(Van een Nederlandschen medewerker)
Van Zurig over Wieringen naar Andijk. — Het dorp in de Zuiderzee, waar een nieuw eiland geschapen werd. —In 1932 zal de afsluiting een feit zijn.
De vreemdeling, die ons land bezoekt en zich tevoren de moeite heeft gegeven kennis te nemen van wat hem in een bundel boekjes, folders en brochures als het meest bezienswaardige wordt afgeschilderd, zal daarbij zeker de Zuiderzeewerken hebben aangetroffen.
Dat behoort ook zoo. Als wij Nederlanders den dam van de Sylt kennen en alles weten omtrent de stuw in den Nijl bij Khartoem, mogen we toch omgekeerd den vreemdelingen met minstens evenveel trots ons groote nationale werk, de afsluiting en droogmaking der Zuiderzee, toonen.
Het verschijnt met meer recht in de reeks bezienswaardigheden, dan bijvoorbeeld de Alkmaarder kaasmarkt, het Volendamsche binnenhuisje of de Marker visschersvrouwen.
Op dat bezit, hoe merkwaardig en pittoresk het ook moge zijn, behooren wij ons nu toch niet meer zóó sterk te laten voorstaan. Wij hebben wat beters te laten zien, iets oneindig grootscher, iets dat niet grappig en aardig is om er 'n prentbriefkaart van mee te nemen, maar indrukwekkend door zijn enorme afmetingen, zijn demonstratie van nationale energie en ongeëvenaarde waterbouwkundige techniek.
De Zuiderzeewerken. Ze zijn ons parade-paardje geworden. Bijna hebben ze het stadium der populariteit bereikt, en wie de aankondigingen op de keurige salonbooten ziet, met aanbieding tot een rondvaart langs de in aanbouw zijnde dijken, sluizen en bruggen, krijgt even den indruk, dat het om een tentoonstelling gaat met speciale attracties.
Deze beteekenis aan de zaak te geven, zij het dan niet zoo bedoeld, is natuurlijk onjuist, maar er zit de goede zijde aan, dat algemeene belangstelling wordt gewekt voor wat er gebeurt tusschen de Friesche en Noord-Hollandsche kust.
Die belangstelling is noodig. Het gaat hier om een werk van zóó kolossale afmetingen, als een generatie slechts éénmaal ziet aanvangen en voltooien.
Na de vestiging van ons koloniale rijk, is de droogmaking der Zuiderzee zonder twiïfel het machtigste Nederlandsche werk. Wij mogen er hier daarom opnieuw de aandacht voor vragen om te vertellen, hoever thans de arbeid gevorderd is.
Het resultaat van drie en eenhalfjaar.
De groep journalisten, die een dezer dagen op uitnoodiging der Maatschappij tot Uitvoering der Zuiderzeewerken (M.U.Z.) een tocht maakte van Zurig tot Andijk, had het niet beter kunnen treffen. De directeur-generaal, ir. V.J.P. de Block van Kuffeler, en de eerstaanwezend ingenieur, ir. J. F. R. v.d. Wall, leidden hen rond, nadat de eerste aan den vooravond een duidelijke uiteenzetting had gegeven, van wat den volgenden dag zou worden gezien.
Hoewel jaren tevoren de voorbereidende werken reeds waren aangevangen, begon het toch eigenlijk eerst in 1927 ernst te worden met de uitvoering, die in eersten aanleg het project omvatte van den Uouw van den afsluitdijk en de droogmaking van den N.W.-polder, de Wieringermeer.
Drie en een half jaar zijn sindsdien voorbijgegaan en ziet: de afsluitdijk is over belangrijke afstanden al voltooid en de Wieringermeer toont, binnen haar hooge begrenzing van stevige dijken, reeds onafzienbare stukken drogen grond.
