(Ingezonden Mededeeling.) Minister BALDWIN: „ONZE GRENS IN DEN RIJN" Nederlanders, leest BOMMEN OP NEDERLAND door Insp. GEMMEKE Met een voorwoord van Z.Exc. Min. DE WILDE Verkrijgbaar in den Boekhandel en bij de Uitgeef ster: N. V. Drukkerij JACOB VAN CAMPEN, O.Z. Voorburgw. 87—89 Adam BESTELT NOG HEDEN
Collectie
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Kop
- NIEUWE UITGAVEN
- Soort bericht
- Artikel
- Krantentitel
- Algemeen Handelsblad
- Datum
- 01-12-1934
- Editie
- Avond
- Uitgever
- P. den Hengst en Zoon [etc.]
- Plaats van uitgave
- Amsterdam
- PPN
- 832337900
- Verschijningsperiode
- 1828-1970
- Periode gedigitaliseerd
- 1828 t/m 1940
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB C 21
- Nummer
- 35135
- Jaargang
- 107
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Advertentie
Advertentie
(Ingezonden Mededeeling.) Zooeven verschenen: BEAUTY Roman door FAITH BALDWIV. Prys Ing. ƒ Z. 50, ln prachtband ƒ 3.50. Gesteld, dat u een jong meisje was, mooi en Intelligent, maar zonder geld of fa^nilie, zoodat u zich op eigen kracht door het leven heen moest slaan, welken weg zoudt u dan kiezen? Beauty ls een modern en boelend verhaal van zakelijkheid en liefde, tevens van een zeer mooie tegenstelling tusschen slapheid en gezonde karakterkracht, door Fnlth Baldwin vlot geschreven, met charme, talent en menschenkennis. Verkrijgbaar in den Boekhandel. Uitgave van J. rhilip Kruseman, Den Haag.
Corpuskels met electrische lading.
Tot 1928 was men de meening toegedaan, dat de cosmische straling qualitatief vergelijkbaar was met radiogolven, licht-, Röhtgen-, en radioactieve gamma-stralen, slechts quantitatief van deze verschilde door de honderden malen kleiner* golflengte. Tegenwoordig echter neemt men aan, dat de straling bestaat uit een regen van electronen, kleine corpuskels met een electrische lading, welke vanuit een tot nog toe onbekenden oorsprong buiten de aardatmospheer met geweldige snelheid door de wereldruimte vliegen.
„Breedte”-effect.
Een sterk argument voor deze corpusculaire theorie is wel het „breedte-effect". In 1927 ontdekte namelijk prof. Clay op een zeereis tussehen Nederland en Indië, dat de intensiteit van de straling' varieert met de geografische breedte. Deze waarne mingen, later door Compton en anderen bevestigd, waren in strijd met de golftheorie, doch vonden een verklaring in de hypothese, dat de straling een electrische lading meevoerde, dus vai corpuBOUlairen aar< moest zijn. De aarde immers is op te vattei als een magneet me een Noord- en een Zuidpool, welke in de nabijheid van de geo graphlsahe polen zijn pelegen. Deze magneet
nu zal op een naar de aarde vliegende electrische lading een kracht uitoefenen en trachten de electronenstroomen naar de polen te trekken. Slechts indien ook de cosmische straling een electrische lading meevoert, is het op deze wijze begrypelijk, dat de stralingsintensiteit aan den aequator geringer is dan in meer naar de polen gelegen gebieden. De Noorsche hoogleeraar Störmer had reeds eerder een mathematische theorie uitgewerkt om de banen te berekenen, welke deze electronen onder invloed van het aardmagnetisme beschrijven; hiermee had hij kunnen aantoonen, dat het Noorderlicht wordt veroorzaakt door electronen, welke met betrekkelijk geringe snelheid voortdurend door de zon worden afgeschoten. Deze theorie van Störmer was nu ook toe te passen op de veel snellere electronen, waaruit de cosmische straling bestaat en gaf daarbij tevens de verklaring voor andere finesses. Zoo zullen de electronen. welke met relatief geringe snelheid de aarde naderen, het sterkst naar de polen worden toegetrokken, doch de snelste electronen zullen het aardoppervlak reeds hebben bereikt vóór het magneetveld op hun baan een merkbare afbuiging heeft veroorzaakt. Derhalve zullen aan den aequator uitsluitend de snellere electronen aangetroffen worden; en daar deze een grootere energie bezitten dringen zy ook dieper in de materie door. Inderdaad kon prof. Clay ook experimenteel aantoonen, dat het doordringend vermogen van de cosmische straling toenam naar mate men den aequator naderde; voor het verkrijgen van deze gegevens werden gedurende de geheele reis naar Indië, aan boord van het m.s. „Tajandoen", metingen uitgevoerd in een ionisatievat, dat ln de niet water gevulde o'iet.ank op verschillende diepten werd neergelaten.
Prof. dr. J. Clay.
Meting van het doordringend vermogen.
Evenals de toeneming van het doordringend vermogen was aan te toonen door metingen onder verschillende lagen water, moest het ook mogelijk zijn dit verschil te constateeren door op verschillende hoogten in de lucht waarnemingen te verrichten. Op Europeesche ■breedte was de ionisatie in de hoogere luchtlagen i;eeds gemeten gedurende de stratoepheertochten van Picard e.a. De grootste hoogte evenwel werd bereikt door Regener, door middel v.n onbemande ballons, welke, voorzien van zelfregistreerende instrumenten, tot een hoogte kwamen van 28 km boven het aardoppervlak! Tijdens het verblijf in Bandoeng liet prof. Clay nu ook eenige onbemande ballons opstijgen en, zooals de corpusculaire theorie deed verwachten, bleek reeds uit deze voorbereidende metingen, dat de cosmische stralen hier inderdaad een grooter doordringend vermogen bezitten dan op de plaats, waar Regener zijn waarnemingen had gedaan.
