aan dezen wedstrijd geen verdere aandacht kan worden geschonken. Tevens werd het besluit genomen, waarbij het den Nederlandschen dammers, leden van den Bond, ongeacht waar zij woonachtig zijn, verboden wordt aan dit tournooi deel te nemen." Ph. J. Ham kampioen District Rotterdam, met 9 pnt. uit 6 partijen; 2. D. H. Möllenkamp 7; 3. G. de Jong 6; 4. J v. d Doe 6; 5. W. de Jong 5; 6. N. Cohen 5; 7. A. M. Olsen 4. „De openingen in theorie en practijk" door B. Sprinqer. No. 9 (September). Haarl. Damclub kampioen hoofdklasse van Nederland (in de finale Rotterdam, G. S. en R. D. G.). G. S. II kampioen tweede klasse van Nederland (in de finale met Gouda, H. D. C. II en Het Zuiden). „Uit de geschiedenis van het damspel" (G. Bakker Wzn.) A. K. W. Damme: Het Russische Damspel (op grond van ervaringen van De Haas). „De openingen in theorie en practijk" door B. Sprinaer. No. 10 (October). Amsterdam slaat Rotterdam met 13—7. M. Meeuwissen Jr., Dieren, met 12 uit 8 kampioen van Gelderland; 2. J. Scheffer, Oosterbeek 10. „In het teeken der belangstelling staat momenteel zeer zeker de heer B. Dukel te IJmuiden. Den laatsten tijd doet hij danig van zich spreken. .. Na anderhalf jaar in H. D. C. te zijn geweest, ongeslagen clubkampioen, vóór b.v. J. W. van Dartelen, J. B. Sluiter Jr. e.a.; Dukel is pas 21 jaar.. „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. No. 11 (November). J. H. de Hoogh kampioen van Zuid-Holland, met 8 pnt uit 5 partijen; 2. J. Winkelman 7; 3. Ph. J. Ham 5; 4. J. F. Kuijer 5; 5. J. de Jong 4; 6. J. van der Doe 1. Eindstand van het Internationaal Tournooi te Parijs (z.g. Fransch wereldkampioenschap): 1. M. Fabre 27 pnt.; 2. S. Bizot 26; 3. I. Weiss 25; 4. M. Raichenbach 24; 5. King 24; 6. Garoute 15; 7. Fayet 14; 8. Boissinot 11; 9. Poiroux 7; 10. Wouille 7. Internationaal karakter door deelname van een Pool (Raichenbach); King, een Chinees; Poiroux en Wouille als Zwitsers. No. 12 (December). Oprichting district Utrecht—Hilversum. Rotterdam slaat Den Haag met 13—7 voor den Viesbeker. „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. „De Nieuwe Speelwijze" door C. Th. Huizer. 1932. No. 1 (Januari). Competitie: Afd Amsterdam hoofdklasse (lOver.) D. O. S. kampioen. Afd. Rotterdam hoofdklasse Constant A kampioen, na herkamp met Rotterdam. Afd. Den Haag hoofdklasse D. I. O. kampioen. Jaarverslag secretaris: Ruim 1800 leden. „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. No. 2 (Februari). „Uit de geschiedenis van het damspel" (G. Bakker Wzn.) „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. No. 3 (Maart). Amendementen op Huishoudelijk- en Wedstrijdreglement der vereenigingen. No. 4 (April). Tekst reglementen, zooal die zal luiden, indien de jaarvergadering de voorstellen der reorganisatie-commissie, aangevuld door de amendementen der vereenigingen, voorzoo- ver deze door het bondsbestuur van een gunstig prae-advies zijn voorzien, aanneemt. „Zaandam" bestaat 25 jaar. No. 5 (Mei). Tweede klasse competitie: Blijdenstein I kampioen afd. Amsterdam. Wormer I kampioen afd. Noord-Holland benoorden 't IJ. D. O. S. Naaldwijk kampioen afd. Den Haag. Constant C kampioen afd. Rotterdam. G. S. Amsterdam, wint den Vaderland-beker door 11 9 zege op Constant. B. Dukel wint den meestertitel (12 deelnemers, verdeeld over twee demi-finales), met 6 punten uit 4 partijen (Kuijer trok zich terug, wegens het spelen van 2 partijen per daq); 2. P Beers 5; 3. J. Kalden 4; 4. J. Kwaad 3; 5. G. C. van der Waals 2. Dukel begon pas in October 1927 te dammen en werd lid van „IJmuiden"; reeds in het volgend seizoen clubkampioen. Ter oefening^ sloot hij zich aan bij de Haarlemsche Damclub, waar hij in 't eerste jaar vierde, doch een jaar later clubkampioen werd. Hij was toen pas 20 jaar. In den wedstrijd om het meesterschap wist hij den titel onmiddellijk op zijn naam te brengen. „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. No. 6 (Juni). J. F. Kuijer kampioen van Den Haag met 15 punten uit 10 partijen; 2. G. Bijlsma 14; 3. J. L. Jacobs 13; 4. C. R. Tijbout 12; 5. L. Koegler 12; 6. W. C. J. Polman 11; 7. L. W Scholtes 9; 8. G. Lammers 9; 9. J. Buller 7; 10. J. N. Jacobs 5; 11. D. A. Bolle 3. ' J Voor de vierde maal in successie behaalde Kuijer, lid van D. I. O., het kampioenschap. J. H. Vos wederom kampioen van Nederland, met 11 pnt. uit 7 partijen; 2. F. Raman 10; 3. P. J. van Dartelen 7' 4. B. Dukel 7; 5. B. Ris 7; 6. A. de Graag 6; 7. W. Rustenburg 6; 8. J. H. de Hoogh 2. openingen in theorie en practijk" door B. Springer. J. Metz „Het verschil tusschen het dam- en schaakspel. No. 7 (Juli). Ph. J. Ham wederom kampioen van Rotterdam, met 8 pnt.: 2, 3. en 4. K. Boosten, G. van der Waals en C. Janneman. Haarl. Damclub bestaat 25 jaar. „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. No. 8 (Augustus). Jaarvergadering op 5 Mei te Utrecht. D. I. O., Den Haag, clubkampioen van Nederland hoofdklasse. In de finale waren mede Constant, D. O. S., Amsterdam, W. Z. D. V., Arnhem en U. D. G., Utrecht. Wormer I clubkampioen van Nederland 2de klasse (in de finale met D. O. S., Naaldwijk, Blijdenstein en Constant III). Rotterdam—Amsterdam 5—15. Om den VlesbeKer: Den Haag—Rotterdam 14—6. Koedam, Kesteren, kampioen van de Betuwe met 15 uit 10; 2. Bemer, Tiel, 14. J. J. Kaan, Ter Neuzen, kampioen van Zeeland; 2. J. Strooband, Middelburg. J. H. de Hoogh wint vijfkamp van Res. Damgenootschap, door alle partijen te winnen. Verdere deelnemers B. Springer Jr., P. Kleute, J. Verhoeve en J. Winkelman. No. 9 (September). Buitengewone algemeene vergadering op 18 September over samenstelling reglementen. G. Pors, kampioen van Dordrecht met 15 uit 12, na herkamp met A. C. de Wit; 3. A. Bax 12; 4. G. Huisman 12; 5. Ph. Sebes 12; 6. A. Bakker 11; 7. K. de Jong 7. Zeskamp H. D. C. ter gelegenheid 25-jarig bestaan: 1. Vos 8; 2. J. W. van Dartelen 6; 3. Dukel 5; 4. Joh. Fabel 3; 5. J. P. van Eijck 2; 6. J. van Looy 0. W. Hoekstra: „Sport en zenuwen". No. 10 (October). Voerstellen districts- en competitievorming. ,,De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. No. 11 (November). Herm. de Jongh na herkamp met Raichenbach eerste in het klassement van Parijs. „De openingen in theorie en practijk" door B. Sprinaer No. 12(December). Dagelijksch bestuur van den N. D. B.: A. van Broek, voorzitter; S. S. van Baaien, 2de voorzitter; J. Voorburgh, penningmeester; W. H. Lieve, secretaris; T. H. Schouten, 2de secretaris. C. Janneman kampioen van Zuid-Holland, met 10 pnt. uit 7. Voorts 2. A. Jacobs 9; 3. C. R. Tijbout 8; 4. G. van der Waals 7; 5. J. F. Kuijer 7; 6. J. H. de Hoogh 6; 7. Ph. J. Ham 5; 8. K. J. W. A. Boosten 4. G. Boost, Breda, kampioen van Brabant, met 14 uit 8; 2. A. van Ardenne, Breda 10; 3. P. Schneider, Breda 10. F. Raman kampioen van Amsterdam met 13 punten uit 9 partijen; 2. W. Rustenburg 12; 3. L. Duitz 11; 4. O. J B van der Sleen 9; 5. H. W. Böke 9; 6. M. Markus 8; 7. J. Metz 8; 8. Ph. de Schaap 7; 9. P. Goezinnen 7; 10. J. J. Kwaad 5. Ir. Vrijlandt kampioen van Dordrecht; 2. G. Pors; 3. A. Bak, met resp. 15, 14 en 13 pnt. uit 9 partijen. A. de Weerd kampioen van den Oostelijken districtsbond. „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. „De nieuwe speelwijze" door C. Th. Huizer. Ph. de Schaap: „Het verschil tusschen dam- en schaakspel", een verweer tegen verkeerde begrippen. 1933. No. I (Januari). No. 2 (Februari). „De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. Artikel niet illustraties over Presburg-eindspelen „Een tegen vier". Geo van Dam neemt afscheid als redacteur-problematiek. No. 3 (Maart). Competitie: G. S. I kampioen hoofdklasse groep A Amsterdam. H. D. C. kampioen hoofdklasse groep B Amsterdam. D. I. O. kampioen hoofdklasse afd. Den Haag. „Rotterdam" kampioen hoofdklasse afd. Rotterdam. U. D. G. kampioen hoofdklasse afd. Gooi en Sticht. Rotterdam slaat Den Haag met 11—9 om den Viesbeker. De stand is thans 7—5 voor Den Haag (3 gew. 1 gel. 2 verl.) No. 4 (April). L. F. van Santen Kolff, kampioen district „Gooi en Sticht . na herkamp (7de partij beslissend) met G. Rump, Hilversum, ieder 7 punten uit 6 partijen. D. H. Möllenkamp wint den meestertitel: Sinds 1913 lid van „Rotterdam", werd in 1910 lid van Constant, toen de eenige Rotterdamsche vereeniging. Vele malen kampioen van Rotterdam. In 1917 neemt hij voor het eerst deel aan de meesterwedstrijden; met Herm. de Jongh samen op de derde plaats. In 1919 was hij met Vos, Prijs en Groenteman 3—6 achter Springer en J. J. de Boer. In 1931 tweede onmiddellijk na Ris. Möllenkamp staat bekend als de geniaalste en listigste speler uit Rotterdam. In kampioenschap van Nederland sloeg hij een zeer goed figuur. Meermalen clubkampioen en verdienstelijk problemist. Heeft nimmer met tijdnood te kampen .... No. 5 (Mei). Jaarverslag secretaris. Wereldrecord F. Raman door simultaanséance tegen 133 deelnemers: 107 gew., 18 remise en 8 verloren. Tijd. bijna 6 uur. De N. D. B. telt 1950 leden. Deventer Damclub kampioen hoofdklasse afd. IJsselstreek. Twente's Eerste kampioen hoofdklasse afd. Twente.^ W. Z. D. V., Arnhem, kampioen district „Gelderland". M. van Oostrom kampioen Oostelijke Dambond, met 10 pnt. uit 6 partijen, na herkamp met G. Spijker, Nijverdal. „De openingen in theorie en practijk door B. Springer. No. 6 (Juni). „ „Met de internationale betrekkingen wil het niet vlotten . Conflict met Frankrijk nog steeds onopgelost. Eindstand wedstrijd om den meestertitel: D. H. Möllenkamp 9 (6): J. H. Kalden 8; A. C. van Ardenne, Breda 6; P. H. Idzerda, Rotterdam 6; P Beers, N.-ScharwouJé 5PJ. J. Kaan, Ter Neuzen 5; Ph. de Schaap. Amsterdam 4. F. Raman kampioen van Nederland: V1' In *"?■» *3 ,(9); 2- R J- van Dartelen 12; 3. J. H. Vos 10; 4. B Dukcl 10; 5. W. C. J. Polman 9; 6. W. Rus- ffl: MóLtST8; 8-Ph-Ham 8:9- '•Kald" Competitie: Excelsior I kampioen 2de klasse afd. Amsterdam. H. U. L. II kampioen 2de klasse afd. Noord-Holland Joussum kampioen 2de klasse afd. Gooi en Sticht Monster kampioen 2de klasse afd. Den Haag. Constant II kampioen 2de klasse afd. Rotterdam biografie F. Raman: „Over Raman's spel valt weinig te vertellen. Het is verbijsterend wat hij op het dambord reeds gewrocht heeft en zelden is er een speler geweest, die zoo constant en in vorm blijft spelen. Behalve den titel kampioen van Nederland is J °° , "ra9er van de titels kampioen van Amsterdam en wereldkampioen simultaanspel... . Voorts munt hij uit in het eindspel, dan is hij ook nog een goed problemist: er valt geen gebied in ons damwereldje te ontdekken, waar Raman niet reeds zijn sporen verdiende. Een allround speler dus damTpel"'3 9 verte9enwoordi9er van ons Nederlandsche „De opeggen in theorie en practijk" door B. Springer. GatLetl»yvërSe„BeaUre9ard' '°Seph «" No%0TA?39„«„l).'he°rie Pra,:t"k" d°°r R Sprin9er' Jaarvergadering 25 Mei te Utrecht. A. C. de Wit kampioen van Dordrecht, met 14 punten uit W Rn'' ^ U: 3- G" P°rS 12: 4" H" Usselsteijn 11. W. nemer kampioen van de Betuwe, met 10 uit 6 meeste"8^11 ^ Raichenbach in Pa«js tegen de sterke Het Bestuur van den N. D. B. heeft Herm. de Jongh ver- schap van^Frank^t'' matChe° ^ ^ confhrc?9Honaen? pn titelLter beschikking gesteld, om het conflict Holland—Frankrijk tot een oplossing te brengen, 7 en omdat hij geen lust meer heeft in groote wedstrijden uit te komen. No. 9 (September). No. 10 (October). J. M. Bom (D. I. O.), kampioen van Zuid-Holland, met 9 pnt. uit 6 partijen; 2. J. F. Kuijer 8; 3. J. Kalden 8; 4N. Cohen 5; 5. C. Janneman 5; 6. H. C. Kroes v.d. Zanden 4. 7. Ph. Ham 3. , ., . . „Levend Damspel" in Leerdam ter gelegenheid van het 10-iariq bestaan. c . „De openingen in theorie en practijk door B. Springer, j. Metz: ,,De verschillende vormen der problematiek . No. 11 (November). In de pers is sprake geweest van een match Fabre— Raman om het Wereldkampioenschap, door Part'c"^ initiatief georganiseerd, doch waaraan de N. D. B. natuurlijk geen toestemming kan hechten. De match is intusschen 111 H D°C £ I^kampioen van Nederland tweede klasse. Rotterdam wint met 64—44 massakamp van Den Haag. Eerste 10 borden 13—7 voor Rotterdam, dat daarmede den Viesbeker voor 1933 won. G. Boost, Breda, kampioen van Breda. A G. Noordhuis kampioen van Groningen. L. Duitz, kampioen van Amsterdam hoofdklasse ™et punten uit 8 partijen: 2/4. J. Metz, K Raman en O. J. B^van der Sleen 9; 5/7. I. Presburg, C. J. Lochtenberg en Ph. Schaap 8; 8. J. Groenteman 6; 9. A. J. P. van der Velde . De openingen in theorie en practijk" door B. Springer. F. Raman: Levende damproblemen eerste serie. ^Fabriciïsgaat heen als hoofdredacteur van het officieel "^L/GortmanTak redacteur Buitenland en medewerker ^Uitvoerig^resumé varfde^oiiderhandelingen over den .t.«d om het wereldkampioenschap gevoerd tusschen den Franschen en den Nederlandschen Dambond gedurend jaren 1929—1933 (Bondssecretariaat). ^abre iE ecn match van 10 partijen WC £PTn9enAn theorie en Pract'jk" door B. Springer. VV. Kliphuis: „Over problematiek". Blijkens mededeeling van de hoofdredactie verzorqde de tn?M iqTS V3n Jc2u af de rubriek Buitenland, van 1927 tot Mei 1928 en van Februari 1930 af de rubriek Eindspelen en voorts de rubriek Problematiek sedert deze na het aftreden van den heer Van Dam werd hervat. 1934. No. I (Januari). vilentai r"im 2500 leden in meer dan 100 vereenigingen. Voorbereidende besprekingen te Brussel om tot oprichting Va^X7e^i Internationalen Dambond te komen. W H. Lieve, tijdelijk hoofdredacteur van „Het Damspel" Uit een resumé over de kwestie Wereldkampioenschap (de match Fabre-Raman, welke door Frankrijk reeds geheel zonder voorkennis van den N. D. B. qereqeld was) komt naar voren, dat de schorsing van den heer G .L. Gort- gelegenheid.11 mCt diCnS h°Udin9 in bedoelde aa°- 2 V' n°hfnoWif ien meeBterCitel met 13 pnt. uit 8 partijen; 2. L Duitz 9; 3 4. en 5. P. Westra, J. W. van Dartelen jnR 11 taDL i,6' e,n 7: J' Kalden en A. Bax 7; 8. en 9. J. Buil er en Ph. Idzerda 6. .1 Cohen' lid van Constant, won den voorwedstrijd ongeslagen met 10 van de 12 punten. Acht jaar geleden werd twpprfpvan Constant. Achtereenvolgens kampioen derde, tweede en hoofdklasse. In 1929 en 1932 houder van de metSS28 Ü!ï'K \n 1933„kampioen van Constant P w n vv kamPloe? district Rotterdam met 18 uit 26. Wl"Y Kliphuis, redacteur Problematiek. No. 2 (Februari). Nationale Damdag te Haarlem ter gelegenheid van het eerste lustrum van den districtsbond Noord-Holland. sterdanT" Ha39; 2' Noord"H°lland; 3. Rotterdam; 4. Am- A. de Graag kampioen van Noord-Brabant met 12 uit 7. Brussel—Dordrecht 12—8. B. Springer: „De openingen in theorie en practijk C. Blankenaar: „Over het vervaardigen van problemen" (N.v.d.D. 1910). No. 3 (Maart). G. S. I kampioen hoofdklasse afd. Amsterdam. H. D. C. I kampioen hoofdklasse afd. Noord-Holland. D. I. O. kampioen hoofdklasse afd. Den Haag. Constant A kampioen hoofdklasse afd. Rotterdam. Rotterdam slaat Den Haag met 12—8 om den Viesbeker, en wint dezen definitief. Een nieuwe beker wordt beschikbaar gesteld. Overzicht van de onderhandelingen te Brussel tot oprichting van den Internationalen Dambond. Tijdelijk redacteur Eindspelen: A. Jacobs. No. 4 (April). Jaarverslag secretaris. Excelsior kampioen tweede klasse afd. Amsterdam. H. D. C. II kampioen tweede klasse afd. Noord-Holland. Monster kampioen tweede klasse afd. Den Haag. R. D. G. kampioen tweede klasse afd. Rotterdam. W. Rustenburg kampioen van Amsterdam met 10 uit 7, na herkamp met J. Metz; 3. P. Westra 8; 4, 5. en 6. P. Goezinnen, W. Vos en Ph. de Schaap 6; 7. en 8. O. J. B. van der Sleen en C. J. Lochtenberg 5. Gelderland—Den Haag 5—15. B. Springer: „De openingen in theorie en practijk . No. 5 (Mei). , . B. Dukel en R. C. Keiler eindigen gelijk in den wedstrijd om het kampioenschap van Nederland, met 12 pnt. uit 9 partijen; 3. W. Rustenburg 11; 4, 5. en 6. N. Cohen, A. K. W. Damme en P. J. van Dartelen 9; 7.en 8. F. Raman en J. H. Vos 8; 9. C. J. Lochtenberg 7; 10. A. Ligthart 5. G. Pors kampioen van Dordrecht met 25 gespeeld, 40 pnt.; 2. D. Meyers 38; 3. A. Bax 36; 4. A. Bakker 33; 5. A. C. de Wit 31. _ , Oprichting van „Dammersweekblad , uitg. J. Markus, Amsterdam; hoofdredacteur G. L. Gortmans. a Twente s Eerste kampioen hoofdklasse afd. Twente Zwolle kampioen hoofdklasse afd. IJsselstreek. 1 wente's Eerste slaat Zwolle met 13 7 No. 6 (Juni). benoemJ ^man tot hoofdredacteur van „Het Damspel" B. Springer: „De openingen in theorie en practijk". V, kampioen van Nederland: eerste herkamp tegen Dukel 3—3; 2de herkamp door Keiler met 5 1 qe- wonnen. y No. 7 (Juli). C. H. Broekkamp overleden op ruim 77~jarigen leeftijd. i-.ihoogstede (Denkt en Zet, Hengelo) kampioen Oostelijke Dambond; 2. J. Duhne, Deventer. ui' fe^P106? Haagsche Districtsbond met 15 (10)2/3 C R Tijhoui Jr. en J. H. Kalden 14; 4. J. F. Kuijer 135. C. J. Diederik 10; 6. A. Jacobs 9; 7. P. Kleute 9; 8. g! EËÏ ,o„g l: '■ Keaaets 8: R Appelboon, 5; 11. Kli U; iT'Skef lt'4DA C t' w" 11 f g L* man 10. ' " ua" Zesde ontmoeting Rotterdam—Amsterdam 10—10 (tien remises). ' W. H. Lieve, redacteur Buitenland. B. Springer: De openingen in theorie en practijk". ■A. Jacobs, redacteur Eindspelen. No. 8 (Augustus). G S„ Amsterdam kampioen van Nederland hoofdklasse (met in de fcnale H. D. C„ D. I. O. en Constant). /• j r ,m' kamPioen 2de klasse van Nederland T f v met Monster- Excelsior, A'dam en H D C II) Jo ,Kraacn; lr van Zeeland, met 13 uit ö, 2. J. Strooband, Middelburg 12. Biografie C. H. Broekkamp: Werd geboren 19 Juni 1856 te Den Burg, Texel. Pas in 1890 begon hij te dammen, door het aantreffen van een dam-probleem in de Kath. Illustratie. Van toen af trouw oplosser en zelf problemist. Hij verhuisde naar Amsterdam. waar hij in contact kwam met de „fine fleur' der hoofdstad. Richtte in 1900 met anderen het V. A. D. op. Groot propagandist. Stelde met Jozeph Blankenaar een spelreglement en regels voor de notatie op. Jarenlang, sinds 1903, damredacteur van „De Groene Amsterdammer . Auteur van „De Damspeler". Richtte met anderen den dissidenten Alg. Ned. Dambond op, welke naderhand fusionneerde met den Nationalen Dambond. Trok zich later terug op Texel, doch de liefde voor het spel bleef. In 1930 vertrok hij naar Nijmegen; thans is hem voor altijd de strijdbijl uit handen gevallen. „Het beste deel van zijn leven heeft hij aan het damspel gegeven". , , . Jan Lutijn te Groede overleden op bijna 80-jarigen leeftijd. B. Springer: ,,De openingen in theorie en practijk . No. 9 (September). De kwestie Frankrijk—Nederland wereldkampioenschap schijnt opgelost te worden door een match om den wereldtitel tusschen een Nederlandschen en een Franschen vertegenwoordiger: Keiler zal tegen Raichenbach uitkomen. 10 Partijen, één partij per dag, met een rustronde. B. Ris overleden (Gezellig Samenzijn, Amsterdam). G. Boost wederom kampioen van Breda. Nb". 10 (ÖctoberJ. J. M. Bom wederom kampioen van Zuid-Holland, na herkamp van 6 partijen met G. van der Waals; 3. De Kroes v. d. Zanden 8; 4. Ham 6; 5. Tijbout 5; 6. Kuijer 5; 7. Kalden 4. N. Cohen districtskampioen Rott. Dambond met 18 uit 11; 2. G. v. d. Waals 15; 3. Ph. Ham 14; 4. Kroes v. d. Zanden 13; 5, 6. en 7. C. Janneman, H. Levi en D. Möllenkamp 12; 7. en 8. J. Coster en C. Stoppelberg 10; 9. P. Idzerda 7; 10. La Rondelle 5; 11. A. M. Olsen 4. C. E. Mögle overleden in den ouderdom van 77 jaar; pionier van het damspel. Lid van Constant. Demesmaeker, kampioen van België. B. Springer: „De openingen in theorie en practijk . J. Fabricius: „Het dambord en eenige wiskunde . No. 11 (November). Raichenbach wereldkampioen door 13—7 overwinning {3 gew. 7 remise) op den Nederlandschen kampioen R. G Keiler. Match gespeeld te Amsterdam, Carlton Hotel, van 13 October tot 23 October. Hiermede is het conflict tusschen den Nederlandschen en Franschen Dambond opgelost. No. 12 (December). Internationaal damtournooi te IJmuiden ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van „IJmuiden". 1. R. C. Keiler 9; 2. M. Raichenbach 8; 3. B. Dukel 5; 4. J. Demesmaeker 2. Prachtige organisatie onder leiding van K. de Jong. Ontvangst der deelnemers ten gemeentehuize. Haagsche districtsbond bestaat 10 jaar. B. Springer: „De openingen in theorie en practijk". 1935. No. 1 (Januari). Utrechtsche Provinciale Dambond opgericht, na fusie tusschen Provincialen Utrechtschen Dambond en „Gooi en Sticht". G. S. I kampioen hoofdklasse afd. A Amsterdam. Jos. Blankenaar I kampioen hoofdklasse afd. B Amsterdam. Door nieuw competitiesysteem degradeeren een aantal Vereenigingen naar de eerste klasse. Mutua Delectatio kampioen afd. Den Haag hoofdklasse. „Rotterdam" kampioen afd. Rotterdam hoofdklasse. W. Kipping, Den Bosch, kampioen van Noord-Brabant. No. 2 (Februari). Jaarvergadering 1934 op 10 Mei te Utrecht. B. Springer: „De openingen in theorie en practijk". Medewerker Eindspelen: P. D. de Graaf. No. 3 (Maart). Twente's Eerste, Hengelo, bestaat 25 jaar. Zeeuwsch Vlaanderen—Antwerpen 12—8. Massakamp Den Haag—Rotterdam 99—91 voor Den Haag. Eerste 10 borden (om den Viesbeker) 10—10. Viersteden wedstrijd: 1. Amsterdam; 2. Rotterdam; 3. Noord-Holland; 4. Den Haag. D, A, van Abs, Haarlem, overleden. W. C. J. Polman: „De beteekenis der velden 22 en 29 in het partijspel." Keiler wint den achtkamp van D. O. S., georganiseerd ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan dezer vereeniging, met 11 uit 7 pnt.; 2. A. K. W. Damme 9; 3. F. Raman 8; 4. J. H. Vos 7; 5. W. Rustenburg 6; 6. J. Groenteman 6; 7. 1. Buitenkant 5: 8. Ph. de Schaap 4. No. 4 (April). Jaarverslag secretaris. Ledental circa 2300. Gunstig jaar voor den N. D. B. achter den rug. A. Ligthart wint den meestertitel, met 12 pnt. uit 7 partijen: 2. en 3. C. Janneman en J. H. Kalden 9: 4. A. Bakker 7: 5. en 6. H. W. Böke en J. Leyte 6; 7. P. H. Idzerda 5; 8. J. J. Kaan 2. „Ons Genoegen", Utrecht, bestaat 25 jaar. W. C. J. Polman: „De beteekenis der velden 22 en 29 in het partijspel". No. 5 (Mei). Deventer Damcl. kampioen hoofdklasse „De IJsselstreek". E. D. C., Enschedé kampioen hoofdklasse „Twente". Beslissing: Deventer—Enschedé 13—7. Tweede klasse: Jozeph Blankenaar II kampioen afd. Amsterdam. H. D. C. II kampioen afd. Noord-Holland. D. O. S. II kampioen afd. Den Haag. De Spil kampioen afd. Rotterdam. B. Springer: „De openingen in theorie en practijk". No. 6 (Juni). W. C. J. Polman: „De beteekenis der velden 22 en 29 in het partijspel". „HET DAMSPEL" WORDT WEEKBLAD.... No. 7/10 (4 Juli—25 Juli). Algemeen medewerker: P. D. de Graaf. J. H. Vos, kampioen van Nederland, met 13 pnt. uit 9 partijen: 2. J. M. Bom 12; 3. W. Rustenburg 12; 4. A. K. W. Damme 10; 5/6. B. Dukel en A. Ligthart 9; 7/8. F. Raman en C. Janneman 8; 9. P. J. van Dartelen 5; 10. C. J. Lochtenberg 4. Om weekblad mogelijk te maken, contributieverhooqinq van slechts 30 ct. per lid per jaar. Elke vereeniging een verplicht nummer van ƒ 2.40 per jaar. Commissie benoemd om geschil ontstaan tusschen R. C. Keiler en het Bondsbestuur betreffende zijn lidmaatschap van den N. D. B. te onderzoeken. Het niet-medespelen van Keiler in het kampioenschap van Nederland houdt verband met dit conflict. B. Springer: „De openingen in theorie en practijk". P. D. de Graaf, redacteur „Van hier en daar". J. de Haas: „Blankenaar's Eindspelen." (Blankenaar geboren te Rotterdam, 14 December 1876). G S. wint demi-finale kamp. van Nederland hoofdklasse na herkamp met Mutua Delectatio. In dezen halven eindstrijd verder Jozef Blankenaar en „Rotterdam". U. D. G. wint demi-finale kamp. van Nederland hoofdklasse tegen Deventer. Eindstrijd: G. S. kampioen van Nederland door 12 8 zege op U. D. G. Amsterdam slaat Rotterdam met 12 8. J. de Haas: „Blankenaar's Eindspelen". 