nand na geweldige pogingen een nieuwe vlucht kreeg door eenige handige manoeuvres, waarbij Gomez zelf had geholpen door gebaar en stem, richtte de stuurman dooreen verkeerde wending van het roer, zeker opzettelijk, de brik dwars. De zeilen, zijdelings door den wind geraakt, kilden zoo snel, dat zij tegen den wind kwamen te liggen rondhouten braken en werden geheel losgerukt. Een onuitsprekelijke woede maakte den kapitein nog wit ter dan deze: met één sprong wierp hij zich op den roerganger en kwam hem zoo woedend met zijn dolk te na, dat hij hem miste, maar hem door de vaart van zijn arm in zee wierp; toen greep hij het roer en trachtte de vreeselijke wanorde te herstellen, die zijn braaf en dapper schip ondersteboven keerde. Tranen van wanhoop welden in zijn oogen op • want wij hebben meer verdriet vaneen verraad, dat een resultaat van onze pogingen verijdelt dan vaneen dreigenden dood. Maar hoe meerde kapitein vloekte, hoe minder men zijn plicht deed. Hij schoot zelf het alarmkanon af, inde hoop. op de kust gehoord te worden. Op dat oogenblik antwoordde de zeeroover, die met een wanhopige snelheid naderde, met een kanonschot, waarvan de kogel op tien vadem van de Saint-Ferdinand in het water spatte. . , . , , Voor den donder! riep de generaal, wat is dat goed gemikt. Zij hebben het meer gedaan. . O die ziet u als die praat, mot je je stil houen! antwoordde een matroos. De Parijzenaar zou zelfs niet bang zijn voor een Engelsch schip. Wij zijn uitgepraat, riep de kapitein wanhopig, die na zijn kijker gericht hebben, nog niets van het strand ontdekte.. .. Wij zijn nog verder van Frankrijk dan ik dacht. Waarom wanhopen? hernam de generaal. Al uw passagiers zijn Franschen; zij hebben uw schip – 0, ga heen, vader! riep de vrouw van den zeemdn. En breng aan mijn zuster, aan mijn broers, aan mijn moeder, voegde zij er bij, die waarborgen van mijn genegenheid. Zij nam een handvol kostbare steenen, halssnoeennbood'd-611’ Wlkkelde,2e in idoek van cachemir en bood dien verlegen haar vader aan. , 'vat zal ik ze van jouw kant zeggen? vroeg hy, schijnbaar getroffen door de aarzeling, die zijn «ïXuSpïkas had gel,!Kd-Tóór zij het woortl Kdk°; dag'gëlS” mijn M ,wijfelen? Ik H,élène’ he™am de grijsaard, haar aandachtig aanziende, moet ik je niet meer terugzien? Zal ik dan nooit weten, wat de reden is geweeft van je vlucht Dat geheim behoort niet aan mij, zei ze oo ernstrgen toon. Als ik het recht zou hebben het ute zeögen, zou ik het misschien nog niet doen. Ik heb tien jaar ongehoord verdriet geleden. CT„C u gling niet V?ort en reikte aan haar vader de rZf hn’ken °Ver’, d!f Voor haar familie bestemd wanen De generaal, door de gebeurtenissen van den rlog ruim van opvatting geworden wat betreft buit, nam de geschenken, door zijn dochter aangebo™!waun 6n S? iejI>te er Senoegen in te den'ken, dat o derden invloed vaneen ziel zóó rein, zóó verheven als die van Helène, de Parijsche kapitein een eerlijk man bleef inden oorlog tegen de Spanjaarden. Zijn sympathie voor de dapperen won het bij hem. Bedenkend, dat hij zich belachelijk zou maken door preutseh te doen, drukte hij den kaper stevig de hand omhelsde zijn Hélène, zijn geliefde docl?- Ïaan hart£fkheid’. fldaten eigm, en liet een traan vallen op dat gezicht, welks fierheid, welks mannelijkheid haar meermalen hadden toegelachen De zeeman, sterk ontroerd, gaf hem zijn kinderen om die te zegenen. Eindelijk zeiden allen elkaar voor den laatsten keer vaarwel dooreen langen verteederenden blik. Wees altijd gelukkig! riep de grootvader nog, zich naar het dek spoedend. Op zee wachtte den generaal een bijzonder schouwspel. De Saint-Ferdinand, overgeleverd aan de vlammen, verzengde als een onmetelijk stroovuur. De matrozen, bezig de Spaansche brik te vernielen, bemerkten, dat zij een lading rhum aan boord had, een likeur, waarvan de Othello overvloed had, en vonden het aardig in volle zee een groote punchbowl te 'ontsteken. Het was een nog al vergeeflijk vermaak voor lieden, die door de blijkbare eentonigheid der zee alle gelegenheden aangrepen om m hun leven afwisseling te brengen. Bij het afdalen van de brik inde sloep van de Saint-Ferdinand, bemand met zes forsche matrozen, verdeelde de generaal onwillekeurig zijn aandacht tusschen dien brand en zijn dochter, die op den arm van haar man leunde, beiden achter op hun schip. Bij zooveel herinneringen, bij het gezicht van Hélène’s wit kleed, dat licht inden wind fladderde, en van haar schoone en groote gestalte, vergat hij met de zorgeloosheid van een soldaat, dat hij over het graf van den braven Gomez voer. Over hem heen zweefde een onmetelijke rookkolom als een bruine wolk en de zonnestralen, die haar hier en daar doordrongen, wierpen er dichterlijke' lichtflitsen door. Dat was een tweede hemel, een somber gewelf, waarondei een soort kronen schitterden en waarboven het onveranderlijk azuur van den hemel hing, dat duizend maal schooner leek door die voorbijgaande tegenstelling De grillige tinten van dien rook, beurtelings geel, blond, rood, zwart, nevelig versmolten, bedekten het schip, dat knetterde, kraakte en raasde. Het vuur siste bijtend in het rvant en liep door het vaaruig gelijk een Mijn God, zei Moïna, wij hebben er heel slecht aan gedaan, moeder, niet een paar dagen langer m de bergen te blijven! Wij waren er veel beter dan hier Hebt u vannacht dat voortdurend klagen van dat vervloekte kind gehoord en de praatjes van die ongelukkige vrouw, die zeker een dialect spreekt, want ik heb geen woord begrepen van wat ze zei. Wat voor menschen heeft men ons tot buren gegeven! Deze nacht is een van de afschuwelijkste, die ik van mijn leven heb meegemaakt. lk heb niets gehoord, antwoordde de markiezin; maar, kindlief, ik zal de hotelhoudster spreken en haar de aangrenzende kamer vragen; wij zullen dan in dat appartement alleen zijn en geen last meer van buren hebben. Hoe voel je je rtanmorgen? Ben je moe? , , . . Bij die laatste woorden was de markiezin opgestaan om naar het bed van Moïna te gaan. Laat eens zien, zei ze tot haar, de hand van haar dochter vattend. .. O laat het, moeder, antwoordde Moïna, u Pent zoo koud. .... , Hierbij zakte het jonge meisje in haar kussen terug met een beweging van stuurschheid, maar zoo bevallig, dat het voor een moeder moeilijk was er boos om te worden. Op dat oogenblik klonk er een klacht inde naburige kamer, waarvan de zachte en o-erekte toon een vrouwenhart moest verscheuren. ° Maar, als je dat den heelen nacht hebt gehoord, waarom heb je mij dan niet gewekt? We zou- Een gekreun, doordringender, dan al het vorige, onderbrak de markiezin, die uitriep: Daar sterft iemand! En ze haastte zich weg. Zend mij Pauline! riep Moïna, ik ga mij aan kleeden. erg leb‘;iemand ” ""‘S hotel ik ! fiep de ei£enares van het wm’ lk ,hek net den burgemeester laten halen. Verbeeld u dat het een vrouw is, een arme ongelukkige d e gisteravond te voet hier is gekomen; zij komt uit Spanje, zonder paspoort en geld. Zij droeg op haar rug een klem, stervend kind. Ik kon over mijn hart verkrijgen haar weg te sturen Van morgen ben ik haar zelf gaan wanten zij gisteren hier aankwam, heeft ze mij vreeselijk van streek gemaakt. Arm vrouwtje! Zij sliep naast 1 aar kind en allebei vochten ze tegen den doo*d' „Mevrouw zei ze, en trok een gouden ring van haar ’lk b^zlt mets meer dan dat, neem die om u e betalen, dat zal voldoende zjjn, ik zal hier niet veng”b!!JVf?‘ Arme kleine! We zullen samen ster-Ik hehh?/ Ze gezegd> toen ze haar kind aankeek. Ik heb haar ring aangenomen, ik heb haar gevraagd Z2ZT’ fVheeft “1J niet 'haar aaam wd-’ gehaakf Ik heb net den dokter en den maire Maar, riep de markiezin uit, geef haar alle hulp, die voor haar noodig kan zijn. Mijn God' Mis- SteSi'wat ze°gltljd ï® tC redden! *k zal 11 alles ueraien, wat ze zal verteren. weet n?etmnfr ZC fet.5r nogai trotsch uit en ik iet, of zij iets zal willen aannemen. lk zal haar gaan opzoeken.... in dadelijk ging de markiezin bij de onbekende naar boven zonder, te denken aan het kwaad dat kaar Knnb? die Vrouw kon brokkenen op een oogenbhk, dat men van haar zei, dat ze stierf. De , ?! ma rkiezin ging snel naar beneden en vond de hotelhoudster op de binnenplaats tusschen eenige menschen, die aandachtig naar haar schenen te hiis- markiezin verbleekte bij den aanbidt dei stervende. Ondanks het vreeselijk lijden, dat de mooie bekken van Hélène had veranderd, herkende zij haar oudste dochter. Bij het gezicht vaneen vrouw int zwart, o-ing Hélène overeind zitten, slaakte een kreet van schrik en viel langzaam op het bed terug, toen zij in die vrouw haar moeder terugvond. , . Kind, zei mevrouw d’Aiglemont, wat heb je noodig! Pauline!.... Moïna!.... met een zwakke stem. Ik hoopte mijn vader terug te zien, maar uw rouw zegt me . Zij bracht het niet ten einde; zij drukte haar kind aan haar hart als om het te verwarmen, kuste het op het voorhoofd en wierp op haar moeder een blik waarin nog het verwijt waste lezen, maar gematigd door de vergiffenis. De markiezin wilde dat verwijt niet zien; zij vergat, dat Hélène een kind was, eens o-ebaard in tranen en wanhoop, het kind van den plicht, een kind, dat de oorzaak van haar grootste ongelukken geweest was: zij ging zachtjes naar haar oudste dochter toe en herinnerde zich alleen, dat Hélène de eerste, haar de vreugden van het moederschap had leeren kennen. De oogen der moeder stonden vol tranen en terwijl ze haar dochter om- helsde, riep zij uit: Hélène, mijn kind.... Hélène bleef zwijgen. Zij luisterde naa.r den matsten zucht van 'haar kind. Öp dat oogenblik kwamen Moïna, Pauline, haar kamenier, de hotelhoudster en een dokter binnen. De markiezin hield de ijskoude hand van haar dochter inde hare en bezag haar met een ware wanhoop. Verbitterd door het ongeluk, zei de jonge weduwe, die aan een schipbreuk was ontkomen, terwijl zij van haar geheele mooie gezin slechts één kind kon redden, met een vreeselijke Stem tot haar moeder Dat alles is uw werk! Als u voor mij geweest was, wat.... Moïna, ga weg. .. ga weg, allemaal! riep mevrouw d’Aiglemont, die de zwakke stem van Hélène verstikte door de luidruchtigheid van de hare. Om ’s hemelswil, kind, hernam zij, laten we op dit oogenblik dien treurigen strijd niet opnieuw beginnen. Ik zal zwijgen, antwoordde Hélène met een bovennatuurlijke poging tot beheersching. Ik ben moeder, ik weet, dat Moïna niet mag Waar is mijn kind? . Moïna kwam weer binnen, gedreven door nieuwsgierigheid. Zuster, zei dat bedorven kind, de dokter. Alles is nutteloos! hernam Hélène. O waarom ben ik niet op mijn zestiende jaar gestorven, toen ik mij van kant wilde maken! Het geluk bestaat nooit buiten de wetten Moïna jij. Ze suerf, het hoofd buigend over dat van haar kmd, dat zij krampachtig tegen zich hield vastgedrukt. ö Je zuster wilde je zeker zeggen, Moïna, hernam mevrouw d’Aiglemont, toen zij in haar kamer was teruggekeerd, waar zij haar tranen den vrijen loop het, dat het geluk voor een meisje nooit te vinden is meen romanesk leven, buiten de geldige begrippen en vooral niet ver van haar moeder. TIENDE HOOFDSTUK. Op zekeren middag om twaalf uur in ’t begin van de maand Juni 1844 wandelde een dame van onge- veer 50 jaar, maar die ouder scheen dan zij was, m de zonnige laan vaneen groot huis inde me Plnmet te Parijs. Na twee of drie keer het zich licht slmge rend pad te hebben afgeloopen, waarvan zij niet afweek, om niet de ramen uit het gezicht te verhezen vaneen vertrek, dat al haar aandacht scheen te bezitten ging zij ineen rustieken, van jonge takken vervaardigden armstoel zitten. Van de plaats, waar die sierlijke zetel stond, kon de dame dooreen der tralies van het hek zoowel de binnen-boulevards zien in welker midden de bewonderenswaardige koepel des Invalides geplaatst is, die zijn gouden boog boven duizenden olmen verheft, een 'bewonderenswaardige aanblik, evenals de minder grootsche van haar tuin, die begrensd werd door den grijzen voorgevel vaneen der mooiste huizen van den taubourg Saint-Germam. Daar was alles stil: de naburige tuinen, de boulevards, het Hotel des Invalides- want in dat voorname kwartier begint de dag eerst om twaalf uur. Op een enkele uitzondering na, als niet een jonge dame een ritje te paard wil doen of niet een oud diplomaat een protocol opnieuw moet opmaken, slaapt alles op 'dit uur, bedienden en meesters, of alles ontwaakt. . Die oude dame, zoo vroeg op, was de markiezin d’Aiglemont, moeder van mevrouwde Saint-tiereen, aan wie dit prachtige huis behoorde. De markiezin had zich alles voor haar dochter ontzegd, aan wie zij haar geheele fortuin had geschonken, terwijl zij voor zich alleen een 'lijfrente behield. De gravin Moïna de Saint-Héreen was het laatste, kind van mevrouw d’Aiglemont. Om haar te doen huwen met een van de doorluchtigste huizen van Frankrijk had de markiezin alles opgeofferd. Niets was natuurlijker: zij had achtereenvolgens twee zoons verloren: de een, Gustave, markies d’Aiglemont was aan de cholera gestorven; de ander. Abel, was voor Constantine bezweken. Gustave liet kinderen na en een weduwe. Maarde vrij lauwe genegenheid die mevrouw d’Aiglemont haar twee zoons toedroe°- was nog verzwakt, toen die op haar kleinkinderen overging. Zij ging beleefd om met de jonge mevrouw d Aiglemont, maar zij hield zich aan het oppervlakke gevoel, dat de goede smaak en de conventies ons voorschrijven, jegens onze naasten te betoonen. Daar de geldzaken van haar overleden kinderen goed geregeld waren, had zij voor haar lieve Moïna haar opgespaard geld en haar eigen goederen behouden. Moina, sinds haar kindsheid mooi en aantrekkelijk was voor mevrouw d’Aiglemont altijd een van die aangeboren of onwillekeurige voorliefden geweest, gelijk men die bij moeders vaneen gezin vindt' noodlottige sympathieën, die onverklaarbaar schijnen of die de waarnemers al te goed weten te verklaren. Het bekoorlijke gezicht van Moïna, de klank der stem van dat geliefde meisje, haar manieren, haar loop, haar trekken, haar gebaren, alles verwekte bij de markiezin de diepste aandoeningen, die het hart vaneen moeder kunnen bezielen, verontrusten ë>f bekoren. Het beginsel van haar tegenwoordig leven, van haar leven van morgen, van haar vroeger leven bevond zich in het hart dier jonge vrouw, waarm zij al haar schatten had geworpen. Moïna had ge-' lukkig de vier andere kinderen overleefd. Mevrouw d Aiglemont had werkelijk op de ongelukkigste wijze, zeiden de menschen, een bekoorlijke dochter verloren, waarvan de bestemming bijna onbekend was en een kleine jongen, weggerukt op zijn vijfde jaar dooreen vreeselijke ramp. De markiezin zag zonder twijfel een voorteek en van den hemel inden eerbied, dien het Lot voor haar liefste dochter scheen te gevoelen en dacht maar zelden aan haar kinderen, al gevallen door de luimen des doods en die in haar ziel bleven als de graven op een slagveld, welke haast verdwijnen onder de bloemen der weiden. De wereld had de markiezin streng rekenschap van die vergeetachtigheid en die voorliefde kunnen vragen maarde Parijsche wereld wordt voortgesleept door zulk een stroom van gebeurtenissen, modes nieuwe ideeën, dat het heele leven van mevrouw d Aigle mont er in zekeren zin in vergeten moest worden. Niemand dacht er aan haar te beschuldigen vaneen koelheid, een vergetelheid, waarin niemand belang stelde terwijl de levendige teederheid voor Moma veler aandacht trok en al de heiligheid had vaneen vooroordeel. Overigens kwam de markiezin weinig onder de menschen; en voor.de meerderheid der families, die haar kenden, scheen zij goed, zacht, vroom toegevend. En dan: moet men met een zeer levendige belangstelling hebben om zich verder te verdiepen dan in die schijnbaarheden, waarmee de maatschappij tevreden is? Verder: hoe vergeeft m niet de grijsaards, die zich terugtrekken als schaduwen en niet meer dan een herinnering willen zpn Kortom, mevrouw d’Aiglemont was een mode , met welgevallen aangehaald door de kinderen bij hun vaders, door de schoonzoons bij hun schoo”™? Zij had vóór den tijd haar goederen aan Moma ge schonken, tevreden met het geluk van de jonge gravin en alleen levend door haar en voor haas. Ais voorzichtige oude heeren, venijnige ooms dit gedrag brandmerkten met de woorden: ’’MevroU™ mont zal er misschien eens berouw van hebben van haar fortuin beroofd te zijn ten gunste van haar dochter; want, als zij goed het hart van mevrouw de Saint-Héreen kent, kan zij dan zijn van de moraliteit van haar schoonzoon. verwekte dit tegen die profeten een algemeen ~Weg met dezen!” en het regende van alle kanten loftuitingen op – Men moet dit mevrouwde Saint-Héreen na- geven, zei een jonge vrouw, dat haar moeder niets om haar veranderd zag. Mevrouw d’Aiglemont is haoar S Jt-loed gdTVest; zii heeft een rijtuig tot !jls vroecJrkkmff 60 °Veral inde wereld k°men inde Italiaansche opera, antwoordde nee zacht een oude parasiet, een van die lieden welke het recht meenen te hebben hun vrienden met scherpe zetten te verrassen onder het voorwendsel er een bewijs van onafhankelijkheid van geest door te geven. De douairière houdt alleen van muziek en doet er rare dingen om voor haar bedorven kind. Zii was in haar tijd zoo’n goede musicienne! Maar daar de loge van de gravin altijd overstroomd is oor jonge vlinders en zij er dat dametje zou hinderen, van wie men al spreekt als vaneen groote coquette, gaat de arme moeder nooit naar de Itahaansche opera. Mevrouwde Saint-Héreen, zei een huwbaar meisje heeft voor haar moeder heerlijke avonden een salon, waar heel Parijs komt. „ 7~ Ben salon, waar niemand op de markiezin let antwoordde de parasiet. Mevrouw d’Aiglemont is werkelijk nooit alleen, zei een fat, die de partij der jonge dames koos. s (Ochtends, antwoordde de oude opmerker zacht, s ochtends slaapt de lieve Moïna. Om vier uur is de dierbare Moïna in het Bols de Boulogne. s Avonds gaat de lieve Moïna naar het bal of naar de opera-bouffe Maar het is waar, dat mevrouw d Aiglemont de gelegenheid heeft haar lieve dochter te zien, terwijl die zich kleedt of gedurende het diner, als de heve Moïna toevallig met haar lieve moeder eet. Aog geen acht dagen geleden, mijnheer, zei de parasiet, een verlegen gouverneur bij den arm erii%ZdjJer! nieuweling jn dat huis, zag ik die arme moeder treurig en alleen aan den hoek van den haard zitten. „Wat scheelt u?” vroeg ik. De markiezin keek mij glimlachend aan, maar ze had zeker gehuild ,Ik dacht, zei ze tegen mij, dat het heel gek is alleen te zijn, als je vijf kinderen gehad hebt. Maar dat ligt in onze bestemming! En dan ben ik geluk kier als ik weet, dat Moïna zich amuseert! Zij Icon mfi’ in vertrouwen nemen, die vroeger haar man heeft gekend, ’t Was een arme vent, en het was heel gelukkig voor hem haar tot vrouw te hebben gehad, hij had zeker aan haar zijn pairschap en zijn positie aan het Hof van Karei X te danken. Maar er sluipen zooveel dwalingen inde g-espi kken van de menschen, er ontstaan licht zulke groote rampen, dat de geschiedschrijver der zeden verplicht is wijselijk de verzekeringen te wegen die onnadenkend door zooveel achteloozen geuit worden Tenslotte mag men misschien nooit uitspreken wie ongelijk of gelijk heeft: het kind of de moeder. Tusschen -die twee harten is slechts een rechter mo gelijk Die rechter is God! God, die vaak wraak neemt inden schoot der gezinnen en zich eeuwig bedient van de kinderen tegen de moeders, van de vaders tegen de zonen, van de volken tegen de koningen, van de vorsten tegen de naties, van alles t men