In den sluitdam zijn de geweldige brugcomplexen bijna voltooid, en de sluisgroepen in het stadium van afbouw gekomen. Het tempo is bevredigend. Zoo doorgaande is in 1932 het laatste gat gedicht en is de Zuiderzee, inplaats van open water, een krachtig besloten* binnenmeer geworden, waaruit alleen nog maar het overtollige water behoeft te worden weggepompt om na eenige jaren den vruchtbaarsten bouwgrond te leveren. Dit zij in alle simpelheid opgemerkt, want de werkelijkheid zal leeren, dat, al zijn Friesland en Noord-Holland voor altijd verbonden, het te voorschijn brengen van den vasten bodem nog minstens een kwart eeuw vordert. De bouw van den grooten afsluitdijk. Over den bouw van den grooten afsluitdijk vertelde de heer Blocq van Kuffeler ons nog de volgende bijzonderheden : Hij bestaat, behalve uit 't reeds voltooide 2 '/2 K. M. lange gedeelte, dat het Amsteldiep blokkeert, uit den 30 K.M. langen dam van Den Oever (op Wieringens Oostpunt) naar Zurig op de Friesche kust.
Dit vak, dat de eigenlijke afsluiting zal bewerken, wordt in verschillende gedeelten gebouwd. Men houdt namelijk om practische redenen zooveel mogelijk rekening met de bodemgesteldheid van de zee ter plaatse.
De diepe doorvaartgeulen blijven tot het laatst open, eerstens om de reeds voltooide gedeelten niet aan overmatigen druk bloot te stellen, in de tweede plaats, omdat de arbeid hier het moeilijkst is wegens de diepte, waarop gewerkt moet worden.
Door op de hoogstgelegen bodemgedeelten, het Kornwerderzand bij de Friesche kust, het Breezand in het midden der zee, en een strook langs de Wieringerkust den dijk op te werpen, werd de waterbeweging nagenoeg niet beïnvloed. Ging men daarentegen van kust tot kust werken in rechte lijn naar elkaar toe, dan zou men al spoedig de geulen ontmoeten en met de watersnelheid te kampen krijgen.
Behalve dan, dat op de bovengenoemde zandplaten, het dijklichaam reeds volledig wordt gebouwd, is men er tevens toe overgegaan, reeds de basis te leggen voor de sluitstukken in de geulen door zoogenaamde beteugelingsdammen, uit keileem bestaande, en afgedekt door teenen zinkstukken met basaltblokken bedekt.
Zonder dat het doorstroomende water bij eb en vloed hinder ondervindt, wordt op deze wijze de diepte belangrijk verminderd tot 3è 4 meters en tevens wordt groot grondverlies bij het storten in den stroom voorkomen.
Het lichaam van den dijk wordt gemaakt van aan den bodem der Zuiderzee ontleenden grond; aan de buitenzijde komt een dam van keileem, aan de binnenzijde daarvan zand, afgedekt door een laag keileem of klei. Keileem is een taaie bodemsoort (leem met kleine en grootere keien), die op verschillende punten in den bodem der Zuiderzee, alsook op Wieringen en aan de Zuidkust van Friesland, wordt aangetroffen en die getoond heeft uitstekend weerstand te kunnen bieden aan stroomend water.
Bij den aanleg van den dijk wordt daarom eerst onder water de keileemdam zoo hoog mogelijk opgestort en daarachter het zand.
Dit geschiedt met zoogenaamde onderlossers, welke 'n beun hebben met kleppen in den bodem, welke kleppen geopend worden ter plaatse van den te maken dijk, waarna de inhoud dus op die plaats in zee wordt gestort.
De keileemdam wordt dan verder op de vereischte hoogte gebracht met behulp van drijvende grijpkranen, welke het in vaartuigen aangevoerde keileem verder op den dam uitstorten.
Het bovendeel van het zandlichaam wordt daarna achter den keileemdam gespoten, waartoe het in vaartuigen aangevoerde zand zoodanig met water wordt vermengd, dat het opgepompt en in den dijk kan worden geperst; gezorgd wordt, dat het water in zee kan wegstroomen, zoodat het zand, hetwelk bezinkt, blijft liggen.
De bekleedingsgrond van het zandlichaam wordt in den regel met transporteurs of drijvende grijpkranen met langen arm om den dijk gebracht en daarna verwerkt. Het benoodigde keileem wordt in zee gebaggerd, het zand in den regel gezogen, maar ook wel gebaggerd.
Het grondlichaam van den dijk wordt vervolgens tegen afslag beschermd : onder water door zoogenaamde kraagstukken van rijshout, bezwaard met steenen, en boven water ter plaatse, waar de golfaanval zich doet gelden, door steenglooiïngen van basalt of Belgischen bloksteen en daarboven door een grasmat.