Voor het nauwkeuriger toetsen van de mathematische theorie van Störmer aan de ionisatiemetingen is het evenwel noodzakelijk den juisten stand van den aardmagneet ten opzichte van het aardoppervlak te kennen. Doch ook omgekeerd zal het mogelijk zijn uit metingen van intensiteit en absorptie der straling gegevens te verkrijgen aangaande de ligging van de magnetische as van de aarde
Het is voor het verkrijgen van een nader inzicht in deze problemen, dat aan boord van de K. •JfVIII een toestel werd geplaatst dat gedurende de geheele reis de door cosmische straling veroorzaakte ionisatie automatisch zal registreeren. De omringende zee biedt het voordeel van weinig storende invloeden, daar in het zeewater de radioactieve elementen slechts sporadisch voorkomen; de uitgebreide reis waarborgt metingen op de meest uiteenloopende magnetische breedten en tijdens de vaart onder het zeeoppervlak zal een laag van eenige tientallen meters water een absorbeerend medium vormen, zoodat conclusies over het doordringend vermogen kunnen worden getrokken. Wanneer de resultaten van deze metingen aan de verwachtingen beantwoorden zal ons inzicht in de kennis van den aard der cosmische straling wederom met een belangrijk deel verrijkt zijn. M. RUTGERS VAN DER LOEFF.
WETENSCHAP METING DER COSMISCHE STRALING Hoog in de lucht, thans ook onder water, met het toestel a/b. van de K XVIII, dat automatisch registreert.
In het jpf.T 1912 steeg de Oostenrijksche physicus Victor Hess in een luchtballon op, teneinde aan te toonen dat de ionisatie van de atmosfeer afnam naarmate men zich hooger boven het aardoppervlak verhief. De radioactieve elementen in de aardkorst en in de onderste luchtlagen zenden namelijk stralen uit welke het vermogen bezitten om de lucht te ioniseeren, d.w.z. om een electron (een negatief geladen deeltje) van een atoom los te schieten, waarbij de positief geladen rest van net atoom, een zoogenaamd ~ion", achterblijft. Ook een gas in een gesloten vat wordt op deze wijze geioniseerd. Brengt men nu in een dergelijk ~ionisatievat" een condensator aan, dan zullen de positieve ionen naar de negatieve p.at vloeien en aan deze plaat een eleetrosta! 'sche lading geven. Door deze lading met behulp van een electrometer of triodelamp te meten heeft men dan een maat voor het ioniseerend vermogen van de omgeving.
Wanneer men zich nu van de stralingsbron (de radioactieve bestanddeelen van de aardkorst) verwijdert, zal de ionisatie verminderen. Inderdaad vond Hess dan ook gedurende het eerste deel van de ballonstijging, dat de opladipg van den condensator regelmatig afnam. Tot zijn verbazing echter bleek boven «en hoogte van 2 k.m. boven het aardoppervlak de ionisatie in steeds sterker mate toe te nemen! Hieruit mocht geconcludeerd worden dat de ionisatie niet alleen veroorzaakt werd door radioactieve straling, maar dat ook een ioniseerende factor in de hoogere lagen van het luchtruim, of mogelijk zelfs buiten de aardatmospheer zetelde, welke „cosmieehe" stralen naar de aarde zond. In het zelfde jaar nog werden deze metingen bevestigd door Kolhörster en uitgebreid tot een hoogte van 9 k.m.
Toch werd aanvankelijk aan deze belangrijke ontdekking slechts weinig aandacht besteed. Eerst in 1920 begonnen de physici weer -pnisatie-metingen op verschillende hoogten, later ook onder water, ten uitvoer te brengen, teneinde een inzicht te verkrijgen in het doordringend vermogen en daarmee in de energie, waarmee de straling het aardoppervlak bereikt. Immers zal bij het passeeren van de middenstof (lucht of water) steeds een deel van de straling geabsorbeerd worden.
Uit deze proeven beek nu dat de cosmische Straling de door radioactieve elementen uitgezonden stralen in energie verre overtreft. Zoo toonden metingen van prof. Clay, tijdens diens jongste reis naar Indië, aan, dat op een diepte van 250 meter onder water het ionieeerend vermogen van de cosmische straling nog duidelijk waarneembaar was. Bovendien gelukte het Skobelzyn in een z.g. Wilson-camera de banen te fotografeeren van de door de cosmische stralen losgeschoten electronen; uit de kromming, welke de baan onderging door het aanbrengen van een magneetveld wisten Anderson, Kunze en Blacket de energie van de cosmische straling te bepalen; deze bleek grooter te zijn dan eenige andere tot nog toe bekende stralingsenergie.
ANTOIN LEEUWENHOECK Verdwenen brieven.