55 zetten per uur en drie kwartier wordt competitie-speeltempo. W Boogaard, Middelburg, kampioen van Zeeland. U. D. G. I kampioen hoofdklasse U. P. D. B. No. 11/14 (1—22 Augustus). H. Bleize kampioen van Maastricht. Zeeuwsche Dambond bestaat 10 jaar. F. Raman kampioen van Amsterdam, met 15 pnt. uit 10 partijen; 2 C. de Gooyer 13; 3. J. Druijf 13; 4. P. Goezinnen l nu j Nestra 11: 6- G- Couprie 9; 7. J. van Kralingen 9; £' tC £ch^?P 8: 9" Gokkel 7' 10" C J• Lochtenberg 7; 11. Li. J. C. Glimmerveen 6. J. de Haas: „Blankenaar's Eindspelen". P. Willy Kliphuis bedankt als redacteur „Problematiek". No. 15/18 (29 Augustus—19 September). Dr. G. de Geus, redacteur „Problematiek". J. de Haas: „Blankenaar's Eindspelen". W. C. J. Polman: „De beteekenis der velden 22 en 29 in het partijspel". No. 19/22 (26 September—17 October). Publicatie Rapport van de Commissie van Onderzoek inxake geschil N. D. B. versus R. C. Keiler. Algemeene conclusies. J. de Haas: „Blankenaar's Eindspelen". Dr. de Geus: „Het remise- annex matzet-probleem." Raman wint Excelsior-tournooi, met 14 pnt. uit 9 partijen; 2. Rustenburg 12; 3. en 4. P. Goezinnen en C. de Gooyer 11. J. de Haas: „Blankenaar's Eindspelen". Dr. de Geus:: „Het motief der kroonschijven". No. 23/26 (24 October—14 November). Dr. de Geus:: „Het motief der kroonschijven". B. Springer: „De openingen in theorie en practijk". D. de Zwart (Ons Genoegen, Utrecht) wint het kampioenschap U. P. D. B. na herkamp met G. Rump, Hilversum. J. de Haas: „Blankenaar's Eindspelen". Geruchten omtrent een match Vos—Raichenbach om het wereldkampioenschap. J. R. M. J. Eekhoud: „Spelsystemen". No. 27/30 (21 November—1 December). J. de Haas: „Blankenaar's Eindspelen. J. R. M. J. Eekhoud: „Spelsystemen". 24 November 100 jaar geleden, dat Jozef Blankenaar werd geboren. „Als schrijver van zeer belangrijke artikelen in het Fransche tijdschrift „Gazette du Jeu de Dames" over 3 dammen tegen 1, trok Jozef Blankenaar bijzondere aandacht". W. C. J. Polman: „De beteekenis der velden 22 en 29 in het partijspel". No. 31/32 (19 en 26 December). 1936. No. 1/4 (2—23 Januari). C. Janneman kampioen Rotterdam met 16 uit 11; 2. Ph. J. Ham 13; 3. en 4. Klijn Sr. en De Haan 12; 5/7. Van der Waals, Van Gasteren en Kinnegin 11; 8/9. Coster en „Pion" 10; 10. H. C. de Kr. v. d. Zande 9; 11. R. C van Dijk 7. Algemeene en Permanente Oplosserswedstrijd Problematiek. Stahlberg en Kalden eindigen gelijk in de finale van den wedstrijd om het meesterschap, met 16 punten uit 11 partijen; 3. Hagenaars 14; 4. Suijk 14; 5. en 6. Janneman en Pors 13; 7. Leyte 12; 8. Oosterbeek 10; 9. Rump 8; 10. Bulier 6; 11. en 12. De Zwart en Kipping 5. De match Raichenbach—Vos in vollen gang. Vos' kansen staan na eenige verliespartijen (de match bestaat definitief uit 20 partijen) minder gunstig. De match wordt gespeeld te Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Hilversum, Dordrecht. Groningen en verschillende andere plaatsen. Raichenbach behoudt zijn titel van wereldkampioen door een 25—15 overwinning op Vos, zonder een enkele partij te verliezen. W. H. Lieve 12Yi jaar secretaris N. D. B. No. 5/8 (30 Januari—20 Februari). J. de Haas: „Blankenaar's Eindspelen". J. de Haas: „Blankenaar's Eindspelen". Buitengewone ledenvergadering N. D. B. op 22 Februari betreffende kwestie Keiler—N. D. B. J. H. Kalden wint den meestertitel door zege op Stahlberg in den herkamp met 5—1. G. S. kampioen van Nederland hoofdklasse (in de finale met Constant en Zwart-Wit, Almelo). Kalden begon het damspel te leeren in 1925 te Amsterdam, waar hij zich aansloot bij D. O. S., waar hij reeds na een jaar in het eerste tiental uitkwam. In 1927 verhuisde hij naar Den Haag, waar hij in 1928 het eerste klasse kampioenschap won. In hoofdklasse-kamp. en kamp. van Zuid-Holland steeds tweede. In 1930 neemt Kalden voor het eerst deel aan de meesterwedstrijden, zonder succes. Jaar daarna bijna meester; 1932 en 1934 tweede plaats. Overqeqaan naar D. I. O. Jozef Blankenaar, Amsterdam, bestaat 25 jaar. No. 9/12 (27 Februari—19 Maart). A. Jacobs treedt af als eindspel-redacteur; P. Schaaf in djn plaats. Geschil Keiler—N. D. B. door een motie in de buitengewone vergadering van 22 Februari bijgelegd. Uitvoerige mededeelingen over het a.s. 25 jarig bestaan van den Nederlandschen Dambond. In alle klassen worden groepenwedstrijden over het geheele land gehouden. Voorts groote massakampen tusschen vele districten op 13 April, tweeden Paaschdag. Elk deelnemer aan de groepenwedstrijden ontvangt als herinnering een zakdambord. Kosten van alles zeer laag. Groote loterij wordt georganiseerd. J. H. Vos werd op 16 Februari 1895 te Amsterdam geboren en begon in 1911 te dammen. Reeds na een jaar speelde hij mede in het kampioenschap van Amsterdam en werd derde. Spoedig in eerste tiental V. A. D. Vanaf 1915 door militairen dienst slechts weinig gespeeld. In 1919 lid van G. S., Amsterdam. In 1920 won hij den meestertitel. In 1925 kampioen van Amsterdam en in 1930 winnaar A. D. B. tournooi. Zes keer kampioen van Nederland in 1922, 1923, 1925, 1930, 1932 en 1935. No. 13/15 (26 Maart—9 April). Jaarvergadering 30 Mei 1935 te Utrecht. Rustenburg en Keiler eindigen met 16 uit 11 gelijk in het kampioenschap van Nederland; 3. Vos 13; 4/6. Ligthart, Van Dartelen en Bom 12; 7/8. Stahlberg en Raman 10; 9. Dukel 9; 10. De Graag 8; 11. Kalden 8; 12. Lochtenberg 6. Herkamp tusschen Keiler en Rustenburg door den eerste gewonnen; Keiler kampioen van Nederland. Lochtenberg behoudt geen rechten meer op deelname. Raichenbach door den Belgischen kampioen Vaessen uitgedaagd. 9. April: JUBILEUM-NUMMER NEDERLANDSCHE DAMBOND. Bijdragen van A. van Broek, voorzitter Nederlandsche Dambond; W. H. Lieve, secretaris; J. W. van Dartelen, administrateur „Het Damspel"; J. de Haas, Herman Hoogland, J. H. Willems, voorzitter feestcomité; W. C. J. Polman met „Hoogtepunten uit de geschiedenis van het damspel"; Dr. G. de Geus, P. D. de Graaf, P. Schaaf, B. Springer, W. Hofland, en foto's, teekeningen en illustraties. Trachtende, zoo volledig mogelijk te zijn, en tevens aanvullingen gevende op de mededeelingen in de laatste nummers van „Het Damspel" memoreer ik hieronder nog de belangrijkste gebeurtenissen in de periode April—October 1936: Competitie: G. S. kampioen afd. West hoofdklasse. Constant I kampioen afd. Zuid hoofdklasse. Zwolle I kampioen hoofdklasse „De I}sselstreek". Almelo I kampioen hoofdklasse „Twente". Almelo—Zwolle 17—3. Eerste klasse: D. S. T. O. I kampioen afd. Amsterdam. Den Helder kampioen afd. Noord-Holland. Bussum kampioen afd. U. P. D. B. Monster kampioen afd. Den Haag. Semper Avanti kampioen afd. Rotterdam. H. I. Ambacht kampioen afd. Dordrecht. Zwolle 2 kampioen afd. Oostelijke Dambond. Voortzetting: Blankenaar's Eindspelen, door ƒ. de Haas. J. Metz kampioen van Amsterdam. J. Coster kampioen van Rotterdam. J. M. Bom kampioen Den Haag. R. C. Keiler kampioen van Nederland, na herkamp met W. Rustenburg. Raichenbach slaat den Belgischen kampioen L. Vaessen in een match om den wereldtitel te Parijs met 13 7 (Raichenbach verliest 2 partijen). P. D. de Graaf hoofdredacteur van „Het Damspel"; Polman neemt afscheid. Isidore Weiss, de geniale Franschman, de „Napoleon van het dambord , ex-wereldkampioen, te Parijs overleden. Dr. G. de Geus, redacteur Problematiek van „Het Damspel", blijkt het pseudoniem te zijn van Geo van Dam, den vroegeren eminenten verzorger van deze rubriek in „Het Damspel , en deze maakt op deze wijze zijn rentree. Hij wordt onder zijn waren naam tot redacteur van deze rubriek, en van de rubriek „buitenland" benoemd. Een match Springer—Vaessen wordt georganiseerd. Resultaat: 17—3 voor Springer. Het Bondsbestuur besluit een ontmoeting Springer—Keiler na deze match tot stand te brengen: de winnaar hiervan zal Raichenbach uitdagen. HOOFDSTUK II. Reglement voor het Damspel. Het reglement bevat de geldende bepalingen omtrent: 1. den opzet van het spel; 2. den loop der stukken; 3. het slaan; 4. het eindspel; 5. onregelmatigheden in het spel; 6. den uitslag van het spel; 7. notatie- en tijd-contröle. § 1. De opzet. Artikel 1. Het damspel wordt gespeeld tusschen twee personen of groepen, genaamd de spelers, op een vierkant bord van honderd velden, verdeeld in tien rijen, elk van tien velden om het andere licht en donker gekleurd. Art. 2. De schuine kleurlijnen op het bord duiden de richting aan, waarin de stukken zich bij het spel bewegen. Art. 3. Er wordt gespeeld op de donkere velden. Men kan echter bij onderling goedvinden op de lichte velden spelen. Art. 4. Het bord wordt tusschen de beide spelers geplaatst zóó, dat de lange lijn van de bespeelde velden uitgaat van de linkerzijde van eiken speler. Art. 5. De velden waarop men speelt, worden geacht van 1 tot 50 genummerd te zijn, ook al staan die nummers er niet op vermeld. Deze nummering is als volgt: Boven links 1, verder naar rechts 2, 3, 4 en 5. Tweede lijn links 6 enz., zoodat 50 onderaan rechts eindigt. Art. 6. Het spel vangt aan met twintig witte schijven op de velden 31 tot 50 tegen twintig zwarte op de velden 1 tot 20, voor zoover het verleenen van voorgift daarop geen uitzondering maakt. Art. 7. Onder het verleenen van voorgift verstaat men, dat aan den tegenspeler afgestaan wordt, óf één schijf op het eerste van twee, drie of vier spelen enz., onderscheidenlijk genoemd een halve, een derde, een vierde van een schijf enz., óf één, twee, drie of meer schijven op elk spel genoemd: schijf, 2 schijven, 3 schijven, enz., óf wel de toekenning van remise als winst. Wie voorgift verleent, bepaalt welke schijf of schijven van het bord genomen worden. Art. 8. Nadat voor eiken speler de kleur der stukken — de eerste maal bij loting of keuze — bepaald is, nemen de spelers beurtelings wit en zwart. Wit speelt gewoonlijk het eerst. Krijgt echter een der spelers voorgift, dan speelt deze, ook met zwart, het eerst. § 2. De loop der stukken. Art. 9. De schijf gaat schuin vooruit, telkens één veld, uitgezonderd bij het slaan van één of meer vijandelijke stukken, in welk geval zij zoowel voor- als achteruit daarover heen moet springen. (Vergelijk art. 13). Art. 10. Een schijf wordt dam, als zij de bovenste lijn van het bord (damlijn), waar de tegenspeler zit, heeft bereikt en wordt met een tweede gelijke schijf tot dam gekroond. Als echter die schijf daar niet tot rust komt, maar door de voortzetting van den slag de damlijn onmiddellijk weder verlaat, zonder daarop terug te keeren, dan blijft zij schijf. Art. 11. De dam gaat voor- of achterwaarts, geheel of gedeeltelijk de vrije velden doorloopende van elke lijn, die zij bestrijkt of waarop zij door veranderde richting bij het slaan moet komen. Art. 12. Aanraken is spelen van elk eigen speelbaar stuk, uitgezonderd bij het op zijn plaats zetten van stukken, die scheef of niet op de juiste plaats staan, mits men daarvan vooraf kennis geeft. Zoolang een schijf of dam nog niet is losgelaten, staat het den speler vrij, deze naar links of rechts te verplaatsen, als daar open velden zijn. § 3. Het slaan. Art. 13. Slaan is verplichtend en elke volledige slag geldt voor één zet. De schijf springt daarbij over één of meer vijandelijke stukken, telkens op het naaste veld zich bevindend, met een open veld er achter in den loop van den slag. De dam slaat op gelijke wijze de in haar loop vrij staande vijandelijke stukken telkens met minstens een open veld er achter. Art. 14. Elke slag moet regelmatig stuk voor stuk worden aangetoond, waarbij men wel meermalen over hetzelfde open veld ma9 9aan. maar niet ten tweede male over hetzelfde stuk. Tijdens het slaan mogen de vijandelijke stukken niet van het bord genomen worden. Dit geschiedt na den slag. Art. 15. De meeste stukken moeten geslagen worden; dam of schijf gelden daarbij als van gelijke waarde en men slaat bij gelijk aantal op slag staande stukken naar verkiezing met dam of schijf. § 4. Het Eindspel. Art. 16. Als in een eindspel wederzijds driemaal achter elkaar dezelfde zetten zijn gedaan, of een voorgaande stand tweemaal is teruggekeerd, wordt het spel voor remise gehouden. Art. 17. Zoodra een spel komt te staan met drie dammen tegen één dam, mogen er met inachtneming evenwel van Art. 16 nog tien zetten gedaan worden — of zoo de speler met één dam de lange lijn bezet, slechts 3 — waarbij de bezitter van één 8 dam begint te tellen. Is er daarna geen beslissing, dan is het spel remise, tenzij de speler met 3 dammen onmiddellijk kan aantoonen, dat er winst zit in zijn spel. In dit geval moet het afspel worden toegestaan. Art. 18. Als een speler een dam en twee schijven heeft, of twee dammen en een schijf, dan kan de tegenspeler, zoo hij alleen een dam heeft, die schijf of schijven tot dam kronen, welke handelingen niet gelden zullen voor een zet. Daarna wordt gespeeld als in art. 17 omschreven. Indien de speler met de enkele dam de schijf of schijven niet wil kronen en hij bij machte is om te beletten, dat zij de damlijn bereiken, dan moeten wederzijds nog tien zetten gedaan worden. Blijkt daarbij, dat de damlijn niet kan worden bereikt, dan is het spel remise. § 5. Onregelmatigheden. Art. 19. Wanneer het bord verkeerd ligt, is het spel ongeldig, tenzij zulks eerst blijkt, nadat reeds meer dan vijf zetten zijn gedaan. Art. 20. Heeft een speler, inplaats van eigen stuk, een stuk van den tegenspeler opgespeeld en losgelaten, of wel na een slag te veel, te weinig of verkeerde stukken van het bord genomen of zelfs een slag in het geheel niet uitgevoerd, maar een ander stuk gespeeld, of eindelijk, indien door een speler één of meer stukken verkeerdelijk van het bord worden genomen — in al deze gevallen kan de tegenspeler vorderen, dat dit zoo blijft en als een gedane zet gelden zal, of wel, dat de stand geheel en al hersteld en in het eerste geval opnieuw gespeeld of in andere gevallen juist geslagen en weggenomen wordt. Art. 21. Elke begane onjuistheid moet onveranderd blijven en is aan geen herstel meer onderhevig, zoodra zij beantwoord is door een tegenzet van den anderen speler (behoudens de bepaling in het eerste deel van artikel 19.) Art. 22. Het is niet geoorloofd om onder het spel wenken of aanwijzingen te geven, of iets te doen, wat hinderlijk kan zijn voor speler of spelers. § 6. De uitslag. Art. 23. Het spel is verloren voor den speler, die, aan de beurt zijnde, in een der navolgende gevallen verkeert: le. geen stuk meer over heeft of vastgezet is; 2e. de stukken dooreen werpt; 3e. het spel opgeeft; 4e. het spel laat varen of weigert door te spelen; 5e. zich niet houdt aan dit reglement; 6e. in tijdsoverschrijding vervalt volgens art. 26. In al deze gevallen geldt het spel voor den anderen speler als gewonnen. Art. 24. Het spel is remise in de daartoe leidende, bij art. 16, 17 en 18 omschreven gevallen, en alle andere, waarin geen der beide spelers winst behaalt. Voorts kunnen met wederzijdsch goedvinden de spelers een nog niet geëindigd spel voor remise verklaren, behoudens recht en billijkheid tegenover derden, waaromtrent bij wedstrijden de leider beslist. § 7. Notatie en tijd-contröle. Art. 25. Voor het noteer en van spelen en standen wordt de nummering van het bord gebruikt, in art. 5 vermeld. Art. 26. In geval bij wedstrijden gebruik wordt gemaakt van wedstrijdklokken, moet elke speler minstens zooveel zetten per uur doen, als bij regeling is bepaald. Doet men in het eerste uur meer zetten, dan komen deze ten goede in het tweede uur, enz. Voor wie minder doet dan het vereischte aantal zetten. is na verstrijken van het uur het spel verloren. Als grondslag dienen 25 zetten per uur. Er dient naar juiste tijdsbepaling voor eiken speler zooveel mogelijk te worden gestreefd en eveneens van de commissie van den wedstrijd een waarschuwing uit te gaan in geval bij tijdnood het uur weldra verstrijken zal. SLOTARTIKEL. Bij wedstrijden worden eventueele geschillen aangehouden tot het einde van den wedstrijd. HOOFDSTUK III. Wat biedt de Nederlandsche Dsmbood zijn leden? Wie, ook de meest enthousiaste pionier van het damspel m Nederland, heeft vijfentwintig jaar geleden durven veronderstellen, dat de Nederlandsche Dambond eens zou uitgroeien tot een hechte en sterke organisatie, met ca. 3000 leden en een eigen WEEKBLAD „Het Damspel"? « t n z°u voor m°gel»jk hebben gehouden, dat de N. L). b. zijn leden kan bieden, wat hen wordt aangeboden voor een contributie, die zoo belachelijk laag is, dat verwacht mag worden, dat de N. D. B. binnen enkele jaren het dubbele aantal leden kan boeken? De Nederlandsche Dambond mag zich momenteel, ondanks de moeilijke tijdsomstandigheden, verheugen in een gestadigen groei, het gevolg van een aantrekkelijk program eenerzijds, en van de uitbreiding van het damlievend publiek anderzijds. Men weet het nu eenmaal vrij algemeen: het damspel behoort tot de vredelievende geestessporten, vaak versmaad als te zijn het kinder-winteravond-spel bij uitnemendheid, later erkend als een training voor de hersenen, een geestelijke ontspanning van ae beste soort. Voorbij is de tijd, dat het damspel, ongeorganiseerd als het was, slechts goed was voor de huiskamer. Het streven naar clubverband naar contact met anderen, ja, met het buitenland, de dranq om eenmaal verkregen kennis uit te breiden, te consolideeren door vergelijkend materiaal te bestudeeren, het behoeft nau- o^T,rtSx,9e^gd te worden- dat zij in den NEDERLANDSCHEN DAMBOND hun uitingsweg vonden, en zoo ontstond deze Bond, louter na inspanning van vereende krachten, in 1911. Wij tellen thans 1936, en in die 25 jaar had de N D B tot taak de propaganda van het damspel in Nederland 'ter hand te nemen, en zijn ledental door een aantrekkelijk programma gestadig uit te breiden. Het verdient daarom bijzondere belangstelling, dit programma eens nader onder de loupe te nemen .... In de eerste plaats organiseert de N. D. B. elk jaar een kampioenschap van Nederland. Ieder speler, dien den titel van meester bezit — hierover straks meer — heeft het recht voor dit tournooi in te schrijven, tenzij hij in twee achtereenvolgende wedstrijden niet een minimum van 40 % behaalde. In dit geval — tot nu toe was het alleen de veteraan C. J. Lochtenberg, die niet slaagde — verliest een meester het recht tot inschrijving, en wanneer hij wederom wil deelnemen, moet hij eerst met goed succes in de finale van de meesterwedstrijden uitkomen. Het kampioenschap van Nederland is dus een zuiver nationaal tournooï, en het Bestuur van den Nederlandschen Dambond heeft het recht zich behalve van de deelname der meesters ook die van bekende sterke spelers, zooals de kampioenen van Amsterdam, Rotterdam, Zuid-Holland etc. te verzekeren. Vanzelfsprekend wordt nimmer om geld gespeeld. De nationale titel is een eeretitel, en geeft practische rechten tot deelname aan eventueele wereldkampioenschappen. Wat nu den meestertitel betreft: de meesterwedstrijden worden eveneens jaarlijks gehouden, eerst plaatselijk, daarna landelijk. Tot de voorwedstrijden worden in de verschillende plaatsen en districten alleen de sterke hoofdklassers toegelaten, en uit eiken voorwedstrijd worden naar grootte van het district, een of twee (de hoogstaankomenden) in de finale geplaatst. De eerstaankomende in den eindstrijd wint den meestertitel, welken hij steeds behoudt. De meestertitel is dus een kostbaar bezit, meer nog dan de nationale titel, die immers slechts voor een jaar geldt. Zooals reeds omschreven, geeft de meestertitel rechten tot deelname aan het kampioenschap van Nederland, onder het genoemde voorbehoud. Wat vereenigingswedstrijden betreft, organiseert de N. D. B. evenals andere sportbonden een competitie, en wel in hoofd-, eerste-, tweede-, derde- en vierde klasse. Deze competities, welke pas weer anders werden ingedeeld, worden eerst plaatselijk of districtsgewijs gespeeld, waarna de eerstaankomende in de finale clubkampioenschap van Nederland medespeelt. Men speelt in de competitie met een tiental, dat aan bord één het sterkst is, met afdalende kracht naar de lagere borden. Bij de competitie beslist het hoogst aantal wedstrijdpunten, en, indien dit gelijk is, het aantal partijpunten. Voor eiken gewonnen wedstrijd — de resultaten van de spelers individueel worden opgeteld — wordt een twee toegekend, voor elk gelijk spel één punt, voor een verloren wedstrijd nul punten. Aan het lidmaatschap van een vereeniging, welke is aangesloten bij den Nederlandschen Dambond, is voorts verbonden een gratis abonnement op het officieele orgaan van den Nederl. Dambond, „Het Damspel", vroeger een maanduitgave, thans reeds sedert ruim een jaar een weekblad, waarin men vele technische gegevens en organisatorische détails vindt. Het abonnement op „Het Damspel" is ook voor niet-leden van den Bond, tegen betaling van een jaar» lijksch bedrag, opengesteld. De N. D. B. kent een systeem van centralisatie. Het Bondssecretariaat zag zijn werkzaamheden in de laatste jaren aanzienlijk uitgebreid, doordat van daar uit alle tournooien en wedstrijden worden georganiseerd. Ook de competitie, eenige jaren lang plaatselijk georganiseerd, b.v. in Amsterdam, wordt dit jaar wederom vanuit het Bondssecretariaat geleid. Het Bestuur van den Nederlandschen Dambond is onderverdeeld in een dagelijksch en een algemeen bestuur. Het dagelijksch bestuur bestaat uit vijf leden (voorzitter, vice» voorzitter, secretaris, tweede secretaris en penningmeester). Het Algemeen Bestuur wordt gevormd door het dagelijksch bestuur, aangevuld door de vertegenwoordigers der aangesloten districten. De N. D. B. is namelijk onderverdeeld in districten, die plaatselijke wedstrijden organiseeren, en een afgevaardigde hebben in het algemeene bestuur van den N. D. B. Momenteel bestaat de N. D. B. uit de volgende districten: Amsterdam, Noord-Holland, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Limburg, Overijsel, Noord-Brabant en Gelderland. Met Zeeland zijn onderhandelingen loopende. Elke vereeniging heft van haar leden een contributie. •waarvan zij de hoogte zelf bepaalt. Aan den N. D. B. is ƒ 1.80 per jaar en per lid verschuldigd, terwijl tevens iedere club een verplicht abonnement op „Het Damspel" heeft van ƒ 2.40 per jaar. In 1911 telde de N. D. B. 14 vereenigingen, welk aantal thans is aangegroeid tot 117, voorwaar een mooie vooruitgang. In de hoofdklasse-competitie 1935/36 kwamen 28 tientallen uit en er werden 198 ontmoetingen gespeeld. De overige klassen zijn nog veel uitgebreider. Wanneer men gaat vergelijken met het aanvangsstadium, toen er 10 a 20 wedstrijden tusschen slechts enkele clubs in één seizoen werden gespeeld, komt de vooruitgang wel zeer duidelijk tot uiting. In groote trekken zij hier het werk van den Nederlandschen Dambond geschetst. Men kan dit overzicht nog aanvullen met gegevens omtrent den z.g. vierstedenwedstrijd, in de laatste jaren onder auspiciën van den N. D. B. tusschen de districten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Noord-Holland gespeeld. Vermeldenswaard is zeker ook de perfecte organisatie der wereldkampioenschappen, in Nederland gespeeld in de jaren 1912, 1928, 1934 en 1936; het enorme aantal simultaan-séances, door veel vooraanstaande spelers gehouden ter propaganda van ons spel, een waardige stimulans voor toetreden tot den Bond vormende. Voorts de nationale groepenwedstrijden, welke de N. D. B. ter gelegenheid van zijn vijfde lustrum uitschreef. Het zou mij te ver voeren, en ik wil hier alleen in vogelvlucht een omschrijving geven van het werk van den N. D. B. Indien de Bond in de komende decennia met even rasse schreden vooruitgaat, als dit geschiedde in den tijd, die achter ons ligt, is er zeker geen reden tot ontevredenheid. DE DAMCLUB „IJMUIDEN". Een voorbeeld bij uitstek van een bloeiende damvereeniging. De damclub „IJmuiden" mag met recht genoemd worden als de vereeniging, die het best georganiseerd is van alle damclubs in Nederland. Deze nog zoo jonge club — C. J. LOCHTENBERG, veteraan W. RUSTENBURG ex-kampioen van Nederland TWEE WAKKERE G.S.'ers C. SUIJK B. DUKEL K. DE JONG A. LIGT HART DE STEUNPILAREN VAN HET PROMINENTE 1JMUIDE.N FABRE en WEISS in druk gesprek Dr. MOLIMARD denkt na . . . IJmuiden bestaat nauwelijks 12 jaar — heeft in Amerikaansch tempo een taak volbracht, welke schier onmogelijk scheen en toch ten volle vervuld is. Beginnende als een schuchter „derde klassertje", in welke afdeeling het zelfs niet gelukte kampioen te worden, schreef deze vereeniging onder de bezielende leiding van den heer K. de Jong in voor de hoofdklasse-competitie bij een reorganisatie in het competitiewezen ... en werd toegelaten, daarmede voor de zooveelste keer bewijzend, dat de brutalen de halve wereld hebbenl Het succes was formidabel: met Gezellig Samenzijn eindigde de club gelijk in wedstrijdpunten, en alleen op de bordpunten werd IJmuiden tweede. Ontzaglijk is de propaganda, die van „IJmuiden" uitgaat: de vereeniging heeft in haar twee meesters Dukel en Ligthart eminente propagandisten op technisch terrein, en in K. de Jong een organisator, die zijn werk met zooveel ambitie en enthousiasme tot stand wist te brengen, dat van een dergelijke combinatie wel resultaten moesten komen, ook al moesten daarvoor vele offers worden gebracht. De ziel van „IJmuiden" is: K. de Jong. Deze sympathieke persoonlijkheid, tevens, juist door zijn prestaties in IJmuiden, tot voorzitter van het Noordhollandsch district gekozen, is de man, die de damclub groot maakte. Zonder overdrijving mag gezegd worden, dat met hem, IJmuiden's praeses tevens, het succes der club staat of valt. „IJmuiden" telt momenteel 65 leden, speelt met vijf tientallen in de competitie, en mag zich, helaas in tegenstelling met andere vereenigingen in den Bond, in een gestadigen groei verheugen. Als voorbeeld van hetgeen „IJmuiden" presteerde, moet in de allereerste plaats genoemd worden de organisatie van het Internationaal Tournooi in 1934 tusschen Raichenbach, Keiler, Dukel en Demesmaeker, dat van enorme propagandistische waarde was. Met spelers als Dukel, Ligthart, den jeugdigen Suijk, Leijte etc. belooft deze vereeniging veel voor de toekomst, en haar ontwikkeling blijft bij den heer De Jong in goede handen! HOOFDSTUK IV. Spelwijzigingen in vogelvlucht door A. K. W. Damme, kampioen van Nederland 1921, 1927, 1928. Het aanvangsspel in de partij heeft in den loop der jaren groote wijzigingen ondergaan. Tusschen het speculatieve begin met positioneele offers als 1. 