alles, die inde wereld de ouderen doet verdwijnen om er de jongeren voorin de plaatste stellen, gelijk inde lente de jonge bladeren de oudere ver dringen, en die handelt met het oog op een onveranderlijke orde, voor een bepaald doel, Hem alleen bekend. Zeker gaat alles in Zijn binnenste om of beter nog: keert er in terug. Die godsdienstige gedachten, zoo natuurlijk voor het gemoed van oude menschen, kwamen en gingen inde ziel van mevrouw d’Aiglemont; zij waren er half verlicht, soms verzwolgen, dan weer geheel ontvouwen als bloemen aan de oppervlakte van het water, bewogen gedurende een storm. Zij was \e dochter verzocht een zin te herhalen, waarvan zij niets kon verstaan, gehoorzaamde de gravin, maar met zulk een uitdrukking van tegenzin, dat mevrouw d’Aiglemont wel oppaste op haar bescheiden bede terug te komen. Sinds dien dag zorgde de markiezin er voor, wanneer Moïna een gebeurtenis vertelde of sprak, dichtbij haar te komen: maar vaak scheen de gravin de gebrekkigheid te vervelen, die zij zonder nadenken aan haar moeder verweet. Dit voorbeeld onder duizend kon alleen het hart eenei moeder treffen. Al die dingen waren misschien aan een toeschouwer ontsnapt, want het waren feiten die alleen een moeder kon voelen. Zoo had eens, toen mevrouw d’Aiglemont haar dochter vertelde, dat de prinses de Cadignan haar kwam opzoeken, Moma verbaasd uitgeroepen: „Wat! Is zij voor u gekomen!” De manier, waarop die woorden gezegd werden, de nadruk, dien de gravin er aan gaf, schilderden’met lichte tinten een verwondering, een voorname minachting, die voor altijd jonge en teere halten menschlievemdheid zouden.doen vinden inde gewoonte, krachtens welke de wilden hun grijsaards dooden, als zij zich niet meer kunnen vasthouden aan den tak vaneen sterk geschudden boom. Mevrouw d’Aiglemont stond op, glimlachte en verwijderde zich, waarna zij in schreien uitbarstte. Overstelpt door haar herinneringen vond mevrouw d’Aiglemont een van die microscopische feiten terug, zoo stekend, zoo wreed, waarin ze nog nooit zoo goed als op dat oogenblik de mensche'lijke minachting, verborgen onder die glimlachjes, had gezien. Maar haar tranen droogden, toen zij de zonneblinden hoorde openen voor de kamer, waar haar dochter sliep. Zij liep op het huis toe, zich naar de ramen richtend langs het voetpad, dat langs het hek liep, waarvoor zij zoo pas gezeten was. Bij het loopen merkte zij de bijzondere zorg op, waarmee de tuinman het zand van dat pad opgeharkt had, dat sinds kort vrij slecht was onderhouden. Toen mevrouw d Aiglemont onder de ramen van haar dochter kwam, gingen de blinden weer snel dicht. Moïna, zei ze. Geen antwoord. Mevrouwde gravin is in het kleine salon, zei de kamenier van Moïna, toen de markiezin, weer in luJh vroeg of haar dochter was opgestaan Mevrouw d’Aiglemont’s hartwas te vol en zii was teveel met het hoofd bezig op dat oogenblik om over die zoo onbeduidende omstandigheden na te denken; zij ging snel het kleine salon binnen, waar zij de gravin in ochtendjapon aantrof, met een muts slordig over het ordelooze kapsel geworpen, de voeten in pantoffels, met den sleutel van haar kamer in haar ceintuur, op het gezicht bijna stormachtige gedachten en een verhoogde kleur. Zij zat op een divan en scheen na te denken. ~ Waarom komen er menschen? zei ze barsch Ah is u het, moeder, hernam ze verstrooid, na zichzelf inde rede gevallen te hebben. Ja, kind, ’t ;is je moeder.... De toon, waarop mevrouw d’Aiglemont die woorden uitsprak, schilderde een uiting van het hart en een innerlijke aandoening, waarvan het moeilijk zou zijn een denkbeeld te geven zonder het woord heiligïeid te gebruiken. Zij had inderdaad zoo iets moederlijks in haar houding en stem, dat haar dochter er door getroffen was en zich tot haar keerde met een beweging, die tegelijk eerbied, onrust en spijt ntdrukte. De markiezin sloot de deur van dat salon waarin niemand kon binnenkomen zonder geraas te veroorzaken inde vertrekken daarvoor. Die afstand verzekerde tegen alle onbescheidenheid. Kind, zei de markiezin, het is mijn plicht je voor e ichten ineen van de gewichtigste crisissen d Aiglemont te halen. De jonge markiezin en haar kinderen kwamen tegelijkertijd met de dokters en vormden een vrij indrukwekkende, zwijgende, onrustige vergadering, waarbij zich nog de bedienden voegden. De jonge markiezin, die geen enkel geluid hoorde, kwam zachtjes aan de kamerdeur kloppen. Daarop stiet Moïna, zeker door haar smart ontwaakt, de twee deuren snel open, wierp een verbijsterden blik op die familievergadering en vertoonde zich ineen wanorde, die luider sprak dan de taal. Bij den aanblik van dat belichaamde berouw, bleef iedereen zwijgen. De markiezin lag stijf uitgestrekt op naar doodsbed. Moïna leunde tegen den deurpost, keek haar familieleden aan en zei met heesche stem• Ik heb mijn moeder verloren! DE VERLATEN VROUW DE VERLATEN VROUW N.V. UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ „MINERVA” AMSTERDAM HONORÉ DE BALZAC I. In 1822, bij het begin van de lente, zonden de Panische doktoren een jongeman, die herstellende was vaneen ziekte, veroorzaakt door wat veel studie ot te zwaar leven misschien, naar het lage gedeelte van Normandië, om daar geheel op krachten te komen. Ziin herstel eischte een volkomen rust, zachte voeding, koude lucht en de totale afwezigheid van emoties De vette landouwen van le Bessin en het eentonige bestaan der provincie schenen daartoe gunstig te zijn. Hij kwam te Bayeux, een lief stadje op twee mijl van zee gelegen, bij een van zijn nichten, die hem ontving met die hartelijkheid eigen aan heden die gewoon zijn teruggetrokken te leven en voor wie de komst vaneen Bloedverwant of vaneen vriend tot een buitenkansje behoort. Op een paar gewoonten na lijken alle kleine steden op elkaar. Na meerdere avonden te hebben dooigebracht bij zijn nicht, mevrouwde Sainte-Severe of bij lieden, die haar gezelschap uitmaakten, had die jonge Parijzenaar, mijnheer baron Gaston de Nueil genaamd, weldra de menschen leeren kennen, die deze besloten groep voor heel de stad hield. Gaston de Nueil zag daarin den onveranderhjken kring van personen, welke de opmerkers terugvmden inde talrijke hoofdsteden van die oude staten, welke het voormalige Frankrijk vormden Ten eerste was dit de familie, wier adel, vijttig mijlen verder onbekend, in het departement voor onaantastbaar doorgaat en van den hoogsten ouder- Ten slotte worden twee of drie geestelijken in dat élite-gezelschap ontvangen ter wille van hun stool of omdat zij geestig zijn en omdat die voorname lieden, die zich onder elkaar vervelen, het burgerlijke element in hun salons binnenvoeren, zooals een bakker gist in zijn deeg doet. De som van intellect, in al die hoofden vergaderd, bestaat uiteen zekere hoeveelheid ouderwetsche ideeën, vermengd met eenige nieuwe, die ’s avonds gemeenschappelijk door elkaar worden gemengd. Als het water vaneen kleine baai hebben die gedachten hun dagelijksche vloed en eb, hun eeuwige, altijd gelijke beweging: wie er vandaag den hollen weerklank van hoort, wordt dien morgen, binnen een jaar, altijd weer gewaar. Hun onwrikbare beoordeelingén over de ondermaansche dingen vormen een traditioneele wetenschap, waaraan geen sterveling een druppel geest kan toevoegen. Het leven van die gewoonte-menschen draait rond ineen sfeer van sleur even onveranderlijk als hun godsdienstige, politieke, zedelijke en letterkundige meeningen. Wordt een vreemde tot die groep toegelaten, dan zal iedereen hem niet zonder een zekere ironie zeggen: „U zult hier niet het schitterende van uw Panische wereld vinden!” en iedereen zal de levenswijze van zijn buren veroordeelen, terwijl hij tracht te doen gelooven, dat hij een uitzondering in dat gezelschap vormt, dat ‘hij zonder succes trachtte te verjongen. Maar, als de vreemdeling bij ongeluk door een of andere opmerking de meening versterkt, die deze menschen wederzijds omtrent elkaar koesteren gaat hij dadelijk voor een deugniet door zonder God of gebod, voor verdorven Parijzenaar, sooals die Parijsche lui over het algemeen zijn. Toen Gaston de Nueil in dat wereldje verscheen, waar de etiquette streng gehandhaafd werd, waar elk ding in het leven in overeenstemming was met S* ,alles openbaar werd gemaakt, waar ak£S en de eindwaarden opgemaakt werden als de fondsen van de Beurs op de laatste krantenpagina, was Ihy bij voorbaat gewogen op de onfeilbare weegschalen der Bayeusche opinie. Zijn nicht mevrouwde Sainte-Sevère, had al het bedrag van zijn fortuin genoemd, dat van zijn verwachtingen KOO °P ziJ'n kennis, zijn beleefdheid en bescheidenheid gebluft. Hem viel de ontvangst ten deel, waarop hij precies recht had, en hij werd er als een goed edelman in opgenomen zonder drukte, daar h,j pas drie-en-twintig jaar wasmaar zekere jonge dames en eenige moeders keken i iefnaan;,?lJ trok achttienduizend livres rente m de vallei d Auge en zijn vader moest hem vroeg of laat het kasteel van Manervflle met al zijn toebehooren nalaten. Wat zijn ontwikkeling, zijn politieke toekomst, zijn persoonlijke waarde betreft daar was geen sprake van. Zijn landerijen waren’ goed en zijn pachthoeven waren heel solide- er hadden uitstekende aanplantingen plaats gehad; de herstellingen en de belastingen drukten op de pachters • de appelboomen waren acht-en-dertig jaar oud; ten slotte was zijn vader aan ’t onderhandelen om tweehonderd morgen bosch, aan zijn park grenzend 'te koopen, die hij met muren wilde omringen Ln hoop op ministerschap, geen menschelijke roem kon tegen zulke voordeelen opwegen. Hetzij uit boosaardigheid, hetzij uit berekening, had mevrouwde oainte-Severe met van den oudsten broeder van Gaston gesproken en ook Gaston had er geen woord van gerept. Maar die broeder was een borstlijder en scheen weldra begraven, beweend en vergeten te zulen worden. Gaston de Nueil begon zich met die lieden te amuseeren ; hij teekende er om zoo te zeggen de gestalten vanuit in zijn album, smakelijk raak met hun hoekige, gekromde, gerimpelde gezichten, met de leuke eigenaardigheid van ihun gewoonten en hun tics' hij schepte vermaak inde Normamsmen van hun’ dialect, inde bekrompenheid hunner ideeen en karakters. Maar na een oogenbhk dat bestaan aanvaard te hebben gelijk aan dat van eekhoorns bezig in hun kooi rond te draaien, voelde hij het gebrek aan tegenkantingen ineen bij voorbaat gestremd leven als dat van de devoten, diep verborgen inde kloosters, en verviel ineen crisis, noch vam verveling, noch van weerzin, maar die bijna al de gevolgen er van met zich voert. Na het lichte lijden door dien overgang voltrok zich voor het individu het verschijnsel van zijn overplanting op een hem vijandig terrein, waar hij uitteren en een verschrompeld leven leiden moet. Wanneer werkelijk mets hem aan die wereld ontrukt, neemt hij er onbewust de gewoonten van aan en schikt zich naar haar leegheid, die hem overweldigt en vernietigt De longen van Gaston wenden reeds aan die atmosfeer. Bereid om een soort plantaardig geluk te smaken in die dacmn, doorgebracht zonder zorgen en zonder gedachten, begon hij de herinnering te verhezen aan die beweging van het sap, die gestadige bevruchting der geesten, waarmee hij zich zoo enthusiast had ingelaten inde Parijsche sfeer, en hij zou tusschen die fossielen versteenen, er voor altijd tusschen blijven als de metgezellen van Ulysses. tevreden met hun zwaar omhulsel. Op zekeren avond zat Gaston de Nueil tusschen een oude dame en eender vicarissen-gene raai van de diocees ineen salon met grijs geschil derde lambrizeeringen, bevloerd met groote, witte aarden tegels, versierd met eemge famihe-portretten en voorzien van vier speeltafels, waarom zestien personen praatten onder het whisten. Daar aan mets denkend, maar onder het gebruiken vaneen van die uitmuntende diners, de toekomst van 4?" ,dag m G,6 provincie, betrapte hij er zich op, dat hij de gewoon- ten van de streek rechtvaardigde. Hij zag in, waarmenschen er mee voortgingen zich te bedienen van de kaarten van den vorigen avond, ze neer te gooien op versleten kleedjes en hoe zij er toe kwa? niet ™e.er voor zichzelf toilet te maken noch voor anderen. Hy vermoedde ik weet niet wat voor wijsgerigheid m die eenvormige beweging van dat leven ineen kringetje, inde kalmte der logische gewoonten en inde onbekendheid met buitensporige SÏnH Eind bei. Ik heb het geluklezoctó ïl i aren quitte alleg?S^dt? -siff siffarrofuurTkl nooit moest verlaten in dJ’ een ,man 6611 vrouw bevond. Ik ben verlaten to^stand.’ waarin ik mij hebben. Ja, ik ben zeker fel- orden’ 'k zal mishaagd andere Li der „aS" f »f weest te opofferend of te veeleischlnd fk ZIjI! P" met. Het ongeluk heeft mij voorShc£ Lf et hjd aanklaagster ei °?r&j bij slaaf geweest mi;??, Ik bed*dus ken. Zij, die mïi zuilen tyran had moet“ veroordeelen, maar zii /nlUo™’ Zuden m'j_ kunnen heeft mij geleerd mii niet 0 acbten- lijden bloot te stellen datdc d£ mogelijkheid dat ik nog S’na dè tónen ï Ik begriJP ™t, eerste acht dagen die hebben geduld van de vreeselijkste in het leven van 1S gCVolgd ZIJn> de op a oogiM, houden de stilte te verbreken, door met een bevende stem te zeggen: Sta mij toe, mevrouw, mij over te geven aan een van de hevigste aandoeningen van mijn leven door u te bekennen, wat u mij doet gewaar worden. U maakt mij het hart grooter! Ik voel in mij de begeerte om mijn leven er aan te wijden u uw verdriet te doen vergeten, u lief te hebben voor al degenen, die u hebben gehaat of gekwetst. Maar het is een heel onverwachte ontboezeming, die heden niets rechtvaardigt en die ik zou moeten.... Genoeg, mijnheer, zei mevrouwde Beauséant. Wij zijn allebei te ver gegaan. Ik heb de weigering, die mij is opgelegd, willen meedeelen en geen huldigingen voor mij willen uitlokken. De coquetterie gaat alleen de gelukkige vrouw goed af. Geloof me, laat ons vreemden voor elkaar blijven. Later zult u weten, dat men geen banden moet vlechten, als die noodzakelijk eens moeten breken. Zij zuchtte licht en haar voorhoofd fronste zich om dadelijk weer zijn reinheid van vorm te hernemen. Welk een lijden voor een vrouw, hernam zij, den man niet te kunnen volgen, dien zij in al de phases van zijn leven lief heeft. Moet dat vreeselijke leed dan niet heftig weerklinken in het hart van den man, als zij daardoor zeer bemind wordt? Is dat niet een dubbel ongeluk? Er heerschte een oogenblik stilte, waarna zij glimlachend sprak en opstond om haar gast te bewegen heen te gaan: U dacht er niet aan, toen u te Courcelles kwam, er een preek te hooren? Gaston bevond zich op dat moment verder van die buitengewone vrouw dan op het oogenblik, dat hij haar had aangesproken. Daar hij de bekoring van dat heerlijke uur toeschreef aan de coquetterie van een vrouw des huizes, die er op gesteld was haar geest te ontplooien, groette hij de vicomtesse koel fn ging wanhopig heen. Intusschen trachtte de baron dat wezen, buigzaam en hard als een stalen veer op haar waren aard te betrappen; maar hij had haar zooveel nuances zien aannemen, dat het hem onmogelijk was een juist oordeel over haar te vellen. Voor hem glansde haar schoonheid nog m de duisternis- de indrukken, die hij ervan had gekregen, werden weer levendig, de eene aangetrokken door den anderen om hem opnieuw te verleiden ter wijl zij hem de vrouwelijke bevalligheid en rijkdom van geest, eerst onopgemerkt, openbaarden. Hij verviel'tot een van die' onvaste overpeinzingen gedurende welke de helderste gedachten elkaar bestrijden. tegen elkaar botsen en de ziel ineen korten aanval van waanzin slingeren. Men moet jong zijn om de geheimen dier soort dithyramben te openbaren en te begrijpen, waarin het hart, aangegrepen door de meest juiste en de dwaaste ideeen, voor het laatste, dat het treft, zwicht, voor een gedachte van hoop of wanhoop, afhankelijk vaneen macht. Op den leeftijd van dne-en-twmtig jaar wordt de man bijna altijd beheerscht dooreen gevoel van bescheidenheid: de verlegenheid,_de verwarring vaneen jong meisje treffen hem, hij is banp zijn liefde slecht te uiten, hij ziet ei-alleen moeilijkheden van en schrikt ervoor, hij beeft, dat hij niet zal behagen, hij zou stoutmoedig zijn als h niet zoo liefhad; hoe meer hij den prijs van het geluk beseft, hoe minder hij gelooft, dat zijn minnares hem dit gemakkelijk kan toestaan; overigens geeft hij zich misschien te volkomen aan zijn genot over en vreest hij er geen te schenken; wanneer zijn at go per ongeluk indrukwekkend is, aanbidt hij die m t geheirn en van verre; als hij niet doorgrond wordt, De Vrouw van dertig jaar sterft zijn liefde weg. De Nueil kwam dus te Courcelles terug, vol van uiterste besluiten. Mevrouwde eauseant was voor hem de voorwaarde van zijn geheele bestaan geworden: hij wilde liever sterven dan zonder haar te leven. Nog jong genoeg om de wreede betoovenngen gewaar te worden, die de volmaakte vrouw op de jonge en hartstochtelijke zielen uitoefent, moest hij een van die stormachtige nachten doorbrengen, gedurende welke de jongelieden van het geluk tot den zelfmoord komen, van den zelfmoord tot het geluk, een geheel gelukkig leven doordenken en machteloos inslapen. Te zeer verliefd om te slapen stond de Nueil op, begon brieven te schrijven, waarvan niet een hem voldeed en verbrandde ze allemaal. Den volgenden dag ging hij een ronde doen om de heining van Courcelles, maar 'bij het invallen van den nacht, want hij was bang door de vicomtesse te worden opgemerkt. Het gevoel waaraan hij toen -e-hoorzaamde behoort tot een zoo geheimzinnfge zieletaal, dat men alweer jongmensch moet zijn of zich ineen dergehjken toestand bevinden om er de stille gelukzaligheden en de grilligheid van te begrijpen; alles dingen, die menschen de schouders ?