Alphabeüsch gerangschikt naar den naam van den geadresseerde en met vermelding van het jaartal en het aantal zijn in het „Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde" een groot aantal door Anton Leeuwenhoek geschreven brieven, aangeduid, die door de Leeuwenhoek-com-
missie der Koninklijke Akademie van Wetenschappen worden gezocht, daar ze van belang zijn voor de nieuwe critische uitgave zijner brieven, tot welker voorbereiding de Akademie eenige jaren geleden het initiatief nam. Mejuffrouw mr. M. van Rijnberk, die deze lijst van verdwenen brieven opmaakte, heeft tevens zooveel mogelijk de bijzonderheden vermeld, die aan de opsporing dienstig zouden kunnen zijn. Haar vader, prof. dr. G. van Rijnb e r k, voorzitter der Leeuwenhoeck-commlssie, vestigt in een artikel bij de lijst de algemeene aandacht op de verdwenen brieven en wendt zich daartoe tot de bezitters van handschriftenverzamelingen; tot boekhande laren, die zich met oude manuscripten bezig houden; tot eigenaren van weinig bekende familie-archieven. „Zou er waarlük in ons land niemand zyn die wete, waar de schriftstukken uit de nalatenschap van Boerhaave gebleven zün? En van de professoren Btdloo en Gronovius, van de doctoren Van Bleiswijk, Van Velthuysen en Van Wijkhuizen? „Is het mogelijk, dat stukken voorgoed verdwenen zouden zijn, die eens behoord hebben aan mannen als Christiaan Huygens, Swalmius, Van Assendelft, raadpensionaris Heynsius, Meerman, den dichter Poot, notaris Rabus, baron Van Reede, Spiering, de burgemeesters Van Bleiswijk, Witsen en Van Zoelen, „Een bijzondere bede richt ik ook tot onze Belgische naburen: men ziet uit de lijst van verloren brieven, dat talryke aan personen in de Zuidelijke Nederlanden gericht waren: Men vindt er vermeld: Arnoldi te Bm=_el, de hooflr» leeraren Cink, Narrez en Rega te Leuven; de historicus Kerkherdere. de Wel Eerwaarde Papenbroek S.J., te Antwerpen. „Ook op het buitenland doen wij een beroep: wij zijn tot heden niet geslaagd te weten te komen waar de brief, gericht aan Burlet, is gebleven; ook de brief aan Leibniz verzonden na diens dood, is onvindbaar. Wie kan ons inlichten in welks archief misschien de papieren van den natuurkundige Von Tschirnhausen thans rusten? „En van de schatten van welk openbaar of particulier archief in Engeland maakt thans misschien Leeuwenhoecks brief aan Brouncker, en die aan prof. Garden deel uit? „Kortom, de verdwenen brieven van Leeuwenhoeck bieden den epeurzin van wetenschappelijke detectives en van geschiedkundige rechercheurs een dankbaar doel. „Allerdankbaarst zal de Leeuwenhoeckcommissie zijn voor elk velletje schrift van den grooten Delftenaar dat nog ontdekt mocht worden, voor elk nummer dat van de zwarte lijst der verloren brieven kan worden afgevoerd!" Elke inlichting over 'tgeen op Leeuwenhoek betrekking heeft, zijn geschriften, zijn huis, r.ijn familie, zijn microscopen, zijn bcehen of andere voorwerpen uit zijn nalatenschap, zal der commissie we!l<- .ra zijn.
ANTONI LEEUWENHOECK,
GEOLOGIE VAN MAROKKO
Prof. J. Bourcart, chef dé la Mission Geologique pormanente au Maroc, sprak te Leiden voor de Leidsche Geo'.ogische Vereeniging en de Geologische Sectie van het Geologisch-Mijnb.uwkundig Genootschap over „De geologie van Harikko."
Spreker begon met een uiteenzetting te geven van de natuurlijke geografische in_.eeling van het gebied. Van noord naar zuid kan men onderscheiden: 1. het Rif, dat een voortzetting vormt van de Botische GordiUeren in Spanje. 2. Het voor-Rif-gebied. 3. De Marokknansche Meseta, een uit palacozolsche gesteenten bestaande peneplain, die in het zuiden overdekt ia door transgressief Genomaan, en o.a. den Midden Atlas omvat. 4. De bekkens met fosfaatafzettingen. 5. De Hooge Atlas. 6. De kwartaire laagte van Sous met ln het O. de neogene vulkaan Sirona. 7. De Anti-Atlas, die naar het O. overgaat in de groote plateaux van de Sahara. Aan de westzijde wordt Marokko begrensd door de duinen (barehanen) van Sahel en de vlakten van de Tirs, die bij de fosfaatbekkens aansluiten.
Geologisch moet men alleen den Anti-Atlas beschouwen als te behooren tot het Afrikaansche kontinent. Het overige gebied sluit zich geologisch bij Europa aan. De geologische geschiedenis van Marokko is op te vatten als een voortdurende strijd van Afrika tegen Europa.
Spreker gaf vervolgens een uitvoerig overzicht over de stratigrafle van het gebied en sprak daarna over de tektoniek.
CENTRALE NEDERLANDSCHE BIBLIOTHEEK Te Utrecht.
Te Utrecht is het initiatief genomen tot het stichten van een Centrale Nederlandsche Bibliotheek, ten behoeve waarvan moderne Nederlandsche litteratuur en studies zullen worden aangekocht. De leden der daartoe gevormde organisatie zullen deze lectuur kunnen leenen. De Utrechtsche Universiteitsbibliotheek verleent reeds huisvesting aan een welgekozen collectie moderne Fransche litteratuur; aan een ryke, zeer verzorgde bibliotheek voor Engelsch en een Centrale Duitsche Bibliotheek, die meer dan 5000 deelen moderne Duitsche letteren bevat. Nu zal dan ook deze Centrale Nederlandsche Bibliotheek worden gevestigd. Aan belanghebbenden is een circulaire toegezonden, die de voorwaarden voor het lidmaatschap aanduidt, benevens een aan de Universiteitsbibliotheek, 11 Wittevrouwenstraat te adresseeren kaart.