35—30 en den tot ver in het middenspel uitgestelden strijd met openingen als 1. 32— 28, 18—23; 2. 33—29 ligt slechts een tijdverloop van dertig jaar. Jaren echter waarin weten en inzicht van de spelers belangrijke vorderingen hebben gemaakt en de partijen een gansch ander karakter hebben gekregen. Een volledige beschrijving van alle veranderingen zou al te veel plaatsruimte vergen. Ik moet mij dus bepalen tot een beknopte weergeving van enkele spelbeelden. Wit kan nu zoowel 33—29 en 33X24 als 33—28 spelen. Dit spelbeeld is verouderd. Vroeger gaf het meermalen kansvol spel, daar de opgesloten partij (in dit geval wit) gelegenheid heeft op een aantal combinaties te spelen. Bij goede beantwoording heeft zwart echter de beste kansen. Vandaar dat ik sprak van een positioneel offer. De moeilijkheden voor de opgesloten partij doen zich het De opsluiting aan den rechter vleugel. De beginzetten zijn: Wit Zwart 1. 35—30 2. 40—35 3. 44—40 4. 50—44 20—25 15—20 20—24 10—15 sterkst gelden na den volgenden (voor zwart echter niet noodzakelijken) spelgang. 1. 33—28 17—21 2. 39—33 11—17 3. 31—26 7—11 4. 44—39 2—7 5. 37—31 18—23 6. 41—37 12—18 7. 31—27 7—12 8. 36—31 1—7 9. 47—41 20—24 10. 34—30 14—20 11. 30—25 10—14 12. 41—36 4—10 13. 46—41 24—29 14. 33X24 20X29 Wit wint nu ten minste een stuk door 40—34 en 45X34. Zwart 23—29 en 18X29 wordt met 28—22 beantwoord, zwart 15—20 met 28—22 en 39—33, zwart 14—20 en 9X20 met 28—22 en 34—29. Deze speelwijze werd omstreeks 1919 door De Haas als volgt verbeterd: 1. 33—28 17—21 2. 39—33 11—17 3. 31—26 7—11 4. 44—39 18—22 5. 37—31 13—18 6. 41—37 9—13 Met de bedoeling later op een goed oogenblik met 21—27 voort te zetten. 123 7. 31—27 22X31 8. 36X27 1—7 9. 46—41 4—9 10. 41—36 18—22 11. 27X18 13X22 Met deze variant had de zwartspeler in het tournooi van 1919 veel succes. Springer vond echter een krachtig verweer in 12. 28—23. Later is de variant in onbruik geraakt. De zet 18—22 in deze opening is naar ik meen het eerst door Balédent toegepast. Variant van Fabre. 1. 33—28 18—23 2. 39—33 12—18 3. 34—30 20—25 4. 40—34 De opsluiting zonder een stuk op veld 40. Wit kan haar dus steeds met 34—29 verbreken. Een kansje voor wit in deze variant is: 4 7—12 5. 34—29 25X34 6. 29X40 15—20 7. 40—34 10—15 8. 34—30 20—24 9. 30—25 14—20? 10. 25X14 9X20 Waar wit 35—30, 33—29, 28—22 enz. op laat volgen. Een variant in de oude Hollandsche opening. 1. 33—28 18—23 2. 39—33 12—18 3. 44—39 7—12 Terecht wordt de derde zet van wit in het boek „Het Damspel" van De Haas en Battefeld als zwak aangeduid. De volgende symmetrische stelling is bezwaarlijk voor den witten spelbouw: 4. 31—27 20-24 5. 37—31 14—20 6. 34—30 17—21 Stelling na 6 17—21. Zwart Wit. Wit kan niet 31—26 spelen wegens zwart 24—29, steeds voortgezet met 29—34. Op wit 30—25 speelt zwart 21—26 en 9X20 en de last van het maken van den vóórzet blijft voor wit bestaan. Nadeeliger voor wit is de variant, indien tevoren voor wit 50—44 en voor zwart 1—7 is gespeeld. In een zeer gedenkwaardige partij van geschiedkundige waarde trachtte Hoogland op de volgende wijze aan nadeel te ontkomen. 1. 33—28 18—23 2. 39—33 12—18 3. 44—39 7—12 4. 31—27 20—24 5. 37—31 14—20 6. 41—37 10—14 7. 34—29 23X34 8. 40X29 Stelling na 8 40X29. Zwart Wit. De bedoeling is met 27—22 een aanval op zwarts centrum te ontwikkelen. De variant had succes en maakte in den eersten tijd veel opgang. Schijf 46 staat in de diagramstelling echter overcompleet, zoodat wit alleen in het voordeel komt, als zwart 17—22 en 12X21 speelt. Dan kan volgen 27—22, 31X22 en 32—28. Thans komt de variant bijna niet meer voor. Hier zij nog vermeld, dat H. de Jongh in deze opening de zetten de volgende volgorde geeft: 33—28, 39—33, 31—27, 37—31, wat ook nu nog als degelijk kan gelden. De oude openingen hadden over het algemeen het bezwaar JhpnSt Y°rdt z.w.art een heele reeks van strikken gespannen. Feitelijk verlokt wit zwart nu op drie manieren tegelijk '°tr,ee,n f°ut'eve voortzetting. Laat zwart zich nu namcli k verleiden tot een der damzetten, welke thans moqelijk zijn. dan komt wit er steeds met winst uit. Bijvoorbeeld: le damzet: — — 29X16, 28X17. 25X23, 33X24, ad Ub_ Zwart: 8X17, 49X?? .... 2e damzet: Wlt: 29X16, 25X23, 31X13. Zwart: 18—22, 22—27, 13—18, 9X49. Nu vervolgt wit aldus: 28-23!! Dreigt 32-28 en 48-42 Ih? r>ne40S ,St' De 2Warte dam heeft nu geen goeden n ?oP V0lgt wit 23~18 en 33-29 met schijfwinst 49^44 EDeJf 9\23^%32~27 enz■ met schijfwinst. Op peelt wit 50—45, zwart dwingende tot 44 50 waarna door 32—27 en vervolgens 39—34 wederom schijfwinst wordt geforceerd. Na 28-23 is zwart dus gedwongen tot 8—13 om 32—28 en 48—42 van wit te beletten. Nu kan wit wel gelijk spel krijgen door direct 50—44 en 33—29 £ TT' maaf,dlt ls zi>n bedoeling natuurlijk niet. Wit speelt daarom 33—29!!, dreigt 38—33 en 37—31 enz. Zwart eeL?eiW°n9cn t0t 6-1U Wit 16X7' 2war' 2X11. Wit 39—34!, dreigt 50—44 en 29—24. Zwart 15—20 qedw hans wit 48—42!!, dreigt nogmaals 50—44 en 34—30 Hiertegen heeft zwart geen goede weerlegging meer en vermin of°°r °Ve^!cht Bii de2en tweeden damzet kwamen dus min of meer kleine varianten van het spelstudie-genre naar voren. Alles te samen genomen is deze afwikkeling met de zet lTzetf Hn mede9e.r^kend' benevens drie van den damzet, 1 zetten diep. Er blijkt uit, dat zwart ook den tweeden damzet niet kan nemen. tweeden Er is nu tenslotte nog een derde verleidelijke zet voor zwart, namelijk 9—14. Wit mag dan weer niet 28—22 spelen wegens zwart 18X27, 13—18! en 20X49! Maar toch zou ook 9—14 foutief zijn, daar wit dan schrijfwinst forceert door 44—40 met de dubbele dreiging 28—22 en 29—24, waartegen zwart nu geen verdediging meer zou hebben. Resumeerende komen we tot de slotsom, dat wit dus met zijn lokzetten niets riskeert, daarentegen juist alle kans heeft alles te winnen. Omgekeerd aannemende, dat zwart dit alles doorziet, dan zal hij als derden zet 20—24—29 kunnen spelen, waarna het spel met gelijke kansen wordt voortgezet. In dit vraagstuk komt de varieerende schoonheid, diepte en logica van het damspel wel volledig tot uiting. Het meerendeel der lokzetten is van eenvoudiger constructie en beperkt zich voor wat de afwikkeling betreft tot een wederkeerige combinatie, waarvan dan natuurlijk één foutief blijkt te zijn geweest. No. 7. Lokzet. Afd. A. Groep IV. Soort II. No. 7 is een voorbeeld van een dergelijken eenvoudigen lokzet. Wit speelt hier 38—32, waarop zwart 25—30, 14 19 en 22 27 zou kunnen antwoorden met goed spel. Feitelijk riskeert wit hier dus al iets te veel. Wit verlokt echter tevens met zijn zet zwart tot een damslag, die schijnbaar ongevaarlijk is, omdat wit op het critieke moment een tempo (naar zwarts meening) te kort komt. Hij speelt daartoe 25—30, '9, 13—18 en 18X47, natuurlijk niet 18X49 daar wit dan gemakkelijk zou winnen door 42—37—31X4. Zwart heeft nu dus wel gezien dat wit hem door 48—42 later toch weer naar 49 kan dwingen, doch hij denkt dat wit dan juist de tempo mist. Zie maar. Wit nu 41—37, 37—31, 48 42 (47X49 gedw.) en nu schijnt wit geen tempo te hebben waardoor zwart naar 27 moet slaan. Wit komt nu echter met den zet 35 30, waardoor zwart verplicht is meerslag te nemen, en wit door den nu ontstanen slag 50X28 het ontbrekende tempo krijgt om met 31X4 te winnen! Met deze drie voorbeelden zal men een voldoend inzicht gekregen hebben aan de eischen, waaraan een lokzet moet voldoen, zoodat we thans kunnen overgaan tot bespreking van de overige probleem-soorten. Soort III. (Meerslag-, variant-, tempo-, opsluit- en motief-problemen). De bovengenoemde benamingen duiden reeds ongeveer aan wat onder elk dezer genres verstaan wordt. Voor een goed begrip zullen we echter van ieder „type" eenige vraagstukjes met een uitgesproken karakter van het bedoelde genre als voorbeeld geven. In no. 8 zien we dan den meerslag-regel in werking op speciale wijze. Niet alleen gaan we hier van een beginstand van uitsluitend schijven uit, doch de afwikkeling beperkt zich eveneens tot een zuivere ,,schijven-samenwerking". Wit speelt hier namelijk op zwart 20—25 als volgt: 26—21! Zwart moet meerslag nemen met 16X38. Wit nu 48—42. Weer moet zwart de meesten slaan met 25X43. Op typische wijze ontwikkelt zich nu dit schijven-kluwen met wit 42X13, Na 8. „Meerslag". No. 9. „Meerslag". Afd. A. Groep II. Soort III. Afd. B. Groep I. Soort III. Mag zwart 20—25 spelen? Mocht zwart 24—29 spelen? zwart 18X9 en wit 49X29, wint door oppositie. Een soortgelijk geval, doch in een minder natuurlijke aanvangspositie, zien we in het miniatuurtje no. 9, waarin tijdens de afwikkeling tevens het „Komeet-motief" ontstaat. Aldus: wit 44—40, zwart 29X38. Wit 34—29! (Denkt men nu de schijven 40 en 45 even weg dan ziet men het complete „Komeetmotief" op het bord.) Zwart moet er nu drie slaan met 45X32 en wit wint door 39X48, eveneens oppositie. Vervolgens treft men in no. 10 een „demonstratie"-probleem aan van eenige slagwendingen, welke men door middel van den meerslagregel kan afdwingen. Wit speelt hier 18—12, zwart 8X17, Wit nu 27—21. Thans moet-zwart meerslag nemen door met zijn dam van 2 naar 28 te slaan. Dit schijnt een Turksche Slag, doch is dit niet, daar de dam dan over de witte schijf op 23 had moeten gaan (komende van 1 bijv.), terwijl tevens het veld op 38 in het Y-figuur dan feitelijk open had behooren te zijn. Een voorbeeld van een zuiveren Turkschen slag wordt straks nog gegeven. Wit slaat nu 21X12! Men lette No. 10. „Meerslag". Afd. B. Groep VIII. Soort III. No. II. „Variant". Afd. A. Groep II. Soort III. Mocht zwart 19—24? nu weer eens op de eigenaardige positie der stukken. Zwart moet thans opnieuw de meesten slaan met zijn dam op 3 over 12, 38, 44 en 23 naar 18, waarna wit door 33X15 wint. Dit voor wat betreft het specifieke „meerslag-probleem". Het variant-probleem is ook meestal, wanneer het dus de bedoeling is zuiver de idee van „variatie" weer te geven, van geprononceerd type. Het voorbeeld in stand no. 11 moge daartoe volstaan. Wit speelt hier als eersten zet 18—13! Onmiddellijk ontstaat nu reeds de variant. Zwart kan namelijk slaan 9X18 of 8X19. In het eerste geval wint wit door 29—23. Zwart heeft nu wel weer keus, doch hier ligt het zóó voor de hand, dat zwart nu 24X15 niet mag slaan, dat thans niet van een variant, doch slechts van een dwangzet gesproken kan worden. Waar het hier „slaan" betreft is dit dus een slag-dwangzet in tegenstelling tot een gedwongen „positie"-zet. Zwart slaat nu dus 18X29, waarna wit wint door 20—14, zwart 10X19, 35—30, 24X35 en 33X22. Slaat zwart na wit's sleutelzet echter anders, dus 8X19, dan wint wit op andere wijze en ontstaat dus een zuivere variant. Wit nu namelijk 45—40 (een tempo!), zwart 24X15, wit 38—32, zwart 37X39, wit 40—34, zwart 39X30 en wit 35X4 wint. No. 12. „Tempo". Afd. B. Groep IV. Soort III. Mocht zwart 25—30? Het echte type van een „tempo-probleem" vinden we in no. 12, dat alleen geconstrueerd is om de verschillende „tijd zetten van wit goed te laten uitkomen. W^it speelt hier 23—19, zwart 14X32, wit 27X38 en zwart ad libitum, dus 16X of 36X18. Nu is de stelling ontstaan, waarin zwart telkens moet blijven slaan, eenige zetten achtereen, zoodat wit daarvan kan profiteeren om een steun-stand op te bouwen van waaruit een winnende combinatie gemaakt kan worden. Dit geschiedt nu door achtereenvolgens de volgende vier „tempi" te nemen: 43—39, 45—40, 40—34, en 44 40! Wit heeft nu steun in den rug gevormd en kan de combinatie door 38—32, 39—33 en 34X5 met winst uitvoeren. Het „opsluit"-probleem is wel algemeen bekend. Feitelijk behoort dit genre geheel thuis onder de speciale motiefproblemen. Men heeft het echter in een aparte groep ondergebracht, omdat het opsluit-genre zoo expressief is. Voorts omdat opsluitingen het eerst uitdrukking gaven aan het streven om in een probleem iets „aantoonbaars" te verwerken. Opsluitingen komen dan ook reeds in baby-jaren der problematiek voor en hebben zich sedert dien steeds weten te handhaven. Tot omstreeks 1900 maakte men absoluut geen problemen met een typeerenden inhoud. Eenige toevallige uitzonderingen buiten beschouwing gelaten. Alleen het opsluit-probleem kende men. Toch zijn sedert het begin onzer eeuw nog tal van nieuwe „sluit-motieven" ontdekt en werd ook dit onderdeel der problematiek sterk verlevendigd en uitgebreid gedurende het laatste twintigtal jaren. No. 13. „Opsluiting". Afd. B. Groep IX. Soort III. Een der opsluitstanden, welke wellicht reeds meer dan honderd jaren bekend is, zien we op moderne wijze belichaamd in no. 13. Wit wint daarin door achtereenvolgens te spelen: 42—37, 20—15, 15X24!, 29—23, 25—20, 35—30, 44—39, 46—41, 21—17, 16X36. Zwart heeft nu slechts één zet, n.1. 47—41 en wit voltooid de opsluiting met 36X47. Het merkwaardige en moderne van deze bewerking is, dat — met behoud van een in evenredigheid tot de moeilijkheid van deze constructie-methode vrij normalen probleemstand — de opsluiting op het bord overblijft met twee witte schijven. Zulks in tegenstelling met de meeste van dergelijke bewerkingen, waarin dan elders op het bord nog een (of meer) stuk(ken) staan, of waarin een der beide witte schijven een witte dam is. In dergelijke gevallen noemt men de bewerking onzuiver, dus niet „rein , en is deze meestal ook gemakkelijker te construeeren. No. 14. „Halve-Opslulting". Afd. A. Groep II. Soort III. Mocht zwart 3l—36? Een voorbeeld van een z.g. „halve-opsluiting zien we In no. 14. Hier speelt wit 42—37, 37X17, 17—12, en 12X1. Thans is de „halve" opsluiting van zwart een feit geworden. Zwart is nu gedwongen tot 49—40. Wit slaat nu 35X44 (A.). zwart 43—49 gedw.. wit 1—40, zwart 49—?. wit "48—43, 40—35 en 35X44 wint. Hier krijgen we tevens de gelegenheid nogmaals een voorbeeld te laten zien van een „dual", d.w.z. een gedeeltelijke bij-oplossing. Zulks ontsiert altijd min of meer een probleem. Hier bijv. wordt de waarde van dit halve sluitmotief er door aangetast. In plaats van 35X44 kan wit namelijk ook spelen: A. 1X45, zwart 43—49 gedw., wit 45—40 of 50, zwart 49—?, wit 48—43, en 50 of 40—44 met 35X44 en wint. Het komt wel ongeveer op hetzelfde neer, doch het verzwakt toch het effect, terwijl door deze meerdere mogelijkheden het vraagstukje natuurlijk ook gemakkelijker oplosbaar wordt. No. 15. Gecombineerde Opsluitingen. Afd. B. Groep III. Soort III. Het is ook mogelijk meerdere opsluitingen tegelijk in een zelfde probleem te verwerken. Een voorbeeld van een opsluiting te samen met een halve-sluiting zien we in no. 15. Hier speelt wit 20—14, 24X13, 38—32!, 16X27! en 18X441 Indien nu hier op 41 ook nog een witte schijf stond dan was het een zuivere dubbele opsluiting. U Ten slotte het echte „motief-probleem". De naam duidt reeds aan, dat in dit genre tijdens de afwikkeling een bepaald motief extra moet „spreken". No. 16. „Motief-Probleem". Afd. B. Groep VIII. Soort III. („Swastika -bewerking.) Daartoe nemen we als voorbeeld een bewerking van het beroemde „Swastika' -motief. Indien men den stand van no. 16 beschouwt zou men niet zeggen, dat hierin een zoodanige bewerking verborgen kan liggen. Dit probleem is dan ook een goed bewijs om aan te toonen, dat een „open stand nog lang niet altijd een aanwijzing bevat in welke richting de oplossing moet worden gezocht. Wit speelt hier als eerste zet 19—13! Zwart krijgt keus en daarmede ontstaat tevens een variant, omdat in beide gevallen van slaan de winst voor wit niet voor de hand ligt. Dit is dus weer géén dwangzet. Slaat zwart nu 8X19 dan wit verder 17—12, 45—40, 28—23!!, en 6X13 wint door het bedoelde beroemde „vierkantje". Men zal opgemerkt hebben, dat deze bewerking de bijzonderheid in zich bevat, dat alle vier stukken, die noodig zijn om den motiefstand te vormen, tijdens de ontleding op hun plaats komen. Tot dusver was een zoodanige bewerking niet bekend. Slaat zwart bij den eersten zet anders, dus 9X18, dan wint wit door 45—40, en 28X23 met 6X36. Men zal begrijpen dat een zoodanig resultaat alleen te bereiken was door te werken met dammen in den beginstand. Dit geldt eveneens voor no. 17. No. 17. ,,Motief-Probleem". Afd. B. Groep IX. Soort llü Mocht zwart 10—15? (,,Linie"~bewerking.) Een ander suggestief „motief-probleem" bevat no 17 Hierin is het volledige „Linie-motief", geheel uit schijven bestaande geheel vrij op het bord verkregen, terwijl de beide witte dammen daarbij geenszins een storenden indruk maken, doch eerder het „decor" nog krachtiger effect geven Wit speelt hier achtereenvolgens (men zoeke zelf hoe zwart slaan moet): 32—27, 27X18. 34X3, en 36X13!! Zwart heeft nu slechts nog een (gedwongen) zet, waardoor hij zelf het linie- 163 motief moet completeeren, namelijk 37—42! Met deze problemen worden leeken betooverd. Het zijn goede reclamemiddelen om de belangstelling op te wekken bij hen, die tot dusver meenen, dat „dammen zoo n saai spelletje is.... No. 18. „Motief-Probleem". Afd. A. Groep I. Soort III. Mag zwart 24—29? Onder den verzamelnaam van „motieven of „thema s worden niet alleen echter deze karakteristieke standen begrepen, doch ook zoogenaamde slagwendingen en systemen. Vooral de laatste soort is dikwijls vaag en er is een aandachtige bestudeering noodig om te zien, welke bedoeling feitelijk door het vraagstuk wordt uitgedrukt. Zoon geval hebben we in stand no. 18. Wit zou hier eenvoudig winnen door 16—11, 32—28. en 34X1! De bedoeling was hier het volgende. De meest economische meerslag is de 2-slag. Een meerslag-probleem zou dus theoretisch zoo economisch mogelijk zijn als alle meerslagen 2-slagen zijn. Het kleinst aantal schijven noodig voor x tweeslagen is dus 2x4-1, dus een oneven aantal schijven, n.1. 1 voor den laatsten slag van wit. In een miniatuur, dat ten hoogste 7 schijven van elke kleur mag bevatten, kunnen dus hoogstens (7—1) :2 = 3 tweeslagen voorkomen. Dat is in dit vraagstuk bereikt. Doch niet alleen dat. Bij wit komen geen figuranten voor (dat zijn schijven, die geen dienst doen). Ook niet bij zwart, want de schijnbare figurant op 35 dient tevens als steunschijf om zwarts zet 24—29 mogelijk te maken, anders had hij daarmede moeten slaan. Tevens dient deze schijf om den derden meerslag van zwart te laten ontstaan, n.1. 43X25 in plaats van 35X24. De tweede bijzonderheid in dit vraagstukje is, dat de economie ook is doorgevoerd in het zettenaantal. Anders heeft men namelijk om zwart 3X meerslag te laten nemen steeds nog een vierden zet van wit noodig om den laatsten slag te doen. Dat is hier voorkomen, want hier leidt wit s 3de zet niet alleen tot den verplichten 3den meerslag voor zwart, maar veroorzaakt tevens dat wit nu gelijktijdig zijn laatsten slag kan uitvoeren, welke dus anders pas bij den volgenden zet van wit zou zijn geschied. In dit schijnbaar zoo simpele miniatuurtje hebben we dus een demonstratie van de in miniatuur-vorm hoogst bereikbare economie. En wel in schijven-, in zetten- en in meerslagenaantal. Het is echter duidelijk, dat het meerendeel der oplossers dit zou ontgaan, indien daarop niet hun speciale aandacht werd gevestigd. Dergelijke systemen of liever „methoden hebben dan ook slechts waarde voor de echte probleemkenners. Minder vaag is natuurlijk, wanneer een opvallende slagwending in een vraagstuk als „systeem" is bedoeld, zooals dus bijv. in no. 10. Een der meest bekende type-slagen is wel de Turksche Slag. In no. 19 zien we daarvan een bewerking, waarvan het doel tevens was een demonstratie te geven van een geheel zuiveren „Coup du Turc ' met zoo weinig mogelijk schijven en toch zoo ingewikkeld als in verhouding tot het geringe materiaal mogelijk was. We zien dan ook tijdens de afwikkeling twee dwang-zetten, en een kleine variant. Wit speelt hier 43—38. Zwart 37—42 gedw. om schijfverlies te voorkomen. Wit 47—41! Zwart 42—48 gedw. (of 47 A). Nu wit 28—22 (tempo), en 40—34, waarmede de eigenaardige Y-figuur van dezen slag is gevormd, n.1. No. 19. „Motief-Probleem". No. 20. „Motief-Probleem". Afd. A. Groep I. Soort III. Afd. B. Groep IX. Soort III. (Onzuivere Dubbele T. S.) (Zuivere Turksche Slag.) hier de schijven 23, 33, 34, en 38, zwart 25 of 30X29 en wit 33X11 wint door oppositie. Speelt zwart bij A. 42—47 dan wint wit door de lichte variant 28—22 en 33X11 enz. In dit verband is het wel even interessant te memoreeren, dat reeds vaak getracht is een zuiveren, dubbelen Turkschen slag te construeeren, dus 2X achtereen in dezelfde afwikkeling. Dit is van constructief oogpunt uit gebleken buitengewoon moeilijk te zijn. Eenig denkbeeld daarvan geeft no. 20. Wit speelt hier 27—22! Zwart maakt nu wel zuiver den slagvorm, dus over het Y-figuur van 17 naar 27, doch wit slaat niet daarna de dam weg met schijf 32, die daarvoor thematisch aangewezen was. In de plaats daarvan speelt wit den tempozet 43—38, zwart 14X25, om daarna zwart den tweeden T. S. te laten uitvoeren door 38—33? Weer is de slag nu wel zuiver, terwijl ook wit nu slaat, zooals het behoort met de schijf 33 van het Y-figuur, doch dit is opgevuld met een schijf op 29, hetgeen ook een onzuiverheid is. Wit wint nu dan verder door 33X2 en 2X32. Hoewel dus niet geheel zuiver is dit toch een der weinige dubbele Turksche Slagen, welke niet in een fantastische stelling, doch in een vrij normalen probleemstand worden uitgevoerd. Het gebruik van een dam in den beginstand is daarbij natuurlijk ook thans weer niet te vermijden. Jammer is, dat de zwarte schijven op 1 en 6 totaal geen dienst doen. De witte op 44 was noodig om slaan van de zwarte dam van 17 naar 50 te verhinderen. Doch dit maakte weer de aanwezigheid noodig van een zwarte schijf op 35, om te voorkomen dat de tweede T. S. onzuiver zou worden door slaan van de dam over 44 in plaats van over 39. Evenals 9, 12 en 26, die als steunschijven dienst doen, vervullen 35 en 44 dus een zwakke rol tijdens de opl. Als zoodanig zijn deze dus nog toelaatbaar, hoewel de overblijvende eindstelling daardoor geen „effect" en eerder een rommeligen indruk maakt. 