°Aen -?phalen’ lie1ie Selukkig genoeg zijn om altijd het positieve van het leven te zien. Na wreede aarzelingen schreef Gaston aan mevrouwde Beauseant den volgenden brief, die voor een model kan doorgaan van phraseologie, verliefden eigen, en vergeleken kan worden met de teekeningen door kinderen int geheim gemaakt voor den verjaardag van hun ouders; nietige geschenken voor iedereen behalve voor wie ze ontvangen: Mevrouw, U oefent zoo’n groote heerschappij uit over mijn ?nl^lchuMigd°Ja,Jejehebttgeli!k; T™ egoïstisch met zijn jottw sdhttefid t IIngTLT rèdelije"dSelanCho“n- “ 2" . •smsls de komst van ie moeder en «inHc e-- haar mejuffrouw de la Rodière hebt ontmoet ben ik ten prooi aan aarzelingen, die ons onteTen Laat mij lijden, maar bedrieg mij niet: ik wil alles weten en wat je moeder je zegt èn wat jij denkt' Als ie «V rJZ r Mnéi« -j. me' vujueia terug Ik miJn Jot verbe •, za voor jou in staat zijn niet te schreien- alken’ ik if”1 O, ik houd op, mij^hart weeï ,™W%” ‘™rig en ontzet ge• T!iv V d’ ,k vmd in m,J geen .trots tegenover lekvvetSenZOn°ofheiHZOO °Pen! Jij ZOU me n°ch kunnen Kwetsen, noch bedriegen; maar je zult mij de waarzeggen, hoe wreed ze ook mag zijn Wil je dat itToostzhndoo11 aanm°edig? We]nu’ Hefste, ik zal getroost zijn dooreen vrouwengedachte Zal ik var. jon met bezeten hebben het jon|e en zchuchtoe wezen, vol zwier, schoonheid en kieschheid een Gason, dien geen enkele vrouw meer kan kennen en waarvan ik heerlijk genoten heb? Neen ie zult met meet liefhebben, zooals je het mij hebt gSaan zooals je het mij doet; neen, ik zou geen mededfne’ ster kunnen hebben. Mijn zuhen zof der bitterheid zijn, als ik aan onze lkfde denk dï heel mijn wezen uitmaakt. Is het niet buiten je macht voortaan een vrouw te betooveren door de kï- lijke verlokkingen, je jonge liefelijkheid vaneen ieuedig hart, door die coquetterieen van de ziel, die bevalligheden van het lichaam en die sneJe – stemmingen van hartstocht, in één woord door dien bewonderenswaardigen stoet, die de – de volgt? O, je bent nu een man, je zult nu je be stemrmng volgen, terwijl je alles berekent. Je zu zorgen hebben, emoties, begeerten van eerzucht, bezorgdheden, die haar den voortdurenden en onveranderlijken glimlach zullen doen missen, waardoor te lippen voor mij altijd zullen vermooid zijn. Je Jstem TOor mij altijd zoo zoet, zal soms gemelijk zijn. te mogen onafgebroken verlicht dooreen heme – schranst als je mij zag, zullen voor haar vaak dof worden. Verder, daar het onmogelijk is je lief te hebben, zooals ik je liefheb zal die vrouw je nomt zoo behagen, als ik het je gedaan heb. Zij zal niet de eeuwige zorg in acht nemen, die ik voor mijzelf he gehadgen die eeuwige aandacht voor je geluk, wa toe het begrip mij nooit ontbroken heeft. Ja, de man het hart, die ziel, die ik gekend zal hebben, zullen niet meer bestaan; ik zal ze in mijn herinnering becSvenTm er nog van te genieten en gelukkig leven van dat schoone, vroegere bestaan, maar o bekend aan al, wat niet wij tezamen Mijn lieve schat, als je toch met de minste idee vim vrijheid hebt gekregen, als mijn liefde je met drukt als mijn vreezen hersenschimmen zijn, als ik voor jou je Éva ben, de eenige vrouw, dte er op de wereld bestaat, kom, na lering vandero"b™Èk™ snel hierheen' O, ik zal meen oogenblik meer van te houden dan ik van je gehouden heb geloof m,,. gedurende die negen jaar. Na de nuttelooze k bnp- te hebben doorstaan van die verdenkingen, waarvan !k mi, besehuldig ral elke datrgevoegd aan onze liefde, ja, een enkele dag, een geheeUev van geluk vormen. Daarom, spreek! wees open De Nueil ging uit na zijn brief te hebben geschre ven Toen hij terugkwam, vond hij Jacques op den drempel van de deur. Deze overhandigde hem een brief met de woorden: Mevrouw de markiezin is met meer op het kasteel De Nueil, verwonderd, brak de enveloppe open en las: Mevrouw, als ik er mee zou eindigen u hef te hebben door de kansen te aanvaarden, die u mij biedt om een gewoon mensch te zijn, zou ik mijn lot wel verdienen, niet? Neen, ik zal u gehoorzamen en ik zweer u een trouw, waaraan slechts de dood een einde kan maken. O neem mijn leven, tenzij u toch vreesde in het uwe wroeging te veroorzaken Dat was de brief, dien hij aan de markiezin had geschreven op 'het oogenblik, toen zij naar Geneve vertrok. Daarboven had Claire de Bourgogne eraan toegevoegd: 'Mijnheer, u is vrij. De Nueil ging terug naar zijn moeder te Manerville. Twintig dagen daarna trouwde hij mejuffrouw Stéphanie de la Rodière. Vall. Mevrouwde Beauséant had haar kasteel te Vallerov niet meer verlaten sinds haar scheiding van e Nueil. Om tal van redenen, die men moet begraven laten in het ‘hart der vrouwen en overigens elk van haar zal die raden, die haar eigen zijn bleet Claire er wonen na het huwelijk van de Nueil. Zij leefde in zulk een diepe afzondering, dat haar bedienden uitgezonderd haar kamenier en Jacques haar niet zagen. Zij eischte een absolute stilte om zich heen en kwam slechts uit haar vertrek om naar de kapel van Valleroy te gaan, waar een priester uit de buurt haar alle morgens de mis kwam lezen. Eenige dagen na zijn huwelijk verviel de graaf de Nueil tot een soort van echtelijke gevoelloosheid die even goed het geluk als het ongeluk kon doen vermoeden. Zijn moeder zei tegen iedereen: Mijn zoon is volmaakt gelukkig. Mevrouw Gaston de Nueil, gelijk zooveel jonge vrouwen, was een beetje mat, zacht, geduldig- zij werd een maand na haar huwelijk zwanger. Dat alleswas in overeenstemming met de opvattingen van de wereld De Nueil was heel goed voor haar: alleen was hij twee maanden na het verlaten van de markiezin, erg droomerig en peinzend. Maar hij was altijd ernstig geweest, zei zijn moeder. Na zeven maanden van dat lauwe geluk gebeurden er een paar schijnbaar onbeduidende dingen maar die een al te groote ontwikkeling van gedachten met zich meebrengen en te groote zielestoornissen veroorzaken om niet eenvoudig vermeld te worden en overgelaten aan de willekeur der uitleningen van ieder verstand. Eens, toen de Nueil on de gronden van ManerviMe en Valleroy gejaagd had wam, hij terug door het park van mevrouwde oeauseant, liet naar Jacques vragen en wachtte hem herm toen amer^enaar gekomen was, vroeg hij Houdt de markiezin nog altijd van wild? Op het bevestigend antwoord van Jacques bood Oaston hem een vrij groote som aan, vergezeld van zeer mooi klinkende redeneeringeri om van hem den kiemen dienst te verkrijgen voor de markiezin de opbrengst van zijn jacht te bewaren. ■et scheen voor Jacques even weinig verschil uit te maken, of zijn meesteres een patrijs zou eten, gedood door haar opzichter of door de Nueil, daar deze verlangde, dat de markiezin de afkomst van het wild niet zou weten. Hii is op haar gronden gedood, zei de graaf. Jacques leende zich eenige dagen tot die onschulbedriegerij. De Nueil ging vanaf den morgen on de jacht en kwam alleen weer thuis om te dmeeren en doodde nooit een dier. Zoo ging een heele week voorbij. Gaston kreeg moed genoeg om de markiezin een langen brief te schrijven en haar dien 2"oen toekomen. De brief werd hem ongeopend teruggestuurd. Het was bijna nacht, toen de kamerchenaar der markiezin hem dien terugbracht. Plotseling holde de graaf uit het salon weg, waar h j Taar een caprice van Herold scheen te luisteren die door zijn vrouw op de piano werd mishandeld en fiêp „aar de markiezin met de snelheid vaneen man die naar een rendez-vous vliegt. Hij sprong m het ™rk dooreen bres, die hij kende, hep langzaam door de'lanen, af en toe stilhoudend aisi omi te trac ten het hoorbare bonzen van zijn hart te onderdruk ken; toen, bij het kasteel gekomen lmsterde hij naar de gedempte geluiden en vermoedde dat alle lieden aan tafel waren. De markiezin verliet nooit haar slaapkamer de Nueil kon er de deur van bereiken zonder het minste geraas te hebltengemaakk Daar zag hii bij den gloed van twee -waskaarsen de mar kiezin mager en bleek, gezeten ineen grooten arm stoel ' het voorhoofd voorover, met slaphangende handen, de oogen gevestigd op een v™T^r^vol{ niet scheen te zien. Het was de smart in haar vo ledigs te uitdrukking. Er was in die houding “J1 vage hoop maar men wist met, of Claire de Bo gogne naar het graf zag of naar het ver eden. Misschien blonken de tranen van de Nueil m de duis ternis misschien verried zijn ademhaling hem, welicht ontsnapte hem een onwillekeurige trilling of misschien was zijn tegenwoordigheid ónmogelijk zonder het verschijnsel van wederajdsche opmerhmg van gevoelens, waarvan de gewoonte tegel j Wriioen. Een vrouw vormt zich niet, plooit zich niet in één dag naar de grillen van den hartstocht. De wellust vraagt als een zeldzame bloem zorgen voor de vindingrijkste cultuur; de tijd, de overeen stemming der zielen alleen kunnen er de hulpbronnen “n openbaren, die teere, fijne genietingen doen ontstaan, waarvoor wij doordrongen zijn van duizend angstvalligheden en die wij een denken met het wezen, dat er ons mee overlaadt. Die wonderlijke eendracht dat godsdienstig geloof en de vruchtdra gende overtuiging een bijzonder of bu^eng^ CTeluk te gevoelen bij het beminde wezen zijn ten deele het geheim van die duurzame gehechtheden en van de langdurige hartstochten. Bij een vrouw, die den geest vmi haar sekse bezit, is de liefde nooit een gewoonte: haar aanbiddelijke teederheid weet zoo verschillende vormen aan te nemen zij is zöo rijk aan geest en zoo liefhebbend tegelijk, zij weet zoo veel gekunsteldheden met haar natuurlijkheid te vermengen of zooveel natuurlijkheid met haai ge kunsteldheden, dat zij zich even machtig maakt dooi de herinnering als door haar tegen^°°r Ig tde Naast haar verbleeken alle vrouwen. Men moet de vrees als het leven niets voor Jeld tn, opp^rvlakte Strijken, ziedaar je wereld. Stel je tevreden met die onbeteekenende woor den d,e verrukkelijke fratsen en vraag niet één ge dk alTeckagsch611-' ?• Voor,miJ heb een afschuw van ssss schikkingd, ao„ schaaTt m»ziS set” geven aan een gedachte als aan een tak hscharamdb™d“ A' de wroeSinS of het ongek beschaamd onder schertsen. Ik zie niet één van die vrouwen, waarmee ik zou willen strijden en die u ineen afgrond trekken. Waande Parm energie te vinden? Een dolk is een curiositeit, dfe men aan Jn srhfSde wSPUker ophanpt of steekt ineen fraaie heede. Vrouwen, ideeen, gevoelens, alles lijkt op tueele damp? Ik wil, zei ze, hem bij den arm nemend, u aan een vrouw voorstellen, die het grootste verlangen heeft u te leeren kennen na hetgeen ze van u heeft gehoord. Zij voerde hem ineen nabijgelegen salon, waar zij dooreen echt Parijsch gebaar, glimlach en blik een vrouw aanwees, die bij den hoek van den schoorsteen zat. Wie is dat? vroeg de graaf de Vandenesse nieuwsgierig. Een vrouw, waarover u zeker meer dan eens hebt gesproken om 'haar te prijzen of te laken, een vrouw, die eenzaam leeft, een echt mysterie. Als u ooit in uw leven toegevend geweest is, noem mij dan alstublieft haar naam. De markiezin d’Aiglemont. lk zal bij haar inde leer gaan: zij heeft van een erg middelmatig echtgenoot een pair de France elkaar. Er bestaan geen hartstochten meer, omdat de persoonlijkheden verdwenen zijn. De rangen, de geesten, de fortuinen zijn -gelijk gemaakt en wij hebben allen den zwarten rok aangetrokken om te rouwen over het doode Frankrijk. Wij houden niet van onze gelijken. Tussehen twee gelieven moeten verschillen uitgewischt en afstanden aangevuld worden. Die bekoring van de liefde is verdwenen in 1789! Onze verveling, onze laffe zeden zijn het uitvloeisel van het politieke stelsel. In Italië tenminste is alles karakteristiek. De vrouwen zijn er nog misdadige beesten, gevaarlijke sirenen, zonder andere drijfveer of logica dan die van haar neigingen, haar lusten en die men moet wantrouwen als tijgers Mevrouw Firmiani kwam die alleenspraak verstoren, waarvan de duizend tegenstrijdige, onvolledige, verwarde gedachten niet te vertolken zijn. Het groote karakter vaneen droomerij schuilt geheel in haar vaagheid, is het niet een soort intellec- kunnen maken, vaneen nieteling een staatkundigen kop. Maar, zeg mij, gelooft u, dat lord Grenville voor haar gestorven is, zooals sommige vrouwen beweerd hebben? Misschien. Sinds dat avontuur, onwaar of waar, is de arme vrouw erg veranderd. Zij is nog niet onder de menschen geweest. Dat is iets, te Parijs, een volharding van vier jaar. Als u haar hier ziet.... Mevrouw Firmiani hield op; toen voegde zij er met een slim lachje bij: lk vergeet, dat ik moet zwijgen. Gaat u zelf met haar praten. Charles bleef een oogenblik onbewegelijk tegen den deurpost geleund en geheel verdiept inde studie vaneen vrouw, die beroemd was geworden zonder dat iemand de redenen verklaren kon, waarop haar faam gegrond was. Charles beschouwde haar langer dan hij zelf wilde en was er ontevreden over, dat hij zoozeer dooreen vrouw werd beziggehouden, maar haar tegenwoordigheid weersprak de gedachten, die de jonge diplomaat een oogenblik tevoren had gekregen bij den aanblik van 'het bal. De markiezin,, toen dertig jaar oud, was schoon, hoewel tenger van vormen en bijzonder teer. Haar grootste bekoring lag in het gezicht, welks kalmte een groote diepte van ziel verraadde. Haar oog, vol glans, maar dat dooreen standvastige gedachte gesluierd scheen, wees op een koortsig leven en de grootste gelatenheid. De wijze, waarop de gravin haar beide ellebogen op de armen van haar fauteuil geleund hield en met haar slanke vingers speelde, de buiging van haar hals, het achtelooze van haar vermoeid, maar buigzaam lichaam, dat sierlijk inde fauteuil leunde, de losse strekking der beenen, de nonchalance van haar houding, haar volkomen matte bewegingen, alles verried een vrouw zonder be- langstelling in het leven, die de genietingen der liefde iet heeft gekend maar gedroomd en die zich buigt onder de lasten, waarmee 'haar herinnering haar overweldigt, een vrouw, die reeds lang gewanhoopt heeft aan de toekomst of aan zichzelf, ee nietsdoende vrouw, die de leegte voorïhet m* Viniirlt- Charles de Vandenesse bewonderde dat prachtige schilderij, maar als het voortbrengsel van een grooter bekwaamheid in die kunst dan die der gewone vrouwen. Hij kende d’Aiglemont. Bij den Sten blik op die vrouw, die hij nog met ontmoet had, ontdekte de jonge diplomaat wanverhoudi ïen tegenstrijdigheden – om het geoorloofde woord te gebruiken te sterk tusschen de twee menschen dan dat het de markiezin mogelijk was haar man lief te hebben. Toch gedroeg mevrouw d’Aiglemont zich onberispelijk en haar deugd gaf een nog honger waarde aan de geheimen, die een opmerker in haar kon vermoeden. Toenv?ndegebaar van verrassing voorbij was, nesse de beste methode om mevrouw d Aiglemont aan te spreken en dooreen vrij gebruikelijke diplomatenlist nam hl, zich voor haar ,e omarmen om ■te weten hoe zij die dwaasheid zou opnemen. – Mevrouw, zei hij en ging naast haar zrttem dooreen gelukkige bescheidenheid weet ik dat ik om welke reden is mij onbekend – het geluk heb m uw gunst te staan. Ik ben u des temeer daarvoor dank verschuldigd, omdat ik nooit het voorwerp van zMk gunst geweest hen. U zult dan ook mede ■oorzaak zijn vaneen mijner gebreken. Ik wil voor taan niet meer bescheiden zijn., ■ • Daarin zult u ongelijk hebben, mijnheer, zei ze lachend; men moet de ijdelheid overlaten aan menschen, die niets anders op den voorgrond kun- ontwikkelde zich een gesprek tusschen de markiezin en den jonkman, die -naar gewoonte in een ommezien tal van onderwerpen aanroerde, schilderkunst, muziek, literatuur, politiek, de menschen, de gebeurtenissen en de dingen. Daarna kwamen zij langs een onmerkbare helling aan het eeuwige onderwerp der Fransche en buitenlandsche gesprekken, de liefde, de gevoelens en de vrouwen. Wij zijn slavinnen. Gij zijt koninginnen. De meer of minder geestige gezegden van Charles en van de markiezin waren terug te brengen tot die eenvoudige uitdrukking van alle hedendaagsche en toekomstige gesprekken over dat onderwerp. Zullen die twee woorden niet altijd op een zeker oogenblik beteekenen: „Houd van me. lk zal ie liefhebben.” J Mevrouw, riep Charles de Vandenesse zachtjes uit, u doet het mij zeer betreuren, 'dat ik Parijs verlaat. Ik zal zeker in Italië geen uren zoo vol geest, als ik thans genoten heb, terugvinden. U zult misschien het geluk ontmoeten, mijnheer, en dat is meer waard dan alle schitterende gedachten, waar of valsch, die men eiken avond te Parijs uit. Vóór Charles van de markiezin afscheid nam kreeg hij verlof haar thuis vaarwel te komen zeggen. Hij achtte zich heel gelukkig aan zijn verzoek ■den vorm der oprechtheid te hebben gegeven, toen het hem s avonds, naar bed gaande, en den volgenden dag steeds onmogelijk was de herinnering aan die vrouw te verbannen. Toen Charles zich naar de markiezin begaf, gehoorzaamde hij aan een van die tevoren heerschende aanleidingen, waarvan onze ervaring, de latere bewustheid van onzen geest, daarna slechts de waarneembare gevolgen zijn. Een vrouw van dertig jaar heeft voor een jongen man onweerstaanbare aantrekkingskracht; niets is na- tuurlijker, niets steviger geweven, beter van tevoren gegrondvest dan die sterke gehechtheid tusschen een vrouw als de markiezin en een jongmensch als Vandenesse. Een jong meisje heeft werkelijk te veel illusies, te weinig ondervinding en de seksualiteit werkt nog teveel mee bij haar liefde dan dat een jongmensch er gevleid meë kan zijn, terwijl een vrouw den ganschen omvang weet van de otters, die zij brengen moet. Daar, waar de eene wordt meeo-esleept door nieuwsgierigheid, door verleidingen, vreemd aan de liefde, gehoorzaamt 4e ander aan een welbewust gevoel. De eene zwicht, de andere kiest Is die keuze niet al vleiend in 'hooge mate.MJp dien leeftijd gekomen vraagt de vrouw aan een jongen man haar de achting terug te schenken, die zij voor hem heeft opgeofferd; zij leeft slechts voor hem, 'houdt zich bezig met zijn toekomst, wil voor hem een mooi leven, beveelt hem, dat het roemrijk zal zijn; zij gehoorzaamt, zij smeekt en beveelt, vernedert en verheft zich en weet bij duizend gelegenheden te troosten, waar het jonge meisje slechts kan zuchten. Ten slotte, behalve de voordeelen van haar positie, kan de vrouw van dertig jaar zich tot een jong meisje maken, alle rollen spelen, preutsch zijn en zich zelfs mooier maken dooreen ongeluk, iusschen hen beiden bevindt zich hef onmetehjke verschil van het voorziene en het onvoorziene, van de kracht en de zwakheid. De vrouw van dertig jaar voldoet aan alles en het jonge meisje op straffe van geen jong meisje meer te zijn, mag aan mets voldoen. Die gedachten ontwikkelen zich in het brem vaneen jonkman en scheppen in hem den sterksten hartstocht, want die vereenigt de gekunstelde gevoelens, ontstaan door de zeden, met de werkelijke gevoelens der natuur. . De voornaamste en de beslissendste stap in net levender vrouwen is juist die, welken een vrouw als den minst belangrijke beschouwt. Eenmaal getrouwd behoort zij niet meer aan zichzelf; zij is de koningin en de slavin van den huiselijken haard. De heiligheid der vrouwen is niet te verzoenen met de plichten en de vrijheden van de wereld. De vrouwen emancipeeren is ze bederven. Als men een vreemde het recht geeft in het heiligdom van het gezin te treden, is dat niet zich naar zijn willekeur richten? Maar als een vrouw hem er heen trekt, is dat geen misstap of om juist te spreken, het begin daarvan? Men moet die theorie in al haar strengheid aannemen of de hartstochten vergeven. Tot heden heeft de maatschappij in Frankrijk een mezzo termine weten te vinden: zij drijft met de ongelukken den spot. Gelijk de Spartanen alléén de onhandigheid straffen, schijnt ook zij den diefstal te permitteeren. Maar misschien is dat systeem heel wijs. De algemeene minachting vormt de vreeselijkste kastijding, in zooverre die het hart der vrouw treft. De vrouwen zijn er op gesteld geëerd te worden en moeten dit, want zonder dit bestaan zij niet meer: ’t is dan ook het eerste gevoel wat zij van de liefde vragen. De verdorvenste van haar vraagt voor alles absolutie voor het verleden, terwijl zij haar toekomst verkoopt en tracht haar minnaar te doen inzien, dat zij voor onweerstaanbare gelukzaligheden de eerbewijzen ruilt, die de wereld haar zal weigeren. Er is geen vrouw, die, als zij voor het eerst een jongen man ontvangt en heel alleen met hem is, niet eenige van die overdenkingen heeft, vooral, wanneer hij gelijk Charles de Vandenesse knap is en geestig. Evenzeer zijn er weinig jongelieden die niet eenige geheime wenschen gronden op eender duizend gedachten, die hun ingeboren liefde rechtvaardigen voor schoone, geestige en ongelukkige vrouwen als mevrouw d’Aiglemont. De markiezin, toen zij den heer de Vandenesse hoorde aandienen, was dan ook verontrust; en hij, hij was bijna beschaamd ondanks het zekere optreden, dat bij de diplomaten m zekeren zin gewoonte is. Maarde markiezin nam spoedig dat tegemoetkomend uiterlijk aan, waaronder de vrouwen zich beschermen tegen de uitleggingen, die de mannelijke ijdelheid daaraan zou kunnen geven. Hoewel zij zich gedurende dat eerste bezoek op dat neutrale terrein plaatste, wist zij daarop een hooge waardigheid van vrouw te bewaren. Haar geheime smarten zwierven altijd over haar gekunstelde vroolijkheid