NIEUWE UITGAVEN
Bü W. X Thieme & Cic te Zutfen is verschenen: „Friesche Sagen" door J. P. Wiersma, met hout**np._pm va_n Nie. J. B. Bulder. BU L.Tveen's Uitg. Mij. N. V. te Amsterdam: „De periodieke onvruchtbaarheid en haar beteekenis voor de regeling van het kimdertal door C. van Ernde Boas, met voorwoord van B. Jr"rem. "6la" „Indisch Dierenleven". No 3T in de Libellen-serie van Bosch & Keuning te Baarn heeft betrekking op het „Indisch Dierenleven" T. van Benthem Jutting deelt daarover een aantal bijzonderheden mede. De belangstelling voor de dierenwereld van Insulindé dateert al van den tijd der O. I. Compagnie, toen de oude zeevaarders op hun thuisreis exotische vogels, wonderlijke vlinders, schelpen en koralen meebrachten. De schrijver vertelt van de wonderen der koraaleilanden, van de tropische vogels, van de dieren in en bij huis, waarander ook voor den mensch gevaarlilke slangen, tegen welker beet het instituut Pasteur te Bandoeng sera bereidt. De zoogdieren iin het oerbosch zijn voorts besproken MB aangezien meermalen 's Lands Plantentuin was vermeld, zijn eenige woorden aan het ontstaan van die stichting gewijd. Het slothoofdstukje betreft de geografische verspreiding der dieren. „Onze Taaltuin . Prof. Overdiep begint een artikel over de taal van het zeedorp Katwijk met een herinnering aan een vroegere uitlating waarin hij constateerde, dat te weinig waarde wordt gehecht aan de exacte beschrijving van het Zuid-Hollandsch. Een tekort, dat temeer in het oog valt, nu men in breeder kring gaat twijfelen aan het recht van suprematie van het Zuid-Hollandsch, „spraakgebruik bü de regeling van de „beschaafde" schrijf taalvormen. „Het Woordenboek der Nederlandsche Taal heeft, gelijk bekend, van oudsher een voorkeur voor de Hollandsche volkstaal als „de volkstaal" bij uitnemendheid, zoodat de woorden van déze dialaot.n een veel ruimere plaats innemen dan. die van nlle andere Nederlandsche dialecten te .amen. t* Zuid-Nederlandsehe uitp-fzonrle-ri. T)er,-i ppn7.M"':plieid heeft al te weinig de critiek der Neerlandici ondergaan, en anderzijds is de wijze van woordbespreking, het lexicologisch èn semantisch stelsel van het Woordenboek niet in staat, het tekort aan belangstelling voor het Zuid-Hollandsch by de „grammatici" te vergoeden. Het is dan ook zonder twijfel gewettigd, in „Onze Taaltuin" een en ander mede te deelen over het ta.aleigen van de Katwu'ksche visschers, in aansluiting' by den „tekst" en de beschouwing over haar bijzondere negatievormen in Janrcang 11, IR en 44."
Prof. van Oinneken schrijft over den oud- Nederlandschen „Umlaut" en de mouilleering. A. Wijnen geeft het begin van een artikel over de zintulgelijke gewaarwordingen bij de Israëlieten in onze letterkunde. Hi.i onderzocht naar hun menigvuldigheid, de gezichts- en gehoorsindrukken, de reuk- en smaakgewaarwordingen bj) verschillende auteurs in hun werken.
„Mensch en Maatschappij.”
H. Postma ontvouwt een methode ter benalin° van dnn invired van een milieufrcto'- ri hot gedrag. Door middel van het veldenschema beoogt, hij bij gestoorde verhoudingen in het gezin, de kinderen aan te wijzen, die het meest gevaar loopen op den verkeerden weg te komen, zoodat degenen, die met hun bescherming zijn belast, waakzaam zullen kunnen zijn tegenover dreigende gevaren.
H. J. Pnpping schrijft bij teekeningen en foto's over de jong-palaeolithische nederzettingen aa.n de rivier de Kuinder, resp. onder Oosterwolde, Donkerb-oek en Makkinga gelegen. Hij beh.-nf-it pn'-rn&al het Mikk'nEraster station, dat de Kuinder-culturen nog in hooge mate in waarde zal doen stijgen. Het onderzoek vnn de palaeolithlsche terreinen aldaar is weliswaar nog lang' niet voleindigd, maar een publicatie van de voorloopige resultaten is gewettigd, alleen al omdat ta Makkinga een cultuur voor den dag is gekomen, die in Europa nog als een unicum mag worden beschouwd. Tal van gevonden artefacten zijn bij het artikel afgebeeld, over de byzondere beteekenis dezer -werktuigen, naar vorm en afwerking, geeft het artikel inlichtingen. H. Samkalden publiceert het s'ct van zijn artikel over rechtseenheid en groepsnorm. De schrijver heeft in een Medansch vonnis van 1928 het voorbeeld gevonden, waarmr.de hy aantoont, dat „het recht der werkelijkheid" niet dan met groot voorbehoud behoort te worden aanvaard, dat het vor\ '■■• werkelijkheid geen recht is, maar veelal van eco-nmischen aan!, t"d i 'e.' - -sch gebonden, tct waardeeringsi.* st if wordt. n geeft een aanvull'-— ri een \ '. over „Verk'eziv - \— \msterd :._'. Het stuk is met figuren tcsgeUoiït.
TIJDSCHRIFTEN Tijdschrift voor Geschiedenis. Een Oppermann -nummer.
Afevering 4 bevat een achttal opstellen, geschreven donr leerlingen va»- professor dr. O. Oppe.r.nann, die in 10G9 buitengewoon hoogleeraar te Utrecht werd en er dus vijf en twintig jaar als »oraa.r werkzaam is geweert. Ott. Oppermann, die in 1873 in Saksen werd i en te Leipzig promoveerde, werd in 1904 '-et-- te TTf.-echt, nadat i-M Rl ; iaat- la.ng te Keulen medewerker was geweest van de „Gesellachaft für rhelnischo C. circhtskunde. 'In 1918 ljn buitengewoon in een gewoon professoraat over. De vakken, door hem gedoceerd, zij^n alg.- en vaderlandsche geschiedenis der middeleeuwen, diplomatiek, palaeographie en aamverwante hulpwetenschappen der geschiedenis. Hy maakte in bijzondere mate zyn werk van het bestudeeren van oorkonden. De leerlingen, wier werk afl. 4 byna geheel vult, zij,n: de doctores J. G. Avis, J. W. Berkelbach vam der Sprenkel, A. G. Boumam, D. Th. Enklaar, T. S. Jansma, N. B. Tenhaeff, R. R. Post en Z. W. Sneller. Met uitzondering van het eerste artikel, dat betrekking heeft op 16de eeuwsche kaarten vara het Friesche Bilt. waaronder een aan Jacob van Deventer toegeschreven kaart van het Bilt met de eilanden Ameland en Terschelling (eigendom van het Algemeen Rijksarchief en bij het artikel gereproduceerd) hebben alle bijdragen de middeleeuwen tot onderwerp. Dat, door dr. R. R. Post behandeld, gaat over de vraag of er in de Nederlandsche middeleeuwen reeds oorkonden-vervalschers zyn ontmaskerd. De schrijver vermeldt een reeks van gevallen. Er waren bepalingen gemaakt tegen het vervalschen van oorkonden. Strafprocessen zyn gevoerd en zeer zware straffen zyn toegepast op de delinquenten.