1 en 6 zijn totaal overbodig en alleen bijgeplaatst om zwart's stand gelijkwaardig aan die van wit te maken. Dit zijn allemaal factoren, die een probleem ontsieren. Al het gebruikte materiaal moet No. 21. „Morief-Probleem". Afd. B. Groep I. Soort III. Mocht zwart 18—22? steeds zooveel mogelijk tijdens de ontleding medewerken. Het feit, dat een dubbele T. S. uiterst lastig in een normale positie te construeeren is, doet in dit bijzondere geval deze technische tekortkomingen rechtvaardigen. Een andere bekende problematische slagwending bevat het miniatuurtje no. 21. "\Vit wint daarin door 37 31, 44 39, thans maakt zwart het bedoelde slag-systeem, hij slaat namelijk van 46 met zijn dam over 28, 24, 40 en 39 om op 38 tot staan te komen na dan tevens de witte stukken, die de door wit te maken slaglijn opvulden, te hebben weggeruimd. Dit is echter géén Turksche Slag. Wit nu 17X48, wint in oppositie. Aldus komen in de problematiek tal van geheele of gedeeltelijke Turksche Slagen en andere slagwendingen voor, die dus min of meer thematisch zijn. No. 22. „Gevarieerd Probleem". Afd. A. Groep I. Soort III. Mocht zwart 31—36? En hiermede zijn de diverse probleem-typen dan wel voldoende geïllustreerd. Het zal een ieder duidelijk zijn, dat vele problemen kenmerken van allerlei dezer „typen tegelijkertijd in de ontleiding naar voren laten komen, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk. Tot besluit daarvan nog een voorbeeld in stand no. 22. Wit speelt hier 29—23!, waarna onmiddellijk het type „variant" ontstaat. Zwart 18 X 29 A. Nu wit 45—40! De tempo!, vervolgens 17—12, waardoor zwart „meerslag" moet nemen, wit 12X3, en daarna wordt de „halve opsluiting", het eigenlijk motief dus, voltooid door 3X1. Op A. zwart 36X47 wint wit op ongeveer dezelfde wijze, hetgeen de variant minder interessant doet zijn dan wanneer de winst op andere wijze verkregen werd dan in het eerste geval. Wit nu 23X3, zwart 47X 50 B. (nog een kleine onder-variant), wit 3X1, zwart 50X6. Wit nu 49—44. zwart 6X50 en wit 1—6 wint. In B. zwart 47X11 of 6 speelt wit weer 3X1, zwart 11 of 6X50 en nu direct 1—6, met een winst dus, die zich op de zoogenaamde „tric-trac-lijnen" (1—45 en 6—50) afspeelt. De tegenstelling tusschen deze moderne vijf hoofdtypen van problemen en de ouderwetsche ,,offer"-problemen, waarin men geen of zeer weinig van deze kenmerken kan terugvinden, is inderdaad zeer groot. De vroegere „offer"problemen berustten alleen op een z.g. „diepe" ontleding. Een uitgebreide zetten-reeks gaat daarin namelijk vooraf aan een of meer groote, vernietigende rondslagen van wit. In de afwikkeling komt daarbij echter geen enkele „pointe" voor. Meerslag of varianten paste men zelden of nooit toe, hoogstens eenige goed verborgen tempo-zetten en dan tot besluit soms nog een opsluiting. Van doel-bewuste motiefbewerking was daarbij totaal geen sprake. Dit genre heeft dan ook reeds lang afgedaan. Men zou trouwens toch niet meer kunnen overtreffen hetgeen de oude probleem-meesters op het gebied van offer- en slagproblemen hebben weten te bereiken. Voor den leek en vaak ook voor de minder verwende oplossers blijven deze spectaculaire vraagstukken echter altijd aantrekkelijk en bezitten daardoor een groote propagandistische waarde. Soort IV. (Dubbel-Problemen, waaronder „tweelingen", enz.) De zoogenaamde „dubbel-problemen" kunnen in verschillenden vorm voorkomen. De belangrijkste daarvan zijn wel de volgende: a. De kleur (wit of zwart dus), die aan den zet is, wint. b. Wit, aan zet, kan winnen. Ziet wit echter deze winst niet en speelt hij wat anders, 'n importe wat, dan wint zwart. c. Wit speelt en wint op twee of meer geheel van elkaar verschillende, doch steeds even afdoende manieren. d. Door verplaatsing, verwisseling, weglating of toevoeging van een paar stukken ontstaat een geheel andere oplossing. In d. worden dus uit een bepaalde „moeder-stelling" meerdere problemen gevormd, die men dan aanduidt met de benaming (naar gelang van het aantal) „tweelingen", „drielingen" enz. Hiervan vindt men een voorbeeld in no. 23. Wij zien daarin een dubbele bewerking van het „watervalmotief". Met een witte schijf op 35 ontstaat het volledige „watervalletje", aldus genoemd omdat de witte en zwarte schijven, door de typische wijze, waarop zij in de afwikkeling over elkaar heen buitelen, deze impressie geven. Het is in deze bewerking voor het eerst gelukt den karakteristieken stand (hier na zwart's 2den zet) geheel zuiver op het bord te krijgen. Wit speelt 27—22 en 40—34 gevolgd door 24X40 van zwart. Inderdaad is deze positie nu zeer wonderlijk en als men de voorafgaande zetten niet gezien had zou men zeggen, dat een dergelijke stelling nooit reglementair verkregen kan zijn. Thans komt het waterval-systeem in werking door de schijven op de juiste manier over elkaar te laten heen buitelen, n.1. 35X24, zwart 39X19, en wit 45X5 wint. De „tweeling" ontstaat nu door het weglaten van schijf 35 in den diagramstand. Dan wint wit door 27—22, 40—35, zwart 24X40 en wit thans 45X23, (39X19) en 35X15. No. 23. „Dubbel-Probleem". No. 24. ,,Dubbel-Probleem . Afd. B. Groep VIII. Soort IV. Afd. A. Groep III. Soort IV. Mocht zwart 34—39? Mocht zwart 19—24? („Tweeling".) Een voorbeeld van een „dubbel-probleem" is ook nog het volgende. Stand no. 24. Hier kan wit op twee geheel verschillende manieren winnen. Ten eerste door 27—21, zwart 17X26 gedw., 49—44, 48—43, 32—28, 44—39, 39X28, 35X4 en 4X21. Ten tweede door 49—43!, 42—38, 43—38, 27—21, 35—30, 30—24, 32—28, 34X4 en 3X47. Beide afwikkelingen (min of meer van ouderwetsch offer-genre) zijn gelijkwaardig en opzettelijk in één stand verwerkt, want het zou betrekkelijk eenvoudig zijn ieder apart te belichamen. In dit geval is dus geen sprake van bij-oplossing, doch geldt het zuiver een dubbel-probleem. Soort V. (Motief-studies en serie-bewerkingen). Bij de motief-studies komen we meestal tot problemen, waarvan de aanvangspositie grof of grillig is. Dit kan ook moeilijk anders omdat het hier niet zoozeer er om gaat goed afgewerkte problemen met normale standen te scheppen, doch om te trachten moeilijk te bewerken motieven of meerdere motieven tegelijk toch te kleeden in een zoo goed en aanvaardbaar mogelijke aanvangsstelling. Dit geldt vaak ook voor de serie-bewerkingen van een bepaald thema, doch niettemin komen — bij gemakkelijker te construeeren motieven — eveneens ook series voor, die in alle opzichten, ook wat stand betreft, bevredigend zijn. De bedoeling van dergelijke series is om alle mogelijkheden van een bepaald motief of systeem in een reeks van nauw met elkaar in verband staande problemen te demonstreeren. No. 25. „Motieven-Studie". Afd. B. Groep III. Soort V. („Record'-Probleem.) Een goed voorbeeld van een motieven-studie hebben we in no. 25. Wit speelt hier 39—34, 37—31!, en 38—33!! Thans zitten in de stelling drie motieven tegelijk verwerkt, namelijk het halve Linie-motief met de schijven 26, 27, 28 en 31, 32, 33. Het Komeet-motief met de schijven 22, 28 en 23, 32, 33, tenslotte nog de ,,Pyramide" met de zwarte schijven 22, 27, 28 en de witte 31, 32, en 33. Daarenboven is na wit's zet 38—33 tevens een record-moment ontstaan. Zwart kan nu namelijk op niet minder dan 9 verschillende manieren slaan, doch hij moet „meerslag" nemen door 27X18 via 31, 41, 42, 33 en 23. Wit nu 32X1 en 1X16 wint. No. 26. „Motieven-Studie". No. 27. „Waterval"-Serie. Afd. B. Groep VIII. Soort V. Afd. B. Groep VIII. Soort V. Mocht zwart 22—27? Een ander voorbeeld, thans met dammen in den aanvangsstand, zien we in no. 26. Wit speelt hier 34—29, 32—27!, 37X17!! (26X46), waarmede het „swastika-motief" is ontstaan. Wit nu 17X48 (21X32), 48—37 (32X41), waardoor een opsluiting gevormd is, terwijl ten slotte als derde slotstand met 25—20 een bekend dwangoppositie-motief te voorschijn is gekomen. De plaatsruimte staat niet toe van de serie-bewerkingen een volledig beeld te geven. Uit een reeks bewerkingen op het ,,waterval"-motief (o.a. no. 23) worden daarom nog een drietal standen als voorbeeld getoond. In no. 27 wint wit door 23—18, 18—13!, 32X21, nu een halve waterval, en 21X5. In no. 28 wint wit door een zeer speciale meerslagtoepassing, welke reeds bij den len zet aanvangt. 40—34!, 23—18, waardoor de zwarte dam naar 16 gedwongen wordt J No. 28. „Waterval-Serie". Afd. B. Groep VIII. Soort V. Mocht zwart 28—33? om een lateren slag mogelijk te maken. Nu wit 18X20! Het schijnt, van de aanvangsstelling uit, niet mogelijk dat wit hier met schijf 34 via 30, 20, en 10 naar 5 zal slaan. Toch geschiedt dit en wel door het open werken van veld 25, terwijl gelijktijdig veld 20 met het ontbrekende zwarte stuk wordt bezet. Zie maar. Wit slaat nu 29X27. Men lette thans op het moeilijk te verwerken slag-systeem met het driehoekje 24, 34, en 30, dat geheel los op het bord moet staan. Zwart komt nu met zijn dam van 16 naar 20 en wit wint door 34X5. In deze afwikkeling zal men eveneens het „watervalthema" herkend hebben. (Als een motief-bewerking aan de eene zijde van het bord niet mooi is of niet lukt, probeert men vaak een constructie aan de andere zijde. Men noemt dit „spiegelen". Een voorbeeld van een gespiegeld probleem zien we in den stand: Zwart: 7—9, 11, 16, 17, 19, 26, 31, 38, dam op 48. Wit: 22, 27, 28, 30, 32, 34, 36, 39, 41, 43 en 44. Wit wint h er, op geheel overeenkomstige wijze als in no. 28, door 41—37, 28—23!, 23X21, 32X34 en 37X6. Door bijplaatsing in den diagramstand van een zwarte schijf op 20 ontstaat dan nog een eindspel als in diagram A is afgebeeld en wordt dit dus een „probleem met naspel".) In no. 29 vindt men nog No. 29. „Waterval"-Serie. Afd. B. Groep IX. Soort V. Mocht zwart 34—40? een der vele andere mogelijkheden, waartoe het „waterval" motief kan leiden. Wit wint door 22—17, zwart ad libitum 16—11, zwart ad libitum, 20—24, 17—12!! Men lette nu op het vervolg. Zwart moet van 13 naar 17 slaan, het watervalletje ontstaat daardoor. Wit slaat daaruit met 11X13 waarna een ander klassiek slag-type gevormd is. Zwart moet namelijk weer meerslag nemen met 49X9 en wit slaat nu van 12 door naar 5 met gewonnen eindspel. Tot besluit een bewerking, geheel zonder dammen, kortheidshalve in cijferstand van: Zwart 1 3 8 11 13 17 ?1 22, 27 en 30. Wit 18, 24, 28, 32, 33, 35—39, 43'en 44 Wit 33-29, 39-34!, 36X7, 29X18!, 35X4 en 4X36 wS. In de nos. 47, 48, 49 en 50 wordt nog een kleine, complete serie-bewerking gegeven van een soort vang-hoek-thema Men zal opmerken, dat alle afwikkelingen daarbij er op gebaseerd zijn, de zwarte dam in den rechter bovenhoek van het bord te vangen. Soort VI. (Fantasie'Problemen). De benaming „fantasie" zou te kort schieten indien dit soort problemen aan banden gelegd werd. In een fantasieprobleem is alles geoorloofd, mits het slechts reglementair verklaarbaar is. Het is dus bijzaak of de stand practisch onmogelijk ontstaan kan. Ook mogen de laatste zetten van wit en zwart onlogisch of zwak geweest zijn. Slechts één wet is er aan verbonden. Er dient „iets bijzonders mede gedemonstreerd te worden. Een of andere curiositeit ten opzichte van hetgeen in ons damspel mogelijk is, moet het vraagstuk bevatten. En onder dit beding is een fantasieprobleem als dam-aardigheid geoorloofd. Ook doen zij wel dienst om bijzonder moeilijk te belichamen motieven in een voorloopige bewerking te toonen. Daardoor wordt dan feitelijk een mogelijkheid aangegeven om een weg te vinden, die leiden kan tot het construeeren van een bruikbaar probleem. Zoo kan men no. 17, wegens den beginstand, feitelijk eveneens nog onder de ,,fantasie-problemen rangschikken. Dit zijn dan dus standen, waarvan door een ieder problemist vrijelijk verbeteringen kunnen worden gepubliceerd. Natuurlijk altijd onder vermelding, dat het is: ,Naar een bewerking of motief van ..... Zoodoende kan dan langzaam maar zeker, soms pas na verloop van jaren, door de voortdurende bestudeering van een bepaald thema door de diverse problemisten, die zich daartoe aangetrokken gevoelen, een bevredigende bewerking ontstaan. Als gewoon voorbeeld van een fantasie-probleem, dus als curiositeit of dam-aardigheid geven we no. 30. Wit speelt daarin 21-16 (35X24), 38—33 (29X36), 16—11! (23X41), 11X4 (24X47) en 26X15!! Thans is de curieuze, geheel oorspronkelijke slotstelling ontstaan waar het om gaat. Zes zwarte tegen zes witte dammen, symmetrisch opgesteld, verliezen. Een .... maximum? No. 30. „Fantasie-Probleem". Afd. B. GroeD X. Soort VI. (Record-motief.) Onder de fantasie-problemen vallen vanzelfsprekend ook de zoogenaamde letter-, record- en zelf-mat problemen, indien de aanvangspositie daarvan te fantastisch is. Een „record probleem noemt men een vraagstuk, waarin een bepaald maximum wordt bereikt, bijvoorbeeld 9X meerslag, namelijk 9X2 schijven en 1 voor den naslag. Of 6 of meer tempozetten, slagkeuze op 9 of meer verschillende manieren (zie daarvoor bijv. de bespreking van stand no. 25). Het is begrijpelijk, dat deze „records" meestal alleen behaald kunnen worden ten koste van den stand. Een „letter-probleem" is een stand, waarbij door de witte en zwarte schijven gezamenlijk of door ieder apart een letter of cijfer op het bord gevormd wordt zooals bijvoorbeeld in no. 31. Ook wel een woord of zinnetje, door de schijven in volgorde der nummering voor bepaalde letters te „lezen". In een „zelf-mat" probleem staat wit in den beginne verloren, doch wit moet dan op een fraaie, problematische wijze verliezen. Daartoe moet zwart gedwongen worden die afwikkeling te kiezen. 12 welke hiervoor noodig is, op straffe dat hij (zwart) anders zelf verliest. Bij stand no. 32 kunnen we dit laatste even nader toelichten. No. 31. „Fantasie-Probleem". No. 32. „Remise-Probleem". Afd. B. Groep VII. Soort VI. Afd. A. Groep I. Soort III. (De „letter" A.) Er bestaan namelijk ook „remise"-problemen. En wel in alle soorten en groepen, die hiervoor behandeld zijn. Dus niet alleen remise-problemen in fantasie-standen, doch ook in normale probleemstellingen. Vanzelfsprekend moet wit in de aanvangspositie daartoe zeer nadeelig of verloren staan, zoodat er een logischen grondslag aanwezig is om blij te zijn, dat nog remise kan worden bereikt. Een tweede voorschrift is, dat het motief of de idee, waarop het vraagstuk is gebouwd „in zichzelf" reeds remise tot resultaat moet geven. Dit verhoogt allereerst de originaliteit van het geheel en ten tweede bewijst het 't bestaansrecht als zoodanig der compositie, daar men anders evengoed een gewoon winstprobleem kan construeeren. Het heeft immers geen zin om in remise-problemen thema's te verwerken, welke ook in normale winstgevende bewerkingen zijn uit te beelden. Stand no. 32 bevat nu een systeem voor een remise-probleem. Hier staat wit om te beginnen reeds zoodanig, dat hij dankbaar mag zijn nog remise te behalen, want op wit 15 10 zou volgen 23—29, 19X28 en 13X35. Op 43—38 volgt eveneens 23 29. Wit 39—33 geeft evenmin kans, daar zwart dan vervolgt met 23—29, 33X24 gedw., 14—20, 15—10, 20X40, 10—4, 25X34 en wit verliest loor de materieele overmacht van zwart. Welnu hier dwingt wit remise af door 34—29 (23X34 gedw.), 43—38, 15—10, 10—4, zwart 34— 40 met remise, volgens een bekend, klassiek eindspel van 4 zwarte schijven (tegen 1 witte dam) achter de tric-traclijnen. In deze stelling (no. 32) hebben we nu tevens qeleqenheid het denkbeeld van „zelf-mat" toe te lichten. Daartoe wordt de zwarte schijf op 8 uit den beginstand verwijderd. Wit zou^nu dus eveneens verloren moeten staan om het „zelt-mat te rechtvaardigen. Dit is nu echter niet het qeval daar nu wèl 15—10 gaat, omdat zwart nu met 23—29 niets kan bereiken. Dit is dus technisch fout en daarom zou deze „zeli-mat onjuist zijn. De afwikkeling geeft echter wel de bedoeling weer. Het verloop is namelijk hetzelfde als in het remise-probleem, n.1. 34—29 (23X34 gedw.), 43—38, 15—10 Oogenschijnlijk is dit nu eveneens weer remise, loch is dit echter niet zoo. En dat is juist de „clou". Zwart speelt thans 19—24! Wit moet er vijf slaan naar 10 over 13 32, 34, 24 en 14 en gaat op het laatste moment op eervolle wijze ten onder. Met een zwarte schijf op 8 echter, zou wit anders geslagen hebben, en wel over 13, 32, 24,' 14 en 8, zoodat van „zelf-mat" dan geen sprake is. In dit verband geve men ook zijn aandacht aan de remise- en zelfmat-motieven, welke aan het slot ter sprake komen. Tot besluit kan nog worden opgemerkt, dat in alle probleem-soorten problemen kunnen voorkomen met eindspel Het eindspel moet echter daarbij altijd bij-zaak blijven, d.w.z.' een probleem mag nooit alleen geconstrueerd zijn om een bepaa d eindspel te verkrijgen, doch uitsluitend om een bepaald motief te demonstreeren. No. 33 geeft daarvan een voorbeeld. Dit is dus een „probleem met naspel". No. 33. „Probleem met naspel". Afd. B. Groep IV. Soort III. Mocht zwart 24—30? Wit zou hier als volgt kunnen winnen: 49—44, 4 7—41. 38X9 (hier blijkt om welk systeem het gaat, n.1. het uithalen van 14, terwijl de stukken in den slag 25X1 reeds allen op hun plaats staan, dus op 7, 18, 19, 20), wit nu 9—3., 3—9 en 25X1, waarna een interessant en bedriegelijk eindspel is ontstaan'van twee witte tegen drie zwarte schijven, dat indertijd door alle oplossers foutief werd ingezonden. Up zwart 11—50, wint wit op bekende wijze door 21—1/. lbX/ <3 8) 7_2 (10—14). 2X10 (5X14) volgens klassieke methode. Zwart 11—2 is dus het beste. Wit nu 1—7 en 16X7 (6—11 gedw.). Wit 7X16, waarmede het bedoelde geestige eindspel is ontstaan. Het eindspel is daarom bedriegelijk daar wit schijnbaar gemakkelijk nu kan winnen door op zwart's beste zet 10—14 te spelen: 16—11 <14 19>' 11 7 (19—23), 7—1 (23—28), 1—29? (A.), 28—32 '29—42), 3—9 (21—17), (9—14) 17—12, 5—10 (B). 12—8 (10—15), en 8—2 (niet 8—3 wegens 15—20), op zwart 15—20, wit dan verder 42X15 (32—37), 15—47 (14—20), 47X15 (37—41) en wit nu 2—19 wint! Schijnbaar zeer goed. Zwart kan echter dan bij B. remise maken door eenvoudig te spelen 14—20 (42X15) en 5—10!! (15X4) gevolgd door 32—38, waarna de remise niet meer te verhinderen is. Om deze redding voor zwart dus te voorkomen moet wit reeds bij A anders spelen en tevens zorgen de tempo te winnen om zoo tijdig zijn tweede dam te kunnen halen, waarmede hij dan de overige zwarte schijven het doorbreken belet. Wit doet dit door bij A te spelen: 1—34 gevolgd door 34—48. De witte dam staat dan zoo ver weg van de zwarte schijven, dat de witte schijf op 21 dam is geworden alvorens zwart kan trachten door offeren de dam van 48 te verwijderen. Men onderzoeke nu zelf de leerzame ondervarianten, welke daarbij mogelijk zijn. Uit dit voorbeeld blijkt dus duidelijk, dat het probleem is geconstrueerd om het systeem van het op bijzondere wijze verwijderen der zwarte schijf op 14 in den slag 25X1. Het ontstaan van het eindspel is daarbij betrekkelijk toevallig. Wèl is bij het afwerken der constructie er natuurlijk toen naar gestreefd, dat de overblijvende stukken zóó op het bord geplaatst waren, dat hierdoor een dergelijk nuttig en aardig naspel mogelijk was. Hoofdzaak was dit dus echter bij de constructie niet. Het gaat in de problematiek om motief-bewerkingen niet om .... eindspelen. Deze vormen een geheel aparte en op zich zelf staande categorie van vraagstukken. Soort VIL (Analyse- en Synthese vraagstukken.) Analyse-vraagstukken zijn feitelijk niet anders dan een soort spel-studies. Bij de publicatie wordt echter volstaan met alleen den diagramstand op te geven, met vermelding wie aan den zet is. De oplosser moet dan verder zelf een „analyse van dien stand maken en dus nasporen of er al dan niet winst of voordeel voor een van beide partijen te behalen is. Het is duidelijk, dat een dergelijk vraagstuk dus wel vele fraaie, karakteristieke spel-afwikkelingen en varian- ten moet bevatten, die geenszins „vaag" maar van geprononceerd type moeten zijn, doch dat er niet noodzakelijk winst of voordeel voor een van beide zijden in aanwezig behoeft te zijn. Dit aan te toonen is juist het analyseeren (ontleden) van den stand. Het is begrijpelijk dat ook hierbij evenzeer lokzetten, positie- en combinatie-studies in één stand vereenigd kunnen zijn. Een voorbeeld van een analyse-vraagstuk No. 34. „Analyse-Vraagstuk". Afd. A. Groep IV. Soort VII. Wit aan zet. 