als een lichte wolk, die de zon met geheel verbergt. Vandenesse ging weg na in dat gesprek onbekende bekoringen te hebben ondervonden; maar hij bleef ervan overtuigd, dat de markiezin een dier vrouwenwas, wier verovering te duur kost om zich aan een liefde met haar te wagen. Dat zou, zei hij heengaande, een gevoel zijn, dat niet te overzien is, een correspondentie om een eerzuchtig sous-chef te vermoeien! Toch, als ik maar wilde.. . . Dat noodlottige: Als ik maar wilde is altijd de nederlaag der stijfkoppen geweest. In Frankrijk voert de eigenliefde tot den hartstocht. Charles kwam terug bij mevrouw d’Aiglemont en meende te zien, dat zij genoegen schepte in zijn praten. In plaats van zich naïef over te leveren aan het geluk der liefde, wilde hij toen een dubbele rol speten. Hij poogde hartstochtelijk te schijnen, daarna koel den loop dier intrige te ontleden, minnaar te zijn en diplomaat; maar hij was edelmoedig en jong; dat onderzoek moest hem voeren tot een grenzenlooze liefde, want gekunsteld’ of natuurlijk was de markiezin altijd sterker dan hij. Telkens als hij mevrouw d’Aigleinont verliet, bleef Charles wan trouwen en onderwierp zijn ziel aan een strenge ontleding, die zijn eigen aandoeningen doodde. Thans, zei hij tot zichzelf, bij zijn derde bezoek, heeft zij mij doen begrijpen, dat zij heel ongelukkig i wee dagen daarna 'heengaande, laakte hij de moderne zeden: De liefde neemt de kleur aan van iedere eeuw In 1822 is zij doctrinair. In plaats haar bestaan te bewijzen als vroeger door feiten, bespreekt men haar; men houdt er verhandelingen, redevoeringen over in het spreekgestoelte. De vrouwen worden er door teruggebracht tot drie methodes: eerst trekken zij onzen hartstocht in twijfel, ontzeggen ons de macht zoo lief te hebben als zij. Coquetterie! een echte uitdaging, die de markiezin mij vanavond gedaan heeft. Dan doen zij zich erg ongelukkig voor om onze natuurlijke edelmoedigheid of onze eigenliefde op te wekken. Is een jonkman er niet mee gevleid een rampzalige te troosten? Eindelijk houden zij er de manie van de maagdelijkheid op na! Zij heeft moeten denken, dat ik haar voor absoluut jong hield. Mijn goed geloof kan een uitstekende speculatie worden. Maar eens, toen hij zijn gedachten van wantrouwen had uitgeput, vroeg hij zich af, of de markiezin oprecht was: als zooveel lijden comedie kon zijn, waarom dan berusting geveinsd? Zij leefde in afzondering en verkropte in stilte smarten, die zij nauwelijks liet vermoeden door den min of meer ingehouden nadruk vaneen uitroep. Vanaf dat oogen'blik stelde Charles levendig belang in mevrouw d Aiglemont. Toch, terwijl hij tot een afgesproken rendez-vous kwam, dat voor de een en den ander noodig was geworden, een uur, dooreen wederzijasch instinct vrij gehouden, vond Vandenesse zijn maitresse meer handig dan oprecht en zijn laatste was, en alleen in het leven, dat zij zonder haar dochter vurig naar den dood zou verlangen. Zij is volkomen gelaten geweest. Nu, ik ben haar broer, noch haar biechtvader; waarom heeft zij mij haar verdriet verteld? Zij houdt van me. woord was: Beslist, die vrouw is erg bijdehand. Hij kwam binnen, zag de markiezin in haar geliefkoosde houding, met een uitdrukking van melancholie; zij sloeg de oogen naar hem op zonder zich te bewegen en richtte een van die volle blikken op hem, die op een glimlach gelijken. Mevrouw d’Aiglemont gaf blijk van vertrouwen, vaneen echte vriendschap, maar niet van liefde. Charles ging zitten en kon niets zeggen. Hij was ontroerd dooreen van die gewaarwordingen, waarvoor woorden ontbreken. Wat is er? zei ze tot hem, met een klank van verteedering in haar stem. Niets.... Ja, hernam hij, ik denk aan iets, wat u nog niet heeft beziggehouden. Wat is dat? Ja. ... 'het congres is geëindigd. Wel, zei ze, moest u dan daarheen? Een direct antwoordwas de welsprekendste en meest kiesche verklaring; maar Charles gaf die niet. De trekken van mevrouw d’Aiglemont getuigden vaneen oprechte vriendschap, die alle berekeningen der ijdelheid vernietigde, alle verwachtingen van liefde, alle wantrouwen van den diplomaat; zij wist niet of scheen in ’t geheel niet te weten, dat zij bemind werd; en toen Charles, geheel inde war, zich tot zichzelf keerde, was 'hij genoodzaakt zich te bekennen, dat hij niets gedaan of gezegd had, dat die vrouw het recht gaf dit te denken. De Vandenesse vond gedurende dien avond de markiezin, zooals ze altijd was: eenvoudig en hartelijk, waar in haar smart, gelukkig een vriend te hebben, er trotsch op een ziel te vinden, die de hare kon begrijpen; zij ging niet verder en dacht er niet aan, dat een vrouw zich tweemaal kon laten verleiden; maar zij had de liefde gekend en bewaarde die nog bloedend inden grond van 'haar hart; zij verbeeldde zich niet, dat het geluk een vrouw twee keer zijn bedwelming kan schenken, want zij geloofde niet alleen aan den geest, maar ook aan de ziel, en voor haar was de liefde geen verleiding; die duldde slechts de edele bekoringen. Op dit moment werd Charles weer jongmensch, hij werd onderworpen door den indruk van zulk een groot karakter en wilde ingewijd worden in al de geheimen van dat bestaan, meer verdord door het noodlot dan dooreen misstap. Mevrouw d’Aiglemont schonk haar vriend slechts één blik, terwijl zij hoorde, dat hij zich rekenschap vroeg van die overmaat van verdriet, die aan haar schoonheid al het harmonische van de droefheid schonk; maar die doordringende blik was als het zegel vaneen plechtige verbintenis. Stel mij niet meer zulke vragen, zei ze. Op zulk een dag, vier jaar geleden, is hij gestorven, die mij liefhad, de eenige man, voor wiens geluk ik zelfs de achting voor mezelf zou hebben opgeofferd, en gestorven om mijn eer te redden. Die liefde is jong geëindigd, rein en vol illusies. Vóór ik mij overleverde aan een hartstocht, waarheen een noodlot zonder voorbeeld mij dreef, was ik verleid door wat zooveel jonge meisjes te gronde richt, dooreen onbeduidend man, maar aangenaam van voorkomen. Het huwelijk ontbladerde mijn verwachtingen één voor één. Nu heb ik het wettig geluk verloren evenals het geluk, dat men misdadig noemt, zonder het geluk te hebben gekend. Er blijft mij niets over. Als ik niet heb weten te sterven, wil ik tenminste trouw blijven aan mijn herinneringen. Bij die woorden weende zij niet; zij sloeg de oogen neer en.wrong slechts de vingers, die zij met haar gewoon gebaar samengeknepen had. Dat werd eenvoudig gezegd, maarde nadruk van haar stem was die vaneen wanhoop, even diep, als het wezen van baar liefde scheen en liet Charles geenerlei hoop. Bij het hooren van die taal en tegenover die verheven schoonheid vond Charles zijn denkbeelden bekrompen. In zijn onmacht zijn woorden een maat te geven naar de verhevenheid van dit tooneel, zoo eenvoudig en waardig tegelijk, antwoordde hij met gemeenplaatsen over de bestemming der vrouwen. Mevrouw, men moet zijn smarten kunnen vergeten of zich een graf delven, zei hij. Maarde rede is altijd bekrompen naast het gevoel; de een is natuurlijk beperkt als al, wat stellig is, en het andere is oneindig. Daar redeneeren, waar men gevoelen moet, is het eigenaardige van kleingeestige zielen. Vandenesse bleef dus zwijgen, beschouwde mevrouw d’Aiglemont langen tijd en ging heen. Bevangen door nieuwe ideeën, die de vrouw grooter voor 'hem maakten, leek hij op een schilder, die na vulgaire types tot model te hebben genomen voor zijn atelier, opeens de Mnemosyne uit het Louvre zou ontmoeten, het schoonste en het minst gewaardeerde der antieke beelden. Charles werd tot in het diepst van zijn ziel verliefd. Hij beminde mevrouw d’Aiglemont met die goede trouw der jeugd, met dien ijver, die aan de eerste hartstochten een onuitwischbare bekoring schenkt, een oprechtheid, die de man slechts in ruïnen terugvindt, als hij later nog liefheeft: heerlijke hartstochten, bijna altijd in verrukking genoten door de vrouwen, die ze doen ontstaan, omdat zij op dien mooien leeftijd van dertig jaar, het dichterlijke hoogtepunt der vrouwen, er het geheele verloop van kunnen omvatten en zij zoo goed in het verleden kunnen zien als inde toekomst. De vrouwen kennen dan de geheele waarde van de liefde en genieten er van inde vrees die te verliezen; dan is hun ziel nog schoon van de jeugd, die ze verlaat en hun hartstocht wordt steeds sterker dooreen toekomst, die ze beangstigt. hij de markiezin verliet, en tot mijn ongeluk vind ik een vrouw, die aan herinneringen gehecht is. De strijd is moeilijk tegen een doode, die er niet meer is, die geen dwaasheden kan 'begaan, die nooit mishaagt en van wien men alleen de mooie eigenschappen ziet. Is het niet de volmaaktheid willen onttronen, als men beproeft de bekoringen der herinnering en de verwachtingen te dooden, die een verloren minnaar overleven, juist, omdat hij slechts verlangens heeft opgewekt, al wat de liefde het schoonst en het meest verleidelijk maakt? Die treurige overpeinzing door de ontmoediging en de vrees niet te slagen, waarmee alle ware hartstochten beginnen, was de laatste berekening van zijn zwichtende diplomatie. Vanaf dat oogenblik koesterde hij geen argwaan meer, werd hij de speelbal van zijn liefde en verloor zich inde nietigheden van dat onverklaarbaar geluk, dat genoeg heeft aan een woord, een stilte, een vage hoop. Hij wilde platonisch lief hebben, kwam alle dagen dezelfde lucht inademen als mevrouw d’Aiglemomt, groeide bijna vast in haar huis en vergezelde haar overal met de heerschzucht vaneen hartstocht, die zijn zelfzucht mengt met de volmaaktste toewijding. De liefde heeft haar instinct; zij weet den weg naar het hart te vinden gelijk het zwakste insect naar zijn bloem gaat met een onweerstaanbaren wil, die voor niets terugdeinst. Wanneer een gevoel echt is, is zijn bestemming dan ook niet twijfelachtig. Slingert men een vrouw niet in alle angsten der verschrikking, als zij ertoe komt te denken, dat haar leven afhangt van de meerdere of mindere waarheid, de kracht, de volharding, die haar minnaar zal betoonen in zijn verlangens! Nu is het onmogelijk voor een vrouw, een echtgenoote, een moeder, zich te beschermen tegen de liefde vaneen jonkman; het eenige, wat zij doen kan, is niet voortgaan hem te ontmoeten, op het vechtingen. _ . Zoo vond mevrouw d’Aiglemont eemge maanden na haar eerste ontmoeting met Vandenesse haar leven nauw met het zijne verbonden; zij verwonderde er zich over zonder te veel verlegenheid en bijna met een zekere vreugde, zijn smaak en gedachten te deelen. Had zij de ideeën van Vandenesse overgenomen of had Vandenesse zich met haar minste grillen vereenigd? Zij onderzocht niets. Reeds aangetast door den stroom van haar hartstocht, zei die goede vrouw tot zichzelf met het valsche vertrouwen van den angst: O neen! Ik zal de vrouw zijn van hem, die voor mij stierf. Pascal heeft gezegd: Aan God twijfelen, is eraan gelooven. Evenzoo strijdt een vrouw niet, dan wanneer zij veroverd is. Den dag, waarop de markiezin zich rekenschap gaf dat zij bemind werd, gebeurde het dat zij dreef tusschen duizend tegenstrijdige gevoelens. Plet bijgeloof der ervaring sprak zijn taal. Zou zij gelukkig zijn? Zou zij het geluk buiten de wetten vinden, waarvan de maatschappij ten on- oogenblik, dat zij het hartsgeheim raadt, hetgeen een vrouw altijd doet. Maar die keus schijnt te beslissend opdat een vrouw die doen kan op een leeftijd, waarop het huwelijk drukt, verveelt en vermoeit, waarop de echtelijke sympathie meer dan lauw is, als de man haar niet al verlaten heeft. Eeelijke vrouwen zijn gevleid met een liefde, die ze mooi maakt; voor jonge en bekoorlijke moet de verleiding gelijk aan haar betoovering zijn; dan is zij •grenzenloos; voor deugdzame brengt een in aardschen zin verheven gevoel ze er toe ik weet niet wat voor vrijspraak te vinden inde grootheid der offei s zelf, die zij hun minnaar brengen en van den triomf in dien moeilijken strijd. Alles dient tot valstrik. Geen les is dan ook te sterk voor zoo hevige aan- rechte of terecht haar moraal maakt? Tot dusver had het leven haar slechts bitterheid geschonken. Was er een gelukkige ontknooping mogelijk van de banden, die twee wezens vereenigen, gescheiden door de maatschappelijke conventies? Maar ookwordt het geluk ooit te duur betaald! Dan: misschien zou zij dat vurig verlangd geluk en dat men zoo natuurlijkerwijs zoekt, eindelijk vinden? De nieuwsgierigheid pleit altijd voor de zaak der minnaars. Midden in die geheime discussie verscheen Vandenesse. Zijn tegenwoordigheid deed het bovennatuurlijke spook van de logica verdwijnen. Als dit de achtereenvolgende veranderingen zijn, die zelfs een snel gevoel ondergaat bij een jongmensch en bij een vrouw van dertig jaar, dan volgt er een oogenbhk, waarop de tinten ineensmelten, waarop de redeneeringen elkaar in één enkele opheffen, ineen laatste overpeinzing, die opgaat ineen begeerte en haar versterkt. Hoe langer de weerstand duurt des te machtigen is dan de stem van de liefde. Charles vond mevrouw d’Aiglemont in gedachten; en toen hij haar op dien doordringenden toon, die het hart verwarmt, had gevraagd : „Wat scheelt u?” paste zij wel op te antwoorden. Die heerlijke vraag- versterkte een volkomen zielenverwantschap; en met het wonderlijk instinct van de vrouw begreep de markiezin, dat klachten of de uiting van haar ongeluk in zekeren zin een methode van toenadering vormden. Indien elk van die woorden al een beteekenis had, door beiden begrepen, welken afgrond ging zij dan niet tegemoet? Zij las in zichzelf met een helderen en klaren blik, zweeg, en Vandenesse volgde haar voor-Deeld. den verregaanden invloed vaneen oogenblik, waarop de oogentaal de onmacht van het gesprek geheel teniet deed. Mevrouw, antwoordde Charles met een hartelirke maar zeer ontroerde stem, ziel en lichaam, alles hoort bijeen. Als u gelukkig was, zou u jong en frisch wezen. Waarom weigert u aan de liefde alles te vragen, waarvan de liefde u heeit beroofd. U gelooft het leven geëindigd op het moment, waarop het voor u begint. Vertrouw u aan de zorgen van era vriend toe. Het is zoo zoet bemind te worden! * ik ben al oud, zei ze, niets zou miji dus verontschuldigen, als ik niet voortging met lijden zooals in het verleden. Overigens: men moet liefheb hen, zegt u? Welnu, ik mag en kan het met. Buiten u, wiens vriendschap wat bekoring aan mijn leven geeft, toévalt mij niemand; niemand zou mijn herin neringen kunnen uitwisschen. Een vriend neem ik aan, een minnaar zou ik ontvluchten. En zou het van mij wel edelmoedig zijn een verdord hart teg een jong gemoed te ruilen, aan illusies tegemoet te treden, die ik met kan deelen, een geluk te veroorzaken, waaraan ik met zou gelooven of waarvoor ik zou beven, dat ik het verloor? Ik zou misschien met zelfzucht zijn toewijding beantwoorden en bereke nen als hij gevoelde; mijn herinnering zou de grootheid van zijn vreugde verminderen. Neen, ziet u, een eerste liefde laat zich nooit vervangen. En welke man zou eindelijk tot dien prijs naar mijn ha]3 ie1 vroor den, met het kenmerk vaneen vreeselij'ke coquetterie, waren de laatste poging der wijshC' Als hij moedeloos wordt, welnu, dan zal ik alleen blijven en trouw.” Die gedachte rees m het har van die vrouw op en was voor haar, wat de te zwakke wilgentwijg is voor den drenkeling, die hij grijpt, vóór hij door den stroom wordt meegesleurd. ö Toen Vandenesse die uitspraak hoorde, lie ij een onwillekeurigen zucht ontsnappen, die meer sprak tot het laar t der markiezin dan al zijn vroegere ijver. Is niet, wat de vrouwen het meest treft in o-ns die kieschheid te vinden even schoon, die gevoelens, even fijn als de hunne? Want bij haar zijnde schoonheid en de fijnheid de kenmerken van het ware. Die zucht van Charles openbaarde een echte liefde. Mevrouw d’Aiglemont kende de kracht der genegenheid van Vandenesse door haar smart. Daarop zei de jongeman koel: U hebt misschien gelijk. Nieuwe liefde, nieuw verdriet. Toen veranderde hij van onderwerp en sprak van onverschillige dingen; maar hij was -zichtbaar ontroerd en zag mevrouw d’Aiglemont met een gespannen aandacht aan, alsof hij haar voor het laatst gezien -had. Eindelijk verliet hij haar en zei ontroerd: Vaarwel, mevrouw. Tot weerziens, sprak zij met die fijne coquetterie, waarvan het geheim slechts in 'het bezit is van de hoogststaande vrouwen. Hij antwoordde niet en -ging heen. Toen Charles er niet meer was, toen zijn leege stoel voor hem sprak, had zij duizendmaal spijt en vond, dat zij in meer dan een opzicht ongelijk had. De hartstocht stijgt geweldig bij een vrouw op het oogenblik, dat zij meent niet erg edelmoedig gehandeld te hebben of een edele ziel te hebben gekwetst. Men moet nooit wantrouwend zijn jegens slechte gevoelens inde liefde; zij hebben een heilzame terugwerking; de vrouwen bezwijken slechts onder den invloed vaneen deugd. Het spreekwoord: De hel is geplaveid met goede voornemens is geen predikers-paradox. Vandenesse bleef een paar dagen weg. Eiken avond op het uur van de gewone ontmoeting wachtte de markiezin hem met ongeduld, vol spijt. Schrijven zou een bekentenis zijn; overigens zei haar instinct haar, dat hij terug zou komen. Waarom is u mij niet komen opzoeken? vroeg ze glimlachend. Hebt u dan niemand gezien? zei hij, om geen rechtstreeksch antwoord te geven. Mijnheer de Ronquerolles en mijnheer de Marsay, de kleine d’Esgrignon zijn hier geweest, de eersten gisteren, de ander vanmorgen, bijna twee uur. Ik heb, meen ik, ook mevrouw Firmiani gezien en uw zuster, mevrouwde Listomère. Een ander lijden! Een onbegrijpelijke smart voor hen, die niet met dat overweldigend en woeste despotisme liefhebben, waarvan de minste uitwerking al een vreeselijke nijd is, een voortdurend verlangen het geliefde wezen aan eiken invloed, aan de liefde vreemd, te onttrekken. Wat! zei Vandenesse in zichzelf, zij heeft ontvangen, zij heeft tevreden menschen gezien, zij heeft anderen gesproken, terwijl ik alleen, ongelukkig bleef. Hij verborg zijn verdriet en drong zijn liefde tot in het diepst van zijn hart terug. Zijn gedachten waren die, welke men’niet uitdrukt, zij hebben de snelle werking van zuren, die dooden, terwijl ze verdampen. Toch bedekte zijn voorhoofd zich met wolken en mevrouw d’Aiglemont gehoorzaamde aan het instinct der vrouw door aan die droefheid Den zesden dag diende haar knecht hem bij haar aan. Nooit hoorde zij dien naam met meer genoegen. Haar vreugde joeg haar schrik aan. U hebt mij wel gestraft! zei ze tot hem, terwijl hij binnentrad. Vandenesse keek haar aan met een nietszeggenden blik. Gestraft! herhaalde hij. En voor wat? Charles begreep de markiezin wel, maar hij wilde zich wreken over het lijden, waaraan hij ten prooi was geweest vanaf het oogenblik, dat zij het vermoedde. deel te nemen «onder haar te begrijpen. Zij was niet medeplichtig aan het kwaad, dat zij beging en Vandenesse bemerkte het. Hij sprak van zijn toestand en van zijn jaloerschheid, of het een van die hypothesen was, waar de minnaars gaarne over redetwisten. De markiezin begreep alles en was toen zoo sterk getroffen, dat zij haar tranen niet kon weerhouden. Toen bekenden zij elkaar hun liefde en vanaf dat oogenblik was het alsof zich een nieuwe wereld voor hen opende. Op een avond waren de gelieven alleen, stil de een naast de ander gezeten en bezig eender mooiste gesteldheden van het firmament te beschouwen, een van die pure hemelen, waarin de laatste stralen der zon flauwe tinten van goud en purper werpen. Op dat oogenblik van den dag