„Hemel en Dampkring”.
Dr. A. J, M. Wanders constateert bl] een beantwoording van de vraag: „Wisselt let licht der planeten?" — dat dr. W. Becker te Potsdam met zijn uitgebreid onderzoek het bestaan van schommelingen in het reflectievermogen, althans Van de buitenplaneten heeft bewezen, 't Is niet te verwachten dat de biinnenplaneten daarin zouden achterblijven. Dr. H. G. Cannegieter brengt verslag uit over vergaderingen van commissies der 'nternatiomale meteorologische organisatie in 1934. Herbert van der Poll protesteert tegen de ..ontheiliging van den hemel" door lichtreclames. D. H. G. Keuskamp bespreekt het explosie-gevaar bij het verzilveren van spiegels. Een boekbespreking is gewijd aan het. boek „Kosmos" door W. de Sitter, uitgave van W. Pvan Stockum & Zoon N.V., vertaling van de door wijlen den Leidschen hoogleeraar in de sterrenkunde voor het Lowell-instituut te Boston gehouden lezingen, door dr. J. C. Proost—Thoden van Velzen.
De recensent merkt op: „Hoe chaotisch de moderne wetenschap ook schijnt, hoe men soms ook moge twijfelen aan de mogelijkheid van een uiteindelijk succes in den vorm van te verwerven inzicht door middel van de ad hoc opgeworpen hypothesen der moderne physica en astronomie, het is bemoedigend het getuigenis van een der eminente strijders te hooren, dat wy op den goeden weg zün.
SCHOOL EN OPVOEDING IS DE SCHOOLSTRIJD BESLECHT? Het Onderwijs-verslag 1932. — De vrijheid van het bijzonder onderwijs. ZUIVER CHR.-MAATSCHAPPELIJKE SCHOOL HET IDEAAL
In een vorig artikel werd uiteengezet, waarom we deze vraag niet in positieven zin durfden beantwoorden. Opeenvolgende regeeringen hebben maatregelen getroffen, die bedoelden den sohoolstrijd te doen ophouden. In het Onderwijsverslag '32 troffen ons bedenkingen, die feitelijk gericht zijn tegen wat oudminister Terpstra de gewonnen vrijheid noemde, nl. vrijheid van oprichting, van richting, van inrichting en fin. gelijkstelling. In bedoeld verslag vermeldt op pag. 173 de Insp. v. h. L.O. te Doetinchem, dat herhaalde wijzigingen in leerprogramma en boekenlijst van de bijz. scholen niet geacht kunnen worden het regelmatig voortschrijden van het ond. te bevorderen. Deze Insp. besluit: hadde de Insp. v. h. L.O. maar wat meer wettelijke macht bij het vaststellen van de wijzigingen van de leerplans der byz. lagere scholen.
Op pag. 197 lees ik: wordt bij de benoeming aan een bijz. school 't advies van den Rijksinspecteur gevraagd, dan is er iets bijzonders aan de hand.
Op pag. 198: De vrijheid v. h. bijz. onderwijs in dezen lijkt mij te groot, vooral wanneer men ziet, hoe bij benoemingen het particularisme vaak een rol speelt. Voegt men daarbij, dat de voorzitter van vele dorpssohoolbesturen vrijwel alle maoht in zich vereenigt, dan kan men voor de wijze van benoeming vaak niet veel eerbied hebben.
Op. pag.l9B: Een tweede vrijheid, die zoowel bij school- als gemeentebesturen, maar vooral bij de eerste moest besnoeid worden, is de bevoegdheid tot het verleenen van verlof aan onderwijzend personeel. Vooral voor schoolbesturen-kloosterlingen met religieus personeel is vrijheidsbeperking hier geboden.
Op pag. 198: Er zijn onder het religieus personeel te veel hoofden, die ambulant of vrijwel ambulant zijn, en in deze functie zich dan om de school weinig of niet bekommeren, doch tevens overste zijn van een klooster en aan deze functie hun volle kracht wijden.
Op pag. 205. Wat de eerste inrichting betreft valt te constateeren, dat bij nagenoeg elke eerste inrichting een streven tot uitißg komt om zich ruim te installeeren.
Op pag. 207. Sommige scholen ontvangen veel te veel per leerling, waardoor de zuinigheid wel eens last lijdt; andere worden zoo schriel bedeeld, dat zij niet weten, hoe de twee jaareinden by elkaar te brengen. Op pag. 246. Er worden leermiddelen aangeschaft, die te weinig worden gebruikt. Op pag. 283 van den insp. te Sneek: Verschillende gemeenten klagen over het hooge percentage, dat aan bijzondere scholen moet worden uitgekeerd voor de getaxeerde waarde. In Gaasterland vroeg het gemeentebestuur aan de besturen van bijz. scholen, of ze niet met een lager % wilden volstaan. Een bestuur heeft geantwoord, dat voor 1938 met 5 % kon worden volstaan; de overigen stelden er prijs 'op het bedrag te handhaven. Er bestaan besturen, die thans geld overleggen, en dus dat hooge percentage absoluut niet noodig hebben.