'bevat stand no. 34. Wit speelt als eersten zet: 32—27!, dreigt nu 27—22 en dwingt zwart daardoor tot 12—17, want op 23—28 zou zijn gevolgd 47—42 (5—10), 30—24 (14—19), 29—23 (18X20), 25X32 met schijfwinst. Thans gaat het er dus om uit te vinden of wit (dan wel zwart) winst of voordeel kan behalen. We spelen daartoe natuurlijk de beste zetten en zullen dus moeten onderzoeken, welke dat zijn door de positie volledig te ontleden. Wit vervolgt daartoe met 30—24, welke zet nu verschillende kansrijke mogelijkheden biedt. Uitgeschakeld voor zwart zijn nu reeds de zetten 8—12, 16—21, 17—22, 23—28, 13—19 en 15—20. Schijnbaar is 17—21 nu wel een goeden zet voor zwart, die zich tot verdedigend spel moet bepalen, omdat hij daardoor kans heeft op een grooten uitruil met wit 47—41, 21X32, 37X10, 26X46 en 10—4. Wit zou dit echter niet spelen doch 27—22 (18X27), 29X18 (13X22), 24—20 (15X24), 34—29 (24X33) en 39X6 met winst. Dus 27—21 is niet goed. Welnu, wellicht kan zwart dan beter eerst 5—10 spelen, doch dan zou volgen wit 24—19, (13X33) 39X19, (14X23), 27—21 (16X27) en 31X4. Ook 5—10 komt dus niet meer in aanmerking. Een weerlegging der dreiging vindt zwart ook niet in 14—19 wegens den prachtigen slagzet van wit met 25—20! (19X30), 34X25 (23X45 gedw., anders komt de combinatie nog vlugger), 47—42 (15X24), 44—40 (45X34), 39X19 (13X24), 27—21 (16X27) en 31X2 wint! Wel, dan kan zwart het nog probeeren met 14—20, met de bedoeling weer later eventueel 17—21 te laten volgen. Doch dan zou wit winnen door de verrassende slagwending die volgt op: 25X14 (9X20) met 37—32! (26X28), 27—22 (18X27), 29X9 (20X29), 34X3 en wint! Het blijkt dus, dat zwart geen dezer zetten kan spelen, en dat wit met de zetten 32—27 en 30—24 het spel is gaan beheerschen. Toch kan zwart zich redden en gelijk spel houden, door den eenig speelbaren zet 2.18—22!! Wit 29X18 en zwart nu 17—21 of op wit 27X18, zwart 23X12. Blijkens deze „analyse" kan wit noch zwart winnend voordeel in de gegeven positie bereiken. Opgemerkt kan nog worden, dat vaak in spelstudies en analyse-vraagstukken wit voordeel bereikt, bijvoorbeeld schijf- of zelfs partij-winst, na eerst een of meer schijven geofferd te hebben en daarna het zwarte spel door „positie"-dwangzetten en combinatiedreigingen in het nadeel te brengen. Zooals bijv. in no. 1. Dit genre noemt men, in vergelijking met het schaakspel, „gambiet-problemen". Synthese-vraagstukken vormen in zooverre het tegenovergestelde van de „analyse-problemen", dat men daarbij zelf den stand, waarin een gegeven oplossing mogelijk is, weer moet opbouwen! Dit geschiedt dus aan de hand van een gepubliceerde volledige afwikkeling van een probleem, waarbij zoowel de zetten van wit als van zwart alsmede alle eventueele varianten worden bekend gemaakt, doch waarvan de aanvangspositie niet is medegedeeld. Het nut van dit soort vraagstukken is daarin gelegen, dat men door het regelmatig bestudeeren van dergelijke re-constructie vraagstukken, mits deze van goede problemisten zijn, op den duur een buitengewoon helder inzicht in het wezen der problematiek zal verkrijgen. Ook is het mogelijk, dat bij het terugwerken van de zetten, die de oplossing vormen, niet alleen de door den auteur bedoelde stand wordt bereikt, doch dat ook nog een of meer andere mogelijkheden gevonden worden, — mits de afwijking daarvan dan zoodanig is, dat werkelijk een nieuwe mogelijkheid, variatie, kortom een nieuw vraagstuk met vrij sterk verschillende aanvangsstelling en ontleding is ontstaan — waardoor men komt tot de z.g. „verwante" problemen. In dat geval komt de nieuwe vinding op den naam van den „opbouwer", waarbij dan vermelding plaats vindt van den naam van den auteur van het oorspronkelijke probleem. Deze soort vraagstukken kunnen dus ten eerste een goede „handleiding" voor oplossers vormen om met succes ingewikkelde vraagstukken tot ontleding te brengen, omdat zij het principe van den probleem-bouw daardoor beter hebben leeren begrijpen, en ten tweede een nieuwen weg zijn voor problemisten, die hun de gelegenheid biedt hun productie aanzienlijk en op gemakkelijke wijze te verhoogen, daar zij aldus vanzelf nieuwe ideëen zullen opdoen. Hierbij blijkt immers duidelijk: „wat de een niet weet (of ziet), weet de ander". Gemeenschappelijk werkend kan dit niet anders dan het peil der problematiek verhoogen en ten goede komen. Met onderstaand voorbeeld zal de bedoeling van „synthese-problemen" wel duidelijk zijn. Daarin is gelijktijdig een bepaald genre verwerkt, namelijk het zoogenaamde „reglement-probleem". Om den beginner direct een duidelijk beeld te kunnen geven van de verschillende „technische" regels, waaraan ons spel onderworpen is, zijn deze problemen zeer nuttig. Voor den problemist gaat het er daarbij tevens om te trachten in één stand zooveel mogelijk alle technische regels tot uitdrukking te brengen, d.w.z. in de afwikkeling van dien stand. Welnu de oplossing van onderstaand synthese-vraagstuk bevat tevens een demonstratie der spel-regels. (Behandeld thema = illustratie der spelregels.) Oplossing: Wit: 1. 32—27. 2. 42—37, 3. 34—29, 4. 48—42, 5. 29—23 Zwart: 21:41, 41:32, 26:37. 37:48. 48:28* Wit: 6. 33 : 4, 7. 4 : 20, Zwart: 15:24, 25:14, en wit nu 50—44 wint door oppositie! Synthese. Wits laatste zet was 50—44, zoodat op 50 een wit stuk stond, zeer waarschijnlijk een s c h ij f, hetgeen we dan ook voorloopig als juist aannemen. De zet daarvoor van zwart, dus zet 7, luidt 25: 14, ergo moet op 25 een zwarte schijf staan. Daar wit met 50—44 door oppositie won, weten we dit nu z e k e r, dus óók dat 50 een schijf is. De 7e zet van wit was 4 : 20. Een schijf kan nooit van 4 naar 20 slaan, dit is dus een witte dam geweest, hetgeen ten overvloede ook nog blijkt uit wits zesden zet. Op 4 komt dus voorloopig een dam. Zwart sloeg bij den 6den zet 15:24, waarbij we aannemen, dat op 15 dus een zwarte schijf stond. Wit kwam met den lóden zet op 4 van 33, ergo behoort deze dam op 33 als schijf te staan. Tot zoover ging het zeer gemakkelijk. Lastiger wordt het om nu te bepalen over welke stukken wit naar 4 geslagen heeft. Dit kan zijn geweest over 9, 18 en 28, of over 9, 8, 7, 17 en 28. Laten we eerst maar even het eerste geval aanhouden. Zwart sloeg bij den 5den zet van 48 op 28, ook nu is niet direct te zeggen over welke schijven dit kan zijn geschied, daarvoor dienen we eerst de andere zetten te bestudeeren. Op 48 zetten we alvast een zwarte dam, terwijl 28 nu vervalt. Uit de zetten 4 en 3 van zwart kunnen we vaststellen, dat deze dam van 26 is gekomen, waarheen wij hem dus terugbrengen gedegradeerd tot schijf, doch nu dienen we tevens voor wit op 48 of 47 nog een schijf te plaatsen en nog een, waardoor zwart gedwongen werd van 26 naar 37 te slaan. Waar deze tweede witte schijf moet komen is te concludeeren uit de zetten 1 en 2. Wit's 32—27 geeft aan dat op 32 een schijf voor wit behoort, terwijl 21 : 41 er op duidt, dat op 21 een zwarte schijf moet staan en nog een witte op 37. De tweede zet 42—37 toont de noodzakelijkheid aan van een witte schijf op 42 en dat 47 als plaats voor een witte schijf niet in aanmerking komt, daar geen naslag volgt op zwart's 21 : 41. Na zwart's antwoord met 41 : 32, speelt wit 34—29, terwijl zwart 26 : 37 slaat. Hier hebben we dus alle recht te veronderstellen, dat we met een tempozet te doen hebben, die aantoont, dat zich op 31 reeds een witte schijf bevond, terwijl er nu op 34 nog een bijkomt voor wit, evenals op 20, daar zwart bij den 6den zet 15 : 24 sloeg. Aangezien dit pas bij den zesden zet geschiedde en niets er op wijst dat de witte schijf t ij d e n s de ontleding naar 20 is gebracht, kunnen we wel aannemen, dat ook op 24 een stuk stond. Logisch is daarvoor een witte schijf te nemen, want als dit een zwarte was zou wit 20 : 29 hebben moeten slaan, daar 29 onbezet is. Als we nu dezen stand nader beschouwen, blijkt ons nog eenzelfde hiaat op 14, daar zwart pas na den slag van den witten dam 25 : 14 slaat. Daar plaatsen we nu een zwarte schijf, omdat een witte naar 3 zou kunnen doorslaan. We hebben nu: Wit 20, 24, 31—34, 37, 42, 48 en 50. Zwart 9, 14, 15, 18, 21, 25 en 26. Toetsen wij deze positie aan de oplossing, dan blijkt dat de zwarte dam in ieder geval wel over 24 en 34, welke laatste inmiddels door de tempo en den 5den zet op 23 is aangeland, naar 28 zal geslagen hebben. Daar hij niet over 33 doorsloeg naar 39 of 44, kunnen we nu tevens vaststellen, dat op 39 nog een witte schijf moet hebben gestaan, die trouwens nergens anders kon staan. Wit s positie is thans echter materieel overwegend en het blijkt noodzakelijk den zwarten stand nu te gaan bijwerken. Logisch is nu om aan te nemen, dat de slag33 : 4 niet over 9 en 18 gaat, maar via 17, 7, 8 en 9, waardoor we de gelegenheid hebben z^art meer evenwicht te geven. Wit is nu nog één schijf voor, als we de zwarte op 18 handhaven, daar we deze misschien nog voor den naslag noodig hebben. De ontleding voeren we nu nogmaals uit en zien thans op welke ruit we voor den naslag nog een zwarte schijf moeten bijplaatsen. slechts één, aangezien wit door oppositie wint en ?.e, aa°van9sPositie in schijven-aantal dus hoogstwaarschijnlijk gelijk was. Wit moet na zwarts zet 15 : 24 naar 20 slaan. Uit kan alleen geschieden indien er nu op 10 nog een zwarte i a ®taat' "aar wit anders de route begint te nemen over ö en dus op 3 zou belanden en dan niet wint door oppositie. Hier komt dus eenig schoonheidsgevoel bij te pas, hoewel het zeer logisch ook is. Door op 10 nog een zwarte schijf te plaatsen moet wit meerslag nemen, er dus vijf slaan en belandt noodzakelijk op 20, daar hij reglementair wel tweemaal op of over dezelfde ruit (hier 20) mag slaan, doch niet tweemaal over hetzelfde stuk (hier 10). Het achteruit slaan 9edemonstreerd, terwijl de dam-rust uit 48—42 blijkt. Meerslag komt na 29—23 tot uiting en hier is nog een mogelijkheid om af te wijken van de oorspronkelijke stelling, door 18 op 12 te plaatsen, waar deze schijf voor den naslag hetzelfde nut heeft, doch tijdens de ontleding veel minder effect maakt. Aesthetisch is dus de plaatsing daarvan op 18 verre te verkiezen boven die op 12 Aldus zijn tevens in deze compositie alle spelregels in toepassing gebracht. Alleen het opsluit-thema komt er niet in voor want hef is uiterst lastig ook dezen regel in één en hetzelfde reglement-probleem, dat men economisch en zonder dammen wil houden, gelijktijdig met alle andere regels naar voren te brengen. Men beproeve het eens! Wat géén problematiek is..... Nu alle probleemsoorten besproken zijn en mede in verband met het medegedeelde over spelstudies, analyse-vraaqstukken enz. is het nuttig nogmaals de aandacht te vestqien op het feu, dat „openings-studies" en „slagzetten", waaronder de algemeen bekende „type-zetten" der dampartij verstaan worden, met tot de problematiek gerekend kunnen worden. Deze toch zijn oorspronkelijk in de partij ontdekt en ontstaan, dus niet ontworpen. Wel is de bekendheid daarmede ook noodzakelijk voor den problemist, omdat deze laatste er gebruik van kan maken, door verschillende typezetten in één stand te combineeren, om spel-studies, lokzetten of dergelijken samen te stellen. Op zichzelf behoort een openings-studie of slagzet echter tot het practisch spel. Men heeft deze vroeger jaren gekend als de zoogenaamde „Partiea Bourquin". Deze begon van een gewonen aanvangsstand van 20 tegen 20 schijven te spelen, totdat een stand was bereikt, waarin een, soms zeer fraaie of diepe combinatie mogelijk was. Gedurende de laatste paar jaar noemde men dit „levende damproblemen". Deze benaming is in verband met het voorgaande echter onjuist, omdat het géén problematiek, doch practisch spel is. Een voorbeeld daarvan vinden we in no. 35. Deze stand wordt bereikt na het volgende spel: (dus normaal bij een partij-aanvang van 20 tegen 20 schijven.) No. 35. Practische Stand. (Openings-studie.) Groep VI. Afd. A. 188 Wit: 34—30, 30—25, 40—34, 33—29, 29X18, 31—26 Zwart: 17—21, 11—17, 18—23, 6—11, 12X23, 13—18, Wit: 36—31, 41—36, 47—41, 31—27, 34—30, 45—40 Zwart: 9—13, 4—9, 1—6, 7—12, 20—24, 24—29^ Wit: 39—33?? Zwart: Hier is het moment, waarop de foutzet gespeeld wordt, bereikt. Wit mocht niet 39—33 spelen. Thans kan zwart als volgt de winst van een schijf forceeren: Wit: 39—33?, 33X24, 25X14, 40—34 gedw., 50—45 Zwart: 2—7!!, 14—20, 9X29, 29X40, 10—14 Wit: 45X34, 32X23, 44—39 gedw., 35X44, 38X27^ Zwart: 23—28, 18X40, 21X32, 5 10" 17 21 Wit: 26X17, 37X28, Zwart: 12X32, 19—23! en zwart wint met 13X35 een schijf. Dit nu is wel een interessante studie in opsluitspel en kerkhofstand, doch het is No. 36. Practlsche Stand. (Type-slagen.) Groep VI. Afd. A. 189 géén problematiek. Het is gewoon partij-spel, waarin steeds opnieuw dergelijke afwikkelingen door positie-dwangspel of door combinaties mogelijk zijn. Een voorbeeld van een slagzet, welke ook niet als probleem kan worden bestempeld vinden we in no. 36. Wit wint daarin door vereeniging van twee ,,type"-slagen als volgt: 37—31, 47—41, 32X41, 38X18 (dit is dus de eerste slag), 33—29, 43—39, 30—24, 40—34 en 35X2 wint. Wel kan zwart de dam afnemen doch zijn achterstand is dan te groot. Bij de classificatie volgens de eerder uiteengezette methoden kunnen we deze beide standen dus niet onder een der zeven probleem-soorten onderbrengen. Volgens de hoeveelheid gebruikt materiaal zouden zij beide vallen onder Groep VI van afd. A. Innerlijke beoordeeling. Thans zijn we gekomen aan de innerlijke beoordeeling der problemen volgens de technische eischen, die daaraan in het algemeen worden gesteld. De bijzondere voorwaarden, waaraan bepaalde soorten moeten voldoen, zijn reeds in het voorafgaande besproken. Elk probleem moet echter voldoen aan de algemeene eischen die ten opzichte van techniek (constructie) en schoonheid noodzakelijk zijn. Daarvoor bestaan de volgende wetten en voorschriften. Het overtreden van een wet geldt meestal als een zeer ernstige fout, terwijl zulks bij een voorschrift sóms (in verband met speciale moeilijkheden, die bij de bewerking moesten worden overwonnen) kan worden toegestaan. Men onderscheidt de onderstaande „probleem-wetten": 1 °. Bij-oplossingen mogen nimmer voorkomen. Deze doen een vraagstuk waardeloos worden. Uitzonderingen hierop vormen sommige „Dubbel-problemen", waarvan vooraf is aangekondigd, dat er twee of meer oplossingen in verwerkt zijn. Voorts bepaalde „studie-bewerkingen" van motieven, welke dus niet als vraagstuk bedoeld zijn, doch slechts als voorbeeld op welke wijze eventueel een goede bewerking kan worden geconstrueerd. 2 . Wit, die steeds wint in problemen, mag nimmer in een voor hem reeds positioneel gewonnen aanvangspositie staan. Vanzelfsprekend dient bij remise-problemen wit minstens reeds zóó te staan, dat bij normaal goed spel zwart de partij zoo goed als zeker zou winnen. Een te grooten achterstand van wit doet echter ook weer erq onevenwichtig aan, evengoed als een te krachtige positie van zwart in gewone winst-problemen. 3°. Indien een dam in den beginstand gebezigd wordt moet deze tijdens de oplossing ook als zóódanig dienst doen. ij mag dus niet uitsluitend een rol vervullen welke evengoed door een schijf uitgeoefend had kunnen worden. Het veranderen van een schijf in een dam om daardoor de spelverhoudingen meer gelijk te maken is dus niet toegestaan. 4°. Dammen mogen in den beginstand alleen gebruikt worden indien kan worden aangetoond, dat de mogelijkeid tot het behalen daarvan vóór den gegeven diaqramstand ook bestaan heeft of kan hebben. Dit geldt eveneens voor de positie die de stukken ten opzichte van elkaar innemen. M.a.w. het bezetten der ingenomen velden moet verklaarbaar zijn. 5°. Er mag slechts één inleidings-zet zijn, de zoogenaamde „sleutel-zet . Hoe moeilijker deze te vinden is hoe beter. Voorts bestaan de volgende «probleem-voorschriften": 1°. De zetten, na den sleutel-zet, mogen niet onderling verwisselbaar zijn, daar anders het vinden der oplossing natuurlijk vergemakkelijkt wordt. 2°. Schijven, die tijdens de ontleding géén dienst doen. mogen niet voorkomen. Dit zijn de zoogenaamde „figuranten welke soms worden bijgeplaatst om de krachtverhoudingen evenwichtig te maken of ontsierende neven-oplossingen te verhinderen. Iets anders is het met de z.g. „steun -schijven. Deze dienen vaak als basis, als rugsteun, om een slag op te bouwen. Toch is het ook meestal fraaier het gebruik daarvan zooveel mogelijk te beperken, en op andere wijze, bijvoorbeeld aan den rand van het bord, of door meerslag daarin te voorzien, of deze tijdens de opl. te verwerken. 3®. De overblijvende eindstand van een probleem moet een zoo definitief mogelijke en direct zichtbare winst bevatten. De eindstand moet dus „af" zijn, liefst door een of ander slot-motief, oppositie of dergelijke. 4". Problemen met naspel zijn alleen toegestaan, indien het naspel dan ook bestaat uit een werkelijk eindspel en niet uit een vaag zichtbare of moeilijk te verkrijgen winst door talrijke varianten, die weinig dwingend spel veroorzaken of te weinig markant zijn. Bijplaatsing van extra schijven (figuranten dus tijdens de eigenlijke problematische afwikkeling) om den eindstand winnend te doen zijn (of remise in remise-problemen) verminderen de waarde. Dit is alleen geoorloofd in vraagstukken van soort II; in de daarop volgende soorten is een directe winst meer effectvol en verdient daarom de voorkeur. In soort II kan een naspel dienen om de totale ontleding moeilijker te maken. 5°, De aan de aanvangspositie voorafgegane zetten moeten logisch verklaarbaar zijn. Deze mogen dus niet opvallend zwak zijn. Ook mag niet een veel betere voortzetting zijn verzuimd. Een en ander geldt natuurlijk alleen voor die vorige zetten, welke direct zichtbaar waren en voor de hand lagen. „Blunders", waardoor een gegeven stand mogelijk is geworden, ontsieren vanzelfsprekend in ernstige mate. Uit den aard der zaak zou zwart dus in de meeste problemen een beslisten foutzet gespeeld moeten hebben, daar anders de winst of remise op het moment, voorgesteld in den diagramstand, niet mogelijk zou zijn. In verband daarmede verdient het dan ook aanbeveling steeds de vraag te stellen of een bepaalde zet mocht worden gespeeld. Dit komt de logica ten goede en bevordert tevens het onderzoek naar en de controle op het spel, dat moet zijn voorafgegaan. Tenslotte kunnen bij het construeeren van problemen be- paalde „versieringen" worden aangebracht, welke het alae neen «speet van een vraagstuk kunnen verhoogen. 9 • Het is fraai indien in een probleem mooie varianten voorkomen mits deze het eigenlijk thema niet overHet moae' d°°< 2°'te o SSTÏÏZ%«£££>«**^"- A.- 3°' hfXVL00?' -ndien .^genaamde „schijn-oplossingen" den stand zijn gevlochten. Deze leiden dus schijnbaar tot winst, doch blijken bij nauwkeurig onderzoek niet meer dan remise of zelfs nadeel te geven. Het zoeken ™ar, ,e. wer^ellike oplossing wordt daardoor zeer be40 eilljkt en brengt de oplossers op een dwaalspoor. 4 . Het verwerken van verschillende „typen" van proble¬ men zooals bijvoorbeeld die van soort III) in één en l ? n verhoogt ook meestal de waarde van ^ het geheel. Dito van diverse motieven. 5 ' "£t 9e,bruik Yan het minst mogelijk materiaal in zoo normaal mogelijken stand om een bepaald motief op de fraaiste wijzete verwerken, met behoud van middel! ma ïge moeilijkheidsgraad ten opzichte der oplossing doet een probleem aan sierlijkheid winnen. Daardoor Istaifdaard"' °°k V33k het Predicaat ..Ideaal" of Bijzondere Problemen. nP^eZe^°ntiStaan indien- met inachtneming van de voren- wol d«aS:r t'ïje?",sche ^iets ranoschikkpn D de gewone probleem-kenmerken is te * £aa™ 21en we reeds één voorbeeld in de »^ement-problemen'\ Zoo kent men ook nog „symirf! stukken^ten™™'' hï ^ Sta"den' waarin de opstelling der bijvoorbeeld in hï ™ eIkaar Stormig is, zooals bleemnie no Tl overigens onbeteekende fantasie-proPJ o. 31, waarin tevens een symmetrische dubbele- 13 oplossing mogelijk is. In dit geval door den zet 42 of 43—38. met hetzelfde spelverloop, hetzij aan de rechter-, hetzij aan de linkerzijde van het bord. Voorts bestaan er „vijf en twintigers" en „vijftigers", zulks in tegenstelling met de gewone problemen, waarvan de stukken bijna steeds over alle 100 ruiten van het bord verdeeld staan. De „vijf en twintigers" daarentegen bestaan uit standen, waarvan alle stukken zich te samen op één en hetzelfde kwart gedeelte van het bord bevinden. Een voorbeeld daarvan zien we in no. 37. Het mooiste is nu daarbij, indien ook No. 37. „Vijf-en-Twintigers". Afd. B. Groep VII. Soort III. (Overgangsvorm.) Mocht zwart 48—37? de ontleding geheel binnen de grenzen van dit kwart gedeelte zich afspeelt, doch dit is echter zeer moeilijk te verkrijgen. Hier is dit bijna het geval, met uitzondering van één variant. Wit speelt n.1. 38—32 (zwart 37—41 gedw.), Wit 47—42!. Op zwart 41—46 wint wit nu door 42—37 en blijft daarbij dus binnen het kwart-deel. Op 41—47 wint wit echter door 32—27, en zwart moet nu over veld 22 slaan, dat buiten het kwart-gedeelte ligt. Wit nu 36X27 en wint. Dit probleempje is tevens een goede demonstratie van een overgangsvorm tusschen „Lilliputter" en „Eindspel" Voor het eerste bevat het te weinig slagspel. voor het tweede is het een beetje te eenvoudig. Dergelijke overgangsvormen tusschen „Miniatuur en „Eindspel" zien we ook in de 38 en 39_ No. 38 is daarbij weer een „kwart-stand", terwijl • ^ ef,n "half-stand is. Ditmaal in den vorm van een „vijftiger over de verticale lengte van het bord. No. 31 is dus zulk een „vijftiger" over de horizontale lengte. Ten opw K V^n P de stukken in deze vraagstukjes op betracht mnemen 18 dus wel de 9rootst mogelijke economie Ook kent men nog de z.g. „Een-zetters." Dit zijn problemen, waarin na wit s sleutelzet, die dan zoo moeilijk mogelijk biivirinent>mC17 m"' • Verdere 2etten -slagen" zijn, zooals h «1* 1' • S CerSten Zet ro,t de «Passing dus, J sIaa" °P de l"Iste wijze, van zelf. Indien dit slaan echter ingewikkeld wordt gehouden, vergt een zoodanig vraagstuk mogen "blad-Pr°bleem". veel van het voorstellings-ver- Yfe-0l9enS hebben we dan nog de reeds eerSer besproken indïn rl' Cn le ter'Pr°blemen", waarvan de laatsten, dien de letters volgens rangorde der nummering door zwarte en witte schijven worden vervangen, zelfs in normale posities kunnen voorkomen. En tenslotte „curiositeiten" als ?. S°°,? ^°rdt ook wel kenschetsend genoemd „kijk-problemen Zulks om de merkwaardige en dikwijls overbluffende afwikkeling. Een voorbeeld daarvan is oik Aanvullende Voorbeelden. In de hierna volgende dertien standen vindt men nu noq diverse voorbeelden om het hiervoor behandelde nader te verdindehjken De oplossingen van deze vraagstukken worden afzonderlijk aan het einde van deze beschouwing gepubliceerd ten gerieve van hen, die ook gaarne eeniol problemen zelf willen oplossen. Na deze standen vindt men nog een bespreking van: „Het motief in de problematiek" No. 38. „Vijf-en-Twintiger". No. 39. „Vijftiger". Afd. A. Groep I. Soort II. Afd. A. Groep I. Soort II. No. 40. „Miniatuur." No. 41. Dwangprobleem. Afd. A. Groep I. Soort II. Afd. A. Groep II. Soort II. (Overgangsvorm.) (Overgangsvorm.) (Positie-dwang.) (Lokzet.) No. 42. Motief-Probleem. Afd. A. Groep II. Soort III. No. 43. Dwangprobleem. Afd. A. Groep II. Soort III. Mocht zwart 24—29? (Slag-dwang.) No. 44. Meerslagprobleem. A. Groep IV. Soort III. iNO. „Lilliputter . AfH R \ /T T C TTT No. 46. Slingerslagen. No. 47. Vang-hoek serie. Afd. B. Groep IX. Soort III. Afd. B. Groep VII. Soort III. (Proportie-probleem.) (Lilliputter.) No. 48. Vang-hoek serie. No. 49. Vang-hoek serie. Afd. B. Groep VIII. Soort III. Afd. A. Groep II. Soort III. (Proportie-probleem.) (Ideaalprobleem.) No. 50. Vang-hoek serie. Afd. A. Groep I. Soort III. (Miniatuur.) Probleem-Motieven. Hetgeen thans wordt medegedeeld over motieven geldt in vi/J V°°r de Problemen van de soorten III, IV V en VI (de „probleem-standen"), daar de stellingen en afwikkehngen van de soorten I en II (de „partij-standen") meestal geïnspireerd zijn door het practisch spel, de uitzonderinqen buiten beschouwing gelaten. Onder een „motief" wordt verstaan een bepaalde karakteristieke slagwending of slot-stand, of wel een markant systeem of thema. Veelal andere benamingen voor hetzelfde onderwerp. Het is dus uitgesloten, dat men iederen stand van eenige stukken, maar als motief kan bestempelen, omdat juist „het typische pas deze benamingen rechtvaardigt. 