Voor de loozing van het IJsselmeer, het 100.000 H. A. groote waterreservoir, dat binnen de bedijking zal overblijven, werden in den afsluitdijk 25 uitwateringssluizen gebouwd, elk wijd 12 meters. Hiervan komen er 15, met een gezamenlijke wijdte dus van 180 meters, bij den Oever, onmiddellijk beoosten Wieringen en 10, met een gezamenlijke wijdte van 120 meters, op het Kornwerderzand, ongeveer 4 kilometers uit de Friesche kust. Ten behoeve van de scheepvaart is bij het sluizencomplex bij den Oever voorts één groote schutsluis gebouwd, geschikt voor schepen tot 2000 tons laadvermogen, en bij het complex op het Kornwerderzand, naast een dergelijke sluis, nog een kleinere voor schepen tot 600 tons.
AI deze kunstwerken zijn klaar of naderen hun voltooiing.
De gemiddelde hoogte van de dijkskruin zal ongeveer 7.25 M. plus N.A.P. bedragen, dat is ongeveer 3
Tot slot gaf de directeur-generaal 'n overzicht van wat dit jaar en in 1931 en '32 zal moeten geschieden om den dijk te voltooien, namelijk van den aanleg van 8V2 kilometers dijk van het Breezand uit in beide richtingen, vervolgens 8 kilometers dijk in de diepere zeegedeelten en daarna de 4'.2 kilometers in de beide stroomgaten. Tezamen zullen dan 12 millioen M 3 grond verzet zijn en 32 H.A. steenglooiïng gelegd.
Behalve eenige honderden vaartuigen, sleepbooten en bakken omvat het materieel niet minder dan 12 baggermolens, 13 zandzuigers, waaronder de grootste in Europa, en 10 kranen.
Een tocht langs de werken.
Hoe indrukwekkend de cijfers en getallen ook mogen zijn, die in de theorie ter sprake komen, een zuiver beeld van wat het werk omvat, krijgt men toch eerst door eigen aanschouwing.
Op den wijden plas tusschen Friesland en Noord-Holland, waarboven de lucht zwJrt kleurt door de zware rookslierten van tientallen puffende sleepbooten en stoomwerktuigen, arbeiden 7000 menschen aan den bouw van de aarden rib, die er in afmetingen van het aangrenzende watervlak zoo angstig smal en zwak uitziet.
Maar dat is slechts verbeelding, want als de autobus, die ons van Leeuwarden naar de kust heeft gebracht, bij Zurig den dijk afrijdt, krijgt deze heel andere proporties. Dan groeit de breedte tot die van een behoorlijk eiland, imponeeren de forsche afmetingen in de uiterst soliede bescherming. Hier heeft de zee heel weinig kans meer, haar domein terug te winnen. Zij is buitengesloten en de ontzaglijke leem- en zandmassa, gepantserd door puinlagen en een basaltharnas, staat er borg voor, dat die toestand blijvend zal zijn.
Van het Kornwerderzand, waar op den ouden Zuiderzeebodem de grootste bedrijvigheid heerscht, is in de verte het Breezand te zien, het centrum van den dijkbouwin het midden der zee. De snelle stoomboot der directie brengt er ons in drie kwartier naar toe, en als we de werkhaven binnenvaren, krijgen we een scheepvaartverkeer te zien, dat menige kleine havenplaats den Breezand-bewoners zou kunnen benijden.
Het is een merkwaardige sensatie hier aan land te stappen en in een drukbevolkt dorp te staan, opeen plaats, waar een paar jaar geleden nog de golven klotsten en de visschers hun netten uitwierpen op ue vangsi van haring en ansjovis.
Van dit punt uit groeit links en rechts de dijk aan, gevoed door kranen en grijpers, die met ettelijke kubieke meters' per dag het aarden iichaam hooger opwerken en breeder maken.
Werkelijke straten zijn hier aangelegd, al ontbreekt een klinkerdek. De houten huizen, keten en barakken slaan er keurig geverfd naast elkaar.
Hier leeft en werkt een bevolking van honderden zielen. Er worden kinderen geboren, die met de meest fantastische namen, aan de Ziiiderzeewerken ontleend, het leven ingaan.
Er is een klein ziekenhuis, een groot ontspanningslokaal en een kerkje. Het Breezand vormt een tijdelijke gemeenschap, geïsoleerd van het overige land, maar goed geordend en met een eigen niet-officieël bestuur.