Op pag. 283. Art. 13 vond toepassing ten aanzien van 122 leerlingen, meest van R.-K., eenige van Prot. Christ. en slechts een paar op openbare scholen. (Dit betrof vergoeding van reiskosten). Vrijheid is mooi, maar
brengt ook plichten mee, zouden we zeggen, Te denken geven ook de volgende zinsneden:
Pag. 158. Steeds heb ik mij op het standpunt gesteld, dat de strijd tusschen op. en bijz. onderwijs principieel moest zijn.
Pag. 162. Hier en daar leidt de concurrentie tusschen op. en bijz. onderwijs tot ongewenachte toestanden en praktijken.
Pag. 161. De ouders van onze leerlingen worden er over het algemeen niet verstandiger op. Aldus de inspecteur van het L. O.
We meenen, dat het bovenstaande wel bewijst, dat hier en daar de vrijheid van het bijz. onderwijs aanleiding geeft tot minder gewenschte feiten, die zouden kunnen leiden tot vrijheidsbeperking. Wat zal de toekomst brengen? Helaas is de toestand nog zoo, dat hier en daar openbare onderwijzers door hun doen en laten den tegenzin van velen opwekken, wat aan de openbare school stellig geen goed doet. De gekleurde scholen zijn over het geheel politiek georiënteerd, zy het dan ook niet in naam. De predikanten en r.-k. geestelijken propageeren op veel plaatsen voor het gekleurde onderwys, daartoe soms gedrongen door kerkbesturen, die tevens vaak schoolbesturen zyn. De geesteiykheid wil of kan daardoor geen godsdienstonderwijs aan schoolgaande kinderen geven, anders dan op de gekleurde school. De financieele gelijkstelling sclnjnt niet te hebben kunnen voorkomen, dat het belang van de schatkist uit het oog wordt verloren, indien maar de gekleurde school in de puntjes in orde is. Het kan o. i. niet anders of in de toekomst zal: 10. het openbaar onderwys nog verder teruggaan. 20. de vrijheid van het byzonder onderwijs eenigszins beperkt worden. 30. het stichten van byzondere scholen noodlg zijn, die een zuiver Chr.-maatschappelijke opvoeding nastreven, vrij van politieke dogma's.
Nu de toestanden zoo zijn, dat een school vrjjwel nooit winstobject kan zijn, nagenoeg nooit kan bestaan zonder subsidies van openbare machten, zal de sub 3 bedoelde school wel lang op zich laten wachten. Het persoonlijk bezit is van velen te zeer aangetast door de economische toestanden, om voor particuliere scholen groote bedragen te kunnen afzonderen. Mocht ze ook daarom niet noodig zijn; mocht de overheidsschool zijn godsdienstig karakter terug krijgen; mocht de gekleurde school zijn exclusieve houd:ng laten varen; mochten de predikanten en r.-k. geestelijken zich vóór alles geestelijken, dragers en brengers van den onmisbaren godsdienst, gevoelen. Zoodra de politieik de school binnen komt, gaat ze als opvoedingsinstituut achteruit. Alleen een school zonder politiek kan zich geheel geven aan de vraagstukken van de opvoeding.
VOLKENBOND EN VREDE Propaganda onder de jeugd.
Men verzoekt ons te melden
Mej. L. M. Boerlage, directrice van de Kinderleeszalen het dep. Amsterdam van „Het Nut", heeft voor de Alg. Commissie voor de Jeugd van de Ver. voor Volkenbond en Vrede een lijstje samengesteld van boeken, die den geest van verdraagzaamheid en van internationale samenwerking bij de jeugd te bevorderen. Het lijstje is in drie categoriën naar den leeftijd der kinderen opgesteld, en dient als supplement van de grootere lijst, die Mei j.l. is verschenen. Het bevat o.a. eenige der meest recente boeken, zooals „De Melbourne Race". Deze lijsten zijn te verkrijgen bij de Jeugd- Onderwijs-Commissie te Amsterdam van de Ver. voor Volkenbond en Vrede (dr. J. J. E. Hondius, Schubertstraat 14, Amsterdam-Z.), en bü de Alg. Commissie voor de Jeugd uit de Afd. Amsterdam van de Ver. voor Volkenbond en Vrede (mevr. H. C. E. C. Hymansdu Mosch, Oranje Nassaulaan 25, Amaterdam-Z.).
DELFTSCHE STUD. BOND.
Het estuur van den Delftschen Studenten Bond is voor het studiejaar 1934/1935 samengesteld uit de heeren: G. Verdonk. president; J. R. Blaauw, secretaris; J. Frank, penningmeester; Th. H. van der Meulen, vice-president; D. van Zuilen, vice-secretaris.
ACADEMISCHE EXAMENS.
Leiden. Bevorderd tot doctor in de rechtsgeleerdheid op proefschrift, getiteld : „Hot ontstaan van de gemeenten in Drenthe", de heer J. Linthorst Homan, geboren te Assen.
Doet.-ex. rechten mej. H. M. Rahd*r ein de heer A. E. Koefoed; econ. doet.-ex. Indologie de heer W. Langendonck; c«_nd.-ex. rechten de heer J. Blom.
Nyme g e n. Ca.nd.-ex. Nederl. taal en letterkunde de b_er B. G. L. Overmaat; doct-ex. kunstgeschiedenis pater J. B. Knipping O. F. M.
EXAMEN WISKUNDE L. O.
's-Gravenhage. Opgeroepen en opgekomen 3 cand. Afgewezen J. Geslaagd de heeren H. Radstake en R. D. Reinders.
NIEUWE UITGAVEN. Jaarboek R.K. Universiteit.