schijnt de langzame verflauwing van het licht zachte gevoelens te verwekken; onze hartstochten trillen zacht en wij ondervinden de beroeringen van ik weet niet welk geweld te midden van de rust. I erwijl de natuur ons het geluk toont door vage beelden, noodigt zij ons uit ervan te genieten, terwijl het bij ons is, of doet ons dit betreuren, wanneer het is gevlucht. In die oogen'blikken, rijk aan bekoring, onder de overwelving van dien gloed, waarvan de teere harmonieën zich vereemgen met innerlijke verlokkingen, is het moeilijk de begeerten van het hart weerstand te bieden, die dan zoo betooverend werken! Dan schuimt het verdriet op, de vreugde bedwelmt en de smart overweldigt. De luister van den avond geeft het sein voor de bekentenissen en schenkt er moed toe. Het zwijgen wordt gevaarlijker dan het spreken, doordat het aan de oogen al.de macht verleent van de oneindigheid der hemelen, die zij weerspiegelen. Als men spreekt, heeft het minste woord een onweerstaanbare maoht. Is er dan geen licht inde stem, geen purper inden blik? Is de hemel dan niet in ons, of schijnen wij niet inden hemel te zijn? Toch praatten Vandenesse en Julie beiden, want sinds eenige dagen liet zij zich familiaar zoo noemen, omdat zij het prettig vond hem met Charles aan te spreken, maar het oorspronkelijke onderwerp van hun onderhoud was heel ver van hen weg; en zoo zij den zin hunner woorden niet meer kenden, luisterden zij met verrukking naar de geheime gedachten, die deze verborgen. De hand der markiezin rustte in die van Vandenesse en zij liet hem die, zonder meer te denken, dat dit een gunst was. Zij bogen zich samen voorover om een van die majestueuse landschappen te aanschouwen, vol sneeuw, gletschers en grijze schaduwen, die de flanken der fantastische bergen tintten; een van die tafereelen vol plotse tegenstellingen tusschen roode vlammen en zwarte nuances, die de hemelen met een onnavolgbare en vluchtige poëzie tooien, prachtige windselen, waarin de zon wordt herboren, een fraai doodskleed, waarin zij sterft. Op dat oogenbhk raakte het haar van Julia Vandenesse’s gezicht aan: zij voelde die lichte beroering, zij trilde er geweldig van en hij nog meer; want beiden waren gaandeweg gekomen tot een van die onverklaarbare crisissen, waarin de kalmte aan de zinnen een zoo fijn waarnemingsvermogen schenkt, dat de minste schok tranen doet storten en de droefheid overvloeien, als het hart verloren is in die melancholieën of het onuitsprekelijke genoegens schenkt, als het opgaat inde bedwelmingen der liefde. Julia drukte haast onwillekeurig de hand van haar vriend. Die overtuigende druk gaf de beschroomdheid van haar minnaar moed. De vreugden van dat oogenblik v.n de verwachtingen van de toekomst, alles smolt samen in één aandoening, die vaneen eerste liefkoozing, van den reinen en zedigen kus, dien mevrouw d’Aiglemont van haar wang liet nemen. Hoe gerin- ger de gunst was, des te machtiger, des te gevaarlijker ook. Tot beider ongeluk bestond er schijn noch valschheid. Het was de eenheid van twee schoone zielen, gescheiden door al wat wet is. verbonden door al wat er inde natuur aan verleiding bestaat. Op dat oogenblik trad generaal d’Aiglemont binnen. Het ministerie is gevallen, zei hij. Uw oom maakt deel uit van het nieuwe kabinet. U hebt dus heel mooie kansen om gezant te worden, Vandenesse. Charles en Julia keken elkaar blozend aan. Die wederzijdsche schaamte was wéér een band. Beiden hadden dezelfde gedachte, dezelfde spijt: een vreeselijke band en even sterk als tusschen twee bandieten, die samen pas een man hebben vermoord is die van twee gelieven, schuldig aan een kus. De markies moest antwoord hebben. Ik wil Parijs niet meer verlaten, zei Charles Vandenesse. Wij begrijpen waarom, antwoordde de generaal, die zich zoo slim voordeed als iemand, die een geheim ontdekt. U wilt uw oom niet verlaten om u erfgenaam van zijn pairschap te verklaren. . De markiezin vluchtte in haar kamer en zei tot zichzelf dat vreeselijke woord, dat betrekking had op haar man: Maar 'hij is ook al te stom! ZEVENDE EIOOFDSTUK. Tusschen de barrière d’ltalie en die van la Santé op den binnen-boulevard, die naar de Jardin des Plantes leidt, heeft men een uitzicht, dat den meest eischenden artist of den geblaseerdsten reiziger zal verrukken. Ais gij een kleinen uithoek bereikt, vanwaar boulevard, beschaduwd door hooge hoornen met dichte kruinen, sierlijk kronkelt als een groene en stille laan, ziet gij voor u aan rnv voeten een diep dal, bedekt met als een dorp gebouwde fabrieken, dun bezaaid met groen, besproeid door de bruine wateren van de Bièvre of van de Gobelins. Od de tegengestelde helling verbergen eemge duizenden daken, dicht bijeen als de hoofden eener menigte. de ellende van de voorstad Samt-Marceau. De prachtige koepel van het Panthéon, de doffe en melancholieke van de Val-de-Grace overheerschen trotsch een geheele stad inden vorm vaneen amphitheater, waarvan de treden grillig zijn afgeteekend door kronkelende straten. Vandaar schijnen de atmetingen der twee monumenten reuscichtig, zij ver pletteren èn de nietige woningen èn de hoogste populieren der vallei. Links doemt het Observatorium op, door welks vensters en galerijen het licht schijnt, terwijl ‘het er onverklaarbare fantasieën voortbrengt, als een zwart en ontvleesd spook. Dan m de verte vlamt de sierlijke lantaren van de Invalides tusschen de blauwachtige massa’s van het Luxembourg en de grijze torens van Samt-Sulpice. \ andaar gezien zijn die architectonische lijnen vermengd met bladerkronen en schaduwen en onderhevig aan de grillen vaneen hemel, die onophoudelijk van kleur, licht of aanblik verandert Ver van u bevolken de gebouwen de luohten; rondom u kron kelen zich landelijke paden. Rechts dooreen breede snede in dat zonderlinge landschap ontwaart gij de lange, blanke vlakte van het kanaal Saint Martin, omlijst door roodachtige steenen, getooid met linden en begrensd door de echt Romeinsche constructies der Greniers d’abondance. Daar, op het laatste too- De Vrouw van dertig jaar 5 neelpkn, versmelten de nevelige heuvels van Bellevdle, beladen met huizen en molens, hun licht- en kleurschikkingen met die der wolken. Toch ligt er een stad, die gij niet ziet tusschen de dakenreeks, die de vallei begrenst en die kim, zoo vaag als een herinnering uit de kindsheid, een onmetelijke stad, verloren als een afgrond tusschen de daken van het ziekenhuis de la Pitié en de spits van het ooster-kerkhof, tusschen het lijden en den dood Zij doet een dof gerommel hooren,gelijk aan den Oceaan, die achter een rotssteilte gromt als om te zeggen: „Ik ben er. Als de zon haar liohtstroomen op dat gelaat van Parijs stort, als zij er de lijnen van verreint, vervloeien doet, als zij er eenige lantarens aansteekt’ als zij er de dakpannen van vervroolijkt, de vergulde kruisen in brand zet, de muren blankt en de atmosfeer meen gazen sluier hult, als zij rijke contrasten schept met de fantastische schaduwen, als de hemel van azuur is en de aarde trilt van 'licht, als de klokken spreken, dan zult gij vandaar een van die welsprekende feërieën bewonderen, die gij nooit vergeet, die gij zult aanbidden, verdwaasd als door den wonderbaren aanblik van Napels, Stamboel of Florida. Geen enkele harmonie ontbreekt aan dit concert. Daar ruischt het geluid der wereld en de poëtische vrede van de eenzaamheid, de stem van een millioen wezens en de stem van God. Daar ligt een hoofdstad te slapen onder de vreedzame cypressen van Père-Lachaise. Op een lentemorgen op het oogenblik, dat de zon al de schoonheden van dit landschap deed uitkomen, bewonderde ik die, geleund op een grooten olm, dié zijn gele bloemen overleverde aan het spel van den wind. Toen, bij den aanblik van die rijke en verheven tafereelen, dacht ik bitter aan de minachting, die wij tot in onze boeken aan den dag leggen voor ons tegenwoordig land. Ik vervloekte die arme rij- ken, die afkeerig van ons schoone Frankrijk, voor eou'd 'het recht gaan koopen hun vaderland te minachten bij het in haast opzoeken en onderzoeken van de Italiaansche steden. Ik beschouwde met liefde het moderne Parijs, ik droomde, toen plotseling het geluid vaneen kus mijn afzondering stoorde en de wijsbegeerte deed vluchten. Inde -zijlaan, die de steile helling bekroont, aan welker voet de wateren trillen, en over de brug des Gobelins kijkend, ontdekte 1' een vrouw die mij nog vrij jong scheen, met den grootste-n eenvoud gekleed, en wier zachte trekken mij het blijde geluk van het landsohap schenen te weerkaatsen. Een knap jongmensch zette den ketsten jongen op den grond dien men mogelijkerwijs kan zien, zoodat ik nooit heb geweten of de kus had geklonken op de wan-g van de moeder of van het kind. Eenzelfde teere en levendige gedachte sprak uit de oogen, de gebaren, den glimlach der twee jonge menschen. Zij strengelden hun armen met zulk een blijde vaardigheid ineen en naderden elkaar met zulk een eenstemmigheid van beweging, dat zij, o-eheel in elkaar opgaande, mijn tegenwoordigheid niet bemerkten. Maar een ander kind ontevreden, pruilend en dat hun den rug toekeerde, wierp mij blikken toe met een uitdrukking die mij trof. Het was een klein meisje, dat geheel alleen achter het vroolijke drietal aanliep. De wandeling van de lieve vrouw en haar metgezel had iets werktuigehjks. Terwijl zij zich vergenoegden, misschien uit verstrooidheid, de kleine ruimte te doorloopen die zich tusschen de kleine brug bevond en een rijtuig dat bij de kromming van den boulevard stilstond, begonne zij voortdurend opnieuw hun korte wandeling, hielden op, keken elkaar aan en lachten onder het gesprek door, dat beurtelings levendig, kwijnend, dwaas of ernstig was. , « ■< Verborgen door dien dikken olm, bewonderde ik dat aardige tooneeltje, en ik zou er zeker de geheimenissen van geëerbiedigd hebben, als ik niet op net gezicht van het kleine, droomerige en zwijgende nieisje de sporen 'had ontdekt vaneen gedachte die dieper was dan haar -leeftijd toehet. Toen de ïnoeder en de jongeman terugkeerden na bij haar te zijn gekomen, -boog zij geniepig het hoofd en wierp op nen, evenals op haar broertje, een werkelijk buitengewoon steelschen blik. Maar niets zou de schrandere slimheid kunnen weergeven, de boosaardige naïveteit, de verkapte aandacht, die het kinderlijk gelaat overtoog, wanneer de lieve vrouw of haar metgezel de blonde lokken streelden of inden frisschen hals van het jongetje knepen op het oogenblik, dat hij met zijn korte beenen met hen poogde mee te loopen. r lag een hartstocht vaneen volwassene op het hjne gelaat van dit zonderlinge meisje. Zij leed of dacht. Nu: wie voorspelt zekerder den dood bij die wezens ,n knop? Is dit het lijden, dat in het lichaam huist of de haastige gedachte, die hun zielen, nauwelijks, ontkiemd, verslindt? Een moeder weet dat misschien Ik voor mij, ik -ken thans niets vreeselijkers; dan de gedachte vaneen grijsaard op het voornootd vaneen kind; de godslastering op de lippen Va^een^aagd IS misschien n°g minder monsterachtig. De bijna stompzinnige houding van dat reeds doordenkende meisje, de stroefheid van haar gebaren, alles wekte mijn belangstelling. Ik onderzocht het nieuwsgierig. Dooreen fantasie den opmerkers eigen vergeleek ik haar met haar broer, terwijl ik de overeenkomsten en de verschillen trachtte op te sporen die tusschen hen bestonden. Het meisje had bruin haar, zwarte oogen en een vroegrijp voorkomen die een groote tegenstelling vormden met het blonde haar, de zeegroene oogen en de bevallige zwakheid van den jongste. De oudste kon zoowat zeven of acht jaar zijn, de andere nauwelijks vier. Zii waren op dezelfde manier gekleed. Toch, terwijl ik ze met aandacht beschouwde merkte ik aan hu kraacies een vrij gering verschil op, maar dat mij later SS'heelir roman in het verleden openbaarde, een volledig drama inde toekomst En dat was heel weinig. Een eenvoudige zoom omgaf den kraag van het meisje, terwijl aardige borduursels dat van den iongste versierden en een hartsgeheim verrieden, een stilzwijgende vo° ,rkeur’ £ «ïsEvan lezen inde ziel van hun moeders, alsof de geest van Godin hen was. Argeloos en blij leek e on e P een meisje, zoo blank was zijn 'huid, zoo hevad'g waren zijn bewegingen, zoo zacht was zijn ge , terwijl de oudste? ondanks haar kracht, ondanks de ‘sSihea van tiaar trekken en den glans.van tor tint on een kleinen, ziekelijken jongen leek. Haar SendfgeTogen, ontdaan van dat vochtig waas dat de kinderblikken zoo bekoorlijk maakt, leken op ben haar zijn jachthorentje komen aanbieden, waarop hij soms blies; maar telkens had ze alleen met een norsohen blik geantwoord op dien zin. „Zeg, Hélène wil je ’m?”, die met vleiende stem werd ge TTJ somber en vreeselijk onder haar schijnbaar achteloos gelaat, trilde het meisje en bloosdei zefs vrii sterk als haar broer naderde, maarde joi ö scheerfhet zwartgallig on te merken en zijn zorgeloosheid, nenien„ SangSelling, voltooide het contrast tusschen het echte0 karakter van de jeugd en de achterdochtige kennis van de volwassene, al geschreven p S zicht van het meisje en die het reeds met haar sombere wolken verduisterde. Mama, Hélène wil niet spelen, riep de kleine die een oogenbhk aangreep, waarop zijn moeder en Gobelins!™11 b ZWlJgen’ staande °P de brug des altijd moppeer gaa"- CharW- Je Wee' wel- dat “ H*CZ00 toeVf''ig door de “itgMproken, die zich vervolgens plotseling met het ionemensch omwendde, ontlokten Hélène tranen Zj kropte ze stil op, sloeg op haar broer een van die doordringende blikken, die onverklaarbaar schenen de neS?TW?e C-erSt met een onheilspellende schranderheid de glooiing op welker hoogte hij stond dan de rivier van Bièvre, de brug, het landschap en mU Ik vreesde door het blijde paar opgemerkt Ie worden, waarvan ik zonder twijfel het onderhoud had gestoord; ik trok mij langzaam terug en ging ™an hertSbij uw vak; maar als u bij toeval onder de men schen bent, tracht dan wat omzichtiger te zijn.. _. Toen ging hij naar het salon terug en verliet den notaris zonder hem te groeten. Die stond een oogenblik totaal verbluft, verlamd, zonder te weten waar hij aan toe was. Nadat het gonzen, dat hem inde ooren dreunde, ophield, geloofde hij klachten te hooren en heen en weer loopen in het salon, waai druk gescheld werd. Hij was bang den markies de Vandenesse terug te zien en vond het gebruik van zijn beenen weer om de kamer te verlaten en de trap af te gaan; maar bij de deur der appartementen stiet hij op de .bedienden, die zich haastten om naar de orders van hun meester te komen hooren. mankeert me niet. Wel alle duivels, ik ben notaris en kamerlid. Bah! ’t is een vlaag vaneen gezant; niets is 'heilig voor die lui. Morgen zal hij mij verklaren, hoe ik bij hem niets dan dwaasheden beging en domheden zei. Ik zal hem rekenschap vragen, dat wil zeggen: ik zal hem er de reden van vragen. Misschien heb ik over ’t geheel ongelijk.... Op mijn woord, ik ben wel dwaas mij daarover het hoofd te breken! Wat kan het me schelen! De notaris kwam weer thuis en onderwierp het raadsel aan zijn vrouw door haar punt voor punt de gebeurtenissen van den avond te vertellen. Mijn beste Crottat, Zijne Excellentie had volkomen gelijk door je te zeggen, dat je alleen dwaasheden had begaan en domheden verteld. Waarom? Beste, als ik het je zou zeggen, zou het je niet beletten ergens anders morgen weer te beginnen. Alleen raad ik je nog eens aan in gezelschap uitsluitend over zaken te spreken. Als je het mij niet zeggen wilt. zal ik het morgen vragen aan.... , Mijn God, de onbeduidendste nienschen leggen er zich op toe om die dingen te verbergen en jij gelooft, dat een gezant ze jou zeggen zal! Maar Crottat, ik heb je nog nooit zoo dom gezien. Dank je wel, kindlief! Zoo zijn al die groote heeren, zei hij eindelijk tot zichzelf, toen hij op straat een cabriolet aanriep, zij noodigen je uitte spreken, vragen je met complimenten; je gelooft ze te amuseeren, heelemaal niet! Ze brutaliseeren je, zetten je op een afstand en gooien je zelfs zonder zich te geneeren de deur uit. Enfin, ik was erg geestig; ik heb niets gezegd, dat niet verstandig, gegrond, fatsoenlijk was. Op mijn woord, hij raadt mij aan omzichtiger te zijn; dat Een oud-ordonnansofficier van Napoleon, dien wii alleen den markies of den generaal zullen noemen en die onder de Restauratie een groot fortuin maakte was de mooie dagen komen doorbrengen t Versailles, waar hij een landhuis bewoonde tusschen de kerk en de barrière van Montreuil, op den weg naar de avenue van Saint-Cloud. Zijn plichten aan het hof veroorloofden hem met zich van I arijs te DM paviljoen, eertijds opgetrokken om tot toevluchtsoord te dienen voor de vluchtige liefden van een of ander groot heer, had zeer uitgestrekte aanhoormheden. Door de tuinen m welker midden het geplaatst was, bevond het zich rechts en lmks op Gelijken afstand van de eerste huizen van Montreuil en van de hutten inden omtrek der barnere gebouwd- zoo, zonder teveel afgezonderd te zijn, öenoten de bezitters van het eigendom op twee pas afstands vaneen stad van alle genoegens der ee za0p een winteravond bevonden de markies, zijn vrouw en zijn kinderen zich alleen m dat verlaten huis Hun bedienden hadden verlof gekregen bruiloft vaneen hunner te Versailles te gaan vieren en inde onderstelling, dat de pkchtigheid van Kerstmis gevoegd bij die omstandigheid, hun een geld g verontschuldiging gaf bij hun meesters, zagen j er o-een bezwaar in aan dat feest wat meer tijd te besteden dan de huiselijke orde hun had toegestaan. Toch daar de generaal bekend stond als een mai , die nooit gefaald had zijn woord gestand t^doen met een onbuigzame trouw, dansten de laatkamers nie zonder eenige kwelling, toen het oogenblik van S„gC sloeg Het sloeg juist elf uur eu uog n.et ACHTSTE HOOFDSTUK. knecht was gekomen. De diepe stilte buiten deed bij tusschenpoozen den noordenwind hooren die door de zwarte takken van de boomen floot, om net huis gierde of zelfs tot inde lange gangen doordrong. De vorst had de lucht zóó goed gereinigd, de aarde zóó verhard en de keien zóó aangetast, dat alles dien drogen weergalm had, waarvan de verschijnselen ons altijd verrassen. Op dat oogenblik maakte de familie, in het salon ve reen igd, zich niet ongerust over de afwezigheid der bedienden, noch over de armen, noch over de poëzie, waartoe een winteravond inspireert. Zonder op ongelegen tijd te nlosofeeren en vertrouwend op de bescherming van een ouden soldaat, gaven vrouwen en kinderen zich over aan de genietingen, die het huiselijk leven meebrengt, wanneer de gevoelens er niet gestoord worden wanneer de liefde en de vrijmoedigheid de gesprekken, de blikken en de spelen verlevendigen. De generaal zat of beter was gewikkeld ineen hooge en ruime bergère inden hoek van den schoorsteen, waar een goed verzorgd vuur opvlamde, dat die prikkelende warmte verbreidde als teeken van een groote kou buiten. Geleund tegen den rug van den zetel en licht gebogen, bleef het hoofd van dien braven vader meen houding, waarvan de slaperigheid een volmaakte kalmte, een zacht ontluiken van blijdschap toonde. Zijn half ingeslapen armen, slap buiten den armstoel hangend, drukten een gelukige gedachte uit. Hij bekeek de kleinste van zijn kinderen een jongen van nauwelijks vijf jaar, die half naakt, niet 'door zijn moeder ontkleed wilde worden. De kleine ontweek het hemd en de nachtmuts, waarmee de markiezin hem soms dreigde; hij ■hield zijn geborduurd kraagje aan, lachte tot zijn moecßr