Rondom het dorp klopt de polsslag van den arbeid, krachtig en intensief. Het sluizencomplex, die voor de uitwatering, zoowel als voor de scheepvaart, ondergaan de slot-bewerkingen. De laatste zullen namelijk nog vóór de definitieve afsluiting der zee worden opengesteld. Die ten Oosten van Wieringen komen waarschijnlijk nog dit jaar in werking, om te voorkomen, dat de vaartuigen een grooten omweg moeten maken naar de eenige, dan nog open zijnde doorvaart. De Kornwerderzand-sluizen komen waarschijnlijk enkele maanden later gereed, in het begin van het volgend jaar.
Een rit per autobus bracht ons naar Wieringen en langs de Noord-Hollandsche kust naar Medemblik, waarbij onderweg een kijkje werd gegund op de reeds drooggevallen gronden der Wieringermeer.
Zoo men weet, is op 10 Februari j.l. met hef droogmalen van dezen eersten Zuiderzeepolder begonnen door de „Lely" en de „Leemans", de beide gemalen te Medemblik en Den Oever. Het water is sindsdien met 2.70 meters gezakt in de hoogst gelegen gedeelten, samen ongeveer een kwart der totale oppervlakt e is droog gekomen. Waar de vette, vochtige gronden voor den dag kwamen, kan men reeds het beloop der toekomstige polderkanalen volgen, die tevoren onder water werden uitgebaggerd.
Voorloopig is de bodem nog onbegaanbaar, al probeerde de bekende Wieringsche smid Luit reeds met een auto een rondrit te maken. Maar over een paar jaar zal er de landbouw beslag op leggen en in October a.s. mag reeds worden verwacht, dat ons land 20.000 H.A rijker zal zijn, dat dan 't eerste gedeelte der 10 pet. van den vruchtbaren grond zal zijn, welke door de geheele drooglegging aan ons land wordt toegevoegd.
Tenslotte bezocht het gezelschap den proefpolder te Andijk, waar sinds 1928 de Zuiderzeebodem in cultuur is. Verschillende gewassen staan er uitstekend bij, en het verloop der cultures is geheel volgens Verwachting van den Landbouwkundigen dienst, die hier een proefstation met laboratorium oprichtte. Met de grootste zorgvuldigheid wordt de nog zilte klei ontzout door diepe verkaveling en uitgebreide drainage.
De kosten
Tenslotte nog een enkel woord over de kosten, waaromtrent de heer De Blocq van Kuffeler ons de volgende bijzonderheden vertelde:
Aanvankelijk vroegen de werken belangrijk grootere kosten, dan de raming aangaf.
Dit vond zijn oorzaak : in de eerste plaats omdat de marktprijzen van baggermateriaal door de plotseling sterk verhoogde aanvraag snel stegen, zelfs met 50 pet., en in de tweede plaats, wijl de werken niet zóó economisch konden worden uitgevoerd, als vooraf was berekend.
Verscheidene onderdeelen moesten namelijk tegelijk in uitvoering komen, waardoor de hoeveelheid benoodigd materieel en het aantal werklieden uiteraard moest toenemen. Waren de kosten voor den afsluitdijk aanvankelijk geraamd op 90 millioen gulden, in 1928 dreigden zij te stijgen tot f 128.000.000.—De Wieringermeerdijk bleek in plaats van f 37.000.000 — ongeveer 60 millioen gulden te kosten.
Deze tegenvallers zijn thans achter den rug. De grootere ervaring heeft het mogelijk gemaakt, in 1929 ;B'/2 pet. goedkooper te kunnen arbeiden dan in het voorafgaande jaar, en zeer waarschijnlijk zullen de kosten van den afsluitdijk dichter bij de 110 millioen dan de 130 millioen komen te liggen.
In 1932 dus de definitieve sluiting en dan zal weldra, als de spoorwegen 't tracee door Friesland en Noord-Holland nebben vastgesteld en de verbindingen naar het achterland zijn geopend, de sneltrein den Zuiderzeeboottrein vervangen. Tevens zal dan ook de groote verbindingsweg door den Wieringermeerpolder gereed zijn en neemt eveneens het wegverkeer bezit van onze oude binnenzee.
In den proefpolder Andijk, waar men uitgebreide proeven neemt met gewassen, als voorbereiding der in cultuurbrenging van den Wieringermeerpolder, is de hooi-oogst in vollen gang.