By N.V. Dekker & v. d. Vegt en J. W. van Leeuwen te Nijmegen — Utrecht, is verschenen het Jaarboek 1933-1934 der R.K, Universiteit te Nijmegen. Het bevat de rectorale rede van prof. E. J. J. v. d. Heyden, „Natuurlijke Normen in het positieve recht", uitgesproken op 17 October 1633, het tweede lustrum der universiteit; voorts de rede van prof, mr. p, w. Kamphuisen, „De interpretatie in het staatsrecht", uitgesproken by de aanvaarding van zijn ambt op 3 October 1933: „Het Rhythme van de Vondelwaardeering" de rede die pater B. H. Molkenboer O.P. bij het aanvaarden van zijn ambt op 24 October 1934 uitgesproken heeft; en tenslotte de rede van prof. E. j. J. v. d. Heijden ter gelegenheid van de rectoraatsoverdracht op 17 September j.l. Vorder de gebruikelijke gegevens.
Handboek der Psychologie.
Bij N.V. Dekker en Van de Vegt te Utrecht is verschenen: Handboek der psychologie", door dr. F, Roels, hoogleeraar aan de rijksuniversiteit te Utrecht, (in twee deelen). In deze twee deelen behandelt schr. de algemeene psychologie, en wel van het standpunt, dat 's menschen gedrag in zijn physisch-psychische eenheid het voorwerp der psychologie vormt. Aan de lichamelijke verschijnselen, in het bijzonder aan de motorische, is daarom, in zooverre zij constitueerende momenten dezer psychophysische realiteit zijn, een eigen scheppende functie toegekend, die zoowel bij ana'yse der psychophysische verrichtingen van den volwassene als bij een onderzoek naar de genese van het bewustzijn aan den dag treedt.
Schr. heeft echter ln het bijzonder in de hoofdstukken, waarin hij een uiteenzetting van zUn beginselen geeft, 'een beeld van het psychisch leven gegeven, waarin ook de visie van anderen tot haar recht komt. teneinde zijn lezers, wanneer Zn in hun opvatting met hem mochten verschillen niet telkens aan zijn standpunt te herinneren.
Aan het eind van ieder hoofdstuk staat een lijst van wei-ken. waarin het onderwerp uitvoeriger vaak ook uit een principieel geheel anderen ge.-ichtshoek, is hehandeld.
Deel 111 en IV (het eerste is reeds in bewerking en zal in den loop van het volgend jaar verschijnen., zullen de psychologie van de rijpende jeugd en die van den kinderleeftijd behande'en, Deel V en VI zullen aan de toepassingen der psychologie resp. op forensisch gebied en dat van handel en bedrijf, zijn gewijd.
Land- en Tuinbouwonderwijs.
By W. E. J. Tjeenk Willink te Zwolle is in de serie „Leidraad voor het land- en tuinbnuwonderwlls", onder redactie van A. Schuttevaer en E. J 'Lankwarden. verschenen ..Taal-, Stijl- en Correspondentieoefeningen", door C. S. Wennink, leera.ar aan de Rijks la.ndbouwwinterschool te Winterswijk. Het boekje ls een verkorte uitgave van „Nederlandsche Taal", eveneens van den heer W. en is geschreven in d« .examenspelling". Er zijn echter de volgende veranderingen in aangebracht: het grammaticale gedeelte, oefeningen met vreemde woorden, spreekwijzen en uitdrukkingen zün weggelaten; de afkortingen zijn in alfabetische volgorde geplaatst; de taaioefeningen zijn met de stijloefeningen in één hoofdstuk sarientrevat. Het correspondentiegedeelte is echter in zijn geheel gehandhaafd gebleven. De regels voor' de „examenspelling"' zün toegevoegd. .
Woordenboeken.
By de fa W. J. Thieme te Zutphen verscheen een nieuw practisch Nederlandsch—Malelsch woordenboek door W. Ridderhof en wijlen C. D. L. Janssen. Er zijn vele woorden over hamdel, schccovaart en techniek in opgenomen, terwjil v" (10,. r™_.t het zuivere Mnlrische ook wel bat gebruikelijke woord uit de spreektaal is vermeld, netgeen clan is opgegeven door de vermelding: op Java. Ook is zorg besteed aan de vertaling van de woorden in hun verschillende beteekenis en in verschillende uitdrukkingen.
De firma J. B. Wolters Uitg. Maatschappij te Groningen deed M. J. Koeneri's verklarend zakwoordenboekje der Nederlandsche taal in de nieuwe spelling het licht zien.
Zakagenda V.C.J.C.
Als uitgave der Vryz. Chr. Jeugdcentrale, secretariaat Nieuwe Gracht 27, Utrecht, is een zakagenda voor 1935 verschenen, met een inleiding van den heer K. Kooy. De uitgave bevat de gebruikeiyke gegevens.
Tyd als factor in de geologie.
Bij J. B. Wolters te Groningen is verschenen ~De tyd als factor in de geologie", openbare les gehouden bij de aanvaarding van een leeropdracht in dè geologie aart de rijksuniversiteit te Groningen op 18 November door' dr. Ph. H. Kueneru
DE PERS.