als zij hem riep, merkend, dat zij zelf om dat kinderlijk verzet lachte; dan ging hij weer spelen met zijn zuster die even naïef was als hij, maar ondeugender en al duidelijker dan 'hij sprak, wiens vage woorden en verwarde uitdrukkingen nauwelijks voor de ouders verstaanbaar waren. De kleine Moïna, twee jaar ouder dan hij, braoht door reeds vrouwelijke plagerijen eindelooze lachbuien teweeg, die als vuurpijlen losbarstten en geen oorzaak schenen te hebben, maar als men ze allebei voor het vuur zag rollen, en zonder schaamte hun mollige lichamen toonen, hun blanke en fijne vormen, ‘hun zwart en blond haar zag dooreen warren, hun rooskleurige gezichten botsen, waarin het plezier onschuldige kuiltjes maakte, begrepen zeker een vader en vooral een moeder die kleine zielen, voor hen al karakteristiek, voor hen reeds hartstochtelijk. Verder af, voor een ronde tafel, verlicht door astraal-lampen, waarvan de levendige lichten wedijverden met de bleetee stralen der waskaarsen op den schoorsteen, zat een kleine jongen van dertien jaar, die snel de bladen vaneen dik boek omsloeg. De kreten van zijn broer of zuster leidden hem geenszins af en zijn gezien -toonde de nieuwsgierigheid van de jeugd. Die groote aandacht werd gerechtvaardigd door de boeiende wonderen van de Duizend en één Nacht en dooreen uniform van leerling van het lycéum. Hij bleef onbewegelijk in nadenkende houding zitten, een e leboog op tafel en het hoofd op een van zijn handen geleund, waarvan de blanke vingers een bruinen haardos vaneen scheidden. Daar het -licht recht op zijn -gezicht viel en de rest van het lichaam m t duister bleef, leek hij sprekend op een van die zwarte portretten, waarop Raphael zelf aandachtig, geboden, denkend aan de toekomst, is afgebeeld. Tusschen die tafel en de markiezin werkte een groot en mooi jong meisje, voor een borduurraam gezeten, waarover zich haar hoofd beurtelings boog of waarvan het zich verwijderde, en wier ebbenzwart haar, kunstig glad gestreken, -het licht weerkaatste. Helene op zichzelf was al een schouwspel. Haar schoonheid onderscheidde zich dooreen zeldzame uitdrukking van kracht en elegance. Hoewel het kapsel hoog was opgemaakt, ten einde de levendige trekken van het hoofd te laten zien, was het zóó overvloedig, dat het bij den hals weerbarstig tegen de tanden van den kam krulde. Haar zeer dichte en regelmatig geteekende wenkbrauwen staken af tegen de blankheid van haar effen voorhoofd. Zelfs haar bovenlip had iets krachtigs, terwijl haar Grieksche neus dooreen volmaakten vorm opviel. Maarde innemende ronding der vormen, de eerlijke uitdrukking der overige trekken, de doorschijnendheid vaneen teere huid de wellustige weekheid der lippen, de volkomenheid van het ovaal gevormde gezicht en vooral de heiligheid van haar maagdelijken blik gaven aan die krachtige schoonheid de vrouwelijke zachtheid de betooverende bescheidenheid, die een zoo grrate bekoring op het oog uitoefent. Er was alleen niets zwaks m dat jonge meisje en haar hart moest even zacht zijn, haar ziel even sterk als haar vormen mooi waren en haar gezicht aantrekkelijk was. Zij volgde haar broer, den H. B. S.-leerling, in zijn zwijgen en scheen ten prooi aan een van die noodlottige overpeinzingen van jong meisje, vaak ondoorgrondelijk voor de waarneming vaneen vader of zelfs voor de scherpzinnigheid der moeder; zoodat het ónmogelijk waste weten of men aan diepe gedachten of aan geheime kwellingen de grillige schaduwen moest toeschrijven, die over haar gelaat togen als lichte wolken overeen remen hemel. De twee oudsten waren op dat oogenblik geheel door den man en de vrouw vergeten. Toch had de onderzoekende blik van den generaal meermalen het stille tafereel gadegeslagen, dat op het tweede plan een bekoorlijke vervulling bood der verwachtingen, opgewekt door het kinderlijk rumoer op den voorgrond van dat huiselijk tooneel. Die gestalten, welke den gang van het menscheliik leven langs onmerkbare trappen verklaarden, stelden een levend gedicht samen, De weelde der voorwerpen rondom, die het sJlo“ v**' sierden, de verscheidenheid der houdingen, de te genstelling der kleeren, alle anders van kleur en van dk gezichten, zoo gekenmerkt door de verschillende leeftijden, spreidden over die mensohelijke bladzijden al de rijkdommen, die gevraagd worden va beeldhouwers, schilders en schrijvers. Tenslotte verleenden de stilte en de winter, de eenzaamheid en de nacht hun majesteit aan die verheven ent naïeve Itafereeltjes, een heerlijke werking der natuur. Het ech teliik leven is vol van die gewijde uren, waarvan de onzeebare bekoring misschien de herinnering is aan een hetere wereld .Zeker schieten hemelsche stralen Tp die soort tooneelen neer, bestemd om den mensch een deel van zijn verdrietelijkheden te vergoeden hem in het leven te doen berusten. Het schijnt, dat hjïïdaar is, vóór ons in «en nrrn dat het zijn groote gedachten van or-de ont S « het mSscLppeiifk leven voor rijn wetten nleit door van de toekomst te spreken. Toch, ondanks den blik van verteedermg v I-Télène naar Abel en Moïna, als zij meen van hun lachbuien losbarstten, ondanks het geluk, uitgedrukt on haar kata gelaat/als zij steelsgewijze haar vader aanzï was eL gevoel van diepe zwaarmoedigheid merkbaar aan haar gebaren, aan haar houding en “ ralaan W oogen, die door lange wimpers.overnobaduwd werden. Haar blanke en sterke handen, waar het licht doorstraalde en ze doorschijnend en Sa vloeibaar rood kleurde, nu: die handen bee – den. Een enkelen keer ontmoetten haar oogen_ d van de markiezin zonder elkaar te tarten. D vrouwen begrepen elkaar dan dooreen blik, dof koud en eerbiedig hij Hélène, somber en dreigend bij de moeder. Hélène keek dan weer snel neer op het raam, trok haastig haar naald verder en hief langen tijd het hoofd niet op, dat haar te zwaar scheen geworden om het te dragen. Was de moeder te streng geworden voor haar dochter en achtte zij die strengheid noodzakelijk? Was zij jaloersch op de schoonheid van Hélène, waarmee zij nog kon wedijveren door al de wonderen van het toilet aan te wenden? Of had de dochter als zoovele meisjes wanneer zij helderziende worden, geheimen ontdekt, welke die vrouw, schijnbaar zoo godsdienstig trouw aan haar plichten, in haar hart geloofde begraven te hebben zoo diep als ineen graf? Hélène was op dien leeftijd gekomen, waarop de reinheid van ziel tot een strengheid voert, die de juiste maat te boven gaat, waarin de gevoelens zich moeten beperken. In zekere geesten nemen misstappen de verhoudingen aan vaneen misdaad; de verbeelding werkt dan terug op het geweten; dikwijls overdrijven de jonge meisjes dan de straf naar evenredigheid van den omvang door haar toegekend aan de vergrijpen. Hélène scheen zich niemand waardig te keuren. Een geheim van haar vroeger leven, een ongeluk misschien, eerst onbegrepen, maar ontwikkeld door de gevoeligheden van haar bewustzijn waarop godsdienstige ideeën invloed hadden, scheen’ haar langzaam aan op romaneske wijze in eigen oogen verlaagd te hebben. Die verandering in haar gedrag was begonnen op den dag, toen zij inde laatste vertaling van vreemde tooneehverken de mooie tragedie van Schillers Wilhelm Teil had’gelezen. Nadat de moeder haar dochter beknord had, omdat zij het boek liet vallen, had die opgemerkt’ dat de verwarring door die lectuur in Hélène’s gemoed veroorzaakt, voortkwam uit de scène, waar Cr^en so.ort verwantschap vaststelt tusschen Wilhelm Teil, die het bloed van één man stort om een heel volk te redden en Johan, den Vadermoordenaar. Bescheiden geworden, vroom en in zichzelf gekeerd, wilde Hélène niet meer naar een bal gaan. Nooit was zij zoo lief geweest voor haar vader, vooral wanneer de markiezin geen getuige was van haar vleierijen van jong meisje. Toch, indien er een verkoeling bestond inde. genegenheid van Helene voor haar moeder, was die zoo fijn uitgedrukt, dat de generaal het niet merken kon, hoezeer hij ook acht sloeg op de eenheid, die in zijn gezin heersohte. Geen man zou scherp genoeg van blik zijn geweest om de diepte van die twee vrouwelijke harten te peilen- ‘het eene, jong en edelmoedig, het tweede, vol fijnheid en liefde. Als de moeder haar dochter onderdrukte dooreen handig vrouwelijk despotisme, was dat alleen voelbaar voor het slachtoffer zelf. Overigens deed het feit alléén onoplosbare gissingen ontstaan. Tot in dien nacht was geen enkel woord van beschuldiging tusschen die twee zielen geuit; maar tusschen hen en God bestond een of ander onheilspellend geheim. Kom, Abel, riep de markiezin, die een oogenblik aangreep, waarop Moïna en haar broer kalm en vermoeid, stil bleven zitten; kom, jongen, je moet naar bed. ... , , , En met een gebiedenden blik op hem trok ze hem met kracht op haar knieën. Wat, zei de generaal, ’t is half twaalf en nog niet één van de bedienden is terug? Dat is wat moois! Gustave, voegde hij er (bij, zich tot zijn zoon wendend, ik heb je dat boek alleen gegeven op voorwaarde er om tien uur mee uitte scheiden; je had het uit je eigen op het af gesproken uur dicht moeten doen en naar bed gaan, zooals je mij beloofd had. Als je een man van beteekenis wil zijn, moet je van je woord een tweeden godsdienst maken en je er aan houden als aan je eer. Fox, een van de grootste re- denaars van Engeland, was vooral merkwaardig om zijn mooi karakter. De trouw aan aangegane verbintenissen is de voornaamste van zijn hoedanigheden. In zijn jeugd had zijn vader, een Engelschman van oen ouden stempel, hem een les gegeven, gevoelig genoeg om een onuitwischbaren indruk op den geest vaneen jong kind te maken. Op jouw leeftijd kwam Fox gedurende de vacantie bij zijn vader thuis, die als alle rijke Engelschen een vrij groot park om zijn kasteel had. Er stond in dat park een oude tent, die afgebroken moest worden en opnieuw gebouwd op een plek, waar het uitzicht prachtig was. De kinderen houden van afbreken. De kleine box wilde een paar dagen langer vacantie hebben om de slooping van het paviljoen te zien; maar zijn vader eisehte, dat hij weer naar schoolging op den dag vastgesteld voor het begin der lessen: daaruit ontstond twist tusschen vader en zoon. De moeder, als alle mama s, koos voor Fox partij. De vader beloofde toen zijn zoon plechtig, dat hij tot de volgende vacantie met het afbreken van de tent zou wachten. Fox ging naar school terug. De vader geloofde dat een kleine jongen, afgeleid door zijn studies, die omstandigheid zou vergeten; hij liet de tent neerhalen en haar weer op een andere plaats oprichten. De koppige, jongen dacht alleen daaraan. Toen hij thuis kwam, was zijn eerste zorg naar het oude gebouwtje te gaan zien; maar hij kwam heel treurig terug bij het tweede ontbijt en zei tot zijn vader: ,U hebt mij voor den mal gehouden. De oude, Engelsche edelman zei verlegen maar zeer waardig: ’t Is waar, jongen, maar ik zal mijn fout herstellen. Men moet meer aan zijn woord hechten dan aan zijn geld, want woord houden geeft fortuin en alle fortuinen wissohen de vlek op het geweten niet uit die door woordbreuk is veroorzaakt.” De vader liet het Toe, ga er niet heen.... De markies ging zijn slaapkamer door, greep een paar pistolen, stak 'zijn dievenlantaarn aan, vloog naar de trap, daalde die bliksemsnel af en bevond zich weldra bij de huisdeur, waar zijn zoon hem onverschrokken volgde. Wie is daar? vroeg hij. Doe open, antwoordde een stem, haast gesmoord door het hijgen. Ben je een vriend? Ja, een vriend. Ben je alleen? , ( Ja... . maar doe open, want zij komen! Een man liet zich onder den ingang glijden met de fantastische snelheid vaneen schaduw, zoodra de generaal de deur op een kier zette; en zonder dat oude paviljoen weer optrekken, zooals het was; toen, na het hersteld te hebben, beval hij, dat men het m het bijzijn.van zijn zoon zou afbreken. Gustave, laat dit je een les wezen. Gustave, die aandaohtig naar zijn vader had geluisterd, sloot het boek dadelijk. Er ontstond een oogènblik stilte, waarin de generaal zich van Moma meester maakte, die tegen den slaap worstelde, en haar zacht tegen zich aan legde. De kleine liet het hoofd op de borst van haar vader vallen en sliep m, terwijl haar. gouden krullen haar lief gezichtje bedekten. Juist op dat oogènblik klonken snelle schreden op straat, en opeens dreunden drie harde slagen op de deur. Die galmende slagen klonken zoo dringend als de kreet van iemand, die in doodsgevaar verkeert. De waakhond blafte verwoed. _ Hélène, Gustave, de generaal en zijn vrouw beefden van schrik- maar Abel en Moïna werden niet wakker. Die daar heeft haast! riep de generaal en legde zijn dochter op de bergère. Hij ging snel het salon uit zonder de bede van zijn vrouw gehoord te hebben: hij zich er tegen verzetten kon, verplichtte de onbekende hem haar los te laten door 'die met een stevigen trap terug te duwen. Daarop leunde hij er vastberaden tegen aan ais om te beletten haar weer te openen. De generaal, die opeens zijn revolver en zijn lantaarn op de borst van den vreemdeling richtte om hem eerbied in te boezemen, zag een man van middelbare grootte,_ gehuld ineen met bont gevoerden mantel, een ruim en slepend kleedingstuk van een grijsaard, dat niet voor hem gemaakt scheen te zijn. Hetzij als voorzorg of door toeval had de vluchteling het voorhoofd geheel bedekt dooreen hoed, die hem op de oogen hing. Mijnheer, zei hij tot den generaal, doe uw pistool omlaag. Ik zal mij niet aanmatigen bij u te blijven zonder uw toestemming, maar, als ik wegga wacht de dood mij bij het tolhek. En wat voor een dood! U zult het voor God moeten verantwoorden. Ik vraag u twee uur huisvesting. Denk er aan, mijnheer, hoe ik ook mag smeeken, ik moet bevelen met het despotisme der noodza,ke 1 ijldheid. Ik wensdh de Arabische gastvrijheid. Laat ik u heilig zijn, doe open, ik ga sterven. Ik heb geheimhouding noodig, een toevluchtsoord en water. O water! herhaalde hij reutelend. Wie is u? vroeg de generaal, verrast door de koortsige radheid, waarmee de onbekende sprak. O wie ik ben? Wel, doe open, ik ga weg, antwoordde de man op ironischen toon. Ondanks de handigheid, waarmee de markies het licht van zijn lantaarn draaide, kon hij alleen den onderkant van dat gezicht zien en niets er van pleitte ten gunste vaneen zoo zonderling geëischte gastvrijheid : de vale wangen trilden en de trekken waren vreesehjk samengetrokken. Inde schaduw, door den rand van den hoed geworpen, teekenden zich de oogen af als twee kolen vuur, die bijna het flauwe licht van de waskaars verbleekten. Toch was een antwoord noodzakelijk. Mijnheer, zei de generaal, uw taal is zoo buitengewoon, dat u in mijn plaats. ... U beschikt over mijn leven! riep de vreemdeling, met een vreeselijke stem zijn gastheer inde rede vallend. Twee uur? zei de markies besluiteloos. Twee uur! herhaalde de man. Maar opeens duwde hij zijn hoed terug met een gebaar van wanhoop, ontblootte het voorhoofd en keek hem als tot een laatste poging met een blik aan, waarvan de felle klaarheid den generaal inde ziel drong. Die blik van overleg en wil werkte verpletterend als een bliksem; want er zijn oogenbhkken, waarop de menschen een onverklaarbare macht bezitten. – Kom, wie u moogt zijn, u zult onder mijn dak veilig wezen, hernam de heer des huizes ernstig, die meende te gehoorzamen aan een van die instinctieve aandoeningen, welke men niet altijd kan ophelderen. God zal het u vergelden, voegde de onbekende erbij, terwijl hem een diepe zucht ontsnapte. ls u gewapend? vroeg de generaal. Als antwoord opende de vreemdeling, die hem nauwelijks tijd Het een blik op zijn mantel te werpen, dien en sloot hem weer vlug. Hij was blijkbaai zonder wapens en in het baltoilet vaneen jongmensoh. Hoe snel het onderzoek van den achterdochtigen militair ook ging, hij zag er genoeg van om uitte roepen: . , Waar voor den duivel hebt u zich zoo kunnen bespatten met zulk droog weer? Nog meer vragen! antwoordde de onbekende uit de hoogte. Op dat oogenblik ontwaarde de markies zijn zoon en dacht aan de les, die hij hem pas had geleerd over het stipt nakomen van het gegeven woord; hij voelde zich zoo gehinderd doordat feit, dat hij niet zonder toorn vroeg: ZeK hoe komt het dat je hier bent in plaats van in je bed? Omdat i'k dacht u in het gevaar van dienst te kunnen zijn, antwoordde Gustave. Kom, ga naar je kamer, zei de vader, zachter gestemd door het antwoord van zijn zoon. En u, zei hij, zich tot den onbekende richtend, volgt u mij! Zij werden stil als twee spelers, die elkaar wantrouwen. De generaal begon al onheilspellende voorgevoelens te krijgen. De aanwezigheid van den onbekende bezwaarde hem al als een nachtmerrie, maar beheerscht door de trouw aan de belofte, leidde hij hem door de gangen, de trappen van zijn huis en liet hem een groote kamer binnengaan op de tweede verdieping, juist boven het salon gelegen. Dit onbewoonde vertrek diende inden winter tot droogkamer, stond met geen enkel appartement in gemeenschap en had geen andere versiering van zijn vier vergeelde muren dan een onnoozele spiegel, op den schoorsteen achtergelaten door den vorigen eigenaar, en een groot spiegelglas, dat, buiten gebruik sinds de verhuizing van den markies, voorloopig tegenover den schoorsteen gezet was. De vloer van die ruime zolderkamer was nooit geveegd, het was er ijskoud en twee havelooze oude rieten stoelen vormden het geheele meubilair. Na zijn lantaarn op het steunpunt van den schoorsteen te hebben gezet, zei de generaal tot den onbekende: Uw veiligheid eischt, dat die ellendige zolderkamer u tot schuilplaats dient. En daar u mijn woord hebt voor het geheim, zult u mij toestaan u erin op te sluiten. De man boog bet hoofd ten teeken van toestemming. – Ik 'heb alleen een schuilplaats gevraagd, geheimhouding en water, merkte hij op. lk zal het u brengen, antwoordde de markies, die de deur met zorg sloot en op den tast naar het salon afdaalde om er een kaars te halen. Welnu, wat is er? vroeg de markiezin levendig, toen haar man binnenkwam. Niets, lieve, antwoordde hij koel. Maar wij hebben toch geluisterd, je hebt daar iemand naar boven gebracht. • • •? Hélène, hernam de generaal, zijn dochter aanziende, die het hoofd naar hem ophief,_ denk er aan, dat de eer van je vader afhangt van jouw stilzwijgen. Je moogt niets gehoord hebben. Het jonge meisje antwoordde dooreen welsprekende beweging. . De markiezin bleef verstomd en 'innerlijk geprikkeld staan door de manier, waarop haar man het bewerkstelligde haar het zwijgen op te leggen. De «eneraal ging een karaf halen en een glas en klom weer naar de kamer, waar zijn gevangene zich bevond: hij vond hem staande tegen den muur geleund bij den schoorsteen, met ontbloot hoofd; hij had zijn hoed op een van de twee stoelen gegooid. De vreemdeling verwachtte zeker niet in zoon sterk licht geplaatst te worden. Zijn voorhoofd fronste zich en zijn gelaat werd achterdochtig, toen zijn oogen den doordringenden blik van den generaal ontmoetten; maar daarna werd hij vriendelijker en zette een innemend gezicht om zijn beschermer te bedanken. Toen die laatste het glas en de karaf op den schoorsteenmantel had geplaatst, verbrak de on bekende, na hem nog een vorschenden blik toegeworpen te hebben, de stilte. Mijnheer, zei 'hij, met een zachte stem, die niet meer als eerst krampachtig inde keel hokte, maar toch nog een innerlijk 'beven verried, u zult mV ,-v,el ,zon u zegt het, herhaalde de vreemdeling met een bitteren glimlach. Op dat oogenblik weerklonk van verre het geluid van dravende paarden; maar