1 ot dusverre bestaat in de dam-literatuur geen geclassificeerd, volledig motieven-archief. Daardoor is het buitengewoon moeilijk om te bepalen of een bepaald motief nieuw is dan wel of het reeds eerder is voorgekomen. Slechts hun, die de problematiek door en door kennen, en bestudeerd hebben van haar ontstaan af (± 1723) tot op heden, is het mogelijk met een redelijke kans op juistheid te zecjgen wat origineel is en wat niet. De studie der motieven betreft niet alleen ons spel, het Poolsche, doch ook alle andere dambord-spelen, zooals zich gemakkelijk laat begrijpen. Er kan bijvoorbeeld op ons 100velden bord een motief gevonden worden, dat vóórdien nog nimmer is opgemerkt. Wie waarborgt echter, dat hetzelfde motief niet reeds sinds lang bekendheid genoot in het Canadeesche spel (op een bord met 144-velden, geheel volgens dezelfde regels als de onze gespeeld)? Alleen na de uitspraak van een bevoegd probleemkenner met jarenlange ervaring, die dan ook tevens de verantwoordelijkheid daarvoor op zich neemt, heeft de vinder feitelijk pas het recht zijn naam aan het door hem gevonden motief te hechten. Nu kan men dus wel geheel zelfstandig en zonder zich van het reeds bestaan bewust te zijn een motief vinden, doch in dat geval blijft toch den naam van den éérsten ontdekker als auteur gelden. Hetzelfde geldt voor de zeldzame gevallen, dat twee bewerkingen sprekend op elkaar gelijken. De naam van hem, die het éérst zijn bewerking publiceerde wordt als auteursnaam aangenomen. De andere vervalt. In verband met het een en ander is de inrichting van een geclassificeerd problemen- en motieven archief dringend noodzakelijk. Dit eischt echter van den „archivaris" buitengewoon veel tijd, kennis en liefde voor de problematiek. Het zal dan ook niet gemakkelijk zijn iemand te vinden, die al deze factoren in zich vereenigt. In zoo'n archief zou van elk motief, steeds voor zoover bekend en niet weerlegd, de naam van den vinder moeten worden opgenomen, met datum van publicatie en naam van het boek of blad, waarin dit geschiedde. Voorts van elk motief de éérste bewerking, alsmede de best-bekende bewerkingen, eventueele variaties daarop enz., steeds met volledige informaties over auteursnamen, bronnen en data. Wat nu de motieven betreft is een groot deel reeds bekend, doch het bestaan is nog lang niet algemeen doorgedrongen. Daarom is uiterste voorzichtigheid geboden alvorens men zijn naam als vinder boven een motief vermeld. De technische eischen aan het motief verbonden ziin betrekkelijk eenvoudig en samen te vatten onder den reqel w! ,nooit meer stukken mag bevatten dan voor het duidelijk doen zijn van de bedoeling noodzakelijk is. Overigens kunnen de motieven in problemen als „doel" zoowel als „middel gebruikt worden. In het eerste geval blijft het motief als slot op het bord over, in het tweede qeval benut men het motief als een typeerende mogelijkheid om winst te bereiken en verdwijnt het dus weer tijdens de afwikkeling. Hiertusschen zijn natuurlijk tal van overqanqen mogelijk die men in de voorloopig aangenomen benamingen der soorten vindt uitgedrukt, waarvan hieronder een lijstje is opgenomen. Voorts zijn er twee duidelijk afgescheiden groepen van motieven, namelijk de „vaste" motieven, die niet over het bord verplaatsbaar zijn, en de „bewegelijke", die dat wel zijn De laatste groep is het meest uitgebreid. e hoo.dzaak is, dat het motief in een probleem de kern vorm waarom alles draait. Zooals in den mensch qeen leven mogelijk is zonder hart, zoo is in een probleem geen leven (beweging) zonder motief. Dat motief is het doel qeweest van elke constructie. Het is het belichamen met een waar- digra vmii van datgene, wat ons spel zoo „levend" doet hel spel we,ke io het We onderscheiden tot een meer definitieve classificatie zaizijn geschied, de volgende soorten van motieven: An cnImtin9en' waarbij zwart dus is vastgezet. Bijv. wit 44 49, 50; zwart 35, 40, 45. Half-opsluitingen, waarin zwart nog slechts een of eeniqe zetten kan doen doch dan in een opsluiting terecht komt. Bijv wit 41 en 48; zwart 37 en dam 46, zwart aan zet. Ook worden hieronder wel de slotstanden gerekend, waarin de zwarte dam, hoewel niet volledig opgesloten, toch zóódaniq in haar bewegingen beperkt wordt, dat deze dam na eeniqe zetten kan worden afgenomen. Bijvoorbeeld zwart 43, dam op 49; wit 35, 45 en 48. Oppositie-motieven, zooals zwart 3, 25, 36. Wit 23 45 en 46. ' Dwang-opposities, zooals na een of eenige zet (ten) ont- staan. Bijv. in zwart 5, 10, wit 20. Zwart aan zet is tot 10—15 gedw., wit 20—14, zwart 15—20 en verliest in oppositie. Dwang-motieven, waarin zwart een of meer gedwongen zetten heeft en dan verliest. Bijv., zwart 1, 2, 7. Wit 11, 16 en 26. Wit aan zet speelt 26—21! Eindspel-motieven, waarin zwart door geforceerd spel verliest. Bijv. zwart 13 en 39. Wit 10 en 25. Wit speelt 10—4 en wint. Mat-standen, waarin zwart alles moet offeren, bijv. witc dam 3, zwart 4, 5, 10 en 15. Of wit dam 5, zwart 7, 8, 12, 17, 21, 23, en 29. Zelfmat-motieven, waarin zwart gedwongen is wit te laten verliezen om zelf verlies te voorkomen, bijv. zwart 3, 7, 8, en 16. Wit dam 4. Remise-motieven, bijvoorbeeld het „gespiegelde" halvelinie-motief: Zwart 1, 2, 3, 43, 44, en 45. Wit 6, 7, 8, 48, 49, 50. Compacte-motieven, zooals het „watervalletje" (zwart 29, 30, 39, 40. Wit 33, 34, 35 en 45), het „swastika-motief" (zwart 18, 28; wit 22 en 23). Het „paard van Troje" (wit 23; zwart 18, 19, 28 en 29) enz. Variant-motieven, zooals wit 21 en 23. Zwart 8, 10, 17 en 19. Of wit 21, 24, zwart 7, 9, 18, 27, 28 en 29. Tusschen-motieven, welke tijdens de oplossing ontstaan en weer verdwijnen, zooals eenige der voorgaande soorten tevens ook zijn, alsmede bijv. het vierkantje: zwart 18, 22} wit 23 en 28. Slot-motieven zonder dammen, als bijv. zwart 26, 31, 36. Wit 41, 46 en 47. Zwart aan zet verliest. Slot-motieven met dammen en schijven, zooals bijv. zwart 18, 19, dam 23. Wit 28, 29, dammen op 1 en 5. Zwart aan slag, verliest. Slot-motieven met uitsluitend dammen, zooals bijv. zwart dam 3,; wit dammen 25 en 26. Gecombineerde motieven, zooals bijv. zwart 38, 42, 43, dam 48. Voorts 5 en 10. Wit 47, 49 en 20. Dubbel-motieven, zooals bijvoorbeeld zwart 4, 5, 36, 37 en 41. Wit 10, 14, 15, 46 en 47. Zwart aan zet verliest. Meerslag-systemen en speciale slagwendingen, zooals bijv. de 1 urksche Slag. Combinatie-thema's, zooals in den stand zwart 7, 14, 18, 19, 20; wit 25 en 9. Wit moet tijd krijgen om te spelen 9—3 daarna weer 3—9 met als resultaat 25X1. Wit 9—4 maq dus geen winst geven. Zie bijvoorbeeld stand no. 33. Rand-motieven, welke uitsluitend aan den rand van het bord (een der vier zijden dus) te verkrijgen zijn, zooals: zwart 41, 42, 43, 44, 45. Wit 46, 47, 48, 49, 50. En hiermede hebben we de verschillende varieteiten wel de revue laten passeeren. Slechts één opmerking zouden we er nog aan kunnen toevoegen. Dat is deze: dat men steeds moet trachten elk motief zoo economisch mogelijk te bewerken. D.w.z., dat indien het gebruik van een dam in den aanvangsstand vermeden kan worden, of de stand in elk qeval niet bizarre behoeft te worden, men zulks ook in toepassing brengt. Het is verdienstelijker een bewerking te geven zonder dam of dammen in den beginstand, indien zulks mogelijk is. Men loopt anders toch gevaar dat een andere, betere belichaming het reeds geconstueerde overtreft en betrekkelijk waardeloos maakt. De Moeilijkheids-graad. Tot besluit nog een korte toelichting inzake het bepalen van de moeilijkheid der problemen in het algemeen. In dit Opzicht maakt men onderscheid tusschen Bord- en Bladproblemen. Vanzelfsprekend is de moeilijkheidsgraad lastiq te bepalen. Wat de eene oplosser gemakkelijk vindt, zal een andere moeilijk achten. Als men echter de aanwezigheid aanneemt van een gemiddelde oploskracht dan kan men zeggen, dat als blad -problemen zijn te beschouwen, die standen welke door den geoefenden oplosser van het blad af dus van het diagram af, zijn op te lossen. „Bord"-problemen daarentegen zijn moeilijker en moeten op het bord geplaatst worden, waarna getracht wordt de oplossing te vinden Dit moet dan echter niet geschieden door doelloos allerlei zetten te probeer en. maar door eerst, zónder de stukken aan te raken, te trachten vast te stellen, welk motief of systeem, en welk „soort van vraagstuk (meerslagen. varianten, enz.) in het probleem is verwerkt. Meent men dan een winstgang gevonden te hebben, dan speelt men deze ter controle na. Blijkt men dan echter op een dwaalspoor te zijn dan plaatst men den diagramstand wéér op het bord en tracht men opnieuw, zonder de schijven te verplaatsen, een betere oplossing te vinden. Op deze manier heeft men het meeste genot van het zoeken naar de oplossing, terwijl het voorstellings- en combinatievermogen er tevens op de juiste wijze door geoefend en verbeterd wordt. Dat dit de praktische spelkracht ten goede komt is duidelijk. Hoe oorspronkelijker een probleem is, d.w.z. hoe onbekender het verwerkte thema of motief, des te moeilijker blijkt ook in den regel de oplossing te vinden. Een aansporing te meer om steeds bij het samenstellen zooveel mogelijk te streven naar oorspronkelijkheid. Het „nieuwe" heeft immers steeds extra bekoring OPLOSSINGEN. De Eindspelen. A. Wit wint hier als volgt 6—1, 12—17 gedw. Wit dan I—6, 17—21, 6—33, 20—25, 6—39!!, 21—27 (op 21—26 zou 39—43 volgen). Wit 39—43!, 16—21. Ook dit is weer gedw., want op 25—30 volgt 43X25, 27—32, 25—20, 16—21a, 36—31, 21—26, 31—27, 32X21, 20—9 en wint. Op a. 32— 37, wit 20—14!, 37—42 en 14—37! Na 16—21 vervolgt wit echter met 43—38!! (de eenigste zet, die tot winst leidt), zwart 25—30, 38—43, 30—35. (Op 21—26 zou wit op 2 van elkaar verschillende, doch beide zeer eenvoudige wijze winnen, die men gemakkelijk zelf kan vinden), 43—49, 35—40. (Op 21—26, 49X16, 35—40, 16—11 en daarna II—50). 49X35, 27—32, 35—24, 21—26. (21—27 zou direct verlies geven door 24—42. Op 32—37 wint wit door 24—19, 37—42 en 19—37). 24—33!!, 32—37. 33—28, 37—42 (op 26—-31 volgt 28X46), 28—37, 42X31, 36X27 en wint. Een eindspel, waarin alle schijven in werking komen vóór dat de winst verkregen kan worden. B. Wit: 27—36, 36—47, 47X7, 13—9, 9—3» 3—20 Zwart: 16—21a, 37—42, 1X23, 23—28, 28—32, 32—37 Wit: 20—47, 34—29, 29—23, 23—19, 19—14 14—10 «7art: 8' 8~12b' 12~17' 17~22. 22—28.' 28—33.' Wit: 47X15. 15—47, 10—5 en wint. Zwart: 37—41, 41—46. 36—47!, 47—42!, 42-26 en wit Zwart: var. a. 37—42, 42—48*, 48X8, wint! C. Wit kan hier op twee manieren remise forceeren. Dit komt vaak in dergelijke eindspelen van vier schijven teqen een dam voor. De eerste methode is door 18—7! (Op 26 31 volgt 7—11 Op 17—22 volgt 7—16, 22—27 met hetzelfde spel als in de hoofdvar.) 21—27. Wit 7—16 (7—11 kan ?? )^ZTf,rt (°P 27-31 volgt 16—11, 17—21. nu 16-7 (of 2)- 27—32 A. (Op 27—31 wit 7—16). Wit verder met 7—2, 26—31. (Op 32—37 of Tir„9t 2—16' °p 21—27 volgt 2—19, 32—38, en 19 32). Wit 2—13, 21—27. (Op 31—36 volgt 13—27). 13—19, n a ( P 3o"738 V°lgt 19~32)- En 19—13 met remise. Up A. zwart 26—31 maakt wit remise door 7—12 21 26 12—23, 31—36B, 23—37, 6—11, 37—28, 11—16, en 28—37!* Op B. zwart 6—11, wit 23—28, 11—16, 28—5, 31—36 en j—37 met remise. Van de tweede oplossing geven we alleen de hoofdvariant. De onder-variantjes kan men zelf wel vinden Wit: 18-29!, 29-33, 33-38, 38-33, 33-28, Zwart: 17—22A, 22—27*, 6—11B 11—16* 26—31C Wit: 28-23 23-19, 19-37 remise! ' ' Zwart: 31—36D, 21—26E. De stand van dit eindspel komt vaak voor en het is leerzaam dezen te kennen. D. Wit forceert hier de winst als volqt: Wit: 38—49!, 34—1!, 40—34, 34—29, 49—35 Zwart: 2—11*, 11_2A, 2—16*, 16-2*. 2-16 Wit: 1—7. 29—24, 35X2 en wint. Zwart: 16—2, 2X30. 7^*'f , 34. 34 30, 1—40, 49X35 en wint. Zwart: A. 11—16, 16—2, 2X35. 35X44. Het teeken * in eindspel- en probleemoplossingen dient steeds om aan te duiden, dat een zet gedwongen is om direct verlies of groot nadeel te ontgaan. Aanvullende Voorbeelden. No. 38. 'Wit speelt hier 48—42. Op zwart 41—46, wit 42—37 en 31—27 wint door opsluiting. Op zwart 32—37 volgt 42—38 en 36—31 met winst. Op zwart 32—38, wit 42X33 en wint door nauwkeurig spel dit eindspel van vier tegen een dam, daar nu bij goed spel van wit zwart geen schijf kan veroveren om remise te maken. Hierdoor is dit vraagstukje dus eveneens een overgangsvorm. De winst is niet genoeg „problematiek". No. 39. Wit forceert de winst door 30—24! Zwart 14— 19 gedw. (Wit nu niet 24—20, dan zwart 13—18 en 20—14, wegens zwart 23—28 met 10X39). Wit speelt nu echter 33—29!, zwart 19X39, wit 29X9, 4X13, 15X4, 13—19, 4—10, 19—24, 10—15 en wint! Als miniatuur is de combinatie feitelijk te eenvoudig, het ligt meer in de lijn van een dwang-eindspelletje. Vandaar dat ook dit als overgangsvorm moet worden beschouwd. No. 40. Wit speelt als lokzet 37—31 om zwart te verlokken tot schijfwinst met 21—26, want op 31—27 zou zwart laten volgen 28—33 en 20—24 met 14X21. Na 21—26 wint wit echter door 30—24!, zwart 20X29 gedw., 39—34!, zwart 29X40 gedw., wit 35X44, zwart 26X37, en wit nu 47—42 met 44X2 wint. No. 41. Wit forceert hier de winst van een schijf of der partij door: 33—28! Zwart 23—29*. 41—37! (niet 42—37), 17—21*, 43—39!, 29—33*, en nu wit 32—27, zwart 21X41 de beste, wit 42—37, 39X10 en 25X3 wint! Hier heeft wit zwart dus tot bepaalde ,,positie"-zetten gedwongen. No. 42. Wit 17—12, 8X17*, 49—44, 29X49, 48—42, 49X19, 42X2!!, waarmede het eerste motief is ontstaan. Zwart's beste zet is nu 20—24, anders wint wit door overmacht van vier tegen 1, doch nu speelt wit 35—30, 46—41 en 2X5, waardoor het bekende diagonaal-motief wordt gevormd. 29X20* wit^7 v 1 ZWaf' 17X28 ' wit 30-24!. zwart 2fivS ' J T?2' ZWart 28X37*. wit 27-22!, zwart Hl /n ' Zwart 36X38 en wit 31X4 wint' In tegenstelling met no. 41 wordt zwart hier gedwonqen od bepaalde wijze te „slaan". ycuwongen op No. 44. Wit wint door 39—33, 31—27!, 23—19 15—10 tot uiinnV ^ het hie,sla9-systeem op moderne wijze tot uiting door dat de op 39 noodig zijnde steunschijf door aIh V"rassenden rondslag van 28 naar 39 daar wordt 37X2? waar"a 2wart tegen schijf 33 moet slaan met 37X28 en wit door 33X4 wint. Tevens zien we hier een uitwerking van de oude sensatie: damhalen terwijl de "'No 45 WT29° 2W7d' Vd?r ' 5' 9si,e,!l b"et ls' JNo. 45. W t 29—23!! Zwart 18X29 gedw. (anders winst ?iX"VTmaChti' 2?~22' 39~33!' de beken^ . problemadoor%^va?4W 119 V3n ^Waft Volgt nu' waama wit wint 25X1! ZW3rt VCrVO,9t de Sla9 met zil'n dam, en wU No. 46. Wit wint door 37—31!, 29—23 45—40 din di"° f n°8 9M andere en wel van wil'mei 20X38. waarna de "aï op Ié aiïlSdanig ln werking komt, die zich nu om dat groepje witte schijven slingert van 16 naar 18 en wit door 33X11 doet dp^T-'f lA u h,elsla9. daar hier niet de ontbreken- 9CVa' »> ™d' wimn Eers^nfeuwfmo2^19' 19><30' 2°~15!' Cn 3°~24 No. 48. Wit 13—9!, 19—13N 18 1? ?n T4 t j nieuwe motief; 15X4 en 4X35 wint! ' Tweede. 19y^n49* ^ 2°oT15J (niet d^ect 27—21!), 30—24 (zwart 19X3° gedw.), 27—21, 43—38, 37X19! en 25X14 wint onverschillig wat zwart speelt. Derde, nieuwe motief. ■ r,.f' '3 -9!, 35—30! en thans komt het oorspron¬ kelijke systeem goed te voorschijn, dat hier bestaat in hrt (aedw^ Weef lat0u kaftsen van de zwarte van 10 naar 46 (gedw.) en omgekeerd. Wit nu 30X28, zwart 10X46 de beste, wit 25—20, zwart 4X13, wit 20—14, zwart slaat weer van 46 naar 10 en nu wit eindelijk 15X4 en wint. Door deze vier laatste problemen zal de bedoeling van een ,,serie"-bewerking van een bepaald idee wel voldoende duidelijk zijn geworden, terwijl de overige voorbeelden eveneens het besprokene genoegzaam zullen hebben geïllustreerd. Tot besluit draag ik allen lezers van dit boek den volgenden nieuwen lok-lokzet op in de hoop, dat de oplossing hen veel genoegen zal verschaffen. De stand daarvan is: Zwart 15 schijven op: 1, 6, 7, 9—13, 15, 16, 19, 20, 24, 26 en 35. Wit 15 sch. op: 22, 30—32, 34, 36—39, 41—44, 47 en 48. Wit speelt en verlokt zwart tot een (foutieven) lokzet, waarop wit dus ingaat, en waarna zwart meent te winnen, doch waarbij dan blijkt, dat wit nóg verder gezien heeft dan zwart, doordat het wit is, die uiteindelijk wint! De oplossing wordt in den jaargang 1937 van het bondstijdschrift „Het Damspel" gepubliceerd. Lok-lokzet. Ik eindig dan thans deze beschouwingen over „Problematiek" met den wensch, dat zij voor de oplossers, problemisten en andere probleemliefhebbers in het bijzonder, alsmede voor de probleemkunst in het algemeen, van eenig nut mogen zijn. VAN DAM. HOOFDSTUK VI, 5F&C tidina nootl,9: eerste publicatie af te staan nï^S " Pamspel ter in dit hoofdstuk VnLfc opïossmgen treft men achter land: ,932 Men, ■Sta^^TXïïSïï.'Si'ï'» pioen van Nederlanrl- 1 qia . j 'rinl!,lceraam, iyJ3 kam- Amsterdam en winnaar van dZ% 1° kampi,oenschaP van »et RustóabL d°rde™ DO SXr " "e*tT> tezame» 1Q31 i a , m IJ-(~'.£>.-tournooi te AmstprHam ampioen van Amsterdam en winnaar Excelsior tour- 14 nooi. Raman nam zes malen deel aan het kampioenschap van Nederland, als niet-meester. Allereerst volgen hieronder dan A. Vijf Levende Damproblemen. No. 1. 1. 33—28, 18—23; 2. 31—27, 20—24; 3. 27—22 24—29; 4. 34—30, 17—21; 5. 39—34, 12—17; 6. 44—39 7—12- 7 49—44, 2—7; 8. 39—33, 12—18; 9. 33X24, 18X27 m W 14 ?rv 11 31*7? 20X29:12.41—37,10—14 13 44_39 7—12;'14.'39—33, 12—18; 15. 33X24, 18X27 16. 37—31, 14—20; 17. 31X22, 20X29; 18. 47—41, 4—10 iq 41 m 14- 20 50—44. 1—7: 21. 44—39, 7—12 22. 39 33, 12—18; 23. 33X24, 18X27; 24. 37—31, 14—20 25. 31X22, 20X29. Welke prachtige combinatie-variant is in deze zettenreeks voor een der partijen aan te toonen? No. 2: 1. 31—26, 17—21; 2. 26X17, 12X21; 3. 34—29, 19 24; 4. 39 34, 14—19; 5. 32—28, 20—25; 6. 29X20, 25X14; 7. 37—32, 18—23; 8. 36—31, 7—12; 9. 41—37. 12—18; 10. 31—27, 14—20; 11. 46—41, 10—14; 12. 34—30. 5 10; 13. 30—25, 20—24; 14. 41—36, 1—7; 15. 44—39, 7 12; 16. 40—34, 24—30; 17. 35X24, 19X30; 18. 28X19, 14X23; 19. 50—44, 10—14; 20. 44—40, 30—35; 21. 37—31. 35X44'; 22. 49X40, 13—19; 23. 33—28, 8—13; 24. 39—33, 2—8; 25. 31—26, 14—20. Welke afwikkeling is in bovenstaande zettenreeks voor een der partijen aan te toonen? No 3: 1. 33—28, 18—23; 2. 39—33, 12—18; 3. 44—39, 7—12- 4. 31—27, 17—21; 5. 37—31, 21—26; 6. 41—37, 23—29; 7. 33X24, 20X29; 8. 34X23, 18X29; 9. 40—34, 29X40. 10. 35X44, 1—7; 11. 39—33, 19—23; 12. 28X19, 14X23; 13. 44—39, 10—14; 14. 50—44, 5—10; 15. 33—28, 23—29; 16. 45—40, 14—20; 17. 39—33, 20—24; 18. 44—39, 9—14: 19. 27—22, 3—9; 20. 47—41, 14—20; 21. 40—35. 12—17; 22. 39—34, 29X40; 23. 35X44, 10—14; 24. 31—27, 7—12; 25. 43—39, 17—21. Welke fraaie, dubbele combinatie verzuimde een der partijen? 7-1°'. 44 ld33j2%!l^22i 2JSX'7- "X": 3. 39-33, ,^3SSa«|f| ?'-ll'7,|ó: 44-40 i-722'l|8'7I2:;,2I: 9' 33~^ te ^pe!en?VerZUim^e "" d" ParÜ JOZF.PH BLANKEN AAR EEN PIONIER . . . Deze match werd te Amsterdam in het Carlton Hotel gespeeld, en duurde van 13—23 October 1934. J. H. Vos werd Nederlandsch kampioen 1935 en daagde thans, onder goedkeuring van den N. D. B„ Raichenbach, den nieuwen wereldkampioen uit. Wederom toog de Franschman (Raichenbach is genaturaliseerd) naar Amsterdam, en versloeg Vos met 25—15 als volgt: Partij nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Raichenbach 21111211121221 Vos 01111011101001 Partij nr. 15 16 17 18 19 20 Totaal Raichenbach 111111 25 Vos 1 1 1 1 1 1 15 10 partijen van deze match werden te Amsterdam in het Victoria Hotel gespeeld, de overige tien ontmoetingen werden gehouden te Lisse, Haarlem, Dordrecht, Den Haag, Rotterdam, Hilversum, Hengelo, Leeuwarden en Den Helder. De match vond plaats van 1—25 Januari 1936. Hieronder volgt dan het verloop der beide matches: R. C. Keiler—M. Raichenbach. Wit: M. Raichenbach. Zwart: R. C. Keiler. Eerste part ij: 1. 33—28, 18—23; 2. 39—33, 12—18; 3. 34—30, 20—24; 4. 44—39. 17—21; 5. 30—25, 14—20; 6. 25X14, 9X20; 7. 31—26, 18—22; 8. 28X17, 21X12; 9. 36—31, 12—18; 10. 41—36. 7—12; 11. 32—27, 12—17; 12. 37—32, 8—12; 13. 46—41. 2—8; 14. 41—37, 10—14; 15. 27—21, 16X27; 16. 31X22, 17X28; 17. 33X22, 18X27; 18. 32X21, 1—7; 19. 21—16, 4—9; 20. 37—32, 5—10; 21. 42—37, 13—18; 22. 37—31, 9—13; 23. 32—27, 20—25; 24. 27—22, 18X27; 25. 31X22, 3—9; 26. 47—42, 12—18; 27. 26—21, 18X27; 28. 21X32, 15—20; 29. 39—33, 10—15; 30. 50—44, 24—30; 31. 35X24, 20X29; 32. 33X24, 19X30; 33. 43—39, 13—18; 34. 40—35, 8—12; 35. 35X24, 23—28; 36. 32X23, 18X20; 37. 39—33, 25—30; 38. 36—31, 14—19; 39. 44—39. 20—24; 40. 45—40. 15—20; 41. 42—37, 20—25; 42. 37—32, 30—35; 43. 40—34, 12—18; 44. 49—44, 7—12; 45. 16X7; 12X1; 46. 31—27, 1—7; 47. 48—42, 7—12; 48. 27—21, 9—13, 49. 21—16, 24—30; 50. 33—29, 18—22; 51. 38—33, 35—40; 52. 44X24, 19X30; 53. 32—28, 22—27; 54. 29—24, 30X19; 55. 16—11, 6X17. Wit wint. Stand na 44. 49—44 Tweede part ij: Wit: R. C. Keiler. Zwart: M. Raichenbach. 1. 33—28, 17—21; 2. 39—33, 21—26; 3. 44—39, 18—23; 4. 34—30, 12—18; 5. 31—27, 20—25; 6. 37—31, 26X37; 7. 42X31, 25X34; 8. 39X30, 15—20; 9. 41—37, 20—25; 10. 40—34, 14—20; 11. 34—29, 25X34; 12. 29X40, 20—24; 13. 50—44, 10—14; 14. 44—39, 5—10; 15. 40—34, 14—20; 16. 49—44, 10—15; 17. 44—40, 7—12; 18. 46—41, 11—17; 19. 27—22, 18X27; 20. 31X11, 6X17; 21. 47—42, 17—21; 22. 36—31, 13—18; 23. 31—27, 21—26; 24. 41—36, 9—13; 25.34—30, 4—9; 26.30—25, 1—6; 27.25X14, 9X20; 28. 37—31, 26X37; 29. 42X31, 2—7; 30. 40—34, 24—29; 31. 33X24, 20X40; 32. 35X44, 15—20; 33. 48—42, 7—11; 34. 42—37, 20—24; 35. 45—40, 12—17; 36. 28—22, 17X28: 37. 27—21, 16X27; 38. 31X33, 8—12; 39. 37—31, 12—17; 40. 31—27, 11—16; 41. 36—31, 17—22; 42. 31—26, 22X31; 43. 26X37, 6—11; 44. 37—31, 11—17; 45. 31—26, 17—22; 46. 32—28, 23X32; 47. 38X27, 22X31; 48. 26X37, 16—21; 49. 37—32, 18—23; 50. 40—34, 13—18; 51. 32—27, 21X32; 52. 33—29, 24X33; 53. 39X37, 18—22; 54. 37—31, 19—24; 55. 44—40, 3—9; 56. 40—35, 9—14; 57. 43—39, 23—28; 58. 34—30, 24—29; 59. 30—25, 29—33; 60. 31—26, 33X44; 61. 26—21, 44—50; 62. 21—16, 50—45; 63. 16—11, 28—32; 64. 35—30, 32—37; 65. 30—24, 37—41; 66. 24—20, 14—19; 67. 20—15, 41—46; 68. 15—10, 19—23; 69. 11—6, 46—41{ 70. 25—20, 23—29; 71. 10—5 remise. Derde part Ij: Wit: M. Raichenbach. Zwart: R. C. Keiler. 1. 33—28, 18—22; 2. 38—33, 12—18; 3. 43—38, 7—12; 4. 49—43, 1—7; 5. 31—26, 19—23; 6. 28X19, 14X23; 7. 33—28, 22X33; 8. 39X19, 13X24; 9. 38—33, 18—23; 10. 42—38, 23—29; 11. 34X23, 24—30; 12. 35X24, 20X18; 13. 47—42, 18—23; 14. 37—31, 12—18; 15. 32—27, 7—12; 16. 27—21, 16X27; 17. 31X13, 9X18; 18. 41—37. 10—14; 19. 46—41. 4—9; 20. 44—39. 9—13; 21. 37—31. 5—10; 22. 50—44, 14—19; 23. 41—37, 10—14; 24. 40—35, 17—22; 25. 37—32, 23—29; 26. 33X24, 19X30; 27. 35X24, 22—28; 28. 32X23, 18X20; 29. 42—37, 11—17; 30. 37—32, 14—19; 31. 31—27, 20—24; 32. 27—21, 13—18; 33. 21—16, 15—20; 34.39—33, 6—11; 35. 16X7, 12X1; 36.36—31, 8—13; 37. 31—27, 3—8; 38. 32—28, 8—12; 39. 43—39, 18—23; 40. 28—22, 17X28; 41. 33X22, 13—18; 42. 22X13, 19X8; 43. 27—22, 12—18; 44. 22X13, 8X19; 45. 26—21, 2—8; 46. 21—17, 1—7; 47. 39—33, 20—25; 48. 38—32, 8—13; 49. 33—28, 24—30; 50. 28—22, 23—29; 51. 32—27, 30—34; 52. 27—21, 29—33; 53. 21—16, 7—12; 54. 17X8. 13X2; 55. 16—11, 34—39; 56. 44—40, 33—38; 57. 11—6, 38—43, Remise. Vierde part ij: Wit: R. C. Keiler. Zwart: M. Raichenbach. 1. 32—28, 18—23; 2. 33—29, 23X32; 3. 37X28, 19—24; 4. 38—33, 14—19; 5. 41—37, 20—25; 6. 29X20, 25X14; 7. 37—32, 12—18; 8. 42—38, 7—12; 9. 46—41, 19—23; 10. 28X19, 14X23; 11. 34—29, 23X34; 12. 40X29, 10—14; 13. 41—37, 14—20; 14. 35—30, 20—25; 15. 30—24, 5—10; 16. 45—40, 10—14; 17. 32—28, 14—20; 18. 47—42, 1—7; 19. 31—26, 18—22; 20. 37—31, 22—27; 21. 31X22, 13—19; 22. 24X13, 9X27; 23. 29—24, 20X29; 24. 33X24, 17—21; 25. 26X17, 11X33; 26. 39X28, 6—11; 27. 42—37, 8—13; 28. 38—32, 27X38; 29. 43X32, 4—9; 30. 