Bezuiniging op het langer onderw ij s. — Een verstandig woord van room•c h e zijd e. Wij lezen in de r.k. „Volkskrant": Van de oningewijden weet niemand ho« de honderd-millioen-bezuiniging, die het kabinet voor 1936 wil invoeren, zal moeten worden gevonden; —. of de ingewijden het weten is een andere zaak. Maar als men rekening houdt met het feit dat van de rijksbegrooting maar 350 millioen vatbaar zijn voor versobering en dat Onderwijs alleen voor 150 millioen te boek staat, dan begrijpt men minister Marchant's mededeeling of klacht op de vergadering van den Vrij zinnig-DemocraUschen Bond dat hij wordt gerantsoeneerd. Zeer ernstig zal moeten worden overwogen, of er niet aan te ontkomen valt, het lager onderwas een deuk major toe te dienen. Maar vast staat daarnaast, dat indien de lagere school nog verder moet worden getroffen, niet alleen het openbaar onderwijs slachtoffer kan zyn. Raakt het onderwys in de verdrukking, dan zullen de beide stroomtogen gelijkelijk daarvan de dupe zyn. Een openbaar onderwijs dat geknoedd wordt en een bijzonder dat wèl vaart zijn in het land der gelijkstelling niet denkbaar. ~De Tijd" zegt, over „normatieve regelen, die gelijkelijk het openbaar en het bijzonder onderwijs treffen", te willen redeneeren. Redeneeren dan of ze onmisbaar zijn, want tegen „gelijkelijk treffen" als er getroffen moet worden, kan men moeilijk bezwaar hebben. „Maar — vervolgt het blad — heropening van den schoolstrijd door het dwingen van het bijzonder onderwijs met zijn groote scholen tot een uitzonderlijken bezuinigingstoestand, zou den val van het kabinet-ColiJn ten gevolge hebben." Wij zouden niet graag het kab.-Colijn, al beheert daarin de heer Marehant de portefeuille van Onderwijs, den opzet toedichten, den „schoolstrijd" te willen heropenen en een „uitzonderlijken bezuinigingstoestand" voor het bijzonder onderwijs te scheppen. Daar denkt het kabinet niet aan, vooreerst omdat in het kabinet de voorstanders van het bijzonder onderwijs de meerderheid tellen; verder omdat ook de ministers Marehant, Oud en Kalff te verstandig zijn om den schoolstrijd te heropenen en onbillijk te zijn tegenover het bijzonder onderwijs; ten slotte omdat het kabinet op zn vingers kan uitrekenen dat een voor het bijzonder onderwijs onbillijke regeling in de Kamer nooit een meerderheid zou kunnen halen. We willen wel erkennen van wat men wel eens tactiek noemt niet zooveel verstand te hebben als sommige slimme politici, maar het zou by ons nooit zijn opgekomen in verband met de onderwij sbezuiniging ook maar de mogelijkheid te veronderstellen van de kapitale domheid waarmee blijkbaar „De Tijd" rekent, zóó sterk rekent dat ze met het spookbeeld van „den val van het kabinet-Colijn" zwaait. Dubbelzinnige houding.
De houding van de Nederlandsche sociaaldemocraten tegenover onze defensie blijft dubbelzinnig, schrijft de a.r. „Standaard".
Zelfs de eigen partijgenooten weten niet goed, waaraan zij zich hebben te houden.
Dezer dagen hield de sociaal-democraat Muller in Tsechoalowakije een krachtige rede, waarin hij de eenzijdige nationale ontwapening bestreed. En zooals we reeds mededeelden, heeft de Zwitsersche S.D.A.P. met 39 tegen 13 stemmen een resolutie aangenomen, waarin de noodzakelykheid der nationale verdediging wordt aanvaard.
„Het Volk" wyst er ter verklaring op, dat Zwitserland grenst aan twee fascistische landen.
Nederland grenst ook aan Duitschland, al willen wy hiermede niet te kennen geven, dat eenzijdig gelet mag worden op gevaren, die van dien kant zouden kunnen dreigen.
Onze ligging is bij een Europeesch conflict minstens zoo gevaarlijk als die van Zwitserland. In menig opzicht zelfs nog gevaarlijker. Zooals de ervaring by vroegere conflicten wel reeds leerde. Bovendien is onze positie, ook in verband met de koloniën, een gansch andere. Laten de sociaal-democraten ten onzent nu toch eindelijk eens klaar en duidelijk zeggen wat zij willen. Geen slag om den arm houden!. Nien in- en uitpraten! Wil men niet, dat ons land eventueel net terrein van oorlog zal worden? Wil men het niet, zonder weerstand bieden, laten bezetten? Wenscht men tot handhaving van de neutraliteit in staat te zijn? Stelt men prijs op nationale onafhankelijkheid, ja of neen?
Zoo ja, dan moet men ook voor het behoud van dit groote g-oed offers willen dragen.
VISSCHERIJ
LEMMER, 30 Nov. Twee vaartuigen voerden 325 kg bot aan en 7 vaartuigen 40 Ttg spiering Bot gold ƒ 20—20.50 en spiering ƒ 10.70—11 60 per 100 kg.
IJMUIDEN, 30 Nov. Van de treilvisscherij kwamen heden alhier aan de markt de stoomtreilers- IJM. 23 (Alcmaria) met f 728; IJM. 69 (TuroouKp. met ƒ 625; IJM. 418 (Derika V) met f 1593 aan besomming.
IJMUIDEN, 30 Nov. Heden keerden van de haringvisschery alhier terug de stoomloggers- VL. ij (Morgenster) met j* BU2, VL 84 (Hendrika en Adnana) met ƒ 482; VL. 85 (Bertina) met ƒ 193, VL. 167 (Marie Henriëtte) met f 152 VL 203 (Dina) met ƒ 133, VL 204 (Sophie Regina) met ƒ 1086, VL. 207 (Uranus) met ƒ 34, VL 208 (Frida) met ƒ 680, de motorloggers: KW 20 (Grietje) met ƒ 1091, KW. 34 (Zeezwaluw) met ƒ 779, KW. 40 (Christina) met ƒ 1408, KW. 47 (Noordzee) mét ƒ 703, KW. 55 '(Nicolaas) met ƒ 553, KW. 101 (Wilhelmina VI) mcl f IXiO. SCH 4 (Cornelis Roeleveld) met ,f 147, SCH. 16 (Sumatra) met ƒ 328, SCH. 53 (Orion) met f 1034. SCH. 116 (Simon en Peter) met ƒ 460, SCH 134 met ƒ 1511, SCH. 289 (De Vrede) met ƒ 261, SCH. 339 (Martina Bernardlna) met f 137 aan opbrengst voor de aangevoerde ladingen versche haring.