dat geluid was nog 'bijna met waarneembaar. Het geoefende oor van den generaal herkende den gang van de paarden gedresseerd door de tucht van het escadron. Dat zijnde gendarmes, zei hij. Hij zag zijn gevangene aan op een manier die tot doel had de weifelingen te doen verdwijnen, die zijn onvrijwillige onbescheidenheid bij deze hadden kunnen verwekken, nam het licht weer mee en kwam in pen? Naar het tolhek? Neen. Hebt u uw deur voor niemand geopend? Ben ik dan gewoon zelf mijn deur open te doen?.... Maar, pardon, generaal, op dit oogenbhk schijnt het mij... . Ach wat! riep de markies op toormgen toon, wilt u mij voor den mal houden? Hebt u het recht .. . ? Niets, niets, mijnheer, hernam de brigadier zachtjes. U zult onzen ijver verontschuldigen. Wij weten wel, dat een pair van Frankrijk er zich met aan blootstelt op dit uur van den nacht een moordenaar te ontvangen; maarde wensch om eemge inlichtingen te krijgen.... . . Een moordenaar! riep de generaal. En wie is er .. ? Mijnheer, de baron de Mauny is zoo pas door een bijlslag gedood, hernam de gendarme. Maarde moordenaar wordt vervolgd. Wij zijn er zeker van, dat hij inden omtrek is en wij zullen hem opjagen. Neemt u me niet kwalijk, generaal. De gendarme sprak terwijl hij weer te paard steeg, het salon terug. Nauwelijks legde hij den sleutel van de zolderkamer op den schoorsteen of het getrappel der paarden werd sterker en naderde het paviljoen met een snelheid, die hem deed sidderen. Werkelijk hielden zij bij de huisdeur halt. Na eenige woorden met zijn kameraden gewisseld te hebben, sprong een ruiter af, klopte hard aan en verplichtte den generaal om open te gaan doen. De laatste was geen meester overeen geheime ontroering bij het gezicht der zes gendarmes, waarvan de steken, met zilver afgezet, schitterden in het maanlicht. Mijnheer, zei een brigadier tot hem, hebt u niet zooeven een man naar het tolhek hooren 100- zoodat het hem gelukkig niet mogelijk was het gelaat van den generaal te zien. Gewoon alles te onderstellen zou de brigadier misschien vermoedens hebben gekregen bij den aanblik van dat open gelaat, waarop de indrukken van de ziel zich zoo getrouw afspiegelden. Weet men den naarn van den moordenaar? vroeg de generaal. Neen, antwoordde de ruiter. Hij heeft de schrijftafel vol met goud en bankbiljetten gelaten zonder er aan te komen. Dat is een wraak, zei de markies. Ah bah, op een grijsaard? Neen, neen, die schelm heeft den tijd niet gehad om zijn slag te slaan. En de gendarme haalde zijn metgezellen in, die al inde verte galoppeerden. De generaal bleef een oogenblik ten prooi aan een wel te begrijpen besluiteloosheid. Weldra hoorde hij zijn bedienden, die terugkwamen, terwijl ze met zekere warmte een twistgesprek hielden en wier stemmen op den kruisweg van Montreuil weerklonken. Toen zij thuis kwamen, barstte zijn toorn, die een voorwendsel noodig had om zich te luchten, als de bliksem over hen los. Zijn stem deed de echo’s van het huis trillen. Daarna werd hij opeens kalm, toen de stoutmoedigste, de handigste onder hen, zijn kamerdienaar, hun vertraging verontschuldigde door hem te zeggen, dat zij aan den ingang van Montreuil waren opgehouden door gendarmes en politie-agenten, die een moordenaar zochten. De generaal zweeg plotseling. Toen, doordat woord aan zijn zonderlingen toestand 'herinnerd, beval hij kort dat zij allen dadelijk naar 'bed moesten gaan, terwijl hij hen verwonderd achterliet, dat hij zoo licht de leugen van den 'bediende aannam. Maar terwijl dit gebeurde op de binnenplaats, had een schijnbaar nietig voorval den toestand der andere personen gewijzigd, die in deze geschiedenis een rol spelen. Nauwelijks was de markies weg of zijn vrouw, die beurtelings naar den sleutel der zolderkamer en naar Hélène zag, kwam er toe, met zachte stem tot haar dochter te zeggen, terwijl zij zich naar 'haar overboog: ~, < „ Hélène, je vader heeft den sleutel op den schoorsteen laten liggen. f , Het jonge meisje hief verwonderd het. hoofd ut en keek verlegen naar haar moeder, wier oogen van nieuwsgierigheid tintelden. Nu, mama? vroeg zij met een ontroerde stem. gebeurt. Als daar iemand is, heeft die zich nog met verroerd. Ga er toch heen.... Ben je bang? Neen, mama, maar ik vrees den stap vaneen man te hebben gehoord. . . Als ik er zelf heen kon gaan, zou ik je met verzocht hebben naar boven te gaan Hélène hernam haar moeder op een toon van koele waardigheid; als ie vader weer binnenkwam en mij niet zou vinden, zou hij mij misschien zoeken, maar jouw afwezigheid zal hij niet merken. _.. , Als u het mij gelast, zal ik gaan; maar ik zal de achting van mijn vader verliezen antwoordde Hélène koel. ... ~, T • Wat! zei de markiezin ironisch. Maar nu je ernstig opvat, wat maar een grapwas, beveel ik je nu daarboven te gaan kijken. Kind, hier is de. sleutel! Je vader heeft je niet verboden, toen 'hij je het zwijgen oplegde over hetgeen er op dit oogenblik hier gebeurt, naar die kamer te gaan. Ga en bedenk, dat een moeder nooit door haar dochter moet wor den beoordeeld De Vrouw van dertig jaar Na die laatste woorden te hebben uitgesproken met al de strengheid vaneen beleedigde moeder nam de markiezin den sleutel en reikte dien Hélènê over, die zwijgend opstond en het salon verliet. Moeder zal altijd wel door hem worden vermaar. lk zal voor mijn vader verloren zijn. Vil zij mij dan zijn goedheid jegens mij ontnemen mij uit het huis jagen? ’ Deze gedachten gistten opeens in haar verbeelding, toen zij zonder licht door de gang hen aan welker einde zich de deur van de geheimzinnige kamer bevond. Toen zij er binnentrad, had de wanorde arer gedachten iets noodlottigs. Die soort verwarde overpeinzing diende om duizenden gevoelens te doen opwellen die tot nu in haar hart bewaard waren. Misschien al niet meer geloovend aan een gelukkige toekomst, eindigde zij er in dat afschuwehjke oogenblik mee eraan te wanhopen. Krampaohtig beefde zij, toen zij den sleutel het slot liet naderen en haar ontroering werd zelfs zoo sterk dat zij een oogenblik stil hield om haar hand op haar hart te leggen, alsof zij de macht had er de zware en bonzende slagen van te doen bedaren. Eindeliik opende zij de deur. Het gepiep der scharnieren had zonder twijfel het oor van den moordenaar reeds getroffen doch, hoewel zijn gehoor zeer scherp was, bleef hij haast gekleefd (tegen den muur staan, onbewegelijk starend en als in zijn gedachten verloren. De kring van licht, door de lantaarn vooruitgeworverllcktte zÜn gestalte flauw en hij leek in die halfduistere schemering op die sombere standbeelden van ridders, welke steeds overeind staan aan den hoek vaneen of ander zwart graf onder gothische kapellen Droppels koud zweet stonden op zijn s*o. w1 !■reed voorhoofd. Een ongeloofelijke vermetelheid lichtte op dat samengetrokken gelaa't. Zijn s rak voor zich uitstarende, vurige oogen, schenen inde duisternis een strijd, die voor hem plaats had, te aanschouwen. Woeste gedachten trokken snel over dat gezicht, waarvan de vaste en scherpe uitdrukking een superieure ziel aanduidde. Zijn gestalte en zijn houding stemden met zijn wilden geest overeen. Die man was een en al kraoht en macht en hij keek -naar de duisternis als naar een zichtbaar beeld van zijn toekomst., Gewoon de energieke koppen te zien der reuzen, die zich om Napoleon verdrongen en in beslag genomen dooreen nieuwsgierigheid naar de zedelijke gesteldheid, had de generaal niet el; Moïna sliep rustig door op de bergère. De oudste zuster hield een zijden speldenkussen inde eene hand en een naald in de andere, en staarde in het vuur. De diepe stilte die gestalte het mooie, ernstige gezichtje vaneen wezen, dat hij voor een bovenaardsche verschijning moest houden. 6 in het salon heerschte, buiten en in het huis, werd slechts onderbroken door den slependen stap der bedienden, die een voor een naar bed gingen, door wat onderdrukt gelach, de laatste echo van hun vreugde, het openen en sluiten van de deuren der respectieve kamers en tenslotte nog dooreen onduidelijk gepraat. Nog klonken eenige doffe geluiden bij de bedden. Er viel een stoel. Het hoesten van een ouden koetsier werd zwak hoorbaar en hield op. Maar weldra overheerschte de sombere majesteit, die zich inde natuur te middernacht alom openbaart. Alleen de sterren schitterden. De koude had de aarde aangegrepen. Geen schepsel sprak of roerde zich. Alleen het vuur knetterde als om de diepte van de stilte te doen beseffen. De klok van Montreuil sloeg één uur. Op dat oogenbhk klonken flauw uiterst lichte schreden op de bovenverdieping. De markies en zijn dochter, zeker den moordenaar van de Mauny te hebben opgesloten, schreven die beweging aan eender vrouwen toe, en waren er met verwonderd over de deuren van het vertrek dat voor het salon lag, te hooren openen. Opeens verscheen de moordenaar in hun midden. Door het nadenken, waarin de markies verzonken was, de levendige nieuwsgierigheid van de moeder en de verwondering van de dochter, die hem gelegenheid gaven bijna in het midden van het salon te komen, zei hij tot den generaal met een zonderling kalme en klankrijke stem: .. . Mijnheer, de twee uur zijn haast om. U hier! riep de generaal. Door welke macht.... En met een vreeselijken blik ondervroeg hij zijn vrouw en zijn kinderen. Hélène werd vuurrood. U, hernam de militair dringend, u m ons midden! Een moordenaar hier, bedekt met bloed. U ontwijdt deze omgeving! Ga heen! Ga heen. voegde hij er woedend bij. Bij het woord moordenaar slaak- te de markiezin een kreet. Wat Hélène betreft: dit woord scheen over haar leven te beslissen, haar gezicht gaf niet de minste verwondering te kennen Zij scheen dien man verwacht te hebben. Haar zoo verziende gedachten hadden een beteekenis gekregen. De straf, die de hemel voor haar fouten bewaarde, openbaarde zich. Het jonge meisje, dat zich even misdadig waande als hij, keek hem met een vasten blik aan: zij, zijn gezellin, zijn zuster. Voor haar toonde zich in die omstandigheid een bevel van . d- Eemge jaren later zou de rede aan haar wroegingen recht hebben doen wedervaren, maar op dit oogenblik maakten die haar zinneloos. De vreemdeling bleef onbeweeglijk en koel. Een minachtende glimlach speelde op zijn gelaat en zijn breede, roode lippen. U erkent wel slecht den adel van mijn wijze van doen jegens u, zei hij langzaam. Ik heb met mijn handen het glas niet willen aanraken, waarin u mij water hebt gegeven om mijn dorst te lesschen Ik ■heb er zelfs met aan gedacht mijn bebloede handen onder uw dak te wasschen en ik ga er uit, terwijl ik van mijn misdaad (bij die woorden trokken zijn lippen samen) niets achterlaat dan de herinnering, terwyl ik probeer hier spoorloos door te gaan.’Ten slotte heb ik uw dochter niet eens toegestaan Mijn dochter! riep de generaal en zag Hélène even met afschuw aan. O ongelukkige, ga of ik vermoord je.... De twee uur zijn niet om. U kunt mij niet dooden of overleveren zonder uw achting voor uzelf en de mijne te verliezen.... Bij dat laatste woord trachtte de ontstelde militair den misdadiger aan te zien; maar hij was verplicht de oogen neer te slaan, hij voelde zich niet in staat den doordringenden blik te doorstaan, die ten tweeden male zijn ziel in beroering bracht. Hij vreesde weer te verweeken, daar hij erkende, dat zijn wil al verzwakte. Een oud man vermoorden! Hebt u dan nooit familie gehad? zei hij, hem met een vaderlijk gebaar naar zijn vrouw en zijn kinderen wijzend. Ja, een oud man, herhaalde de onbekende, die licht het voorhoofd fronste. Vlucht! riep de generaal zonder zijn gast te durven aanzien. Ons verdrag is verbroken. Ik zal u niet vermoorden. Neen, ik zal mij nooit tot leverancier van het schavot maken. Maar ga weg, u jaagt ons afschuw aan. lk weet het, zei de misdadiger gelaten. Er is geen grond in Frankrijk, waar ik mijn voeten met zekerheid kan zetten, maar als de justitie zooals God de bijzondere gevallen wist te beoordeelen, als zij zich verwaardigde zich er van op de hoogte te stellen wie het monster is: de moordenaar of het slachtoffer, zou ik trotsch onder de menschen blijven. Vermoedt u geen vroegere misdaden bij een man, wien men de hersens insloeg*1 Ik heb mij tot rechter en beul gemaakt, ik heb de machtelooze menschehjke gerechtigheid vervangen. Ziedaar mijn misdaad. Vaarwel, mijnheer. Ondanks de bitterheid, die u aan uw gastvrijheid hebt toegevoegd, zal ik die niet vergeten. Ik zal nog in mijn ziel voor één mensch ter wereld een gevoel van erkentelijkheid hebben, die man is u. .. . Maar ik had u edelmoediger gedacht. Hij ging naar de deur. Op dat oogenblik boog het meisje zich naar haar moeder over en zei haar iets in ’t oor. Ah!.... , , , Die kreet, aan zijn vrouw ontsnapt, deed den generaal huiveren of hij Moina dood had zien liggen. Hélène stond rechtop en de moordenaar had zich bij instinct omgekeerd en toonde op zijn gezicht een soort onrust voor den band van dat gezin. Wat heb je, liefste? vroeg de markies. Hélène wil met hem mee, zei ze. De moordenaar werd rood. – Omdat mijn moeder zoo slecht een bijna onwillekeurigen uitroep overbrengt, zei Hélène gedempt, zal ik haar wenschen vervullen. Na een bijna wilden blik van trots om zich heen te hebben geworpen sloeg het meisje de oogen neer en bleef ineen bewonderenswaardige, bescheiden houding staan. Hélène, zei de generaal, ben je daarboven naar de kamer gegaan, waar ik.... ? Ja, vader. Hélène, vroeg hij wederom met een stem, die dooreen zenuwachtig beven gestoord was, is dit de eerste keer, dat je dien man zag? Ja, vader. Dan is het met natuurlijk, dat je het voornemen hebt 0m.... Als dat niet natuurlijk is, dan is het tenminste waar, vader. # O kind!. .. . zei de markiezin gesmoord, maar zoo, dat haar man het hoorde. Hélène, je verloochent alle principes van eer, schaamte en deugd, die ik trachtte in je gemoed te ontwikkelen. Als je tot op dit ongelukkige uur niets dan één leugen geweest 'bent, ben je niet te beklagen. Verleidt jou de moreele volmaaktheid van dien onbekende? Zou het dat soort macht zijn, nood-ig voor menschen, die een misdaad begaan?.... Ik acht je te goed om te onderstellen. . . . TT~ onderstel alles, mevrouw, —• antwoordde Helene koud. Maar ondanks de karaktersterkte, die zij op dat oogenblik toonde, kon zij bijna niet de tranen bedwingen, die in haar oogen kwamen. De vreemdeling raadde de taal der moeder door de tranen van Hij raadt a11e5.... De generaal stond op om een schelkoord te grij- IJ€Ül_ Hij richt je te gronde, zei Hélène tot den m zal & duidelijker 77. Zeg a,11e7 bind! Ik ben moeder. beek de dochter de moeder aan en die blik deed de moeder een oogenblik zwijgen. dieTe maken'hehtm V"wi-’tfn verduren, als je mij aie te maken hebt, liever dan je een man te zien vol gen, die de heele wereld met afschuw ontwijkt zou wezen* mevromv’ dat hiJ ««der mij alleen Genoeg, mevrouw, riep de generaal uit- heb ben wij maar één dochter meer? En hi’, Tal' naar Moina, die steeds doorsliep J cg ™gde h,j Goed vader, antwoordde zij met een kalmte vén’hUrisOUdTS Wanh°pig deed worden. Ik zal ster,ienndiepe stdt€ vo]gde eensklaps op die woorden. De aanwezigen bij dit tooneel, waar alles de EW” h" '"«schappelijk levej Sf*"' gKe « «”• taSTtat end hiervan keerde die man zich om, nohUe tun la men en doordringenden blik op den generaal wiens rm, ontspannen dooreen onvermijdelijke slao uÜJZ™.™ piS opis die f°°r moeder als die het goed vindt. Wat mij betref ik wd je met meer zien en ook niet meeHafjetó Hélène, zei de moeder tot het meisje, denk er toch aan, dat je in ellende zult geraken Een soort gereutel uit de borst van den m°orde naar deed hen naar deze omzien. Een minachtende uitdrukking vertoonde zich op zijn gelaat. De gastvrijheid, die ik u gegeven heb, kost mij veel' riep de generaal opstaande. Zoo pas hebt u maar een oud man gedood; hier vermoert u een heel gezin. Wat er ook gebeurt, er zal ongeluk op dochter gelukkig is? vroeg de moordenaar en keek den militair strak aan. Als zij met u gelukkig is, antwoordde de vader, trachtend zich te beheerschen, zal ik haar met betreuren. Hélène knielde verlegen voor haar vader neer. en zei met een vleiende stem: O vader, ik houd van u en eer u, of u schatten van goedheid aan mij verkwist ofda^.lkkin nade va 1.... Maar ik bid u: wees bij de laatste woorden niet kwaad op me. _ , De generaal durfde zijn dochter niet aanzien. Up dat oogenblik trad de vreemdeling naar voren en Hélène toelachend zóó, dat dit tegelijk iets had van hel en hemel, zei hij: , tu die een moordenaar niet verschrikt, kom, daar je er in volhardt je toekomst aan mij toe te vertrouwen. Onbegrijpelijk! riep de vader mt. De markiezin zag haar dochter, met een vreemden blik aan en opende haar armen voor haar. Hélène wierp zich schreiend daarin. Vaarwel, zei ze, vaarwel, moeder! Hélène gaf zonder aarzelen den vreemdeling een teeken. Na de hand van haar vader gekust en haastig maar plichtmatig Moïna en den kiemen Abel omhelsd te hebben naar. , n ZI-J den moorde- rend Zlrf?