]Nut9comrm99Ïe vooi Ondcrwïj9. De School en het wetsontwerp tot regeling van de positie van vrouwelijke Rijks-ambtenaren en onderwijzeressen bij hel openbaar lager onderwijs, die in het huwelijk treden door ' jfohanna Cd H. JVaber (Met wetsontwerp en memorie van toelichting, als bijlage) Hmsterdam 8. L. van Looy. 1910. Prijs ƒ0.25. Bij 20 ex. ƒ0.20, bij 50 ex. ƒ0.16 p. e. De School en het wetsontwerp tot regeling van de positie van vrouwelijke Rijks-ambtenaren en onderwijzeressen bij het openbaar lager onderwijs, die in het huwelijk treden. Nlltoconnni->'.üc voor Onderwijs. De School en het wetsontwerp tot regeling van de positie van vrouwelijke Rijks-amblenaren en onderwijzeressen bij het openbaar lager onderwijs, die in het huwelijk treden door (B. H. )Vaber. (Met wetsontwerp en memorie van toelichting, als bijlage). Hmsterdam 8. L. van Loop. 1910. Voorbericht van de Nutscommissie voor Onderwijs. De Nutscommissie voor Onderwijs ontving van haar medelid Johanna W. A. Naber de hier volgende beschouwingen, waarvan zij met groote belangstelling kennis nam. Hoewel niet alle daarin opgenomen opvattingen die zijn van al hare leden, acht zij openbaarmaking van deze beschouwingen wenschelijk, nu de meeningen over het wetsontwerp tot regeling van de positie van vrouwelijke Rijks-ambtenaressen en onderwijzeressen bij het openbaar lager onderwijs, die in het huwelijk treden, nog niet allerwege gevormd zijn. "De Commissie is van oordeel, “dat in het algemeen aan ieder staatsburger, het zij man of vrouw, de vrijheid moet worden gelaten, zooveel mogelijk die plaats in de samenleving in te nemen, welke overeenkomt met zijn of haar aanleg en geschiktheid. Dit algemeen beginsel acht zij van groote beteekenis zoowel voor de gemeenschap als voor het geluk van hare individueele leden. Het is de vraag, of op dit algemeen beginsel voor een zekere categorie van die leden een uitzondering moet worden gemaakt, bij de wet, op grond van sekse of het al of niet gehuwd zijn. In vele gevallen zullen de betrokken echtgenooten het verkieselijk vinden, dat de vrouw, na haar huwelijk, den werkkring, dien zij, nog ongehuwd, buitenshuis vervulde, opgeve. Ook in onze Commissie vindt de opvatting weerklank, dat dit regel behoort te zijn. Maar ook voor hem of haar die zoo denkt, blijft de vraag, of de algemeen geldende wet daartoe behoort te dwingen. S Op deze vraag werpt de zeer persoonlijke beschouwing van Mej. Naber een scherp licht, dat klaarder doet zien, waarop het aan komt. Het is om die reden, dat de Nutscommissie voor de belangrijke beschouwingen welke hier volgen de aandacht vraagt. De Nutscommissie voor Onderwijs, Dr. D. BOS, Voorzittter, J. BRUINWOLD RIEDEL, Secretaris. Amsterdam, 30 Juli 1910. Inleiding. Er is door den minister Heemskerk een wetsontwerp ingediend, dat beoogt der gehuwde onderwijzeres bij het Openbaar Lager Onderwijs en der gehuwde Rijks-ambtenares de uitoefening van haar ambt, van haar beroep, te beletten. Zijne Excellentie grondt zich daarbij, blijkens de Memorie van Toelichting, op zedelijkheidseischen en op het belang, dat de Staat heeft bij de geboorte van kinderen; uict, er worde wel goede nota. van genomen, op gebleken of zelfs maar veronderstelde ongeschiktheid ingevolge huwelijk. De gevolgde redeneering is in het kort aldus saam te vatten: eene gehuwde onderwijzeres of ambtenares zal door de geboorte van kinderen in den regel zich bedreigd zien in hare finantieele positie: daarom zal zij grijpen naar middelen, die haar een kinderloos huwelijk in uitzicht stellen: daarom moet iedere onderwijzeres of ambtenares, die huwt, worden gedwongen tot het opgeven van haar ambt; heeft zij eenmaal den 45-jarigen leeftijd bereikt, dan mag zij ambtenares en echtgenoote tegelijkertijd zijn. Waarop deze redeneering steunt, blijkt niet. Feiten worden met aangehaald; cijfers ontbreken geheel; voorbeelden worden niet gegeven; bewijsmateriaal wordt niet aangevoerd. De minimaal korte, in het minst niet gedocumenteerde en uiterst vage Memorie van Toelichting (zie de bijlage) spreekt enkel en alleen van «ethische en sociale motieven, die te bekend zijn, dan dat daarover in herhaling zou zijn te treden;» wie ze niet kent, komt ze dus langs dezen weg niet te weten; bovendien wordt nog eens «in herinnering» gebracht, dat eene tegenovergestelde gedragslijn als het ware «uitlokt» tot het bezigen van middelen om het huwelijk kinderloos te doen blijven; maar eenige nadere toelichting ware niet ondienstig geweest voor wie zi