44—39, 9—14; 31. 39—33, 3—8; 32. 49—43, 11—17; 33. 43—39, 14—20; 34. 33—29, 17—22; 35. 28X17, 12X21; 36. 36—31, 7—12; 37. 48—42, 13—19; 38. 24X13, 8X19; 39. 29—23, 19X28; 40. 32X23, 2—8; 41. 37—32, 8—13; 42. 32—28. 13—19; 43. 23X14, 20X9; 44. 40—34 remise. Vijfde part ij: Wit: M. Raichenbach. Zwart: R. C. Keiler. 1. 33—28, 19—23; 2. 28X19, 14X23; 3. 39—33, 10—14; 4. 34—30, 14—19; 5. 30—25, 17—22; 6. 25X14, 19X10; 7. 44—39, 10—14; 8. 32—28, 23X32; 9. 37X17, 11X22; 10. 41—37, 5—10; 11. 31—26, 18—23; 12. 37—31, 12—18; 13. 50—44. 14—19; 14. 31—27, 22X31; 15. 26X37, 18—22; 16. 37—32, 13—18; 17. 36—31, 7—12; 18. 33—28, 22X33; 19.39X28, 1—7; 20.31—27, 7—11; 21. 44—39, 12—17; 22. 46—41, 17—22; 23. 28X17, 11X31; 24. 41—36, 31—37; 25. 42X31, 9—13; 26. 31—27, 15—20; 27. 39—33, 20—24; 28. 47—42, 4—9; 29. 43—39, 24—30; 30. 35X24, 19X30; 31. 42—37, 30—35; 32. 37—31, 35X44; 33. 49X40. 6—11; 34. 39_34, 11—17; 35. 34—29, 23X34; 36. 40X29, 17—21; 37. 31—26, 10—15; 38. 26X17, 18—23; 39. 29X18, 13X11; 40. 32—28, 11—17; 41. 36—31, 17—21; 42. 38—32, 21—26; 43. 33—29, 26X37; 44. 32X41, 8—13; 45. 28—22 wit wint Eindstand: Zesde part ij: Wit: R. C. Keiler. Zwart: M. Raichenbach. 1. 33—29, 20—24; 2. 29X20, 15X24; 3. 32—28, 18—23; 4. 34—30, 23X32; 5. 37X28, 12—18; 6. 41—37, 7—12; 7. 30—25, 18—23; 8. 37—32, 10—15; 9. 46—41, 17—21; 10. 41—37, 12—18; 11. 31—27, 21—26; 12. 40—34, 14—20; 13.25X14, 9X20:14.45—40, 4—9; 15.39—33, 1—7; 16. 44—39, 7—12; 17. 49—44, 20—25; 18. 50—45, 5—10; 19. 47—41. 15—20; 20. 36—31, 10—15; 21. 41—36, 24—29; 22. 33X24, 20X29; 23. 27—22, 18X27; 24. 31X22, 9—14; 25. 35—30, 12—18; 26. 37—31, 26X37; 27. 42X31, 18X27; 28. 31X22, 14—20; 29. 30—24, 19X30; 30. 28X19, 13X24; 31. 34X23, 30—35; 32. 32—28, 8—13; 33. 38—32, 11—17; 34.22X11, 6X17:35.32—27, 3—8; 36.39—33, 8—12; 37. 23—19, 25—30; 38. 19X8, 2X13; 39. 44—39, 35X44; 40. 39X50, 30—35; 41. 36—31. 24—29; 42. 33X24, 20X29; 43. 31—26, 15—20; 44. 27—22, 20—24; 45. 22X11. 16X7; 46. 28—22, 13—19; 47. 43—39, 12—18; 48. 28X13, 19X8; 49. 39—34, 29X40; 50. 45X34, 8—13; 51. 48—43, 13—19; 52. 43—38, 19—23; 53. 38—33. 7—12; 54. 26—21, 12—18. remise. Zevende "Wit: M. Raichenbach. 1. 31—27, 19—23; 2. 33—28, 4. 39—33, 10—14; 5. 44—39, 7. 28X19, 14X23; 8. 39—33, 10. 44—39, 8—13; 11. 33—28, 13. 32X21, 23X32; 14. 37X28, 16. 39—33, 2—8; 17. 47—41, 19. 21—16, 19—23; 20. 37—31, 22. 34—29, 23X34; 23. 40X29, 25. 33—28, 22X33; 26. 38X40, 28. 42—38, 9—13; 29. 43—39, 31. 39—33, 23—29; 32. 33X24, 34. 44—39, 9—14; 35. 32—27, 37. 45X34, 3—9; 38. 38—33, 40. 33—29, 21X32; 41. 29X7, 43. 39—33, 14—19; 44. 35—30, 46. 30—25, 9—13; 47. 48—43, 49. 36X16. 32—37. remise. p a r t ij: Zwart; R. C. Kelle». 17—21; 3.28X19,14X23; 5—10; 6. 33—28, 21—26; 10—14; 9. 50—44, 13—19; 11—17; 12. 27—21, 16X27; 6—11:15.41—37, 1—6; 17—22; 18. 28X17, 11X22; 26X37; 21. 41X32, 13—19; 19—23; 24. 46—41, 23X34; 14—19; 27. 41—37, 19—23; 4—9; 30.37—31, 6—11» 20X29; 33. 49—44, 18—23; 11—17; 36. 40—34, 29X40; 17—21:39.16—11, 7X16; 8—12; 42. 7X18, 13X22; 19—23; 45. 33—29, 23—28; 16—21; 48. 31—27, 22X31; Achtste part ij: Wit: R. C. Keiler. Zwart: M. Raichenbacïi, 1. 31—27, 17—21; 2. 37—31, 21—26; 3. 32—28, 26X37; 4. 41X32, 11—17; 5. 46—41, 17—21; 6. 41—37, 21—26; 7. 34—29, 19—23; 8. 28X19, 14X34; 9. 39X30, 20—25; 10. 44—39, 25X34; 11. 39X30, 10—14; 12. 43—39, 15—20; 13. 30—25, 20—24; 14. 50—44, 5—10; 15. 33—28, 6—11; 16. 49—43, 1—6; 17. 37—31, 26X37; 18. 42X31, 18—22; 19. 28X17, 12X21; 20. 31—26, 14—19; 21. 26X17, 11X31; 22. 36X27, 10—14; 23. 39—33, 19—23; 24. 44—39, 14—19; 25.33—28, 7—12:26.40—34, 2—7; 27.34—30, 7—11; 28. 39—33, 9—14; 29. 45—40, 4—9; 30. 40—34, 13—18 31. 43—39, 8—13; 32. 48—43, 23—29; 33. 34X23, 18X29 34. 47—41, 12—18; 35. 41—36, 3—8; 36. 28—22, 11 17 37. 22X11, 6X17; 38. 36—31, 18—22; 39. 27X18 13X22 40. 31—26, 8—12; 41. 32—27, 22X31; 42. 26X37, 17—22 43. 39—34, 29X40; 44. 35X44, 24X35; 45. 33—29, 12 18 46. 43—39, 9—13; 47. 39—34, 19—23; 48. 29—24 13 19 49. 24X13, 18X9; 50. 38—33, 23—28; 51. 33—29.' 22—27 52. 29 24, 27 32; 53. 37—31, 32—38. Wit geeft het op Stand na 40. 8—12. Negende Wit: M. Raichenbach. 1. 34—29, 19—23; 2. 40—34, 4. 50—45, 5—10; 5. 29—24, 7. 34X25, 18—22; 8. 31—27, 10. 39—33, 21—26; 11. 33—28, 13. 44—39, 7—12; 14. 39—33, 16. 28X19, 14X23; 17. 43—39, 19. 40—34, 17—22; 20. 41—36, p a r t ij; Zwart: R. C. Keiler. 14—19; 3. 45—40, 10—14; 20X29; 6. 33X24, 19X30; 22X31; 9. 36X27, 17—21; 12—18; 12. 28X19, 14X23; 11—17; 15. 33—28, 9—14; 10—14; 18. 39—33, 1—7; 22X31; 21. 36X27. 13—19; 22. 34—30, 8—13; 23. 49—44, 2—8; 24. 44—40, 14—20; 25. 25X14, 19X10; 26. 33—28, 15—20; 27. 28X19, 13X24; 28. 30X19, 18—22; 29. 27X18, 12X14; 30. 32—28, 20—24; 31.47—41, 7—12; 32. 37—31, 26X37; 33. 41X32, 4—9; 34. 46—41, 9—13; 35. 41—37, 6—11; 36. 48—43, 12—18; 37. 43—39, 14—19; 38. 37—31, 8—12; 39. 31—27, 3—8; 40. 42—37, 18—23; 41. 40—34, 10—14; 42. 34—30, 11—17; 43. 30—25, 17—21; 44. 45—40, 12—17; 45. 40—34, 8—12; 46. 34—30, 21—26; 47. 38—33, 17—21; 48. 37—31, 26X37; 49. 32X41, 21X32; 50. 28X37, 13—18; 51. 37—32, 18—22; 52. 32—28, 23X32; 53. 39—34, 22—28; 54. 33X22, 32—38; 55. 34—29, 24X33; 56. 30—24, 19X30; 57. 35X24, 38—43; 58. 24—20, 14—19; 59. 20—15, 43—49; 60. 15—10, 19—24; 61. 10—4, 24—29; 62. 25—20, 49—32; 63. 22—18 remise. Tiende part ij: Wit: R C Keiler. Zwart: M. Raichenbach. 1. 33—29, 17—21; 2. 31—26, 19—24; 3. 26X17, 24X33; 4. 38X29, 11X22; 5. 42—38, 16—21; 6. 39—33, 21—27; 7. 32X21, 22—28; 8. 33X22, 18X16; 9. 44—39, 20—25; 10. 50—44, 15—20; 11. 47—42, 10—15; 12. 37—32, 14—19; 13. 41—37, 6—11; 14. 46—41, 11—17; 15. 36—31, 5—10; 16. 39—33, 19—24; 17. 32—28, 17—21; 18. 44—39, 10—14; 19. 31—27, 21X23; 20. 29X18, 13X22; 21. 34—30, 25X34; 22.39X10, 9—14:23.10X19, 4—10:24.40—34, 3—9; 25. 43—39, 12—18; 26. 49—44, 7—12; 27. 41—36, 1—7; 28. 37—31, 12—17; 29. 42—37, 7—12; 30. 37—32, 20—25; 31. 31—27, 22X31; 32. 36X27, 9—14; 33. 33—28, 14X23; 34. 28X19, 2—7; 35. 39—33, 18—22; 36. 27X18, 12X14; 37. 32—27, 8—13; 38. 33—28, 7—12; 39. 44—39, 12—18; 40. 39—33, 17—21; 41. 38—32, 14—19; 42. 45—40, 10—14; 43 34—29, 14—20; 44. 40—34, 20—24; 45. 29X20, 15X24; 46. 34—29, 24—30; 47. 35X24, 19X30; 48. 28—23, 30—35; 49. 23X12, 13—18; 50. 12X23, 35—40 remise. J. H. Vos—M. Raichenbach. Eerste part ij: Wit: M. Raichenbach. Zwart: J. H. Vos. 1. 33—28, 18—22; 2. 31—27, 22X33; 3. 39X28, 19—23; 4. 28X19, 14X23; 5. 44—39, 10—14; 6. 39—33, 5—10; 7- 37—31, 14—19; 8. 41—37, 10—14; 9. 34—30 12 18 10. 30—25, 7—12; 11. 50—44, 20—24; 12. 44—39 17 ?? IJ. ji zo, zzxji; 14. 36X27, 11—17; 15 46—41 1—716. 27—21, 16X27; 17. 32X21, 14—20; 18. 25X14 9X7(1 lil 11 1 /■ A /-V o» _ » ' —" i*. ZI-10, 4—y; ,/u. 3/—32, 7—11; 21. 16X7 12X1OC 17—22: 23- 47—41, 22—27; 24. 32X21, 23—28; 25. 33X22, 18X16; 26. 41—36, 8—12; 27 37 32 1 7- 28. 42—37, 19—23; 29. 39—33, 9—14; 3o! 37—31' 14—19- 31. 31—27, 7—11; 32. 48—42, 2—8; 33.42—37 12 18- 34. 37—31, 8—12; 35. 49—44, 12—17; 36. 44—39* 3—9- ' 37. 40—34, 24—29: 38. 33X24 ?nv4f>. ™ a1 c Ü?' H: 4L 43~39' —25? 42! 27—21! 16X27 1ÖX/; 44. 33—29!! 23—28; 45 38—33 7—12 46. 33X22, 14—20; 47. 39—33, 12—17; 48 33—28 19—24 49. 29-23, 13-19; 50. 23X14, 20X9; 51. 31-27! 11-16 52. 22X11, 6X17; 53. 36—31, 9—14; 54 27 22 14 19 55.22X11,16X7; 56.31—27 7_ 1?. 17' 97 11' 11 ,0 58. 21 16, 18—23; 59. 28—22, 24—29; 60. 16—11 29X40 61. 35X44, 23-29; 62. 11-7, 29-33; 63. 7-2.' Zwart gaf het op. Stand na 41 20—25. Tweede p a r t ij: Wit: J. H. Vos. Zwart: M. Raichenbach. 1. 34—29, 19—23; 2. 40—34, 14—19; 3. 45—40, 10—14; 4. 50—45, 5—10; 5. 29—24, 20X29; 6. 33X24, 19X30; 7. 34X25, 14—19; 8. 38—33, 10—14; 9. 42—38, 17—22; 10. 31—26, 11—17; 11. 37—31, 6—11; 12. 31—27, 22X31; 13. 26X37, 17—21; 14. 40—34, 11—17; 15. 44—40, 21—26; 16. 34—30, 17—21; 17. 30—24, 19X30; 18. 25X34, 21—27; 19. 32X21, 26X17; 20. 37—32, 13—19; 21. 35—30, 8—13: 22. 30—25, 2—8; 23. 41—37, 17—21; 24. 46—41, 21—26; 25. 49—44, 16—21; 26. 34—29, 23X34; 27. 40X29, 21—27; 28. 32X21, 26X17; 29. 29—24, 19X30; 30. 25X34, 14—19; 31. 37—32, 17—21; 32. 41—37, 21—26; 33. 44—40, 15—20; 34. 32—28, 4—10; 35. 37—32, 10—15; 36. 47—42, 18—23; 37. 34—29, 23X34; 38. 40X29, 19—24; 39. 36—31, 26X37; 40 42X31, 13—18; 41. 31—27, 20—25: 42. 29X20, 15X24; 43. 39—34, 9—13; 44. 43—39, 13—19; 45. 27—22, 18X27; 46. 32X21, 12—17; 47. 21X12, 7X18; 48. 45—40, 18—23; 49. 48—43, 23X32; 50. 38X27, 8—13; 51. 43—38, 19—23; 52. 38—32, 13—19; 53. 40—35, 3—9; 54. 27—22, 25—30; 55. 34X25. Remise. Derde part ij: Wit: M. Raichenbach. Zwart: J. H. Vos. 1 34—29 17—22; 2.40—34,11—17. 3.45—40, 6—11; 4. 50—45, 1—6; 5. 31—26, 19—23; 6. 32—28, 23X32; 7. 37X28, 20—25; 8. 41—37, 14—20; 9. 37—32, 20—24; 10. 29X20, 25X14; 11. 46—41, 14—19; 12. 36—31, 10—14; 13 34—30 15—20; 14. 30—25, 20—24; 15. 41—36, 5—10; 16. 40—34, 24—30; 17. 35X24, 19X30; 18. 34—29, 30—35; 19. 31—27, 22X31; 20. 26X37, 16—21; 21. 45—40, 21—26; 22. 40—34, 17—22; 23. 28X17, 11X22; 24. 32—28, 7—11; 25. 28X17, 11X22; 26. 44—40, 35X44; 27. 39X50, 14—19; 28. 34—30, 10—14; 29. 50—44, 6—11; 30. 43—39, 11—16; 31. 30—24, 19X30; 32. 25X34, 14—19; 33. 37—31, 26X37; 34. 42X31, 19—23; 35. 38—32, 12—17; 36. 31—26, 8—12; 37 36—31 9—14; 38. 47—41, 23—28; 39. 32X23, 16—21; 40! 41—36, 13—19; 41. 34—30, 19X28; 42. 48—43, 3—9; 43. 44—40, 9—13; 44. 30—25, 21—27; 45. 40—35, 4—10; 46. 29—24, 13—19; 47. 24X13, 18X9; 48. 43—38, 9—13; 49. 35—30, 13—19; 50. 39—34, 28X39; 51. 34X43, 10—15; 52. 30—24, 19X30; 53. 25X34, 14—19; 54. 38—32, 27X3855. 43X32, 19—23; 56. 31—27, 22X31; 57. 36X27, 15—2058. 49—43, 20—24; 59. 43—38, 12—18; 60. 38—33, 2—7; 61. 33—28, 24—29; 62. 28X19, 29X40; 63. 19—14 40—44; 64. 27—21. Remise. Stand na 38. 47—41 Vierde part ij: Wit: J. H. Vos. Zwart: M. Raichenbach. 1. 32—28, 18—23; 2. 34—29, 23X32; 3. 37X28, 20—25; 4. 39—34, 14—20; 5. 44—39, 20—24; 6. 29X20, 25X14; 7. 41—37, 12—18; 8. 46—41, 7—12; 9. 37—32, 18—2310. 41—37, 12—18; 11. 31—27, 15—20; 12. 34—30, 20—25; 13. 50—44, 25X34; 14. 39X30, 14—20; 15. 43—39, 20—24; 16. 30—25, 10—14; 17. 40—34, 5—10; 18. 34—30, 10—1519. 49—43, 2—7; 20. 37—31, 17—21; 21. 31—26, 11—1722. 36—31. 17—22; 23. 26X17, 22X11; 24. 47—41, 7—1225. 41—36, 11—17; 26. 44—40, 17—21; 27. 31—26, 14—2028. 25X14, 9X20; 29. 26X17, 12X21; 30. 30—25, 4—931.25X14, 9X20:32.39—34, 6—11; 33. 34—30, 20—25; 34. 36—31? 25X34; 35. 40X20, 15X24; 36. 45—40, 24—30- 16 37. 35X24, 19X30; 38. 28X19, 13X24; 39. 40—35, 30—34; 40. 43—39, 34X43; 41. 38X49, 8—13; 42. 49—44, 13—19; 43. 33—281 18—23; 44. 28—22! 1—6; 45. 31—26, 11—17; 46.22X11, 6X17:47.44—39, 3—9; 48.39—34, 9—14; 49. 34—30, 14—20; 50. 30—25, 24—29; 51. 25X14, 19X10; 52. 27—22, 17X37; 53. 42X31, 29—34; 54. 26X17. 16—21; 55. 17X26, 34—39. Remise. V ij f d e p a r t ij: Wit; M. Raichenbach. Zwart: J. H. Vos. 1. 34—29, 19—23; 2. 40—34, 14—19; 3. 45—10, 10—14; 4. 50—45, 5—10; 5. 29—24, 20X29; 6. 33X24, 19X30; 7.34X25,17—22; 8.35—30,11—17; 9.40—35, 6—11; 10. 31—26, 14—19; 11. 37—31, 10—14; 12. 31—27, 22X31; 13. 26X37, 1—6; 14. 32—27, 17—21; 15. 37—32, 21—26; 16. 41—37, 11—17; 17. 39—33, 7—11; 18. 33—28, 15—20; 19. 43—39, 20—24; 20. 39—33, 17—22; 21. 28X17, 11X31; 22. 36X27, 24—29; 23. 33X24, 23—28; 24. 32X23, 18X20; 25. 38—33, 19—23; 26. 33—29, 23X34; 27. 30X39, 13—18; 28. 39—33, 18—23; 29. 37—32, 14—19; 30. 25X14, 9X20. 31. 42—38, 8—13; 32. 47—42, 6—11; 33. 44—40, 11—17; 34. 40—34, 17—21; 35. 46—41, 2—7; 36. 49—44, 12—18; 37. 41—37, 7—12; 38. 33—28, 20—24; 39. 44—40, 12—17; 40. 48—43, 4—9; 41. 34—30, 17—22; 42. 28X17, 21X12; 43. 43—39, 12—17; 44. 27—21, 16X27; 45. 32X12, 18X7; 46. 30—25, 7—11; 47. 39—33, 23—29; 48. 25—20, 24X15; 49. 33X24, 19X30; 50. 35X24, 9—14; 51. 40—34, 11—17; 52. 45—40, 14—19; 53. 34—30, 17—22; 54. 37—32, 19—23; 55. 40—35, 22—28; 56. 42—37, 26—31; 57. 37X26, 28X37; 58. 38—32, 37X28; 59. 24—20, 15X24; 60. 30X8; 3X12; 61. 35—30, 28—32; 62. 30—25. Remise. Zesde part ij: Wit: J. H. Vos. Zwart: M. Raichenbach. 1. 34—29, 19—24; 2. 32—28, 14—19; 3. 37—32, 20—25; 4. 29X20, 25X14; 5. 40—34, 15—20; 6. 41—37, 18—23; 7 31—27, 17—21; 8. 37—31, 12—18; 9. 31—26, 11—17; 10. 46—41, 17—22; 11. 26X7, 22X11; 12. 41—37, 7—12; 13. 44—40, 11—17; 14. 34—30, 20—25; 15. 50—44, 25X34; 16. 39X30, 14—20; 17. 30—25, 20—24; 18. 44—39, 17—21; 19. 40—34, 21—26; 20. 37—31. 26X37: 21. 42X31 1fl— 14 ZZ. ól—ly, 23X34; 23. 39X30. 18—23: 24. 47—42 12— IX 25.49—44, 1—7; 26.44—40, 5—10:27.31—26, 7—11 28. 42—37, 24—29: 29. 33X24 18—97VOQ ia OI 31. 26X17, 11X31; 32. 36X27, 19—23; 33! 29X18*, 13X3lj 34. 48—42, 6—11; 35. 40—34, 11—16; 36. 24—20, 16 21- 37. 34—29, 21—26; 38. 20—15, 14—19; 39. 43—38, 10—1440. 38—33, 8—12; 41. 33—28, 12—17; 42. 45—40, 17—2143. 29—23, 2—7; 44. 32—27, 31X33; 45. 40—34, 19X28; 46. 34—29, 33X24; 47. 30X10, 9—14; 48. 10X19 28 32- 49. 19—14, 26—31; 50. 14—10, 32—37; 51. 42—38, 37—4i: 52. 10—5, 41—47; 53. 5—32, 47X33; 54. 32X2, 33—28;' 55. 25—20, 28—10; 56. 2—24, 31—36; 57. 24—47, 10 5- 58. 35—30, 5—28; 59. 30—25, 28—10; 60. 47—24 36—4161. 24—13, 41—47; 62. 13—35, 47—36; 63. 35—2, 36—22'64. 2—35,22—11:65.35—2, 11—22:66. 2—35, 3—967.35—2, 22—17:68. 2—35,17—11:69.35—2, 11—16; 70. 2—35,16—2; 71.35—40, 9—13:72.40—29, 2 8;' 73. 29—34, 8—3; 74. 34—40, 3—9; 75. 40 29, 9 3; 76. 29—40, 3—26; 77. 40—34, 10—46; 78. 34—40, 26—37; 79. 15—10, 4X24. Wit geeft het op. Stand na 28. 42—37. Zevende part ij: Wit: M. Raichenbach. Zwart: J. H. Vos. 1. 33—28, 18—22, 2. 38—33, 12—18; 3. 31—26, 7—12 4.37—31, 1—7; 5.43—38,19—23; 6.28X19,14X23 7. 31—27, 22X31; 8. 26X37, 10—14; 9. 36—31, 5—10 10. 33—28, 14—19; 11. 41—36, 10—14; 12. 31—27, 20—24 13. 39—33, 17—22; 14. 28X17, 11X31; 15. 36X27, 23—28 16. 33X22, 24—29; 17. 34X23, 19X17; 18. 46—41, 7—11 19. 44—39, 17—21; 20. 39—33, 21—26; 21. 50—44, 11—17 22. 44—39, 14—19; 23. 41—36, 9—14; 24. 35—30, 17—22 25. 30—25, 22X31; 26. 36X27, 6—11; 27. 33—28, 4—9; 28. 49—44, 19—24; 29. 47—41, 11—17; 30. 28—23, 18X29 31. 27—22, 17X28; 32. 32X34, 12—18; 33. 41—36, 8—12 34. 34—29, 24X33; 35. 39X28, 14—19; 36. 40—35, 16—21 37. 45—40, 12—17; 38. 35—30, 17—22; 39. 28 X17, 21X 12 40. 30—24, 19X30; 41. 25X34, 9—14; 42. 44—39, 14—19 43. 39_33, 15—20; 44. 40—35, 20—25; 45. 33—28, 2—7; 46. 38—33, 3—8; 47. 36—31, 19—24; 48. 37—32, 26X37 49. 42X31, 13—19; 50. 31—27, 8—13; 51. 27—21, 18—23 52. 35—30, 24X35; 53. 28—22, 25—30; 54. 34X25, 35—40 55. 25—20, 40—44; 56. 20—15, 44—49; 57. 22—18, 49X16 58. 18X9. Remise. Achtste part ij: Wit: }. H. Vos. Zwart: M. Raichenbach. 1. 32—28, 18—23; 2. 33—29, 23X32; 3. 37X28, 19—24; 4. 38—33, 14—19; 5. 41—37, 20—25; 6. 29X20, 25X14; 7. 46—41, 12—18; 8. 34—29, 19—24; 9. 29X20, 15X24; 10. 40—34, 7—12; 11. 45—40, 1—7; 12. 50—45, 14—19; 13. 34—29, 10—15; 14. 29X20, 15X24; 15. 40—34, 18—23; 16. 44—40, 23X32; 17. 37X28, 5—10; 18. 41—37, 10—14; 19. 37—32, 12—18; 20. 34—29, 14—20; 21. 39—34, 7—12; 22. 43—38, 17—22; 23. 28X17, 11X22; 24. 34—30, 20—25; 25. 29X20, 25X14; 26. 32—27, 19—23; 27. 31—26, 22X31; 28. 26X37, 6—11; 29. 37—32, 14—20; 30. 30—25, 20—24; 31. 49—43, 13—19; 32. 33—28, 11—17; 33. 36—31, 9—13; 34. 31—27, 17—22; 35. 28X17. 12X21: 36. 38—33 X_l? J/. 33—28, 12—17; 38. 42—38, 2—8; 39.43—39, 4—9; 40. 39—11 ft—!?• 41 47 49 91 *)£., Ai AI i *7 43. 48—43, 12—17; 44. 43—39, 9—14; 45. 40—34' 17 22- 46. 28X17, 21X12; 47. 33—28, 12—17; 48. 45—40 16—21-' 49. 27X16, 18—22; 50. 25—20, 22X31; 51. 20X20, 19—2452. 20X29, 31—36; 53. 32—27, 26—31. Remise. Negende part ij: Wit: M. Raichenbach. Zwart: J. H. Vos. 1. 34—29, 17—22; 2. 40—34, 20—25; 3. 45—40, 11—17; 4.31—26, 6—11; 5.37—31, 1—6; 6.50—45,19—23; 7. 31—27, 22X31; 8. 26X37, 14—19; 9. 33—28, 15—2010. 39—33, 20—24; 11. 29X20, 25 X14; 12. 44—39, 16—2113. 36—31, 21—27; 14. 32X21, 23X32; 15. 37X28, 17X37; 16. 41X32, 11—17; 17. 42—37, 7—11; 18. 46—41, 19—23- 19. 28X19, 14X23; 20. 34—29, 23X34; 21. 40X29, 10 14; 22. 35—30, 5—10; 23. 45—40, 14—19; 24. 30—24, 19X3025. 29—23, 18X29; 26. 33X35, 10—14; 27. 40—34 12—1828. 39—33, 8—12; 29. 34—29, 11—16; 30. 35—3o! 2—8;' 31. 47—42, 17—22; 32. 32—28, 14—19; 33. 28X17, 12X21; 34. 30—24, 19X30; 35. 29—23, 18X29; 36. 33X35, 6—11; 37. 38—32, 11—17; 38. 43—38, 8—12; 39. 37—31, 21—26; 40. 31—27, 17—21; 41. 38—33, 12—18; 42. 33—28, 4—10; 43. 49—44, 10—14; 44. 41—37, 14—19; 45. 44—40, 18—2246. 28X17, 21X12; 47. 42—38, 3—8; 48.40—34 12—1849. 38—33, 9—14; 50. 35—30, 18—23; 51. 33—29^ 23—2852. 32X23, 19X28; 53. 30—25, 8—12; 54. 29—24 12—1755. 27—22, 14—19; 56. 22X11, 19X39. Remise. Tiende part ij: Wit: J. H. Vos. Zwart: M. Raichenbach. 1. 31—26, 18—23; 2. 36—31, 12—18; 3. 41—36 7—12 4. 46—41, 1—7; 5. 31—27, 20—24; 6. 34—29, 23X34 7. 40X20, 15X24; 8. 36—31, 19—23; 9. 33—28, 24—29 10. 28X19, 14X23; 11. 44—40, 10—15; 12. 39—34, 15 20 13, 50—44, 5—10; 14. 44—39, 10—15; 15. 41—36, 17—22 16. 27—21, 16X27; 17. 32X21, 22—28!! (een krachtzet!); 18. 49—44, 20—25 (zet de witte stelling rechts nu vast); 19. 31—27, 11—16; 20. 37—32, 28X37; 21. 42X31, 9—14; 22. 35—30, 4—10!! (een pracht-lokzet); 23. 39—33?, 18— 22!; 24. 27X20, 15X35; 25. 33X24, 16X27; 26. 31X22, 12—18; 27. 22X13, 8X50. Wit geeft het op. Zwart behaalde hier een imponeerende winst. Stand na 22 4—10. Elfde part ij: Wit: M. Raichenbach. Zwart: J. H. Vos. 1. 31—27, 19—23; 2. 33—28, 17—21; 3. 28X19, 14X23; 4. 39—33, 21—26; 5. 44—39, 10—14; 6. 50—44, 5—10; 7. 33—28, 14—19; 8. 39—33, 10—14; 9. 34—30, 20—24; 10. 44—39, 11—17; 11. 27—21, 16X27; 12. 32X21. 23X32; 13.37X28, 7—11; 14. 41—37, 1—7; 15.47—41,14—20; 16. 21—16, 20—25; 17. 49—44, 25X34; 18. 40X20, 15X24; 19. 37—31, 26X37; 20. 41X32, 4—10; 21. 46—41, 10—15; 22. 41—37, 18—23; 23. 36—31, 13—18; 24. 44—40, 8—13; 25. 39—34, 2—8; 26. 31—26, 15—20; 27. 34—29, 23X34; 28. 40X29. 17—22; 29. 28X17. 11X22; 30. 43—39, 9—14; 31. 29—23, 19X28; 32. 32X23, 18X29; 33. 35—30, 24X35; 34. 33X15, 13—19; 35. 37—32, 12—18; 36. 48—43, 7—12; 37. 32—27, 22X31; 38. 26X37, 8—13; 39. 38—33, 14—20; 40. 15X24, 19X30; 41. 45—40, 35X44; 42. 39X50, 30—34; 43. 50—44, 13—19; 44. 42—38, 19—24; 45. 37—32, 18—23; 46. 43—39, 34X43; 47. 38X49, 23—29; 48. 33—28, 29—34; 49. 28—22, 24—30; 50. 32—28. Remise. Twaalfde part ij: Wit: J. H. Vos. Zwart: M. Raichenbach. 1. 34—29, 19—24; 2. 32—28, 14—19; 3. 37—32, 20—25; 4. 29X20, 25X14; 5. 41—37, 18—23; 6. 35—30, 12—18; 7. 30—25, 17—21; 8. 31—27, 21—26; 9. 40—34, 15—20; 10. 45—40, 20—24; 11. 50—45, 10—15; 12. 40—35, 7—12; 13. 44—40, 14—20; 14. 25X14, 9X20; 15. 37—31, 26X37; 16. 42X31, 4—9; 17. 47—42, 11—17; 18. 27—22, 18X27; 19. 31X11, 6X17; 20. 46—41, 12—18; 21. 41—37, 17—21; 22. 34—29, 23X34; 23. 40X29, 20—25; 24. 29X20, 15X24; 25. 36—31, 21—26; 26. 31—27, 5—10; 27. 49—44, 10—15; 28. 44—40, 8—12; 29. 40—34, 18—23; 30. 37—31, 26X37; 31.42X31,12—18:32.31—26, 2—7; 33.48—42, 7—11; 34. 34—30, 25X34; 35. 39X30, 9—14; 36. 30—25, 3—8; 37. 45—40, 8—12; 38. 43—39, 1—6; 39. 40—34, 12—17; 40. 25—20, 14X25; 41. 27—21, 16X27; 42. 32X12, 23X43; 43. 12X14, 43—49; 44. 33—28, 49—16; 45. 28—23, 13—18; 46. 23X12. 11—17; 47. 12X21, 16X5. Zwart wint. Dertiende part ij: ^^it: M. Raichenbach. Zwart: J. H. Vos. 1. 34—29, 20—25; 2.40—34, 17—21; 3. 31—26, 21—27; 4. 32X21, 16X27; 5. 37—31, 18—22; 6. 41—37, 22—28; 7.31X22,28X17; 8.46—41,12—18; 9.45—40, 7—12; 10. 50—45, 1—7; 11. 38—??. 14—20; 12. 42—38, 10—14; 13. 32—28, 5—10; 14. 38—32, 19—23; 15. 28X19, 14X23; 16. 32—28, 23X32; 17. 37X28, 18—23! 18. 28X19, 13X24; 19. 41—37, 9—13; 20. 48—42, 13—18; 21. 42—38, 11—16; 22. 37—32, 7—11; 23. 36—31, 17—21; 24. 26X17, 12X21; 25. 31—26, 11—17; 26. 47—42, 8—12; 27. 32—28, 2—8; 28. 42—37, 18—22; 29. 37—32, 21—27; 30. 32X21, 16X27; 31. 38—32, 27X38; 32. 43X32, 4—9; 33. 49—43, 17—21; 34. 26X17, 22X11; 35. 28—22! 11—17; 36. 22X11, 6X17; 37. 32—27, 12—18; 38. 43—38, 8—12; 39. 38—32, 10—14; 40. 32—28, 25—30; 41. 34X25, 14—19; 42. 25X23, 3—8; 43. 29X20, 18X38; 44. 39—33, 38X29; 45. 27—22, 15X24; 46. 22X11. Zwart geeft het op. Veertiende part ij: Wit: J. H. Vos. Zwart: M. Raichenbach. 1. 32—28, 18—23; 2. 33—29, 23X32; 3. 37X28, 19—24; 4. 39—33, 14—19; 5. 44—39, 20—25; 6. 29X20, 25X14; 7. 41—37, 12—18; 8. 46—41, 7—12; 9. 37—32, 15—20; 10. 41—37, 20—24; 11. 34—30, 18—23; 12. 30—25, 12—18; 13. 40—34, 17—21; 14. 34—29, 23X34; 15. 39X30, 18—23; 16. 31—27, 1—7; 17. 50—44, 21—26; 18. 44—40, 10—15; 19. 37—31, 26X37; 20. 42X31, 8—12; 21. 47—42, 12—18; 22. 40—34, 24—29; 23. 33X24, 14—20; 24. 25X14, 9X40; 25. 35X44, 15—20; 26. 44—40, 7—12; 27. 40—35, 20—24; 28. 43—39, 2—8; 29. 39—33, 5—10; 30. 49—44, 4—9; 31. 44—40, 12—17; 32. 40—34, 10—15; 33. 31—26, 8—12; 34. 42—37, 9—14; 35. 37—31, 3—8; 36. 48—42, 17—21; 37. 26X17, 12X21; 38. 31—26, 14—20; 39. 26X17, 11X31; 40. 36X27, 20—25; 41. 42—37. 6—11:42.28—22! 8—12; 43. 33—28, 11—17; 44. 22X11, 16X7; 45. 27—21, 24—29; 46. 37—31, 29X40; 47. 45X34, 15—20; 48. 38—33, 20—24; 49. 31—27, 7—11; 50. 28—22, 12—17; 51. 21X12, 18X7; 52. 27—21, 23—28; 53. 32X14, 13—19; 54. 14X23, 11—16; 55. 30X19. 16X38. Remise. V ij f t i e n d e p a r t ij: Wit: M. Raichenbach. Zwart: J. H. Vos. 1. 34—29, 20—25; 2. 40—34, 17—21; 3. 31—26, 21—27; 4. 32X21, 16X27; 5. 44—40, 18—22; 6. 50—44, 12—18; 7. 29—24, 19X30; 8. 35X24, 14—19; 9. 34—29, 19X30; 10. 29—23, 18X29; 11. 33X35, 13—18; 12. 37—31, 10—14; 13. 41—37, 14—19; 14. 37—32, 11—16; 15. 32X21, 16X27; 16. 46—41, 6—11; 17. 41—37. 1—6; 18. 37—32, 11—16; 19. 32X21, 16X27; 20. 42—37, 7—11; 21. 47—42, 8-12; 22. 37—32, 11—16; 23. 32X21, 16X27; 24. 42—37, 6—11; 25. 37—32, 11—16; 26. 32X21, 16X27; 27. 48—42, 2—7; 28. 42—37, 7—11; 29. 37—32, 11—16; 30. 32X21, 16X27; 31. 38—32, 27X38; 32. 43X32, 12—17; 33. 32—27 9—13* 34. 27—21, 19—23; 35. 21X12, 18X7; 36. 49—43, 13—18; 37. 31—27, 22X31; 38. 36X27, 23—28; 39. 26—21, 18—22; 40. 27X18, 28—32; 41. 43—38, 32X34;; 42. 40X29, 3—8* 43. 21—17, 8—13; 44. 18X9; 4X13; 45. 45—40, 15—20; 46. 40—34, 20—24; 47. 29X20, 25X14; 48. 34—29, 14—20* 49. 29—23, 20—25; 50. 44—39, 5—10; 51. 39—33, 10 14* 52. 33—28, 14—20; 53. 28—22, 7—12; 54. 17X19,' 20—24! 55. 19X30, 25X34. Remise. Zestiende part ij: Wit: J. H. Vos. Zwart: M. Raichenbach. 1. 33—28, 18—23; 2. 39—33, 12—18; 3. 31—27, 17—21; 4. 37—31, 21—26; 5. 44—39, 26X37; 6. 42X31, 20—24; 7. 47—42, 14—20; 8. 41—37, 7—12; 9. 46—41, 10—14; 10. 34—29, 23X34; 11. 40X29, 1—7; 12. 27—22, 18X27; 13. 31X22, 5—10; 14. 37—31, 24—30; 15. 35X24, 19X30; 16. 41—37, 20—25; 17. 39—34, 30X39; 18. 43X34, 14 19- 19. 49—43, 10—14; 20. 43—39, 12—18; 21. 45—40, 18X27; 22. 31X22, 7—12; 23. 37—31, 19—24; 24. 29X20, 15X24; 25- 42—37, 12—17; 26. 34—29, 17—21; 27. 29X20, 21—27; 28. 32X21, 16X18; 29. 20—15, 14—19; 30. 37—32 19—2431. 50—45, 11—17; 32. 40—34, 2—7; 33.45—40, 7—1134.40—35, 8—12:35.34—29, 3—8; 36. 29X20, 25X14; 37. 35—30, 14—19; 38. 30—25, 9—14; 39. 48—42, 19—2440. 42—37, 17—22! 41. 28X17, 11X22; 42. 31—26, 14—1943. 32—28, 12—17; 44. 26—21, 17X26; 45. 28X17, 18—23! 46. 36—31, 8—12; 47. 17X8, 13X2; 48. 25—20, 24—3049.31—27, 6—11:50.37—32, 2—8; 51.33—28,23—29! 52. 38—33, 29X38; 53. 32X43, 8—12; 54. 28—23, 19X28* 55. 20—14, 28—33; 56. 39X28, 30—34; 57. 14—10, 34—40: 58. 10—5. Remise. Zeventiende part ij: Wit: M. Raichenbach. Zwart: J. H. Vos. 1. 34—29, 20—25; 2. 40—34, 14—20; 3. 45—40, 10—14; 4.32—28,17—22; 5.28X17,11X22; 6.37—32, 5—10; 7.41—37, 7—11; 8.46—41, 1—7; 9.50—45,19—23; 10. 32—28, 23X32; 11. 37X17, 11X22; 12. 41—37, 14—19; 13. 37—32, 20—24; 14. 29X20, 25X14; 15. 35—30, 19—23; 16. 30—25, 14—19; 17. 32—28, 23X32; 18. 38X27, 10—14; 19. 34—29, 19—23; 20. 42—38, 23X32; 21. 40X29, 12—17; 22. 44—40, 7—11; 23. 40—35, 17—21; 24. 48—42, 21X32; 25. 38X27, 13—19; 26. 29—24, 19X30; 27. 25X34, 8—13; 28. 35—30, 14—19; 29. 30—24, 19X30; 30. 34X25, 9—14; 31. 45—40, 2—8; 32. 