* luiste-Mevrouw hernam hii ,beide. vluchtelingen. – ik geloof,’dat ik droomZlJn VrOUW riohten-d, ee/geheim. w«La.VOn,“Ur "* He markiezin huiverde. dolteAttereifoo„tjomaantT00rd^uljn pistolen> schoot arat der ruiters, bet opstaan van zijn bedienden, en de komst der buren te verhaasten. De honden herkenden de stem van hun meester en blaften de paarden hinnikten en trappelden. Het was een afschuwelijk tumult midden m dien kalmen nacht. Terwijl hij de trappen afliep om zijn d°cl^r ' ken, bemerkte de generaal zijn verschrikte bedien den die van alle kanten opdaagden. _ Mijn dochter.... Hélène is geschaakt. Gaat den tuin in! Bewaakt de straat! Doet open voor de 1 rukte hij den ketting los waarmee de groote waakhond vastlag. ..... . Hélène! Hélène!.... zei lnj tot hem. De hond sprong op als een leeuw, blafte woedend en rende zoo hard den tuin in, dat de generaal hem niet kon bijhouden. Op dat oogenblik weerklonk de galop van de paarden op straat en de generaal toastte richaif opa, M doen. moord(maar va„ miinheer de Mauny den pas afsnijden. Zij gaan door mijn tuinen. Gauw, omsingel de wegen van den heuvel van Picardië.. .. Ik ga een klopjacht houden op alle terreinen, de parken, de huizen. Jullie daar, zei hij tot zijn bedienden bewaak de straat en houdt den weg afgezet vanaf den tolboom tot Versailles. Vooruit, allemaal. ° Hij greep een geweer, dat rijn kamerdienaar liera bracht en Snelde de tuinen in, terwijl hi, den hemd aanspoorde met: EenZwokesfgeblaf antwoordde hem vanuit ƒ en hij begaf zich inde richting, vanwaar het huile van den hond scheen te komen. Om zeven uur inden morgen waren de naspormgen van de gendarmes, van den generaal en de bu vergeefsch geweest. De hond was met teruggekomen. Uitgeput van vermoeidheid en al verouderc door het verdriet kwam de markies het salon binnen, dat voor hem nu eenzaam was, hoewel zijn drie andere kinderen er nog waren. J Je bent heel koelgeweest voor je dochter! zei 11J’ ,Z,V” ,vrouwi aanziende. Ziedaar dus, wat ons o verblijft! hij er bij, op het borduurraam ijzend, waarop alleen een begonnen bloem prijkte Uaar was ze zoo pas en nu verloren. ... verloren» ~'IJ weende, verborg zijn hoofd in zijn handen en bleef een oogenblik stil, daar hij dat salon niet meer Wtde aanflm’ ,df hem vroe£er het zoetste tafereel bood van huiselijk geluk. Het licht van den dageïaad wedijverde met de uitgaande lampen; de wasaarsen verbrandden hun papieren kransen; alles stemde overeen met de wanhoop van den vader ~ft m herhaalde zij met een koude waardigheid, als dat een deugd was? Als de justitie van de wereld hem met had kunnen wreken? Zelf wraak nemen! riep de generaal. En wat is de hel, vroeg zij, als dat geen eeuwige wraak is voor enkele misstappen vaneen dag! O je bent verloren. Hij heeft je behekst, bedorven. Je weet niet wat je zegt. Blijf hier één dag, vader, en als u hem wilt hooren, hem zien, zult u van hem houden. ~ Héjène, zei de generaal ernstig, wij zijn op een paar mijl afstand van Frankrijk.. Zij sidderde, keek door het luik van de hut, wees lichaam Daar is !hij, sprak ze, zelfs ineen gevecht herken ik onder al die stappen zijn loop op het dek. En opeens kleurde een blos haar wangen, deed haar gezicht glanzen en haar oogen schitteren. Die aandoening van sensitieve vrouw roerde den generaal. Inderdaad trad de kaper een oogenblik daarna, binnen, ging ineen fauteuil zitten, trok zijn oudsten zoon naar zich toe en begon met hem te spelen. Even heerschte er stilte; want de generaal, verdiept ineen gepeins dat veel weg had vaneen droom, be schouwde die sierlijke hut als een nest van ijsvogels, waarmee dat gezin reeds zeven jaar op den Oceaan voer tusschen de hemelen en de wateren op de trouw vaneen man, geleid door de oorlogsgevaren en de stormen als een huishouden geleid wordt dooreen hoofd te midden der maatschappelijke rampen... Hij zag met bewondering naar zijn dochter, het fantastische beeld vaneen zeegodin, zacht van schoonheid, naar de zee, die haar onmetelijke velden van groen water voor hun oog ontrolde. Zie, mijn land, antwoordde zij met haar voet op het tapijt stampend. _ . Maar ga je je moeder, je zuster, je broers niet bezoeken O ja, zei ze met tranen inde stem, als hij het wil en als hij mij kan vergezellen. Heb je dan niets meer, Hélène, hernam de militair streng, vaderland noch familie?. ... . lk ben zijn vrouw, antwoordde zij fier, op vasten toon. Dit is sinds zeven jaar het eei ste ge luk, dat niet van hem zou komen, voegde zij erbij, de hand van haar vader grijpend en hem omhelzend en dat is het eerste verwijt, dat ik gehoord heb. En je geweten? Mijn geweten! Maar dat is hij! Op dat oogenblik beefde zij over haar geheele rijk aan geluk en die alle schatten, welke haar omringden, deed verbleeken door de schatten van haar ziel, den glans van haar oogen en de onbeschrijfelijke poezie in en om haar persoonlijkheid. Die toestand bood iets vreemds aan, dat hem ver-faste’ e,en verhevenheid van hartstocht en van logica, die de alledaagsche gedachten verwarde De koude en enge begrippen van de maatschappij verdwenen voor dit tooneel. De oude soldaat voelde al een ï”®6”- begreep ook- dat ziJn dochter nooit een zoo ruim leven, zoo vruchtbaar aan contrasten zoo vol echte liefde zou opgeven; dan, als zij eens’ het gevaar had gekend zonder er door verschrikt te zijn, zou zij nooit meer terugkeeren tof de kleine scenes vaneen nietige en bekrompen wereld. , dinder rk je? vroeg de zeeroover, de stilte verbrekend en zijn vrouw aanziende. h~7. Neen> antwoordde hem de generaal. Hélène loren iVJ 3 eS geZegd‘ Ik zie’ dat ze voor ons ver- Neen, protesteerde de kaper levendig. Nonaa/Fr^pV11* verja.nnS zal mij veroorloven naar Frankrijk terug te keeren. Als het geweten rem is en as een man door het schenden van uw maatschappelijke wetten gehoorzaamd heeft verwaardigde zich «iet zich te'rechtv7, hoe kunt u- zei de generaal, hem inde rede molrdl fen '7°egmg gevoelen de nieuwe moorden, die onder mijn oogen gepleegd zijn? Wij hadden geen levensmiddelen, antwoordde de kaper rustig. "" pe~ Maar door uw mannen op de kust te ontsche- A ~ ten zij ons den terugtocht dooreen of an-Chi„ afgesnedm “ wij Zouden niet in Voor ze uit Frankrijk, viel de generaal hem in de rede, de Spaansche admiraliteit hadden onder* richt Maar Frankrijk kon het afkeuren, dat een man, nog beklaagde voor zijn rechtbanken, zich had meester gemaakt vaneen brik, afgehuurd aoor ewoners van Bordeaux. Overigens, hebt u met op het slagveld wel eens een paar kanonschoten te veel & De generaal, verlegen door den blik van den kaper, zweeg, en zijn dochter keek hem aan met een gezicht, dat evenveel triomf als zwaarmoedighei uitdrukte.... , .. , , •• __ Generaal, zei de kaper dringend, ik heb mij er een wet van gemaakt nooit mijn buit weer at te staan. Maar het is buiten kijf, dat mijn eigen aandeel aanzienlijker zal zijn dan uw fortuin bedroeg. Sta mij toe het u in ander geld terug te geven. Hij greep uit de lade van de piano een massa bankbiljetten, telde de pakjes niet en bood den markies een millioen aan. . t U begrijpt, hernam hij, dat ik me er met mee zal amuseeren de voorbijgaande schepen op den weg naar Bordeaux te bekijken Nu, tenzij u verleid wordt door de emoties van ons zigeunerbestaan, door de tooneelen van Zuid-Amerika, door onze tropische nachten, onze gevechten en door het genoegende vlag vaneen jonge natie te doen triomfeeren, of den naam van Simon Bohvar, moet u ons verlaten... Een sloep en vertrouwde mannen wachten u. Laat ons hopen op een derde, meer volmaakt gelukkige ontmoeting. ... o Victor, ik zou mijn vader nog een ©ogenblik willen zien, zei Hélène treurig. Tien minuten meer of minder kunnen ons te genover een fregat stellen. Goed, wij. zullen ons wat amuseeren. Onze mannen vervelen zich. bende volk door de straten vaneen stad vliegt. De rhum veroorzaakte blauwe vlammen, maarde zon machtiger van licht, jaloersch op dien brutaien glans, deed nauwelijks in haar stralen de kleuren van dien brand onderscheiden. Het was als een net ais een sjerp, die heen en weer vloog midden in dien stroom van vuren. De Othello vatte om te vluchten het beetje wind, dat zij in die nieuwe richting kon opvangen. De fraaie brik laveerde naar het Zuidenen nu eens onttrok zij zich aan de oogen van den generaal, verdwijnend achter de rechtsche kolom welker schaduw fantastisch op de wateren werd geworpen, dan weer vertoonde zij zich terwijl zij zich I™t.|;’atie verhief en door het water sneed. Telkens als He ene haar vader zien kon, wuifde zij met haar zakdoek om hem nog te groeten. Weldra zonk de o mnt t ermnand en veroorzaakte een borreling die spoedig door den Oceaan werd uitgewischt. Er bleef toen mets meer van dit tooneel over dan een wolk gewiegd door de bries. De Othello was ver; de sloep naderde land; de wolk legerde zich tusschen dat lichte vaartuig en de brik. De laatste maal, dat de generaal zijn dochter zag, was dooreen spleet van dien golvenden rook. Een profetisch visioen' De witte zakdoek, het kleed alleen, teekenden zich af op dien roetbruinen achtergrond. De brik zelf was tusschen het groene water en den blauwen hemel niet meer te zien. Hélène werd niets meer dan een onmerkbare stip, een losse, sierlijke lijn, een gedachte een herinnering. Na zijn fortuin weer in orde te hebben gebracht stierf de markies van uitputting. Eemige maanden na zijn dood, m 1833, werd de markiezin gedwongen Moina naar de baden inde Pyreneeën te brengen. Het grillige kind wilde de schoonheid van die tergen zien. Zij kwam van de baden terug en toen had het volgende vreeselijke tooneel plaats: dooreen vandï d g P“‘ °°r kng nadenken, LT\ d droomenjen, te midden waarvan het heele leven verrijst, en zich ontrolt voor de oo~en van hen, die den dood voorgevoelen. ö „ Vie ,Xr°uw> °ud voor haar tijd, had voor een of ander dichter, die op den boulevard voorbijging een merkwaardig schouwspel geboden. Als fee/haï zoo zag zitten ,n de schaduw vaneen ranke acacia had iedereen een van die duizend gedachten on het deeke en koude gelaat kunnen iezen, zelfs van de warme zonnestralen. Haar gelaat dat vol leve" dan een even, dat ten val neigt of iets diepers dan een ziel verslapt door de ervaring. Zij was van dtV?yW dien°nfit, du'zend gewone gezichten u een oogenblik oen stilhouden, u doen nadenken; gelijk gij onder duizend schilderijen vaneen museum ie/ iterken indruk krijgt hetzij vaneen verheven hoofd waarin S van Beatnerlrke uitbeeldde’ of d™r het geiaat van Beatrix Cmci, waarop Guido de roerend ste onschuW wist te malen in het diepst van de vree vafphiC TT'’ hCtZij dG SOmbe- treSTn _ nips 11, waarin Velasquez voor altijd de ajestueuse schrikwekkendheid heeft uitgedrukt die het koningschap moet inboezemen. Zekere mensche lijke gezjchten z,jn despotische beelden, die tot u spreken, u ondervragen, die op uw geheime o-edach §Viï“V"" ”'ts gediSVorm» hoorde MertV 31 ïan meVr°“W I "ViW" kor j sei2oen’ waarin de vrouw in trekken, van zooveel vermenigvuldigde lijnen, gebogen of recht, maar zuiver en volmaakt gevormd, kunnen al haar aandoeningen verborgen blijven: de blos openbaart dan niets, wanneer die de al zoo levendige kleuren versterkt; alle innerlijke brandpunten mengen dan zoo goed hun glans met het licht der oogen, dat van leven fonkelt, dat de vluchtige vlam vaneen lijden niets meer schijnt dan een be koorlijkheid temeer. Er is dan ook niets meer ingetogen dan een jong gezicht, omdat mets onbewegelüker is Het gelaat vaneen jonge vrouw heeft de kalmte, de effenheid, de frischheid vaneen meeroppervlak. De physionomie der vrouwen begint pas op haar dertigste jaar. Tot dien leeftijd vindt de schilder in haar gezichten alleen rozenrood en wit, glimlachjes en uitdrukkingen, die eenzelfde gedach te herhalen, een gedachte van jeugd en liefde, een eenvormige gedachte en zonder diepte; maar m den ouderdom heeft alles bij de vrouw gesproken de hartstochten hebben zich vastgelegd op haar gelaat zij is minnares, vrouw, moeder geweest, de heftigste uitdrukkingen van vreugde en smart hebben eindelijk haar trekken geteekend, verminkt door er zich met duizend rimpels in af te drukken, die elk een taal spreken; en dan wordt een vrouwengezicht verheven van schrikwekkendheid, schoon van melan cholie of prachtig van kalmte: als het geoorloofd is die vreemde vergelijking door te voeren, laat het verdroogde meer dan al de sporen zien van de stroomen, die het hebben gevormd: een bejaard vrouwenhoofd behoort dan niet meer aan de wereld, die lichtzinnig verschrikt is de vernietiging te zien van alle ideeën van schoonheid, waaraan zij gewend is, noch aan de gewone, artisten, die er mets in ontdekken, maar aan de echte dichters, aan die jie gevoel hebben voor een schoonheid, onafhankelijk van de conventies, waarop zooveel vooroordeelen in zake kunst en schoonheid berusten. rJt!OÊT! mevrouw d’Aiglemont een modieusen kapothoed droeg, was het gemakkelijk te zien, dat het haar, vroeger zwart, wit was geworden door lijden • maarde manier waarop zij het in twee breede, gladde gedeelten scheidde, verried haar goeden smaak openbaarde haar ijdele gewoonten van voorname vrouw en teekende haar verwelkt, gerimpeld voorsnnfa v? maal^t af’ in welks vorm zich nog eenïge sporen bevonden van zijn vroegere volmaaktheid rrekl^nm Van haar gezicht’ de regelmatigheid harer trekken gaven een weliswaar zwak idee van de schoonheid, waarop zij trotsch moest geweest zijnmaar die aanduidingen deden nog beter de smarten uitkomen, die fel genoeg geweest waren om dat ge!iat *e n.mPe,en' 'de slapen te verdrogen, de wang n te doen. mzinken, de wenkbrauwen te vergriizen en de vyimpers, die schoonheid van den blik te verarmen: haar gang en haar bewegingen hadden ffnX s een denkbeeld te geven, maar waarvan het nauwk«,righeiSeSK'd W°rC,en me' wisk™<%' jtns: aanzrenlijke bezitting die kan de gronden van FF “'talZtP Heeen, „IcïïTme„theötndt van de beschrijving onnoodig is; de SnoonW bfu, JC ®esckkdenis za! er zonder twijfel de heer hjtheden va» doen vermoeden bij hen, w er zielTn Sgsïs&gz**™** *** « htgenoot van mevrouwde Beauséant een vold^zekerhddït6^'!^^3 helpt °nS beter ’leven dan ae zekerheid het geluk van anderen te veroorzaken door onzen dood. De Beauséant was een dier iron" sche en koppige lieden, welke als zij, die van hd andeven^mFdT'1 g6n°egen .te m€er in vinden dan op te staan m°rgen ,n blakenden welstand Mevrouwde gravin de Nueil, moeder van Gaston had nooit mevrouwde Beauseant willen zie. . Het was een stijve en deugdzame vrouw, die zeei wettig het geluk van papa de Nueil had «dgeimakt Mevrouwde Beauséant begreep dat die eerzame douairière haar vijandin moest zijn en zou trachten Gaston aan dit onzedelijk en ongodsdienstig leven te ontrukken. De markiezin had wel haar landgoe willen verkoopen en naar Genève terugkeeren. Maar dat was geweest: de Nueil wantrouwen, en daartoe was 5 niet in staat. Was het niet hem aan een lort mechanisdh geluk ontrukken, dat de vrouwen ama ™or hun echtgemalen en zelfs voer hun mmnaars wenschen? Er was een zekere juffrouw de la Rodière in het land gekomen, twee-en-twintig jaar oud en veertig duizend livres rente rijk. Gaston ontmoette die erfgename te Manerville telkens, als zijn Xh hem er heen voerde. Die menschen waren zoo plaatst aki de cijfers vaneen rekenkundige verhouding; de volgende brief, op een ven en aan Gaston overhandigd, zal nu het afschu welijk vraagstuk ophelderen, dat mevrouwde Beauséant sinds een maand trachtte op te lossen. „Mijn lieve engel, je schrijven, wanneer wij har aan hartleven, wanneer niets ons scheidt, als onz liefkoozingen zoo vaak onze -taal zijn en de woorden ook liefkoozingen, is dat geen onzin? Welnu, neen, mijn lieveling. Er zijn zekere dingen, die een vrouw niet kan zeggen in tegenwoordigheid van haar mmn£r £ «,§ï gedachte aan die dingen dnet haar stem stokken, doet haar het bloed naar het hart te ruestroomen; zij is zonder kracht en zonder geest. Zoo bij ie te zijn doet mij lijden; en vaak ben ik zoo bij ie. Ik voel, dat mijn hart louter waarheid voor je moet zijn geen enkele van zijn gedachten mag verzwijgen zelfs de vluchtigste met; en ik houd te veel van dat zoet mij laten gaan, dat mij zoo wel doet, om Sr t? echr je elke herinnering heb. uilgtiTli''JK ten onder welker gewicht mijn leven eertijds zou bezwijken. Ik heb de liefde slechts gSend door van jeenr°rooteh2elld J'C m jeugd’ de reinhe’»“»*'». *>u ik ervan stsv» k heb het je gezegd: ik heb liefde genoeg om ie ce mhne7a"ïe'rnl'e J'°™ leve,? Z£ S mijne. Haat, als je kunt, de rijke 'herinnerino- varen te zirnSiie!ee!enrjaren Van gduk °m niet blnvloS te zijn in je beslissing; maar spreek! Ik ben aan ie onderworpen als aan God, aan dien eenigen trooï ter die mij overblijft, als jij mij verlaat.” i oen mevrouwde Beauséant haar brief in handen wist van de Nueil, verviel ze tot een zoo diei neerslachtigheid en een zoo verdoovende overpelm dachten00daten-al T gr°°ten °Vervloed van haar gedachten. dat zij als ingeslapen bleef zitten Zeker alth/’J Van !r6 smarten’ waarvan de hevigheid niet altijd evenredig is geweest aan de krachten van de vrouw en d,e de vrouwen alleen kennen TerwiS de NiieilU bi'fh ™^rkiezm haar }ot afwachtte, was de by het iezen van haar brief, zeer verleren volgens de uitdrukking door de jongelui gebSd in die soort crisissen. Hij was toin bijna b!zwïfn oor den aandrang van zijn moeder en voor de be koorhjkheden van mejuffrouw de la Rodière 'een Her witee Uldende j°n^e dai™’ recht als een Populier, wit en rosé, weinig sprekend, volgens het nro SSSa maoa°rgh SChreVen ■ aan aIIe “are jonge meisjes mMr haar veertig duizend livres rente in ndgoederen spraken voldoende voor 'haar Me vrouw de Nueil geholpen door haar oprechte mol" af 77 g“ellbeid’ zocht haar zoon voor de deugd af te troggelen. Z,j deed hem opmerken, hoe vleield het voor hem was, als mejuffrouw dé la RoS hem de voorkeur zou geven, wanneer haar zooveel rijke partijen waren aangeboden; het was wel tiid aan z,j„ toekomst te denken; zoó'n moofe jéfcgéï eniC Meemoet in het leven man zijn, sprak hij tot Z1 vermoedde hij de smarten die ziji besiuit ziin maitresse zou veroorzaken. Zijn ijdelheid 1 man zoowel als zijn geweten van minnaar vergrootten die nog voor hem; hij werd bevangen dooreen onrecht medelijden. Hij gevoelde opeens dat onmeteliike ongeluk' en achtte het noodig barmhartig de pi n van dte doodelijke wonde te verzachten. Hij hoopte mevrouwde Beauséant tot een toestand van kalmte te kunnen brengen en zich door haar dat wreede huwelijk te laten gelasten, door haarlangzamerhand aai de gedachte van scheiding te gewennen, terwijl hij altijd mejut de la Rodière tusschen hen liet als een spook en oor eerst deze voor haar op te offeren om haar Hter te doen opdringen. Hij ging, om dat Jammerlijk voornemen uitte voeren, zoover, te rekenen op den adel de trots van de markiezin en op de schoon hoedanigheden van haar ziel. Hij schreef haar toen om eindelijk haar argwaan te doenpinsl“l?e^tln Schrijven! Voor een vrouw, die met de intuïtie va heid zou niet weer te vinden zijn; er fOueens tachduizend livres rente zijn in grondbezit, het to uin bood een vergoeding voor alles; als mevrouw de Beauséant om hem zelf van hem hield, moest zij de eerste zijn hem uitte noodigen te trouwen; kortom die goede moeder vergat geen der middelen van actie waardoor een vrouw invloed kan hebben op van een man. Zij had dan ook haar zoon aan ’t wankelen gebracht. De brief: van me vrouw de Beauséant kwam op een oogenblik, toe de liefde van Gaston worstelde tegen alle verleidi gL vaneen behoorlijk geordend leven en overeenkomstig de ideeën van de wereld; maar die bnef be sliste den strijd. Hij besloot de markiezin te verlaten en wikkelde haar als ineen doodskleed van ijs Ms hU % tS zij hebbin W MSSdS , mevrouw iets noodig? vroea- Tacnnes met zachte stem, terwijl hij zich terugtrok J ’ -Neen, zei ze. r/.|^ breidde zich een dichte sluier over de ooeen v-m d^ Se HHitecftm TimC Sttem.v™ haar hart riep haar eerste li! – ' loen’ terwiJ* haar gezicht de heele erste bladzij overzag met die begeerigheid welke de hartstocht schenkt, merkte zij aan het slot die woorden op: Niets is vastgesteld.. .. Het blad om duider l V Cen ontroering, zag 3ï mdelijk den geest, die de verdraaide zinnen’had ngegeven, waarin zij met meer die onstuimige on wellingen van de liefde terugvond; zij verfrommelde hem verscheurde hem, rolde hem in elkaar beet erop, wierp hem in het vuur en riep- ’ 1 niet meer liefhad f * H" mij hij mjrlïïem '”j "iCh 3,5 TO’d°°« »P "aar canapé glorie, het geluk en het bewijs van de ware liefde is Mevrouwde Beauséant keerde haar gezicht lang zaam naar de deur en merkte haar vroegeren minnaar op De Nueil deed daarop eenige schreden. Als u verder gaat, mijnheer, riep de markiezin verbleekend, spring ik uit het raam! markiezm m#TJ sprong op de spanjolet, opende die en hield met een voet op het buitenste steunpunt van het kruisraam, de hand aan het balcon en het hoofd naar Gaston gewend. M den eg’ Weg' lgeP ze> ik gooi me naar bene- eenLdsd?digereSelij-en VlUChtte de Nueil'als Thuis gekomen, schreef Gaston een zeer korten brief en belastte er zijn kamerdienaar meediennaar mevrouwde Beauséant te brengen terwiil hii n aanbeval, de markiezin te doen ieten, dat het voS tro? ieven of dood. De boodschapper vertrok, de Nueil kwam weer in het salon en vond er zijn vrouw, die voortging de caprice te vermooruur' later T™’ °P antwoord Een zich d?be Dn/nCaPrlCe geëindiSd was- bevonden gend , gen°?ten 'tegenover elkaar, zwijgend, toen de kamerdienaar van Valleroy terug kwam en aan zijn meester den brief teruggaf niet geopend was geweest. De Nueil ging in’een n«™zetntó 2? “T- Waar hii zijn ïï dfzS terugkomst van de jacht, en dood- Die snelle en noodlottige ontknooping zoo tenen fs Surlijk* Se'ÏOOn,en va" het w Frankrijk, menlj ï Ve,r.f hiJnse]en hebben waargenomen of er de heerlijke ondervinding van hebben waartoe de volkomen eenheid van twee wezens aanleiding geeft, zullen gemakkelijk dien zelfmoord