40—34, 11—17; 33. 42—37, 13—19; 34. 34—30, 19—23; 35. 39—34, 8—13; 36. 34—29, 23X34; 37.30X39, 4—9; 38.37—32,14—20:39.25X14, 9X20; 40. 32—28, 20—24; 41. 39—34, 15—20; 42. 43—39, 13—19; 43. 47—42, 20—25; 44. 42—37, 24—30; 45. 37—32, 30—35; 46. 49—44, 19—24; 47. 44—40, 35X44; 48. 39X50, 24—30; 49. 34—29! 3—9; 50. 50—44, 30—35; 51. 31—26, 26X37; 52. 36X27, 9—14; 53. 29—24, 25—30; 54. 24—19, 14X23; 55. 28X19, 30—34; 56. 19—14, 34—39; 57. 26—21, 39X37; 58. 21X23. Remise. Achttiende part ij: Wit: J. H. Vos. Zwart: M. Raichenbach. 1. 33—28, 18—23; 2. 39—33, 12—18; 3. 31—27, 17—21; 4. 37—31, 20—24; 5. 44—39, 14—20; 6. 31—26, 11—17; 7. 41—37, 17—22; 8.26X17,22X11; 9.37—31, 7—12; 10. 46—41, 10—14; 11. 41—37, 5—10; 12. 50—44, 2—7; 13. 34—29, 23X34; 14. 40X29, 18—22; 15. 27X18, 12X34; 16. 39X30, 20—25; 17. 44—39, 25X34; 18. 39X30, 15—20; 19. 30—25, 10—15; 20. 49—44, 13—18; 21. 31—27, 9—13; 22. 44—40, 4—9; 23. 43—39, 18—23; 24. 36—31, 7—12; 25. 47—41, 24—29, 26. 33X24, 20X29; 27. 41—36, 12—18; 28. 39—34, 11—17; 29. 27—22, 18X27; 30. 31X11, 6X17; 31. 34—30, 17—21; 32. 36—31, 21—26; 33. 40—34, 29X40; 34. 45X34, 15—20; 35. 34—29, 23X34; 36. 30X39, 20—24; 37. 31—27, 8—12; 38. 37—31, 26X37; 39. 42X31, 12—18: 40. 31—26, 18—23; 41. 26—21, 14—20; 42. 25X14, 9X20; 43. 21—17, 20—25; 44. 27—22, 24—30; 45. 35X24, 19X30; 46. 28X8; 3X21; 47. 22—18, 30—34; 48. 39X30, 25X34; 49. 32—27, 21X43; 50. 48X30, 16—21. Remise. Negentiende part ij: W^t: M. Raichenbach. Zwart: J. H. Vos. 1.34—29,17—22; 2.40—34,11—17; 3.45—40, 6—11; 4. 31—26, 19—23; 5. 32—28, 23X32; 6. 37X28, 16—21; 7. 41—37. 11—16; 8. 37—32, 21—27; 9. 32X21, 16X27; 10. 46—41, 20—24; 11. 29X20, 15X24; 12. 50—45, 10—15; 13. 34—29, 13—19; 14. 29X20, 15X24; 15. 40—34, 5—10; 16. 34—29, 10—15; 17. 29X20, 14X25; 18. 41—37, 27—32; 19. 38X27, 22X31; 20. 36X27, 17—22; 21. 28X17, 12X41; 22. 47X36, 9—13; 23. 43—38, 4—9; 24. 49—43, 9—14; 25. 42—37, 14—20; 26. 37—32, 19—24; 27. 36—31, 13—19; 28. 31—27, 8—13: 29. 33—28, 3—8; 30. 26—21, 7—12; 31. 21—17, 12X21; 32. 27X16, 8—12; 33. 28—22, 18X27; 34. 32X21, 13—18; 35. 21—17, 12X21; 36. 26X17, 19—23: 37. 38—32, 1—7; 38. 43—38, 7—12; 39. 39—33, 12—17; 40. 33—28, 17—22; 41. 28X30, 22X31; 42. 32—27, 31X22; 43. 44—40, 25X34; 44. 40X29, 20—24; 45. 29X20, 15X24; 46. 45—40, 22—28; 47. 40—34, 18—23; 48. 48—42, 2—7; 49. 42—37, 7—12; 50. 37—31, 12—18; 51. 31—27, 28—32; 52. 34—29, 24X42, 53. 27X47. Remise. Twintigste part ij: Wit: J. H. Vos. Zwart: M. Raichenbach. 1. 32—28, 18—23; 2. 33—29, 23X32; 3. 37X28, 19—24; 4. 39—33, 14—19; 5. 44—39, 20—25; 6. 29X20, 25X14: 7. 41—37, 12—18; 8. 46—41, 7—12; 9. 37—32, 18—23; 10. 41—37, 12—18; 11. 31—27, 15—20; 12. 37—31, 17—21; 13. 34—30, 21—26; 14. 30—25, 26X37; 15. 42X31, 1—7; 16. 40—34, 7—12; 17. 45—40, 12—17; 18. 50—45, 17—21; 19. 47—42, 21—26; 20. 49—44, 26X37; 21. 42X31, 10—15; 22. 34—29, 23X34; 23. 39X30, 20—24; 24. 40—34, 8—12; 25. 44—40, 18—23; 26. 34—29, 23X34; 27. 40X20, 15X24; 28. 45—40, 5—10; 29. 40—34, 2—8; 30. 43—39, 12—17; 31. 34—29, 17—21; 32. 29X20, 19—23; 33. 28X19 13X15; 34. 31—26, 15—20; 35. 26X17, 11X31; 36. 36X27, 9—13; 37. 33—29, 4—9; 38. 39—33, 10—15; 39. 32—28, 6—11; 40. 48—42, 11—17; 41. 27—22, 8—12; 42. 22X11, 16X7; 43. 42—37, 12—17; 44. 30—24, 13—18; 45. 28—23, 18—22; 46.24—19, 7—11:47.19X10,15X4; 48.25X14, 9X20; 49. 35—30, 20—25; 50. 30—24, 3—8; 51. 23—19, 4—10; 52. 38—32, 11—16. 53. 33—28, 22X33; 54. 29X38, 17—22; 55. 37—31, 16—21; 56. 31—26, 22—27; 57. 26X17, 27—31; 58. 17—11, 31—36; 59. 11—6; 36—41; 60. 6—1, 25—30; 61. 24X35, 41—47. Remise. BESLUIT. Tot besluit van dit boek een tamelijk recente stand van mijzelf, welke ik met wit had tegen den heer M. R. C. Stahlberg in de competitie-ontmoeting D.O.S.—D.S.T.O. (December 1935), aan het eerste bord: Ik had mijn tegenstander in een z.g. klaverbladstelling, en verwachtte dat deze zich, zoodra ik een stuk op 27 zou plaatsen, zou „loswerken" door 18—22 en 24X22. Op het juiste moment werd dan ook 40—34 gespeeld. In de diagramstelling is 24—29 nu verhinderd wegens 30—24, 28X10 en 43X1. Bovendien dreigt nu 31—27, met schrijfwinst; 3—8 is zwak in deze stelling, zoodat 6—11 of 7—11 overblijft, waarvan het laatste het meest aannemelijk is, aangezien zwart dan na 31—27 de mogelijkheid behoudt alsnog 18—22 te spelen. Ik had de positie inderdaad juist getaxeerd, want zwart liet volgen: 1 7—11 Ik berekende nu een combinatie, die voor het bord zittende, veel van het voorstellingsvermogen vergt. Op zichzelf was de slagzet niet diep, doch wanneer men het verloop volgt, zal het duidelijk worden, dat de gevolgen van te voren berekend moesten worden, om de combinatie te doen slagen. Er volgde namelijk: 2. 34—29 24X22 3. 31—27 22X31 4. 32—28 23X32 5. 38X7 Wat nu? 41—36 dreigt van wit, dus zwart is vrijwel gedwongen tot 31—36, met schijnbare kansen op herstel. Hierop was echter gerekend, want ik besliste de partij als volgt: 5 31—36 6. 43—39 36X38 7. 39—33 38X29 8. 30—24 19X30 9. 25X12 en zwart gaf het op. DE NEDERLANDSCHE DAM-LITERATUUR Manuscripten, boeken en periodieken. De intense beoefening van het damspel gedurende de laatste decennia en het steeds toenemend aantal liefhebbers had tot natuurlijk gevolg, dat de literatuur over het dammen zich in evenredig sterke mate uitbreidde. Daar het thans bijna dertig jaar geleden is sinds een lijst verschenen is van damwerken, die in de Hollandsche taal zijn geschreven, werd het noodzakelijk om een nieuwe opgave der Nederlandsche damliteratuur te publiceeren. Ik heb getracht deze zoo volledig mogelijk te doen zijn en daarin de gegevens vermeld, voor zoover deze mij bekend waren. Onder de tijdschriften treft men er ook eenigen aan, welke in België werden uitgegeven, doch in de Vlaamsche taal zijn verschenen. In verband met de beschikbare ruimte zijn de gegevens beperkt tot datum, titel, schrijvers- en uitgeversnaam, plaats van uitgave, en het aantal pagina's. Men zal uit de lijst constateeren, dat in den loop der jaren, sinds de eeuw, waarop men het'bord met 100 velden begon te bespelen, een indrukwekkende hoeveelheid studie-materiaal over het damspel is gepubliceerd. Indien men daaraan alle in de vreemde talen (vooral de in het Fransch) verschenen werken en de complete collecties jaargangen der vak-tijdschriften zou toevoegen, en deze allen te samen in één bibliotheek kon onderbrengen, dan zou men vele honderden deelen tellen. Het meerendeel der boekwerken en periodieken, verschenen in vorige eeuwen, is niet meer in den handel en nog slechts met groote moeite en kosten via een antiquariaat te verkrijgen. Voor zoover het tijdschriften betreft is het zelfs reeds lastig om jaargangen van nog pas eenige jaren geleden te bemachtigen. De werkelijke liefhebber van het spel, die een volledig beeld van den ontwikkelingsgang daarvan wil krijgen, is dan ook aangewezen op de archieven en bibliotheken van Rijk, Gemeenten en Universiteiten. Het is gelukkig gebleken, dat men daarin vrij veel, zij het ook verspreid over verschillende instellingen, kan terugvinden. Moge onderstaande lijst een gids zijn om te weten, waarnaar men vragen en zoeken kan. VAN DAM. Manuscripten. 1803—1805. Twee cursussen van Isaac van Emden. Gepubl. in „Het Damspel" Juni/Dec. 1925. 1852. Handleiding van D. C. la Porte. Gepubl. H. D. Augustus 1907. 1854—1857. Damproblemen van B. W. Blijdenstein. Gepubl. in Ned. Schaaktijdschrift „Sissa". Zie H. D. Maart 1928. 1873. 542 Damproblemen van E. G. Dettmeijer. Niet gepubl. oorspr. handschrift. 1915—1917. De Turksche Slag door G. L. Gortmans. Gepubl. in H. D. Oct. 1915 tot Nov. 1917. 1924—1926. Opstellen over motieven en probleem-constructies van Geo van Dam. Gepubl. in H. D. jrg. 1924—1926. 1929—1930. Enkele opmerkingen over Problematiek door Ir. W. Vrijlandt. Gepubl. in H. D. 1929/30. 2de Gestencilde uitgave in 1936. 1930. Verhandeling over de Nieuwe Speelwijze van C. Th. Huizer. Niet gepubl. 1930. Beschouwing van K. Leonard. Gepubl. in „De Telegraaf", Febr. 1930. 1934—1935. Cursus voor beginners van R. C. Keiler. Niet gepubl. Gestencild. 1925—1936. Blankenaar's Eindspelen en Platen, verzameld door D. van Nieuwkerk. Uitgave in voorbereiding. 1935—1936. 1500 Miniaturen, van verschillende problemisten, verzameld en gerangschikt door G. L. Gortmans. Uitgave in voorbereiding. Boekwerken. (lste periode). 1785. Verhandeling over het damspel van Ephraim van Embden. 310 pag. Druk J. A. Crajenschot, A'dam. 1804. Handboekje van Pieter Curten. 1826. Verzameling slagzetten in het damspel van G. May van Vollenhoven. 48 pag. 1836. Dito, iets gewijzigde 2e druk, bezorgd door M. J. Luiks, R'dam. 74 pag. 1848. Ongewijzigde 2de druk. Verhandeling van E. van Embden. Uitg. P. A. v. Es, A dam. 223 pag. 1856. Het vereenvoudigde damspel (op 64 v.) door Andrew Anderson, A'dam. 174 pag. 1866. 3de druk van Verz. Slagz. van G. May v. Vollenhoven. 32 pag. M. J .Luiks, R'dam. 1879. Dammen door N. van Buuren. Uitg. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. 64 pag. 1880. 4de druk, ongew., van Verz. Slagz. van G. May van Vollenhoven. Uitg. G. Theod. Bom, A'dam. Ook eenige Nederlandsche bladen publiceerden reeds aan het einde der vorige eeuw op zichzelf staande damproblemen, o.a. (voor zoover mij bekend) de Katholieke Illustratie in 1890. De eerste dam-rubriek verscheen toen kort daarna in de pers onder redactie van Constant Stams in 1894 in het geïllustreerde weekblad „De Wereldkroniek". Deze rubriek werd sedert 1900 door meerderen in diverse week- en dagbladen gevolgd, terwijl tegenwoordig in geen enkel blad van eenige beteekenis een vaste wekelijksche damrubriek ontbreekt. (2e periode). 1904. C. G. Vervloet: 22 partijen Nat. Concours 1904. 1907. C. H. Broekkamp: De Damspeler. 416 pag. Uitg. Van Holkema en Warendorf, A'dam. 1908. J. de Haas en Ph. L. Battefeld: Het Damspel. 470 pag. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. 1909. I. Meijer: Dammen. 52 pag. Uitg. G. B. v. Goor en Zoon, Gouda. 1909. F. C. Hemmes: Het damspel in de practijk. 53 pag. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. 1909. C. H. Broekkamp: De Jonge Dammer. 160 paq. Uitq. J. F. v. d. Ven, Baarn. 1909. C. H. Broekkamp: Damstudies. 60 paq. Uitq. T F v. d. Ven, Baarn. 1910. C. H. Broekkamp: De Dammer. 60 paq. Uitq. T. F v. d. Ven, Baarn. 1911. F. C. Hemmes: Practisch Dammen. 138 pag. Uitg. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. 1911. F. C. Hemmes. Diverse Dambordspelen. 108 pag. Uitq. G. B. v. Goor en Zn. Gnnrla 1912. J. de Haas en Ph. L. Battefeld: Voor het Dambord. 208 pag. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. 1913. I. Meijer: Dammen. 2de druk. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. 1914. C. H. Broekkamp: Damstudies. 2de druk. Uitq. ï. F. v. d. Ven, Baarn. 1916. K. C. de Jonge: Hoe leer ik dammen. 184 paq. Uitq. Gebr. Kluitman, Alkmaar. 1919. C. H. Broekkamp. De Dammer. 2de druk. Uitq. T. F. v. d. Ven, Baarn. 1920. C. H. Broekkamp. Damstudies. 3de druk. Uitq. I. F. v. d. Ven, Baarn. 1920. I. Meijer: Dammen: 3de druk. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. (3e periode). * 1921. B. Springer en Herm. de Jongh: Damstudies en Analyses. Ie deel 110 pag.; 2de deel 96 pag.; 3de deel 84 pag. Uitg. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. Herdruk in één band 1927. ^ 1924. J. W. v. Dartelen: Pract. Handleiding voor het damspel. 32 pag. Segboer's Uitg. Mij, Den Haag. 1925. A. K. W. Damme. Zwart-Wit. 116 pag. G. B. van Goor en Zn., Gouda. 1926. J. de Haas en Ph. L. Battefeld: Voor het Dambord. 2de gewijzigde druk, bewerkt door Damme. 96 paq. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. 1926. J. de Haas en Ph. L. Battefeld: Het Damspel. 2de gew. druk, bewerkt door Damme. 112 pag. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. 1926. H. Hoogland. De Nieuwe Speelwijze. 108 pag. Druk G. H. Koenders, Utrecht. 1929. B. Springer: Hoe ik wereldkampioen werd. 84 pag. G. B. v. Goor en Zn., Gouda . 1930. B. Springer: Problemen, Lokzetten en Studies. 40 pag. G. B. v. Goor en Zn., Gouda. 1930. Ph. de Schaap. Practische Damlessen. 64 pag. N.V. 1' " Kosmos, Amsterdam. 1932. B. Springer: Hoe leer ik dammen? 128 pag. Uitg. A. Meulenhoff, Amsterdam. 1935. I. Weiss: 250 Nieuwe Damproblemen. Bewerkt door Gortmans. Druk J. Markus, A'dam. 32 pag. 1935. W. Hoekstra: De Nieuwste Damproblemen. 52 pag. Uitg. Bosch en Keuning, Baarn. 1936. G. A. Cremer: Diverse Damproblemen. 88 pag. Uitg. v. d. auteur. Druk Noord-Ooster, Wildervank. 1936. Ned. Dambond. Jubileum-no. van „Het Damspel", 25jarig bestaan N. D.B., 9 April 1936. 40 pag. Tournooi-Boeken. 1909. Nat. Dambond, 43 Partijen Internationaal Concours, Parijs. 1912. Ned. Dambond, 90 Partijen Wereldkampioenschap, Rotterdam. 1919. Ned. Dambond, 45 Partijen Kampioenschap v. Ned., Amsterdam. 1928. Ned. Dambond, 132 Partijen Wereldkampioenschap, t' Amsterdam. Periodieken. Het Damspel, maandblad v. h. V. A. D., Maart 1906 t/m Febr. 1909 (36 nos., 3 jrg.). Het Damspel, off. maandel. org. v. d. Nat. Dambond, April 1909 t/m Maart 1911 (24 nos. 2 jrg.). Het Damspel, off. maandel. org. v. d. Ned. Dambond, April 1911 t/m Juni 1935 (24 jrg.). Het Damspel, off. wekelijksch org. v. d. Ned. Dambond, van 4 Juli 1935 t/m 1936, en aldus, bij opstelling dezer lijst, met regelmatige voortzetting. De Damkunst, maandel. uitg. der Ver. Constant van Sept. 1908—Dec. 1909 (7 nos.). Voor de Jeugd, maandel. bijlage v. H. D. 1 Jan. 1912 t/m Dec. 1914 (36 nos.). De Damschool, maandel. bijlage v. H. D. 1 Jan. 1915 t/m Dec. 1919 (60 nos.). Het V. A. D., gedrukt club maandbl. van Oct. 1917 t/m Sept. 1918 (12 nos.). Ons Damblad, maandel. orgaan v. d. Ned. R.K. Dambond, ioor> 7 ^ lYiQQil l IUI ; ê . Ons Damblad, maandel. orgaan v. d. Ned. R.K. Dambond, nervatte uitgave: ie jrg. Jan. t/m Juni ïyzï (b nos.);, f} ■ ■ , t/m Dec. 1928 (12 nos.); 5e jrg. Febr. 1929 t/m Dec. ' 1930 (12 nos.); 6e jrg. Mrt. 1931 t/m Oct. 1933 (12 • . nos.); 7e jrg. Dec. 1933 t/m Nov. 1934 (7 nos.). Ons Damblad, off. maandel org. Prov. Gron. Dambond April 1923 t/m Aug. 1925. - * I De Damkroniek, maandblad in 1929 te Amsterdam verschenen van 1 Jan. tot 31 December. ,'43rgaan v. d. Prov. Gron. Dambond, Jan. 1931 t/m Dec. 1936 (6 jrg., 72 nos.), met regelmatige voortzetting. De Kroonschijf, mnd. org. v. d. Dambond Friesland, Nov. 1935 t/m 1936, enz. De Geldersche Dammer, off. maandel. org. Geld. Dambond, sedert voorjaar 1936. 'Dammersweekblad, verscheen wekelijks gedurende het tijd- u ; -vak 9 Maart 1934 t/m 21 Juni 1935 (68 nummers). Club-organen, van diverse vereenigingen, meestal gestencild. Voorts feest- en jubileum-uitgaven. Inlichtingen daarover worden door de diverse clubs gaarne verstrekt. Belgische Tijdschriften. Damspel-Studio, verscheen maandelijks van Jan. 1925 t/m Dec. 1928 (4 jrg.); 5e jrg. Jan. t/m Juli 1929; 6e jrg. Jan. t/m Juli 1930. Damiante, maandel. off. org. v. d. Belg. Dambond, Dec. 1931 tot ? Damleven, 14-daagsch gestencild blad sinds 21 April 1935 met regelmatige voortzetting tot opstelling dezer lijst. Door de intensieve en algemeene beoefening van het damspel gedurende de laatste jaren volgen ook de studie-werken over de nieuwste practische en theoretische vindingen en onderzoekingen elkaar regelmatig doch met verrassende snelheid op. Hen, die op de hoogte willen blijven van de nieuwste uitgaven op damgebied en nadere inlichtingen wenschen, over de literatuur in het algemeen en de afdeeling problematiek in het bijzonder, worden deze gaarne en belangeloos verstrekt door den heer Geo van Dam, Leidscheweg no. 184, Voorschoten Z.-H. NASCHRIFT. Met dit werk gaat een nieuw damboek in zee, dat qua inhoud geheel verschilt met de damlitteratuur, welke tot op heden in boekvorm is verschenen. Was het oorspronkelijk slechts de bedoeling een gedenkboek uit te geven, gewijd aan het vijfentwintigjarig bestaan van den Nederlandschen Dambond, na rijpere overdenking kwam ik tot de conclusie, dat dit werk tevens zou moeten omvatten eenige gegevens omtrent de damtechnische vooruitgang in ons spel. Zoo zocht en vond ik de medewerking van vele instanties, die mij geheel belangeloos hielpen bij mijn zware taak. Aan de bereidwilligheid van zoovelen is het te danken, dat deze uitgave, zij het dan ook dat haar verschijning vaststond, veel meer bevat, dan men van een gedenkboek alleen zou kunnen en mogen verwachten. Met een gerust hart en vol vertrouwen in de toekomst onzer damwereld vertrouw ik dit boek aan de publieke opinie toe. Hoe het langzaam maar zeker groeide, weten allen, die het in den loop van maanden tot stand zagen komen. Hoe het totaal aantal pagina's uitdijde van 192 tot 264, omdat ik niet graag wilde schrappen in het één geheel vormende werk van medewerkers en mijzelf.... Dit slotwoord wil ik tevens benutten om te wijzen op een belangrijke lacune, welke bestaat in de perfectionneering van de propaganda voor ons edel spel. Ik bedoel: een nuttige en doeltreffende samenwerking tusschen radio en pers eenerzijds en de Nederlandsche Dambond anderzijds. Speciaal de medewerking, welke wordt ondervonden van de zijde der Nederlandsche omroepvereenigingen laat in verhouding tot een krachtigen steun, welke andere sporten, ook de denksporten, van de radio ondervinden, veel te wenschen over. Het ligt niet in mijn bedoeling op deze plaats in details te treden omtrent den steun, die de omroepvereenigingen kunnen en bereid zijn te geven, doch de resultaten zijn tot nu toe, zeer in het algemeen gesproken, droevig. Ook wanneer een omroepvereeniging pionierswerk verrichtte door het geven van enkele lezingen of door de analyse van partijen, of wel door het uitzenden van wedstrijd-uitslagen, dan bleef dit toch tot een minimum beperkt, en was deze medewerking slechts sporadisch. Hier ligt nog een terrein braak, dat ontgonnen moet worden wil een dergelijke uiterst belang- rijke factor beteekenis verkrijgen. Allereerst denk ik hierbij aan de prachtige resultaten welke een groote wedstrijd als b.v. de match tusschen Vos en Raichenbach opleverde, doch waaraan slechts een tweetal omroepvereenigingen hun medewerking gaven. Er blijkt dan wel heel duidelijk, welke stiefkinderlijke behandeling het damspel onderging ten opzichte van andere uitze.ndingen! Met dit pleidooi voor propaganda langs dezen weg en een beroep op de medewerking van de programma-afdeelingen der Radio-omroepen wil ik geenszins beweren, dat het damspel eerder verdient in aanmerking te komen voor radiouitzending dan andere sporten. Tot nu toe is het echter behandeld als een „quantité négligeable", en hier is door de radio een cultureele taak te vervullen, welke de 10.000 dammers, die Nederland telt, dankbaar zullen aanvaarden. Ongetwijfeld dient de fout ook gezocht te worden bij de dammers zelf. Juist individueel treft hen het verwijt, dat er te weinig persoonlijke aandrang op de omroepvereenigingen wordt uitgeoefend om deze te stimuleeren regelmatig een zij het desnoods slechts klein gedeelte van hun zendtijd aan het damspel te wijden. Hopen wij, dat zoowel van den kant der omroepen als van die van de dammers zelf hierin in de allernaaste toekomst een verandering ten goede komt. Wat het tweede punt, de medewerking van de pers betreft: hier is zeer zeker minder aanleiding tot ontevredenheid. In het algemeen werkt zoowel de provinciale als de stedelijke pers mede om tot goede resultaten te komen, en wanneer dit niet altijd geschiedt, dan dient de fout tevens gezocht te worden in de niet altijd juiste opvatting, welke sommige organisaties koesteren omtrent een goede samenwerking. Wanneer dit een critiek is, dan is deze opbouwend bedoeld. Hoe vaak bijvoorbeeld gebeurt het niet, dat de pers te laat, te onvolledig of in het geheel niet wordt ingelicht over aangelegenheden, die van prominent belang zijn, en hoe vaak gebeurt zulks niet onbewust, eenvoudig omdat men het belang niet inzag! Beter contact is noodig, waarbij steeds het einddoel in het oog wordt gehouden, zonder dat men zich op zijpaden beweegt. De klachten van vele dammers over vermeende lacunes of verzuimen van de dag- en weekbladen dienen ook onderzocht te worden in de richting van verzuimen van den kant dergenen, van wie de persvertegenwoordigers in zekeren zin afhankelijk zijn.... In enkele gevallen waren het de bladen, die „den weg terug" gingen door inkrimping of opheffing van hun damrubriek of damberichtgeving. Ook hier moet dan weer gewezen worden op de laksheid, waarmede de dammers persoonlijk dit aanvaardden, zonder noemenswaardige reactie op deze feiten. Ook hier eindig ik met den wensch uit te spreken, dat dergelijke maatregelen spoedig tot het verleden zullen behooren! Ten slotte moet mij nog de volgende opmerking van het hart: vaak geschiedt het, dat men plotseling voor voldongen feiten komt te staan, met alle onaangename consequenties daaraan verbonden, doordat er te weinig contact bestond tusschen de bondsinstanties onderling. Reeds vroeger werd opgemerkt, dat de N. D. B. een systeem van centralisatie kent in de organisatie van zijn wedstrijden en bijeenkomsten, en ik ben voor 100 % een voorstander van dit systeem. Wil dit echter op de juiste wijze functionneeren, dan moet er wisselwerking zijn in het onderling contact, en in de practijk komt deze niet altijd tot haar recht. Zonder dat hierover nu eindelooze discussie behoeft te ontstaan, meen ik dat op eenvoudige wijze hier wel een verbetering tot stand kan komen, die heilzaam zal werken en een goeden invloed zal uitoefenen op een juist functionneeren van het bondsapparaat. Het zij mij vergund, op deze plaats, bij het afsluiten van mijn maandenlange werkzaamheden, nogmaals hartelijk dank te brengen aan allen, die zoo spontaan toonden, dat alle vooroordeelen en kleinzieligheden het moeten afleggen tegen een harmonische eenheid, tegen een hecht-aaneengesloten blok van hen, wien de belangen van den Bond boven alles gaan. Rechtstreeksche medewerking verleenden mij de heeren A. van Broek, bondsvoorzitter, P. D. de Graaf, hoofdredacteur van „Het Damspel ; J. W. van Dartelen, administrateur van „Het Damspel"; Geo van Dam; A. K. W. Damme, F. Raman; I. Presburg; J. Groenteman, voorzitter A. D. B.; K. de Jong, voorzitter damclub „IJmuiden" en J. Fabricius, vroeger hoofdredacteur van „Het Damspel". De samenwerking met genoemde heeren vlotte op de meest aangename wijze, welke ik nog langen tijd in herinnering zal houden. Mogen zij allen hun medewerking bekroond zien met het succes, dat ik zelf van deze uitgave verwacht! Amsterdam, December 1936. PH. DE SCHAAP. INHOUD: Pag. Voorwoord van den samensteller 3 Voorwoord van den voorzitter van den N. D. B., A. van Broek , 6 De groote lijn van het wedstrijdwezen (P. D. de Graaf) 9 „Het Damspel , officieel orgaan en uitgave N. D. B. (ƒ. W. van Dartelen) 14 25 Jaar Amsterdamsche Dambond, door J. Groenteman . 17 Hoofdstuk I: Overzicht van jaar tot jaar . . . . 21 Hoofdstuk II: Reglement voor het damspel . . .111 Hoofdstuk III: Wat biedt de Nederlandsche Dambond zijn leden? 117 De Damclub „IJmuiden" 120 Hoofdstuk IV: Spelwijzigingen in vogelvlucht, door A. K. W. Damme 122 Hoofdstuk V: Problematiek in woord en beeld, door Geo van Dam 129 Hoofdstuk VI: Composities van F. Raman .... 209 Hoofdstuk VII: I. Presburg: Eindspeltriumfator. . 224 Hoofdstuk VIII: Raichenbach's matches om het wereldkampioenschap tegen Keiler en Vos . 230 Besluit 252 De Nederlandsche dam-litteratuur, door Geo van Dam . 254 Naschrift 261